mmÈÊSÊmmê 4 7 DE ZEVENTIENDE EEL WEU AAN TAFEL. Uit den goeden traden qjd. BABBELUUBTJE O VEE MODE. Tailleurs voor hert voorjaar. V pluie te gebruiken en dit werd eindelijk zoo algemeen, dat niemand er meer aan dacht ze weer af te schaffen, ook toen de pruikentijd reeds lang voorbij was. Tot welk een slecht doel een onnoozele parapluie nog eens gebruikt zou worden, dat vermoedde tot voor korten tijd wel niemand. Daardoor moesten twee dieveg gen die in Parijs hun „handwerk" dreven, eerst het spoor aangeven. Elk van hen, had namelijk een parapluie bij zich, in welker punt een scherpe schaar verborgen was. Door een in het handvat aange brachte veer, kon de schaar in werking worden gesteld. Zagen deze bezitsters van gemelde parapluie een kostbare horloge ketting, dan slopen zij in de nabijheid van den drager, drukten op de veer en knipten de ketting in stukken, welke spoedig in hun zakken waren verdwenen. Deze truc herhaalden rij zoo vaak, tot zij eindelijk in handen van de politie vielen. B. De zeventiende eeuwer hield er niet van zich aan tafel te matigen, noch wat be treft het gebruik van spijs, noch ten aan zien van dat van drank. Wat het laatste aangaat gold het vooral in hooge kringen voor een eer en een triomf enorme hoeveelheden van het geest rijke vocht tot zich te kunnen nemen Natuurlijk met alle onaangename gevolgen van dienl Maar men liet zich hierdoor nist af schrikken. Iemand, die in 1613 een vorste lijke bruiloft te München bijwoonde, ver telde als een groote curiositeit in 8 dagen tijds geen enkelen beschonken dlschge- noot to hebben ontmoet. Dat wilde wat zeggen 1 Men mag aannemen dat in deze dagen de gewoonte ontstond, die ook nu nog in Engeland gangbaar is, dat de dames het eerst de tafel verlieten om het nata- felen, waarbij de wijnflesch niet behoefde te worden gespaard, aan de heeren ovei te laten. Men dronk -stevig in die dagen, maar hield ook van goed schransen. In Duitsch- land was het volstrekt niets bijzonders, wanneer een gast zich 's morgens om tien uur bij zijn gastheer aan tafel zette, en 's avonds om zes uur eerst den dlsch verliet I In burgergezinnen kreeg men bij feeste lijke gelegenheden een maal van zes gan gen, waarbij met lederen gang negen ver schillende gerechten werden voorgediend, dat zijn dus liefst 54 schotels I Wat een hoofdbreken voor 'de huis moeder om zoo'n maal in elkaar te zetten De edellieden dier dagen deden het, bescheidenlijk, met drie gangen, doch, mag men de overleveringen dienaangaande gelooven, dan bestond elk van die gangen uit honderd schotels. Geen wonder dat de dischgenooten aan maagstoringen leden I Vooral aan het Hannoversche hof was men omstreeks de helft der 17e eeuw bijzonder op een goede tafel gesteld en wat daaronder verstaan werd, leert onderstaand menu van een maaltijd aan dat hof, die op Zondag, 13 Juni 1647, werd geserveerd. Men begon met wijnsoep, daarna ree bout, gebraden kleinwild, visch, pasteitjes, een gevulde lamsborst, roode kool, wilde zwijnenham, kalfsvleesch, kalkoen, jonge haantjes, rundvleesch en karper. Dat was de eerste gang. De tweede gang ving aan met lams koteletten, afgewisseld door vijgentaart en sprits. En deze gerechten werden weer onmiddellijk gevolgd door snoek, gebraad van wilde herten, artisjokken, kreeft, speenvarkentjes, zure rolpens, kalfspens en een ossenpootje voor toe. En had men zich door dezen spyzenberg heengewerkt, dan werd met veel genoegen van het weelderig dessert gebruik gemaakt. Het spreekt vanzelf, dat gevallen van indigestie tot de dagelijks voorkomende dingen behoorden. Het schoone woord matigheid stond niet in het 17e eeuwsch woordenboeken zelfs de grooten der aarde, van wie toch het goede voorbeeld moest uitgaan, wisten hun gulzigheidsneigingen niet te bedwingen. Zoo vertelt men van le bon Henri Quatre, dat hij zich altijd onpasselijk at aan meloen. En de Zonnekoning mocht evenzeer tot de schrok-oppen gerekend worden, gezien het feit, dat hij bij één maaltijd wist te verzwelgenvier borden soep, een heele faisant, een patrijs, een groot bord salade, een bord Irish stew, twee flinke schijven ham, fruit en confi turen I De toebereiding der spijzen was niet bijzonder hygiënisch, maar och, men was niet vies uitgevallen en daarbij kwam, dat de spijzen alle zoo hevig gekruid waren, dat menig „smaakje" niet opviel. Sierlijke manieren hield men er iri die dagen nog niet op na. Werd er een vloei bare spijs opgediend, dan aten alle inzit tenden uit denzelfden schotel en haastten zich hun lepels telkens weer te vullen, Waren de spijzen vast, dan maakte men van zijn tien vingers gebruik. De een na den ander graaide in de schalen met koortsige haast, vooral wan neer de voorraad niet zoo bijster groot was. En dan beet menige gulzigaard zich zelf in de vingers 1 Zoowel Koningin Anna van Oostenrijk als Lodewijk XIV hebben hun leven lang met hun vingers gegeten. Men kan zich denken hoe deze vorste lijke vingeren er wel uitgezien hebben na een diner, als hierboven omschreven 1 De eenige hygiënische eisch, dien men den tafelgenoot stelde, was, dat hij voor en na het eten zijn handen waschte. Een zeer hooggeplaatst persoon kreeg voorts wel zoo nu en dan een servet. Een goede 17e eeuwsche cavalier kwam evenwel niet alleen op een gastmaal om te. eten. Behalve een goed maal, ver wachtte men ook nog van hem eenige kunstvaardigheid, Hij moest b.v. perfect kunnen voor snijden, mooie figuren weten te vouwen uit een servet, en grappige dingen kunnen snijden uit appels en peren. De kunstproducten van een hand gingen rond en werden geprezen, om daarna aan een schoone dischgenoote te worden ver eerd. Ook onderhield men zich aan tafel wel met een soort van rijmspelletje, dat vooral in Dultschland zeer geliefd was. Wanneer men n.1. bij een stuk wild of gevogelte de lever had gevonden, dan werd deze ópgeprikt en ging van hand tot handl Iedere gast moest er een rijmpje op maken en dat opzeggen. In 1660 vond de Parijzenaar Procope Couteaux de kunst uit om likeuren en limonades in bevroren toestand te ser veeren en omstreeks dienzelfden tijd werd het geheim van het bereiden van vruch tenijs uit Italië in het noordelijker deel van Europa bekend en beide versnape ringen veroverden zich onmiddellijk een vaste plaats op de 17e eeuwsche fijne tafel. B. VoiÜ madame, drie aardige hupsche voorjaarscostumes. Het eerste pakje is van mauve-kleurig traversstof. Het heeft een aardig knip- effect en gezellige volle knoopsluiting. Voor de nog komende kille dagen, doet een kraagje van „zonnebrand -bont wel dadig aan. De rok heeft in de voorbaan twee geperste plooien. Het mid'delste costuum is van hazelnoot kleurige kasha. Het manteltje heeft als versiering 3 gestikte naden in het voor pand, welke in een zakje eindigen. Het rokje heeft in de voorbaan aan weers kanten 3 uitspringende plooien. Costuum no. 3 is van chocolade-kleurige wollen popeline. Ook dit toiletje is koket van vorm. Vooral de plooien in de zij naden van mantel en rok staan geestig. Vrouwemode is een weinig twijfelmoedig dit seizoen, geloof ik. Er is ten minste géén of zeer weinig verandering in den vorm en lijn gekomen. Vrijwel alles is gebleven zoo het was, althans zij borduurt verderop het patroon waarmee zij dezen winter begonnen is. De „klok"-modellen blijven. Echter zullen de gestikte en geperste plooien de overhand krijgen. De tailleur-rokken zullen weer erg kort gedragen wordende japon rokken echter iets langer. Wat allang in de lucht zweefde, maar nu al meer en meer vasten vorm aanneemt, dat is: dat de kleeding wel om de taille iets meer gesloten gedragen zal worden. Dit komt vooral sterk tot uiting bij enkele mantel modellen. Doch ook de japonnen ver- toonen af en toe het „princesserobe- karakter. Zouden we misschien langs een omweg weer naar de „wespentaille" terug- keeren De enkele teere halftinten, welke men dezen winter reeds zag als d e mode kleuren, kan men den komenden zomer in veelvuldigheid tegemoet zien. De nu al sinds eenige jaren gebruikte vaste- en min of meer heldere kleuren, hebben moeten plaats maken voor de teere en vreemde halftinten. En deze tinten zullen nu maken, dat we, trots het bewaren van dezelfde modelijn, er toch anders zullen uitzien. Nu zullen niet de mo dellen, maar nu zullen eens de kleu ren ons een ander uiterlijk bezorgen. Wat we nu voor het a.s. voorjaar het allereerste noodig hebben, dat is neem ik aan een gezellig tailleurpak. 't Is daarom dan ook, dat ik van de nieuwe modellen, daarmée het eerste op „de proppen" kom. Waren de vorige mantelpakjes keurig voor jonge meisjes, voor jonge vrouwtjes zijn deze twee volgende wel zeer elegant. Het linkerfiguurtje heeft iets van het deftige eener amazone. Het is dan ook een gekleed tailleur van zwart glanzend drapella. In de zijpanden is de sierlijke lijn aangegeven en de dubbele rij van 5 knoopen helpen dapper mee om een elegant geheel te maken. Chic is het om een wit crêpe de chine plastron met hooge boord bij dit costuum te dragen. Ook het rechtsche costuum is zeer gekleed en van rook-grijs reps-de-laine komt bet zeer fijn uit. Bij deze beide costuums worden nauwe rokjes gedragen. Corry Brens. NIEUWE AEMEN, NIEUWE BIJKEN. Levensdurf en levensinzicht Der jeugd wordt bij elke voorkomende gelegenheid voorgehouden, dat ze zich op alle wederwaardigheden des levens moet voorbereiden. Toch zullen weinig opvoeders van het thans oud wordend geslacht er een voor gevoel van hebben gehad, wat de toe komst voor haar kweekelingen in haar schoot verborgen hield. In de geschiedenis kunnen wij van een zoo algeheele ontwrichting van de maat schappij, als wij thans beleven, meerdere voorbeelden vinden. Maar het is nog heel iets anders om er van te lezen, dan om er in levende lijve getuige van te zijn Het is werkelijk niet te verwonderen, dat er thans menschen leven, die zich tegen zulke ingrijpende gebeurtenissen niet hebben gewapend en die gevoelen, dat ze de stof niet in zich hebben om zich aan zooveel nieuwe eischen en toe standen aan te passen. Het zijn vooral diegenen, die voortteren op wat ze in hun jeugd hebben tot zich genomen, maar verzuimd hebben om aan te vullen en door omzetten den tijdstroom te volgen.- Hulpeloos staan ze thans aan den oever en kunnen niet meer mee. Tot overmaat van ramp ontzinken nu ook ten slotte de stoffelijke grondvesten, waarvan ze zich zeker waanden. Een zekere ruimte van geldmiddelen had hen tot nog toe boven den harden bodem der werke lijkheid zwevende gehouden thans zinken ze daarop neer, maar de schok geeft hun geen nieuwe kracht. In gedachten leven ze nog het oude leven voort en kunnen ze van hun ingekankerde gewoonten en behoeften geen afstand doen. Dat zijn nieuwe armen 1 Wie ze kent of ontmoet, hebbe medelijden. En zoo wie vermogend is, die opene zijn beurs voor hen en helpe hen, die zich zeiven niet meer helpen kunnen want droevig en beklagenswaardig is zulk een einde van hun bestaan.' Maar tegenover die nieuwe armen staan ook nieuwe rijken. En, wanneer ik dit zeg, heb ik niet het oog op hen, die uit de algemeene ontreddering en verwarring tijdens den oorlog stoffelijk voordeel heb ben weten te trekken. Of dezulken van de hun toegestroomde weelde het ware genot smaken, komt mij minstens twijfelachtig voor. Ook rijk zijn moet men leerenvooral rijk kunnen en durven zijn met een rustig geweten. Ronduit moet ik bekennenik benijd ze niet. Maar waar ik het oog op heb dat zijn diegenen, die in dezen tijd, door het ver vallen tot plotselinge armoede, een anderen rijkdom hebben leeren kennen. Dat zijn diegenen, die, gelukkiger dan de eerstgenoemden, ondanks een tot hier toe gemakkelijk leven, de lampen bran dende gehouden hebben, althans nog olie genoeg bezitten, om ze opnieuw te ont steken. Dat zijn diegenen, die tot de ontdek king zijn gekomen, dat er zooveel is, dat ze uit het oog hadden verloren en ver waarloosd en dat toch ook waarde heeft en innerlijke voldoening kan schenken Bittere nood heeft hun van hun voetstuk gedrongen, maar door den schok zijn ze ontwaakt en ontnuchterd en op den bodem der werkelijkheidbevinden ze zich wel. Ze hadden in jaren niet de verkwik kende vernieuwing ondergaan van een ongerepten morgenstond, den verschen geur ingeademd, die opstijgt uit de zon verwarmende aarde, den jubelkreet van de leeuwerik zich voelen trillen door de ziel. Thans, nu ze tot eigen Inspanning zijn gedwongen, worden ze wederom bewust van krachten, die hebben gesluimerd, van gaven, die ze ongebruikt hebben gelaten. Thans staken zé wederom met trots de handen uit om zelf te grijpen wat ze zich door anderen lieten toedienen; en het wordt hun dierbaarder dan weleer, omdat het is hun eigen loon. Ze voelen zich wederom een met de gansche menschheid, arbeiders in den wijngaard, burgers van het heelal. Misschien zijn er niet velen, die deze ondervinding hebben doorgemaakt. Toch is het geen fictie. Ik weet dat er zijn, die danken voor de armoede, die hun voor dezen rijkdom de oogen heeft geopend. Het is hun alsof ze opnieuw de wereld gingen veroveren. En het is aan dezulken, dat de kranke, ontwrichte maatschappij het meest van alles behoefte heeft: zij zijn de nieuwe rijken. B. Als ge uw proces verloren hebt, krijgt ge van uw advocaat een briefje in dezen geest „Het spijt mij u te moeten berichten, dat u uw proces tegen X verloren hebt." Gij zelf hebt dan dus uw^eigen proces verloren. Maar wint ge het geding, dan schrijft hij „Ik heb het "genoegen u mede te deelen, dat ik het prrfces tegen X gewonnen heb. Hier wordt dus uw proces zijn proces. Student: Ken je latijn? Neefje-: Neen. Student: Enfin, ik kan het je ook wel in het Hollandsch zeggen: Leen me tien pop 1 Jantje: Pa, wat is een dief? PaEen dief is iemand die betrapt wordt, terwijl hij^ zich iets toeeigent, 4dat hem niet toebehoort. Jantje: En als hij niet betrapt wordt Pa: Dan is het een financierI Een timmermansknecht gaf een jong maatje een schop tegen zijn zitvlak. Is dat nu ernst of pret? vroeg de jongen. Dat is ernst hoor, zeide de knecht. Dat 's dan maar goed ook, want anders zou ik hem teruggeven, was het antwoord. Leeraar: Bakker, kun jij mij ook zeggen, waarom Napoleon over de Alpen trok? Bakker: Hij zal aan den anderen kant hebben moeten zijn, meneer 1 Reiziger: Zou ik de antiquiteiten van dit kasteel niet eens kunnen be zichtigen? Bediende: Onmogelijk, mevrouwde gravin en haar zuster zijn naar de stadl DE DAG VAN GUY FAWKES. (Bern Enigetadh verbaal.) (Julli© moot weten, diat tn Engeland op dera vijfden November alle kinderen1 (en ook igroote menschen) er dol op rijn een vuurtje te stoken. In dat vuurtje wordt dan een stroopop verbrand en als het feest heelemaal volledig is, komt er ook vuurwerk bij te pas. De pop heet Guy Fawkes of alleen een Guy: hij' wordt zoo genoemd naar den hoofdaanlegger van het zoogenaamde buskruit-verraad, waar- biji een groep menbehen het geheel En- gelsche Parlementsgebouw in die lucht wilde laten vliegen met alle menschen-, die er in waren. Het verraad werd echter juist bijtijds ontdekt en Guy Fawkes ter dood1 veroordeeld). JÜ bent ook uit den tijd," zen de Vuur pijl tegen het kleine Vuurwieltje, dat naast hem op den grond lag. Het Vuur wieltje gaf maar geen antwoord. Ze wist wek d«t er iWJ het vuurwerk in de laatse jaren 200 goed als geen vuurwieltjes meer gebruikt werden. Even later werd de Vuurpijl opgepakt en1 op zijn plaats ge bracht. „Ja," zuchtte Vuurwieltje: „ik dlenk ■wel, dat ik tot het eind' van het feest zal moeten wachten. Misschien word ik wel in 't geheel niet gebruikt Maar het was toch niet aardig van Vuurpijl om dat te gen me te zeggen»" „Tik verlang er heelemaal niet naar, oan to branden," zei opeens een stam en op kijkend' zag Vuurwieltje de „Guy Fawkes* staan, die met een bezorgd gericht voor zich uit staarde. „Wou je niet branden?" riep Vuur. wieltje heel verbaasd uit „Ik juist erg graag!" Je moet eerst alles .weten," zei Guy. „Anders vindt ik het ook heel prettig om te branden. Een Guy wordt nu eenmaal igelnmakt, om te branden. Maar vanavond moet ik branden met deze jas aan en' in een zak daarvan zit nog bankpapier, acht briefjes van tien'. Niemand weet, dat ze hier zijn en als ik verbrand wordt, ver brandt het geld natuurlijk ook en later komt daar niets dan narigheid van, dat snap je!" •Ta, da snapte het Vuurwieltje wel. Ze vroeg of rij het op een of andere manier zou kunnen verhinderen^ maar Guy wist niet op welke manier. „Misschien," zoide hij, „missen ze het geld nog vóór van avond en herinneren ze zich, dat het in mijn jas rit." Toen het donker begon te worden, ging de achterdeur van het huis open. Een m an en een' jongen kwamen naar buiten. Da man pakte Guy en de jongen het Vuur werk. Het Vuurwieltje was juist bang, dat het achtergelaten zou worden, toen de jongen haar opgreep, terwijl hij zei: „O, daar vergat ik 'bijna het Vuurwieltje?'. „Een Vuurwieltje" riep Vader uit „Ik ben blij, dat je daar om gedacht hebt Het zijn altijd zulke vrooHjke dingetjes en het was vroeger al mijn lieveiings-vuur werk." „Uw lievellngs-vmtrwerk? Laten we dan daarmeo beginnen," zei de jongen. Wat was het Vuurwieltje ln zijn schik, toen bet dit hoorder Vader en zoon zetten Guy op oen sta pel takkebosscn en begonnen bet vuur werk uit te zoeken. „Zullen we Guy oen medaille geven," vroeg Vader, terwijl hij het Vuurwieltje ln het knoop-n^at van Guy*s jas begon te bevestigen. „Hó, wat steekt daar uit je zak?" riep Vader toen plotseling uit. ..Lieve help, wat ben ik een domoor. Daar had ik haast tachtig gulden -laten verbranden. Hoe komen die in die oude jas. Vader dacht even na en zeide toen: „O, ik weet het al, John. Ben paar maan den geleden droeg ik die jas, als ik in den tuin werkte. Toen kwam Dickens me het •geld 'brengen1 voor de appels, die ik heen geleverd had. En ik heb vergeten het uit mijn aak te halen. Jongen^ wat een geluk, dat ik het nog vindt!" Je kunt begrijpen, hoe verheugd Guy en het Vuurwieltje waren en hoe mooi ze brandden. Maar Vader en1 John waren teleurge steld in den vuurpijl, die was zóó 'boos, dat het Vuurwieltje eerst was aangesto kens dat hij maar een heel klein eindje omhoog steeg en vóór hij ontplofte tegen den1 steenen schuur kwam. waar hU doofde. RAADSELS. I Oplossingen der vorige raadsels. o I m m a a k a n a Dordr V I a a r d K r a 1 I boen reg P n n d r i e echt I n g o n n g c n der e n t II. In het land der blinden is éénoog koning. Ierland, sikkel, been, toog, innen, dog hond, in. Goede oplossingen van beide raadsels ontvangen van B. B.; J. B.; H. B.; C. en P. B.; A. v. d. B.: G. en C. B.; R. en M. B.; K. en M. B.; M. en S. B.; C. B.; S. C.; B. en J D.; C. A. en M. A. D.; G. en A. D.; D en J. D.; A. en H. D.; A. E.; M. F.; P S. E. G.; D. G.; A. v. G.; G. H. J. C. H. J. H.; W. H.; C. de H.; C, de J.; A. K. W. G. K.; J. K.; A. K.; G. K.; T. W. K. C. en B. K.; P. K.; J. P.; F. G. v. P, M. G. R.; C. R.; G. T.; C. T.; M. v. T.: G. 'W.; W. W. Nieuwe raadsels. I. Welke vruchtennamen staan hier onder i 0 a r o b k s. d n ij a m r a n. zoeltnoah. II. Het geheel is een spreekwoord van 32 letters of 9 woorden. 1. J4> 3L 20, 5, 23 is een wollen weefsel. ii) i$> r9> 22 is een Nederlandsche rivier. 2i. 3. 11. 32 is een drank. 12, 6, 23 is een getal. 27, 25, 11, 30 is een dierJ 8, 21, 4 koopt men bij den slager. 23> 16, 31. 18 is een ambacht. 26, 2, IS. 7 is een vuurbakje. 10, 24, 11, 23 is een jongensnaam. 16, 28, 29, 15 is een zangvogel. I2> 17. 9> 22, 7 is een zoetwatervisch. Ingezonden door Gerard Tomey.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1926 | | pagina 16