Mantels en Cnstuums
Tweede Blad.
BINNENLAND
WESTSJRAAT17.
Voorradig: -
een groote partij blauwe en
zwarte Ribstravers, welke
wij gaarne in elke hoeveel
heid beschikbaar stellen
tegen ff 4.- per el.
Uitsluitend 1ste kwaliteit.
VAN ZATERDAG 6 MAART 1926.
Jhr. De Geer de formateur.
Nederlandsch Historisch Scheepvaart
museum.
Tentoonstelling betreffende de
Koninklijke marine in de 19e
eeuw.
Het Midden-Damterreln te Amsterdam.
Vlieland*» berooide financiën.
Ingezonden Mededeellng.
DAMES-KLEEDERMAKER,
naar maat,
In onze bekende mooie uitvoering,
prima stoffen, nieuwste modellen.
HET VERDRAG MET BELGIE.
AMSTERDAMSCHE BRIEVEN.
HET NIEUWE MINISTERIE.
(De Koningin heeft Maandagmiddag de
formatie van een extra pflrlemenitair Kabinet
opgedragen aan jhr. mar. D. J. de Geer.
Alvorens deze opdracht in beraad te ne
men, beeft die heer De Geer verzocht eeniige
besprekingen te mogen! houden.
Deze hebben tot het resultaat geleid, dat
hij Donderdagmiddag aan H, M. de volgende
ministers heeft voorgedragen:
Buitenüandsche Zaken: jhr. mr. H. A.
van Kar nebeek.
Justitie: mr. dr. J. Donner, raadsadviseur
bij het Departement van Justitie.
Binneniandsche Zaken en Landbouw: mr.
J. B. Kan, secretaris-generaal1 in algemeenen
dienst.
Onderwijs, K. en W.: mr. M. A. M. Was-
zlnk, burgemeester van Heerlen..
Oorlog a. i. van Marine: professor L. A.
van Royen, hoogleeraar der technische hoo-
geschool te Delft
(Financiën: jhr. mr. D. J. de Geer.
Waterstaat: inr. H. van der Vegte, lid van
God. Staten van OverijseL
Arbeid, Handel en Nijverheid: dr. J. R.
Slotemaker de Bruine, lid der Eerste Kamer.
•Koloniën: dr. J. C. Koningsberger, oud
voorzitter van den Volksraad van Ned.-
Indië.
De nieuw benoemde Minister van Justitie,
mr. Donner, anti-revolutionnair, werd 3 Fe
bruari 1891 geboren. Achtereenvolgens was hij
commies-redacteur ter gemeente-secretarie van
Deventer, hoofdambtenaar ter gemeente-secre
tarie te Rotterdam, directeur van het Centraal
Bureau van Voorbereiding in Ambtenaars
zaken. Daarna werd hij raad-adviseur aan het
Departement van Justitie. Hij is een zeer be
kwaam man.
Laatstelijk fungeerde hij als plaatsvervan
gend voorzitter van die centrale commissie voor
georganiseerd overleg voor personeel in
's Rijks dienst.
De nieuwe Minister van Binneniandsche Za
ken en Landbouw, mr. J. B. K a n, was, voor
dat hij tot secretaris-generaal in algemeenen
dienst werd benoemd, reeds secretaris-gene
raal van het Departement van Binneniandsche
Zaken, later ook Landbouw.
De heer Kan, die bij geen partij is aangeslo
ten, is den i8den Mei 1873 geboren, promo
veerde in 1896 cum laude op «een proefschrift
getitefld: „De comptabiliteit in het staats
bestuur".
Van 1896 tot 1897 was hij geplaatst in de be
trekking van adjunct-commies-redacteur ter
gemeente-secretarie te Rotterdam, welke func
tie dé heer Kan in laatstgenoemd jaar ver
wisselde tegen die van adjunct-commies van
het Departement van Financiën, waar hij werk
zaam was aan de Generale Thesaurie en aan
verschillende belastingafdieelingen, waarna hij
in 1904, referendaris zijnde, in dienzelfden rang
overging naar het Departement van Binnen
iandsche Zaken.
In 1908 zag de heer Kan zich daarna het ge
wichtig ambt van secretaris-generaal van het
departement van Binneniandsche Zaken toe
vertrouwd en het is in wijden kring bekend op
hoe kundige wijze hij in die functie is werk
zaam geweest.
Mr. Kan was o. a. lid en secretaris der
Staatscommissie voor de gepieente-financiën,
in welke hoedanigheid hij met mr. Treub een
nota indiende over afstand van rijksbelastingen
aan de gemeenten. Voorts was hij secretaris
der Grondwetscommissie-Heemskerk.
Tot op heden is mr. Kan voorzitter van de
Centrale Commissie voor Georganiseerd1 Over
leg voor personeel in 't Rijksdienst.
De nieuwbenoemde Minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen, de heer mr.
Waszink, is 44 jaar. Hij promoveerde in
Juii 1912 als doctor in de Rechtswetenschappen
aan de Universiteit te Amsterdam. Voor zijne
benoeming tot burgemeester van Heerlen,
welke functie hij sediert 1913, dus 13 jaar, be
kleedt, was hij hoofdcommies ter secretaris te
Maastricht.
De heer Waszink is katholiek.
De nieuwe Minister van "Oorlog, ad interim
Minister van Marine, prof. L. A. v. R o y e n,
is geboren op 9 Octfliber 1865. Op twintig-jari
gen leeftijd werd hjj benoemd tot tweede-luite
nant bij het ie regiment vesting-artillerie en
drie jaren later (in 1888) volgde zijn bevorde
ring tot eerste-luitenant. Hetzelfde jaar trad
hij op als leeraar aan de Koninklijke Militaire
Academie, een functie, welke hij tot 1891 ver
vulde. Na vervoflgens wederom eenigen tijd bij
de vesting-artillerie te hebben gediend, werd
•hij in 1894 werkzaam gesteld 'bij d% Rijkstech-
msche Werkplaatsen en in 1895 geplaatst bij
de Constructie-werkplaatsen, terwijl hij in *90!
bevorderd werd tot kapitein.
oedert 1906 is prof. Van Royen hoogleeraar
aan de Technische Hoogeschool te Delft, aan
welke hooger onderwijs-inrichting hij verbon
den is aan de afdeeling Werktuigbouwkunde
en Scheepsbouwkunde, voor het geven van
onderricht in de mechanische technologie.
I ijaens de mobilisatie trad prof. Van Royen
op als hoofd van het bureau, en als zoodanig
heeft hij belangrijke leidingswerkzaamheden
verricht voor de voorziening van het gemobi
liseerde leger met materieel.
Prof. Van Royen, die de liberale beginselen
is toegedaan, is op het oogeniblik lid der nieu
we bezuinigingscommissie (voortzetting der
oommissie-R., onder leiding van luitenant-ge
neraal Pop).
De nieuwe Minister van Waterstaat, mr. ft.
van der Vegte, anti-revolutionnair, werd
geboren 25 Augustus 1868 te Zwolle. In 1893
promoveerde hij in Leiden tot meester in dc
rechten en vestigde zich als advocaat en pro
cureur <te Zwolle. Hij werd weldra lid van den
raad en was in 1897 tot 1907 wethouder van
Onderwijs. In 1901 werd hij tot lid van de
Provinciale Staten gekozen voor (het district
Almelo, in 1907 tot lid van Gedeputeerde Sta
ten van Overijsel. De laatste jaren was hij be
last met de afdeeling Waterstaat.
De nieuwe Minister van Arbeid, Handel en
Nijverheid, prof. dr. J. R. Slotemaker de
Bruine, is 6 Mei 1869 geboren. Na het gym
nasium te Haarlem te hebben bezocht, promo
veerde hij in 1894 aan de Universiteit te Utrecht
'in de Theologie. Hij was predikant in de Ned.
Herv. Kerk en lid van de Provinciale Staten
van Utrecht, waar hij hoogleeraar is in de
theologie vanwege de Ned. Hervormde Kerk.
Sinds 26 Juli 1923 is hij lid van de Eerste
Kamer.
Prof. Slotemaker de Bruine heeft jgedurende
zijn politieke 'loopbaan met groote welspre
kendheid en overtuigingskracht de christelijk-
historische beginselen verdedigd, zoowel in als
buiten het parlement. Ook in verschillende
tijdschriften, o. a. de „Stemmen des Tijds",
verschenen beschouwingen van zijn hand op
godgeleerd of sociaal terrein. Hij gevoelde
zich in het bijzonder tot 'de studie van het
sociale vraagstuk aangetrokken cn nam een
werkzaam aandeel aan de drankbestrijding.
Eenigen tijd was hij hoofdredacteur van het
dagblad „De Nederlander". In de Christelijk-
Historische Unie is hij een bekende persoon
lijkheid.
De nieuwe Minister van Koloniën, dr. J. C.
Koningsberger, oud-voorziter van 'den
volksraad in Indië, is vele jaren werkzaam ge
weest in verschillende gouvernementsbetrek
kingen in Indië.
De iheer Koningsberger, die de liberale be
ginselen is toegedaan, werd in 1898 werkzaam
gesteld in Indië bii de afdeeling Landbouw en
klom in 1904 tot afdeelingschef op.
In 1908 zag hij zich belast meit de superin-
tendantie van het onderwijs aan de Landbouw
school, terwijl hem het volgende jaar de waar
noming werd opgedragen van de functie van
directeur van den Landbouw.
Twee jaar later werd hem toevertrouwd de
leiding van de natuurwetenschappelijke zaken,
waarbij hem den titel te beurt viel van direc
teur van 's Lands Plantentuin.
Na in 1914 gedurende eenigen tijd met verlof
naar Nederland te zijn geweest, keerde dr. Ko
ningsberger in Inidië terug, waar hij weder in
de laatstelijk door hem bekleede functie werd
werkzaam gesteld.
In '1915 werd hij -tijdens verlof van dien heer
Lovink belast met de waarneming van de di
rectie van Landbouw, Nijverheid en Handel.
In 1918 werd hij benoemd tot lid, tevens
voorzitter, van de Commissie voor de ontwik
keling van de fabrieksnijverheid, padat hij
reeds het jaar te voren was benoemd tot voor
zitter van den Volksraad. In 1919 werd hem op
verzoek eervol ontslag uit den dienst verleend.
In Nederland teruggekeerd was dei-heer Ko
ningsberger daarna van 1 April 1922 tot 1 Sep
tember 1925 voorzitter van het College van
Curatoren van de Veeartsenijkundige Hooge
school te Utrecht.
De heer Koningsberger Is voorzitter van den
Raad van Beheer der Vereeniging tot het hou
den van Jaarbeurzen.
Het plan bestaat dat in het gebouw van
het Nederlandsch Historisch Scheepvaart
museum gedurende de aanstaande zomer
maanden Juni tot en met September een
tentoonstelling zal worden gehouden van
de Koninklijke marine in de 19e eeuw.
Men stelt zich voor door middel van schil
derijen, teekeningen, prenten enz. een
overzicht te geven van de schepen en in
richtingen, die bij onze zeemacht in ge
bruik waren, als mede van de voornaam
ste gebeurtenissen, waaraan de marine in
dat tijdvak deelnam. Ook zullen met
scheepsmodellen als anderszins de groote
wijzigingen gedemonstreerd worden, wel
ke het materieel in de 19e eeuw heeft on
dergaan.
Uiteraard is veel van wat voor de ten
toonstelling van belang kan zijn in par
ticulier bezit. De inzending daarvan zal
door het museum ten zeerste worden op
prijs gesteld. Berichten dienaangaande
worden gaarne tegemoet gezien door den
directeur van het museum, oud-luitenant
ter zee Voorbeytel Cannenburg, Oorne-
lius Schuytstraat 57, Amsterdam.
Stationschef te Alkmaar.
Naar wordt medegedeeld1 zal die heer T.
Huyer, thans onder-stationschef aan het
Centr, Station te Amsterdam, met ingang
van 1 April a.a benoemd worden tot sta
tionchef te Alkmaar. (Telegr.)
Naar de „Maasbode" mededeelt heeft
zich bij het gemeentebestuur een nieuwe
gegadigde voor het Midden-Damterrein
aangemeld en zouden de plannen ten aan
zien van het terrein wederom betreffen
den bouw van een hotel en een café
restaurant. Deze plannen zijn volgens het
blad, reeds ten raadhuize in studie geno
men, en verdere onderhandelingen zou
den gaande zijn.
Ten raadhuize, waar wij naar deze niet
onbelangrijke mededeelingen nader infor
meerden, werd ons gezegd, dat op het ter
rein door eene firma optie was gevraagd
voor het bouwen van een perceel waarin
zou worden gevestigd een restaurant, en
winkel- en kantoorlokaliteiten. Van hotel-
bouw is in die'aanvrage geen sprake, en
verder dan het indienen der aanvrage is
het nog niet gekomen.
In de vergadering van den' raad van
Vlieland! interpeHeerdie de heer Kroon
over financieelen toestand' der gemeente.
Waarom, informeerde spr„ zijn plotseling
alle inkomsten opgehouden? Spr. wensoh-
te te worden ingelicht omtrent de stappen
die B. en W. hebben gedaan. De Voorzit
ter lantwoordidë, dat B. en W. brieven heb
ben 'geschreven aan de Bank voor Ned.
Gemeenten en aan den minister van Fi
nanciën. Spr. las de antwoordlen van de
Bank en van den minister voor; in deze
stukken wordt echter geen1 uitzicht op
hulp geopend. i
De heer Visser meenldè, dat de regeer
ring hier moet ingrijpen; anders is de ge
meente Vlieland gedwongen haar faillis
sement aan te vragen. Na ampele bespre
king werd besloten, een delegatie uit den
Raad naar Den Haag te zenden' om den
noodtoestand aan dan minister uiteen te
zetten. i
Geschiedenis en ontstaan.
Onze verhouding tot België men denke
slechts aan- de scheiding in 1839 as altijd
van kieschen aard' geweest. Dat onze Zuide
lijke naburen in den wereldoorlog werdien
getroffen door een ramp, waaraan Neder
land ontkwam, moest de stemming in, België
jegens Nederland wel tijdelijk bederven. Wij
kregen na de overwinning der Entente met
een nabuur te doen, die de (vermeende)
gunst van het oogenblik ten voile tot zijn
particulier voordeel trachtte te gebruiken.
Nederland gaf echter in het begin van 1919
ondubbelzinnig te kennen, dat het elke over
weging van gebiedsafstand uitgesloten
achtte, en de Opperste Raad ging dan ook
niet verder, dan een herziening der tractaten
van 1839 noodzakelijk te verklaren, waarbij
een commissie zou hebben te onderzoeken
of de Belgische wenschen alleen te bevredi
gen waren door overdracht van grondgebied
dan even goed op andere wijze.
Het gevaar, dat 'Minister Van Karnebeek
had af te wenden, was dus nog ernstig ge
noeg; hij trad het echter onverschrokken
tegemoet. Om erger te keeren, legde hij een
zóó groote tegemoetkoming aan den dag in
zake Scheide-beheer en Belgische uitwegen,
dat hij in Juni 1919 in de Kamer kon ver
klaren, dat de bedreiging, die uit het nabu
rige land was opgekomen, ter zijde was ge
steld. Ongetwijfeld zouden dan ook in 1920
door België en Nederland in gemeen overleg
gevonden formules aan de Geallieerde Mo
gendheden zijm aangeboden.... had niet
België te elfder ure door het op de spits
drijven van het Wielingengeschil (in 1919
met geen woord aangeduid) die aanbieding
verhinderd.
In het afbreken der onderhandelingen
door België kon worden berust: wij' hadden
aan België zeer weinig te vragen en België
zeer veel aan ons. Het was Minister Van
Karnebeek zelf, die toen zeide, dat Neder
land, hetwelk de herziening der tractaten van
1839 niet gezocht heeft, .de Belgische ver
klaring (van afbreken der onderhandelingen)
rustig naast zich kon neerleggen,
Totdat plotseling op 28 April 1925 aan de
Sta tent-Gene raai een wetsontwerp werd aan
geboden tot goedkeuring van een verdrag,
op 3 April tevoren gesloten tusscheni de
Ministers van Buitenllandsche Zaken van
Nederland en België, ter herziening van dat
van 1839.
Er d'ienlt helder licht op te gaan over de
vraag, hoe het mogelijk is, dat een tractaat,
alleen ais uitvloeisel van den geest van Ver-
sailles te begrijpen, doch waarvan België de
totstandkoming in 1920 zelf verhinderd
heeft; een tractaat, dat die levensbelangen
van Nederland aantast en ons lasten oplegt,
die niet binnen redelijke grenzen zijn be
perkt, ons desniettemin ter ratificatie wordt
voorgelegd op een oogenblik, dat Europa
leert ademen in de sfeer van Locarno. Moet
men besluiten1, dat Minister Van Karnebeek
door zijn verklaring in 1919 zich meer ge
bonden rekenlt dan eenig Nederlandsch
staatsman het thans zou wenschen te zijn?
Immers dit tractaat levert voor Nederland
politieke, economische en financleele bezwa
ren op, welke niet noodzakelijk verbonden
behoeven te zijn aan de tegemoetkomingen,
welke ook wij' ten opzichte van België zou
den willen betoonen. Het bedreigt de goede
verstandhouding met België eerder dam dat
het die zou bevorderen.
Eer het te laat is, opene de natie de oogen
voor wat haar boven het hoofd'hangt 1
De Schelde.
Wat de Bdhelde betreft, was de leidende
gedachte, die 'bij de in 1839 getroffen re
geling 'heeft voorgezeten, dat aan de
vaart van Antwerpen! naar zee geen on-
noodïge hindernis mocht worden in' den
weg gelegd. Wij zorgen dan ook naar ons
beste weten voor een behoorlijke beton
ning en babakeniin'g van de vaargeulen,
voorzoover zij op ons grondgebied1 liggen.
Di£ is niet zoo gemakkelijk ais het lijkt;
in de Westersohelde met haar geweldige
oppervlakten overstroomde verdronken
landen', 'bevinden zich betrekkelijk smalle
kronkelende vaargeulen; door de getij-
beweging en' stormvloeden worden mil-
lioenen kubieke meters zanld verplaatst,
met het gevolg, d&t ook de vaargeulen
zich verleggen. Nimmer sedert 1839 is aan
België geweigerd oomi ten behoeve van den
scheepvaartweg van Antwerpen naar z«a
da bagaarwerkan U vmrriahtatf, dia oom
naburen wenschelijk achtten. Op hun
eigen kosten: die vaargeulen strekken
ten 'behoeve van Antwerpen, niet van' onze
havens.
Het nieuwe verdrag gaat 'echter verder:
wij zullen de onderhoudswerken zeil uit
voeren en die betalen op den koop toe.
Nederland zal zich dus verantwoordelijk
stellen voor het in goeden staat houden
van een uiterst onbetrouwbaar vaarwater,
dat al zeer weinig geschikt is om den toe
gangsweg te vormen tot een haven van
den rang van Antwerpen. De groote En-
gelsche en' Amerikaansche wereldhavens
zullen' in de naaste toekomst vaardiepten
van 130 <LM. ibdeden; Antwerpen zal
uiteraard niet achter willen blijven. De
Belgen zullen dus op onze Schelde een
nauwlettenld' toezicht uitoefenen; wat hen
'betreft kan de baggermolen nooit genoeg
draaien, te meer waar de kosten voor hen
toch geen rol spelen. Zelfs de voor het
behoud! van de Zoeuwsche landen1 van het
'grootste gewicht zijnde waterstaatswer
ken, o.a. dienende om de dikwijls sterke
diepe etroomen van onze dijken ai te
houden, zullen, op last van België een
voudig kunnen worden opgeruimd. Verzet
Nederland zich tegen1 de eischen van1 Bel
gië, dan wordt de schuld van het eerste
het 'beste scheepsongeval dat plaats vindt,
geschoven op het onwillige Nederland'.
Aanvaarden wij alles of bijna alles wat
België van ons verlangt, dan zal het ons
èn schatten gelds koeten ètn ons tot zon
debok maken van de grilligheid der
Zoeuwsche stroomen.
Maar ook ten aanzien van andere bepa
lingen inzake de Schelde geldt: België
krijgt en Nederland' geeft zonder er iets
voor in de plaats te ontvangen. Onze Ne-
derlamdsche haven Terneuzen heeft de
Belgische spoorwegen noodig voor haar
ontwikkeling; toen in 1914 de gunst van
de uitzonderinigfltarieven werd ingetrok
ken!, weid aan Terneuzen een zware slag
toegebracht Maar in het verdrag;-waarin
aan de Belgische havens een haast niet
te orverziene rij van eoonOtmisdhe voordee-
len wordt toegezegd te onzen koste, was
blijkbaar geen plaats om1 Terneuzen terug
te bezorgen wat het gedurende veertig
jaren heeft bezeten. Daarenboven vindt
in het tractaat een nieuwe, eveneens ge
heel onredelijke beoordeteling van België
plaats, doordat het de bepaling bevat dat
de loodsgelden voor do reis vanuit volle
zee tot Antwerpen en omgekeerd, niet
meer mogen 'bedragen dan die, welke ge
heven worden voor de reis vanuit volle
zee tot Rotterdam en omgekeerd. Maar
deze loodsgelden mogen wel lager rijn!
Ook deze bepaling teekent den geest,
waarin het geheeld verdrag is opgesteld.
Is het wonider, dat het nieuwe verdrag
het rechtsgevoel van het Nederlandsche
volk niet bevredigt, maar beleedigt?
Crocussen en sneeuw. Badseizoen-voorbereiding.
Soldat. Tram-misère. Ontslag Ir. Bos.
rSlstotre d"un
De eerste lentedagenJe rook 't overal:
zelfs aan onze grachten, die, niettegenstaan
de de moderne, krachtdadige spuiing, toch
nog lang niet altijd heeiemaal reukloos zijn;
zelfs in onze, met benzinedamp bezwan
gerde straten.Je zag 't in de ijl-blauwe,
stralende luchten. En voor wie 't dan nog
niet heelemaal gelooven kon, voor wie een
nog reëeler, tastbaarder, aardsch teeken noo
dig was, sprenkelden de crocussen onder de,
even groenaanzettende boomen en heesters
van het Vondelpark, hun witte, blauwe en
gele kleuren-vlokjes. Maar juist als je je
zet om op dit voorjaarsthema enkele jour
nalistieke vreugde-zangen te gaan aanpo
rt eeren, komen loodgrauwe wolken aange
dreven, doet een onweerslag je ramen dreu
nen en spetteren de bagelsteeneni tegen het
glas. Op straat eterven de sneeuwvlokjes
langzaam in den modder. Je nieuwe thema
deugt niet meer; je moet weer naar het oude,
het wintersche, teruggrijpen.
Maar er zijn gelukkig nog andere tnen-
schen dan krantenschrijvers, menschen die
niet als wij, inktslaven, zoozeer aan de in
drukken van 't oogenblik behoeven toe te
geven. En die dus nu al, dwars door de
sneeuw- en hagelbuien heen, hun oogen ge
stadig gericht kunnen houden op zon en
zomer, badseizoen en strandgeneugten.
Het zijn niet alleen diegenen, die thans ipis-
schiem reeds prospecti van luxe-hótels in
mondaine badplaatsen bestudeeren; ook de
Amsterdamsche „kleine luijden1" k urnen de
laatste jaren in steeds gTooter aantal hun
badseizoen.... Hun geliefd1 „hótel" werd
meer en meer „de tent"; het draagbaar Kur-'
haus, waarin zij zich het in de meest ver
schillende stijlen telkebweer opnieuw bou
wen aan den voet der Zandvoortsche dui
nen, even behaaglijk voeleni als hun meer
bemiddelde collega's-badgasten in hun Pa
lace-, Oranje- en andere hötel-paleizen. Be
haaglijker en beter zelfs!.... Want waar
deze luxe-gasten verplicht zijn 's middags
in knellende rok en avondkleedjj' stijf achter
hun diner-tafeltjes te zitten, 's avonds
te Jazzen" met de danslustigen uit hun
kring of in de hótel-bar American-drinks te
drinken met een of andere relatie, die moet
worden aangehouden, daar vleien zij zich
in luchtige zwempakken voor hun tent
opening neer op 't strand1, eten als ze er lust
in hebben, maken een buurpraatje of ook
een dansje op hun tijd. De Zandvoortsche
vroede vaderen hebben echter aanstoot ge
nomen aan dit soort tentleven; het geeft
huns inziens tot onzedelijke en ongewenschte
toestanden aanleiding. Tot welke toestanden
het mondaine luxe-hötel-leven aanleiding
geeft, daarin hebben rij zich waarschijn
lijk nooit verdieptMaar enfin: hoe het
ook zij, het 'kampeeren op het Zandvoortsche
strand werd onlangs bij' verordening verbo
den. Zoo echter, zonder meer, laten onze
„kléin-badgasten!" zich hun seizoen niet ont
nemen! Plannen kwamen dezer dagen in
deni maak; er wordt gemobiliseerd....
Kampeervereeniglngen worden georgani
seerd en men wil zien te komen tot den
bouw van een kampeer-dorp, samengesteld
uit 'blokhuizen. Van verschillende instellin
gen en personen werd' de medewerking ge
vraagd! en gedeeltelijk verkregen: zoo zal het
Utrechtsche Jaarbeurs-bestuur waarschijn
lijk een flink aantal houten huisjes tegen
zeer civielen prijs beschikbaar stellen; zal
de Volksbond tegen Drankmisbruik moge
lijk een centraal ontspannings-gebouwtje
stichten; zullen de Zandvoortsche winkeliers
in dit toekomstige kampeer-dorp een cen
traal waren-depót doen verrijzen.
En zoo hoopt do temt/enrbadgast toch den
komenden zomer zijn Zandvoort s-seizoen te
behouden, ook al moet hij dan zijn tent prijs
geven. Zij, die tot dit laatste offer niet ge
negen rijn, zullen het elders moeten gaan
zoeken. Ongetwijfeld zal dan ook b.v. IJmui-
den dit jaar een druk tent-bezoek krijgen.
Was 't niet ver en betrekkelijk duur, mis
schien zou men zich zelfs bij U, in Huls-
duinen, op een kleine zijtak van den teuten»
stróom moeten voorbereiden....
Laat ons tot het winterseizoen terugkee-
ren. We zitten er nog midden in. Ik meen
nu niet: hagel, sneeuw, donkerte, enz., imaar
het muziek- en tooneel-seizoen. Eén van de
hoogtepunten' hebben we zoo juist achter
den rug, de Strawinsky-week. Ik schreef U
er den vcrigen keer reeds over in min of
meer spottende termen. Mijn spot ging te
gen de onechte exaltatie van vele moderne
voor alias wat nu mmssaI
modern heet of is, dus ook voor de muziek
van Strawinsky. Niet tegen hetgeen deze
componist ons hier heeft voorgezet. Ik
schreef geen kunstkritiek en zal dat ook nu
niet doen, maar wil toch nog enkele woorden
wijden aan „De Geschiedenis van een Sol
daat", het „gespeelde, gezongen en ge
danste" stuk, dat hier Zaterdagmiddag j.L
in den Stadsschouwburg ging, een opvoe
ring, die wegens het groote succes dezen
Zaterdag nog eens herhaald zal worden.
Want men mag déze vertooning zeer zeker
een belangrijk en merkwaardig experiment
noemen.
Stel U voor: op het gewone tooneel een
soort kermis-tooneeltje, bij wijze van groote
poppenkast, met dit verschil echter, dat men
't tooneeltje van deze poppenkast vanaf het
gewone tooneel met enkele treden bereiken
kan. Dit poppenkastrtooneeltje is met een
voordoek gesloten, waarop expresaionistisch-
schetsmatig staan geschilderd: een soldaten
kop, een viool, speelkaarten, een Cesch, de
„emblemen" van het stuk. Ter-zijde van dit
poppenkast-tooneeltje staat op de gewone
planken, een tafeltje met een stoel; aan de
andere rijde staan enkele lessenaars.Nu
komen, net zoo gewoon als het publiek de
zaal binnenkomt, enkele muzikanten in hun
huiselijke pakjes het tooneel op-drentelen
en zoeken hun plaats achter hun muziek
boeken.... En achter het tafeltje aan den
anderen kant verschijnt, ook gewoonweg, de
„voorlezer". Als men nu voor en achter het
voetlicht gezeten os, begint die voorlezer ons
het stuk voor te lezen.... Zoo nu en dan
ondersteunt de muziek zijn woorden; en,
ook zoo nu en' dan gaat het scherm van het
poppenkast-tooneeltje omhoog en riet men
daar het verhaalde in levende lijve geïllus
treerd op schema tisch-expreasionistische
wijze. Soms nemen de figuren op dit too
neeltje het spreken van den Voorlezer over;
soms ook geven zij alleen stil spel.
Eigenlijk is een en ander (behalve dan de
uiterst moderne muziek die, hier en daar den
gang van zaken ondersteunt) niet modern,
maar heel oud. Deze wijze van „voorlezen"
stamt nJ. uit.de Middeleeuwen. En toch
pakte het inderdaad! Ook hen, die niet alleen
kwamen uit emotie honger naar het nieuwe,
of, in dit geval dan, het nieuw-oudie.Het
stemt hoopvol; want hiermede is bewezen,
dat dn „het tooneel" nog vele krachten schui
len, die tot leven te wekken vallen.Iets
waar men anders in de laatste jaren wel eens
aan was gaan twijfelen.
Iii het moderne behoeft men meestal' niet
angstvallig aan geleidelijke overgangen te
doen. Twee ongelijksoortigheden worden er
dikwijls brutaalweg naast elkaar gezet, of
tegen elkaar geplakt. Om dezen keer dan
ook maar eens met dit moderne mee te
gaan, begin ik, pal na deze „Geschiedenis
van een Soldaat", plompverloren, over „de
tram"....
Tram-, tram-misère; rijdt te langzaam
(maar dit zal nu Bpoeddg een beetje verhol
pen worden met ritten paar minuten kor
ter); te duur („alles kost een dubbeltje");
adres van den bond! van conducteurs en wa
genbestuurders om 71/» cent-tarief in te
voeren (zit in dit adres misschien ook geen
hoop op fooi-verruiming?); anderen, Raads-
ledieni, willen weer 5, 7V», 10,121/» cenlt voor
verschillende afstanden. Alles afgeketstl
't Blijft: alles kost een dubbeltje.... An
dere tram-misère: reclames van kwakzal
vers! Dr. Abrahams groot kwakzalver-be
strijder. Vraagt verwijdering, speciaal van
zijn zwarte schaap: de Abdijsiroop-annonces.
Wil verder: contrólei Maar ik, met B. en
W., vraag hem en U: „waar maatstaf, waar
grens?" Men kwakzalft, behalve ln de
geneesmiddelen, op zooveel en velerlei ge
bied! En dat alles tram-adverteert ook!
Na deze kleine proeve van journalistiek
expressionisme (ja, waarom zouden wij 't,
in de krant, ook niet eens probeeren?!) ten
besluite nog een enkel woord naar aanleiding
van de ontslag-aanvrage van onzen directeur
van Publieke Werken, Ir. Bos. Deze ener
gieke Groninger heeft twintig jaar lang dit
Gemeente-departement geleid op een wijze,
die wel degelijk met de geleidelijke overgan
gen rekening hield. Die er zelfs juist ln de
eerste plaats op bedacht was uit de snelle
overgangen die de moderne ontwikkeling
van onze stad te voorschijn riep, het schok-
ken-gevaar te «limlneeren. Veel ls onder
tot stand gekomen voor veel