Mantels en Cnstuums Tweede Blad. BINNENLAND WESTSJRAAT17. Voorradig: - een groote partij blauwe en zwarte Ribstravers, welke wij gaarne in elke hoeveel heid beschikbaar stellen tegen ff 4.- per el. Uitsluitend 1ste kwaliteit. VAN ZATERDAG 6 MAART 1926. Jhr. De Geer de formateur. Nederlandsch Historisch Scheepvaart museum. Tentoonstelling betreffende de Koninklijke marine in de 19e eeuw. Het Midden-Damterreln te Amsterdam. Vlieland*» berooide financiën. Ingezonden Mededeellng. DAMES-KLEEDERMAKER, naar maat, In onze bekende mooie uitvoering, prima stoffen, nieuwste modellen. HET VERDRAG MET BELGIE. AMSTERDAMSCHE BRIEVEN. HET NIEUWE MINISTERIE. (De Koningin heeft Maandagmiddag de formatie van een extra pflrlemenitair Kabinet opgedragen aan jhr. mar. D. J. de Geer. Alvorens deze opdracht in beraad te ne men, beeft die heer De Geer verzocht eeniige besprekingen te mogen! houden. Deze hebben tot het resultaat geleid, dat hij Donderdagmiddag aan H, M. de volgende ministers heeft voorgedragen: Buitenüandsche Zaken: jhr. mr. H. A. van Kar nebeek. Justitie: mr. dr. J. Donner, raadsadviseur bij het Departement van Justitie. Binneniandsche Zaken en Landbouw: mr. J. B. Kan, secretaris-generaal1 in algemeenen dienst. Onderwijs, K. en W.: mr. M. A. M. Was- zlnk, burgemeester van Heerlen.. Oorlog a. i. van Marine: professor L. A. van Royen, hoogleeraar der technische hoo- geschool te Delft (Financiën: jhr. mr. D. J. de Geer. Waterstaat: inr. H. van der Vegte, lid van God. Staten van OverijseL Arbeid, Handel en Nijverheid: dr. J. R. Slotemaker de Bruine, lid der Eerste Kamer. •Koloniën: dr. J. C. Koningsberger, oud voorzitter van den Volksraad van Ned.- Indië. De nieuw benoemde Minister van Justitie, mr. Donner, anti-revolutionnair, werd 3 Fe bruari 1891 geboren. Achtereenvolgens was hij commies-redacteur ter gemeente-secretarie van Deventer, hoofdambtenaar ter gemeente-secre tarie te Rotterdam, directeur van het Centraal Bureau van Voorbereiding in Ambtenaars zaken. Daarna werd hij raad-adviseur aan het Departement van Justitie. Hij is een zeer be kwaam man. Laatstelijk fungeerde hij als plaatsvervan gend voorzitter van die centrale commissie voor georganiseerd overleg voor personeel in 's Rijks dienst. De nieuwe Minister van Binneniandsche Za ken en Landbouw, mr. J. B. K a n, was, voor dat hij tot secretaris-generaal in algemeenen dienst werd benoemd, reeds secretaris-gene raal van het Departement van Binneniandsche Zaken, later ook Landbouw. De heer Kan, die bij geen partij is aangeslo ten, is den i8den Mei 1873 geboren, promo veerde in 1896 cum laude op «een proefschrift getitefld: „De comptabiliteit in het staats bestuur". Van 1896 tot 1897 was hij geplaatst in de be trekking van adjunct-commies-redacteur ter gemeente-secretarie te Rotterdam, welke func tie dé heer Kan in laatstgenoemd jaar ver wisselde tegen die van adjunct-commies van het Departement van Financiën, waar hij werk zaam was aan de Generale Thesaurie en aan verschillende belastingafdieelingen, waarna hij in 1904, referendaris zijnde, in dienzelfden rang overging naar het Departement van Binnen iandsche Zaken. In 1908 zag de heer Kan zich daarna het ge wichtig ambt van secretaris-generaal van het departement van Binneniandsche Zaken toe vertrouwd en het is in wijden kring bekend op hoe kundige wijze hij in die functie is werk zaam geweest. Mr. Kan was o. a. lid en secretaris der Staatscommissie voor de gepieente-financiën, in welke hoedanigheid hij met mr. Treub een nota indiende over afstand van rijksbelastingen aan de gemeenten. Voorts was hij secretaris der Grondwetscommissie-Heemskerk. Tot op heden is mr. Kan voorzitter van de Centrale Commissie voor Georganiseerd1 Over leg voor personeel in 't Rijksdienst. De nieuwbenoemde Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, de heer mr. Waszink, is 44 jaar. Hij promoveerde in Juii 1912 als doctor in de Rechtswetenschappen aan de Universiteit te Amsterdam. Voor zijne benoeming tot burgemeester van Heerlen, welke functie hij sediert 1913, dus 13 jaar, be kleedt, was hij hoofdcommies ter secretaris te Maastricht. De heer Waszink is katholiek. De nieuwe Minister van "Oorlog, ad interim Minister van Marine, prof. L. A. v. R o y e n, is geboren op 9 Octfliber 1865. Op twintig-jari gen leeftijd werd hjj benoemd tot tweede-luite nant bij het ie regiment vesting-artillerie en drie jaren later (in 1888) volgde zijn bevorde ring tot eerste-luitenant. Hetzelfde jaar trad hij op als leeraar aan de Koninklijke Militaire Academie, een functie, welke hij tot 1891 ver vulde. Na vervoflgens wederom eenigen tijd bij de vesting-artillerie te hebben gediend, werd •hij in 1894 werkzaam gesteld 'bij d% Rijkstech- msche Werkplaatsen en in 1895 geplaatst bij de Constructie-werkplaatsen, terwijl hij in *90! bevorderd werd tot kapitein. oedert 1906 is prof. Van Royen hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool te Delft, aan welke hooger onderwijs-inrichting hij verbon den is aan de afdeeling Werktuigbouwkunde en Scheepsbouwkunde, voor het geven van onderricht in de mechanische technologie. I ijaens de mobilisatie trad prof. Van Royen op als hoofd van het bureau, en als zoodanig heeft hij belangrijke leidingswerkzaamheden verricht voor de voorziening van het gemobi liseerde leger met materieel. Prof. Van Royen, die de liberale beginselen is toegedaan, is op het oogeniblik lid der nieu we bezuinigingscommissie (voortzetting der oommissie-R., onder leiding van luitenant-ge neraal Pop). De nieuwe Minister van Waterstaat, mr. ft. van der Vegte, anti-revolutionnair, werd geboren 25 Augustus 1868 te Zwolle. In 1893 promoveerde hij in Leiden tot meester in dc rechten en vestigde zich als advocaat en pro cureur <te Zwolle. Hij werd weldra lid van den raad en was in 1897 tot 1907 wethouder van Onderwijs. In 1901 werd hij tot lid van de Provinciale Staten gekozen voor (het district Almelo, in 1907 tot lid van Gedeputeerde Sta ten van Overijsel. De laatste jaren was hij be last met de afdeeling Waterstaat. De nieuwe Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid, prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruine, is 6 Mei 1869 geboren. Na het gym nasium te Haarlem te hebben bezocht, promo veerde hij in 1894 aan de Universiteit te Utrecht 'in de Theologie. Hij was predikant in de Ned. Herv. Kerk en lid van de Provinciale Staten van Utrecht, waar hij hoogleeraar is in de theologie vanwege de Ned. Hervormde Kerk. Sinds 26 Juli 1923 is hij lid van de Eerste Kamer. Prof. Slotemaker de Bruine heeft jgedurende zijn politieke 'loopbaan met groote welspre kendheid en overtuigingskracht de christelijk- historische beginselen verdedigd, zoowel in als buiten het parlement. Ook in verschillende tijdschriften, o. a. de „Stemmen des Tijds", verschenen beschouwingen van zijn hand op godgeleerd of sociaal terrein. Hij gevoelde zich in het bijzonder tot 'de studie van het sociale vraagstuk aangetrokken cn nam een werkzaam aandeel aan de drankbestrijding. Eenigen tijd was hij hoofdredacteur van het dagblad „De Nederlander". In de Christelijk- Historische Unie is hij een bekende persoon lijkheid. De nieuwe Minister van Koloniën, dr. J. C. Koningsberger, oud-voorziter van 'den volksraad in Indië, is vele jaren werkzaam ge weest in verschillende gouvernementsbetrek kingen in Indië. De iheer Koningsberger, die de liberale be ginselen is toegedaan, werd in 1898 werkzaam gesteld in Indië bii de afdeeling Landbouw en klom in 1904 tot afdeelingschef op. In 1908 zag hij zich belast meit de superin- tendantie van het onderwijs aan de Landbouw school, terwijl hem het volgende jaar de waar noming werd opgedragen van de functie van directeur van den Landbouw. Twee jaar later werd hem toevertrouwd de leiding van de natuurwetenschappelijke zaken, waarbij hem den titel te beurt viel van direc teur van 's Lands Plantentuin. Na in 1914 gedurende eenigen tijd met verlof naar Nederland te zijn geweest, keerde dr. Ko ningsberger in Inidië terug, waar hij weder in de laatstelijk door hem bekleede functie werd werkzaam gesteld. In '1915 werd hij -tijdens verlof van dien heer Lovink belast met de waarneming van de di rectie van Landbouw, Nijverheid en Handel. In 1918 werd hij benoemd tot lid, tevens voorzitter, van de Commissie voor de ontwik keling van de fabrieksnijverheid, padat hij reeds het jaar te voren was benoemd tot voor zitter van den Volksraad. In 1919 werd hem op verzoek eervol ontslag uit den dienst verleend. In Nederland teruggekeerd was dei-heer Ko ningsberger daarna van 1 April 1922 tot 1 Sep tember 1925 voorzitter van het College van Curatoren van de Veeartsenijkundige Hooge school te Utrecht. De heer Koningsberger Is voorzitter van den Raad van Beheer der Vereeniging tot het hou den van Jaarbeurzen. Het plan bestaat dat in het gebouw van het Nederlandsch Historisch Scheepvaart museum gedurende de aanstaande zomer maanden Juni tot en met September een tentoonstelling zal worden gehouden van de Koninklijke marine in de 19e eeuw. Men stelt zich voor door middel van schil derijen, teekeningen, prenten enz. een overzicht te geven van de schepen en in richtingen, die bij onze zeemacht in ge bruik waren, als mede van de voornaam ste gebeurtenissen, waaraan de marine in dat tijdvak deelnam. Ook zullen met scheepsmodellen als anderszins de groote wijzigingen gedemonstreerd worden, wel ke het materieel in de 19e eeuw heeft on dergaan. Uiteraard is veel van wat voor de ten toonstelling van belang kan zijn in par ticulier bezit. De inzending daarvan zal door het museum ten zeerste worden op prijs gesteld. Berichten dienaangaande worden gaarne tegemoet gezien door den directeur van het museum, oud-luitenant ter zee Voorbeytel Cannenburg, Oorne- lius Schuytstraat 57, Amsterdam. Stationschef te Alkmaar. Naar wordt medegedeeld1 zal die heer T. Huyer, thans onder-stationschef aan het Centr, Station te Amsterdam, met ingang van 1 April a.a benoemd worden tot sta tionchef te Alkmaar. (Telegr.) Naar de „Maasbode" mededeelt heeft zich bij het gemeentebestuur een nieuwe gegadigde voor het Midden-Damterrein aangemeld en zouden de plannen ten aan zien van het terrein wederom betreffen den bouw van een hotel en een café restaurant. Deze plannen zijn volgens het blad, reeds ten raadhuize in studie geno men, en verdere onderhandelingen zou den gaande zijn. Ten raadhuize, waar wij naar deze niet onbelangrijke mededeelingen nader infor meerden, werd ons gezegd, dat op het ter rein door eene firma optie was gevraagd voor het bouwen van een perceel waarin zou worden gevestigd een restaurant, en winkel- en kantoorlokaliteiten. Van hotel- bouw is in die'aanvrage geen sprake, en verder dan het indienen der aanvrage is het nog niet gekomen. In de vergadering van den' raad van Vlieland! interpeHeerdie de heer Kroon over financieelen toestand' der gemeente. Waarom, informeerde spr„ zijn plotseling alle inkomsten opgehouden? Spr. wensoh- te te worden ingelicht omtrent de stappen die B. en W. hebben gedaan. De Voorzit ter lantwoordidë, dat B. en W. brieven heb ben 'geschreven aan de Bank voor Ned. Gemeenten en aan den minister van Fi nanciën. Spr. las de antwoordlen van de Bank en van den minister voor; in deze stukken wordt echter geen1 uitzicht op hulp geopend. i De heer Visser meenldè, dat de regeer ring hier moet ingrijpen; anders is de ge meente Vlieland gedwongen haar faillis sement aan te vragen. Na ampele bespre king werd besloten, een delegatie uit den Raad naar Den Haag te zenden' om den noodtoestand aan dan minister uiteen te zetten. i Geschiedenis en ontstaan. Onze verhouding tot België men denke slechts aan- de scheiding in 1839 as altijd van kieschen aard' geweest. Dat onze Zuide lijke naburen in den wereldoorlog werdien getroffen door een ramp, waaraan Neder land ontkwam, moest de stemming in, België jegens Nederland wel tijdelijk bederven. Wij kregen na de overwinning der Entente met een nabuur te doen, die de (vermeende) gunst van het oogenblik ten voile tot zijn particulier voordeel trachtte te gebruiken. Nederland gaf echter in het begin van 1919 ondubbelzinnig te kennen, dat het elke over weging van gebiedsafstand uitgesloten achtte, en de Opperste Raad ging dan ook niet verder, dan een herziening der tractaten van 1839 noodzakelijk te verklaren, waarbij een commissie zou hebben te onderzoeken of de Belgische wenschen alleen te bevredi gen waren door overdracht van grondgebied dan even goed op andere wijze. Het gevaar, dat 'Minister Van Karnebeek had af te wenden, was dus nog ernstig ge noeg; hij trad het echter onverschrokken tegemoet. Om erger te keeren, legde hij een zóó groote tegemoetkoming aan den dag in zake Scheide-beheer en Belgische uitwegen, dat hij in Juni 1919 in de Kamer kon ver klaren, dat de bedreiging, die uit het nabu rige land was opgekomen, ter zijde was ge steld. Ongetwijfeld zouden dan ook in 1920 door België en Nederland in gemeen overleg gevonden formules aan de Geallieerde Mo gendheden zijm aangeboden.... had niet België te elfder ure door het op de spits drijven van het Wielingengeschil (in 1919 met geen woord aangeduid) die aanbieding verhinderd. In het afbreken der onderhandelingen door België kon worden berust: wij' hadden aan België zeer weinig te vragen en België zeer veel aan ons. Het was Minister Van Karnebeek zelf, die toen zeide, dat Neder land, hetwelk de herziening der tractaten van 1839 niet gezocht heeft, .de Belgische ver klaring (van afbreken der onderhandelingen) rustig naast zich kon neerleggen, Totdat plotseling op 28 April 1925 aan de Sta tent-Gene raai een wetsontwerp werd aan geboden tot goedkeuring van een verdrag, op 3 April tevoren gesloten tusscheni de Ministers van Buitenllandsche Zaken van Nederland en België, ter herziening van dat van 1839. Er d'ienlt helder licht op te gaan over de vraag, hoe het mogelijk is, dat een tractaat, alleen ais uitvloeisel van den geest van Ver- sailles te begrijpen, doch waarvan België de totstandkoming in 1920 zelf verhinderd heeft; een tractaat, dat die levensbelangen van Nederland aantast en ons lasten oplegt, die niet binnen redelijke grenzen zijn be perkt, ons desniettemin ter ratificatie wordt voorgelegd op een oogenblik, dat Europa leert ademen in de sfeer van Locarno. Moet men besluiten1, dat Minister Van Karnebeek door zijn verklaring in 1919 zich meer ge bonden rekenlt dan eenig Nederlandsch staatsman het thans zou wenschen te zijn? Immers dit tractaat levert voor Nederland politieke, economische en financleele bezwa ren op, welke niet noodzakelijk verbonden behoeven te zijn aan de tegemoetkomingen, welke ook wij' ten opzichte van België zou den willen betoonen. Het bedreigt de goede verstandhouding met België eerder dam dat het die zou bevorderen. Eer het te laat is, opene de natie de oogen voor wat haar boven het hoofd'hangt 1 De Schelde. Wat de Bdhelde betreft, was de leidende gedachte, die 'bij de in 1839 getroffen re geling 'heeft voorgezeten, dat aan de vaart van Antwerpen! naar zee geen on- noodïge hindernis mocht worden in' den weg gelegd. Wij zorgen dan ook naar ons beste weten voor een behoorlijke beton ning en babakeniin'g van de vaargeulen, voorzoover zij op ons grondgebied1 liggen. Di£ is niet zoo gemakkelijk ais het lijkt; in de Westersohelde met haar geweldige oppervlakten overstroomde verdronken landen', 'bevinden zich betrekkelijk smalle kronkelende vaargeulen; door de getij- beweging en' stormvloeden worden mil- lioenen kubieke meters zanld verplaatst, met het gevolg, d&t ook de vaargeulen zich verleggen. Nimmer sedert 1839 is aan België geweigerd oomi ten behoeve van den scheepvaartweg van Antwerpen naar z«a da bagaarwerkan U vmrriahtatf, dia oom naburen wenschelijk achtten. Op hun eigen kosten: die vaargeulen strekken ten 'behoeve van Antwerpen, niet van' onze havens. Het nieuwe verdrag gaat 'echter verder: wij zullen de onderhoudswerken zeil uit voeren en die betalen op den koop toe. Nederland zal zich dus verantwoordelijk stellen voor het in goeden staat houden van een uiterst onbetrouwbaar vaarwater, dat al zeer weinig geschikt is om den toe gangsweg te vormen tot een haven van den rang van Antwerpen. De groote En- gelsche en' Amerikaansche wereldhavens zullen' in de naaste toekomst vaardiepten van 130 <LM. ibdeden; Antwerpen zal uiteraard niet achter willen blijven. De Belgen zullen dus op onze Schelde een nauwlettenld' toezicht uitoefenen; wat hen 'betreft kan de baggermolen nooit genoeg draaien, te meer waar de kosten voor hen toch geen rol spelen. Zelfs de voor het behoud! van de Zoeuwsche landen1 van het 'grootste gewicht zijnde waterstaatswer ken, o.a. dienende om de dikwijls sterke diepe etroomen van onze dijken ai te houden, zullen, op last van België een voudig kunnen worden opgeruimd. Verzet Nederland zich tegen1 de eischen van1 Bel gië, dan wordt de schuld van het eerste het 'beste scheepsongeval dat plaats vindt, geschoven op het onwillige Nederland'. Aanvaarden wij alles of bijna alles wat België van ons verlangt, dan zal het ons èn schatten gelds koeten ètn ons tot zon debok maken van de grilligheid der Zoeuwsche stroomen. Maar ook ten aanzien van andere bepa lingen inzake de Schelde geldt: België krijgt en Nederland' geeft zonder er iets voor in de plaats te ontvangen. Onze Ne- derlamdsche haven Terneuzen heeft de Belgische spoorwegen noodig voor haar ontwikkeling; toen in 1914 de gunst van de uitzonderinigfltarieven werd ingetrok ken!, weid aan Terneuzen een zware slag toegebracht Maar in het verdrag;-waarin aan de Belgische havens een haast niet te orverziene rij van eoonOtmisdhe voordee- len wordt toegezegd te onzen koste, was blijkbaar geen plaats om1 Terneuzen terug te bezorgen wat het gedurende veertig jaren heeft bezeten. Daarenboven vindt in het tractaat een nieuwe, eveneens ge heel onredelijke beoordeteling van België plaats, doordat het de bepaling bevat dat de loodsgelden voor do reis vanuit volle zee tot Antwerpen en omgekeerd, niet meer mogen 'bedragen dan die, welke ge heven worden voor de reis vanuit volle zee tot Rotterdam en omgekeerd. Maar deze loodsgelden mogen wel lager rijn! Ook deze bepaling teekent den geest, waarin het geheeld verdrag is opgesteld. Is het wonider, dat het nieuwe verdrag het rechtsgevoel van het Nederlandsche volk niet bevredigt, maar beleedigt? Crocussen en sneeuw. Badseizoen-voorbereiding. Soldat. Tram-misère. Ontslag Ir. Bos. rSlstotre d"un De eerste lentedagenJe rook 't overal: zelfs aan onze grachten, die, niettegenstaan de de moderne, krachtdadige spuiing, toch nog lang niet altijd heeiemaal reukloos zijn; zelfs in onze, met benzinedamp bezwan gerde straten.Je zag 't in de ijl-blauwe, stralende luchten. En voor wie 't dan nog niet heelemaal gelooven kon, voor wie een nog reëeler, tastbaarder, aardsch teeken noo dig was, sprenkelden de crocussen onder de, even groenaanzettende boomen en heesters van het Vondelpark, hun witte, blauwe en gele kleuren-vlokjes. Maar juist als je je zet om op dit voorjaarsthema enkele jour nalistieke vreugde-zangen te gaan aanpo rt eeren, komen loodgrauwe wolken aange dreven, doet een onweerslag je ramen dreu nen en spetteren de bagelsteeneni tegen het glas. Op straat eterven de sneeuwvlokjes langzaam in den modder. Je nieuwe thema deugt niet meer; je moet weer naar het oude, het wintersche, teruggrijpen. Maar er zijn gelukkig nog andere tnen- schen dan krantenschrijvers, menschen die niet als wij, inktslaven, zoozeer aan de in drukken van 't oogenblik behoeven toe te geven. En die dus nu al, dwars door de sneeuw- en hagelbuien heen, hun oogen ge stadig gericht kunnen houden op zon en zomer, badseizoen en strandgeneugten. Het zijn niet alleen diegenen, die thans ipis- schiem reeds prospecti van luxe-hótels in mondaine badplaatsen bestudeeren; ook de Amsterdamsche „kleine luijden1" k urnen de laatste jaren in steeds gTooter aantal hun badseizoen.... Hun geliefd1 „hótel" werd meer en meer „de tent"; het draagbaar Kur-' haus, waarin zij zich het in de meest ver schillende stijlen telkebweer opnieuw bou wen aan den voet der Zandvoortsche dui nen, even behaaglijk voeleni als hun meer bemiddelde collega's-badgasten in hun Pa lace-, Oranje- en andere hötel-paleizen. Be haaglijker en beter zelfs!.... Want waar deze luxe-gasten verplicht zijn 's middags in knellende rok en avondkleedjj' stijf achter hun diner-tafeltjes te zitten, 's avonds te Jazzen" met de danslustigen uit hun kring of in de hótel-bar American-drinks te drinken met een of andere relatie, die moet worden aangehouden, daar vleien zij zich in luchtige zwempakken voor hun tent opening neer op 't strand1, eten als ze er lust in hebben, maken een buurpraatje of ook een dansje op hun tijd. De Zandvoortsche vroede vaderen hebben echter aanstoot ge nomen aan dit soort tentleven; het geeft huns inziens tot onzedelijke en ongewenschte toestanden aanleiding. Tot welke toestanden het mondaine luxe-hötel-leven aanleiding geeft, daarin hebben rij zich waarschijn lijk nooit verdieptMaar enfin: hoe het ook zij, het 'kampeeren op het Zandvoortsche strand werd onlangs bij' verordening verbo den. Zoo echter, zonder meer, laten onze „kléin-badgasten!" zich hun seizoen niet ont nemen! Plannen kwamen dezer dagen in deni maak; er wordt gemobiliseerd.... Kampeervereeniglngen worden georgani seerd en men wil zien te komen tot den bouw van een kampeer-dorp, samengesteld uit 'blokhuizen. Van verschillende instellin gen en personen werd' de medewerking ge vraagd! en gedeeltelijk verkregen: zoo zal het Utrechtsche Jaarbeurs-bestuur waarschijn lijk een flink aantal houten huisjes tegen zeer civielen prijs beschikbaar stellen; zal de Volksbond tegen Drankmisbruik moge lijk een centraal ontspannings-gebouwtje stichten; zullen de Zandvoortsche winkeliers in dit toekomstige kampeer-dorp een cen traal waren-depót doen verrijzen. En zoo hoopt do temt/enrbadgast toch den komenden zomer zijn Zandvoort s-seizoen te behouden, ook al moet hij dan zijn tent prijs geven. Zij, die tot dit laatste offer niet ge negen rijn, zullen het elders moeten gaan zoeken. Ongetwijfeld zal dan ook b.v. IJmui- den dit jaar een druk tent-bezoek krijgen. Was 't niet ver en betrekkelijk duur, mis schien zou men zich zelfs bij U, in Huls- duinen, op een kleine zijtak van den teuten» stróom moeten voorbereiden.... Laat ons tot het winterseizoen terugkee- ren. We zitten er nog midden in. Ik meen nu niet: hagel, sneeuw, donkerte, enz., imaar het muziek- en tooneel-seizoen. Eén van de hoogtepunten' hebben we zoo juist achter den rug, de Strawinsky-week. Ik schreef U er den vcrigen keer reeds over in min of meer spottende termen. Mijn spot ging te gen de onechte exaltatie van vele moderne voor alias wat nu mmssaI modern heet of is, dus ook voor de muziek van Strawinsky. Niet tegen hetgeen deze componist ons hier heeft voorgezet. Ik schreef geen kunstkritiek en zal dat ook nu niet doen, maar wil toch nog enkele woorden wijden aan „De Geschiedenis van een Sol daat", het „gespeelde, gezongen en ge danste" stuk, dat hier Zaterdagmiddag j.L in den Stadsschouwburg ging, een opvoe ring, die wegens het groote succes dezen Zaterdag nog eens herhaald zal worden. Want men mag déze vertooning zeer zeker een belangrijk en merkwaardig experiment noemen. Stel U voor: op het gewone tooneel een soort kermis-tooneeltje, bij wijze van groote poppenkast, met dit verschil echter, dat men 't tooneeltje van deze poppenkast vanaf het gewone tooneel met enkele treden bereiken kan. Dit poppenkastrtooneeltje is met een voordoek gesloten, waarop expresaionistisch- schetsmatig staan geschilderd: een soldaten kop, een viool, speelkaarten, een Cesch, de „emblemen" van het stuk. Ter-zijde van dit poppenkast-tooneeltje staat op de gewone planken, een tafeltje met een stoel; aan de andere rijde staan enkele lessenaars.Nu komen, net zoo gewoon als het publiek de zaal binnenkomt, enkele muzikanten in hun huiselijke pakjes het tooneel op-drentelen en zoeken hun plaats achter hun muziek boeken.... En achter het tafeltje aan den anderen kant verschijnt, ook gewoonweg, de „voorlezer". Als men nu voor en achter het voetlicht gezeten os, begint die voorlezer ons het stuk voor te lezen.... Zoo nu en dan ondersteunt de muziek zijn woorden; en, ook zoo nu en' dan gaat het scherm van het poppenkast-tooneeltje omhoog en riet men daar het verhaalde in levende lijve geïllus treerd op schema tisch-expreasionistische wijze. Soms nemen de figuren op dit too neeltje het spreken van den Voorlezer over; soms ook geven zij alleen stil spel. Eigenlijk is een en ander (behalve dan de uiterst moderne muziek die, hier en daar den gang van zaken ondersteunt) niet modern, maar heel oud. Deze wijze van „voorlezen" stamt nJ. uit.de Middeleeuwen. En toch pakte het inderdaad! Ook hen, die niet alleen kwamen uit emotie honger naar het nieuwe, of, in dit geval dan, het nieuw-oudie.Het stemt hoopvol; want hiermede is bewezen, dat dn „het tooneel" nog vele krachten schui len, die tot leven te wekken vallen.Iets waar men anders in de laatste jaren wel eens aan was gaan twijfelen. Iii het moderne behoeft men meestal' niet angstvallig aan geleidelijke overgangen te doen. Twee ongelijksoortigheden worden er dikwijls brutaalweg naast elkaar gezet, of tegen elkaar geplakt. Om dezen keer dan ook maar eens met dit moderne mee te gaan, begin ik, pal na deze „Geschiedenis van een Soldaat", plompverloren, over „de tram".... Tram-, tram-misère; rijdt te langzaam (maar dit zal nu Bpoeddg een beetje verhol pen worden met ritten paar minuten kor ter); te duur („alles kost een dubbeltje"); adres van den bond! van conducteurs en wa genbestuurders om 71/» cent-tarief in te voeren (zit in dit adres misschien ook geen hoop op fooi-verruiming?); anderen, Raads- ledieni, willen weer 5, 7V», 10,121/» cenlt voor verschillende afstanden. Alles afgeketstl 't Blijft: alles kost een dubbeltje.... An dere tram-misère: reclames van kwakzal vers! Dr. Abrahams groot kwakzalver-be strijder. Vraagt verwijdering, speciaal van zijn zwarte schaap: de Abdijsiroop-annonces. Wil verder: contrólei Maar ik, met B. en W., vraag hem en U: „waar maatstaf, waar grens?" Men kwakzalft, behalve ln de geneesmiddelen, op zooveel en velerlei ge bied! En dat alles tram-adverteert ook! Na deze kleine proeve van journalistiek expressionisme (ja, waarom zouden wij 't, in de krant, ook niet eens probeeren?!) ten besluite nog een enkel woord naar aanleiding van de ontslag-aanvrage van onzen directeur van Publieke Werken, Ir. Bos. Deze ener gieke Groninger heeft twintig jaar lang dit Gemeente-departement geleid op een wijze, die wel degelijk met de geleidelijke overgan gen rekening hield. Die er zelfs juist ln de eerste plaats op bedacht was uit de snelle overgangen die de moderne ontwikkeling van onze stad te voorschijn riep, het schok- ken-gevaar te «limlneeren. Veel ls onder tot stand gekomen voor veel

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1926 | | pagina 5