POPULAIRE RUBRIEK.
msasmmaaBam
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
VAN 'S LEVENS
WIJSGEERIGEN KANT
van ZATERDAG 13 MAART 1926.
EEN SERIE BABBELPRAATJES OVER DE HOLLANDSCHE SPREEKWOORDEN.
De „lichaamsdeelen"
spreekwoord.
IV.
Hieronder volgt een serie spreekwoor
den over „het hoofd":
Zooveel hoofden, zooveel zinnen.
Een garnaal heeft ook 'n hoofd.
Niemand kan weten wat hem boven
't hoofd hangt.
Het domste hoofd krijgt het beste
kussen.
Geen haar op mijn hoofd, dat er aan
denkt.
Hij heeft zooveel berouw als haren op
zijn hoofd.
Hij heeft hem de hand boven het hoofd
gehouden.
Er worden hem vurige kolen op het
hoofd gestapeld.
Een jonge man met 'n oud hoofd.
Men kou wel over de hoofden loopen.
Wat het hoofd vergeet moeten de
beenen inhalen.
Niets zonder geld, dan hoofdpijn.
Men kan niet uit het venster kijken
als men geen hoofd heeft.
Ik zou er mijn hoofd wel op durven
geven.
Leg de hand op uw hoofd en zie wat
er onder is.
Men moet de concurrentie het hoofd
bieden.
Hoofd voor hoofd gingen ze eraan.
Hij is gewend zijn eigen hoofd te volgen.
Hij verliest om de haverklap zijn hoofd.
Zet die dingen maar uit je hoofd.
Hij loopt met zijn hoofd tegen den muur.
Het is hem totaal over het hoofd ge
wassen.
Hij lijkt me niet wel bij 't hoofd.
Hij is er heelhoofds (heelhuids) afge
komen.
Dat is 'n kunstje om uit het hoofd te
leeren.
Er zit een goed hoofd op dien man.
Zijn hoofd is geheel ©p hol (van streek).
Hij heeft 'n hoofd als 'n boei
(Of als 'n garnaal)
(Ofals 'n ijzeren pot).
Die jongens hebben de wind in hun
hoofd.
Hij is er niet met zijn hoofd bij.
Het had hem zijn hoofd kunnen kosten.
Het scheelt hem in zijn hoofd.
Hij maalt me den ganschen dag aan
m'n hoofd.
Hem zal geen haar op het hoofd ge
krenkt worden.
Het is me totaal door m'n hoofd gegaan.
Hij heeft heel wat aan z'n hoofd.
Het hoofd loopt me den heelen dag om.
Een groot hoofd een klein verstand.
Hij laat nogal gauw het hoofd hangen.
Hij legt dadelijk het hoofd in den schoot.
M'n hoofd loopt me om.
Het is de kunst om het hoofd boven
water te houden.
Ik heb er een hard hoofd in.
Iemand de kroon van het hoofd nemen.
Hij heeft leelijk z'n hoofd gestooten.
Hij zit met muizenissen in zijn hoofd.
Hij zit den heelen dag met 'n sigaar
of 'n pijp in 't hoofd.
Ziedaar een kleine collectie spreek
woorden over „het hoofd".
Zooals men ziet zijn het er niet weinig.
En het zou geen moeite kosten dit aantal
met nog 'n tiental voorbeelden uit te
breiden.
Om echter niet te eentonig te worden
zullen we het, liever hierbij laten en de
volgende keer weer eens een van deze
spreekwoorden b.v. het eerst ge
noemde in een voorbeeld-verhaaltje
verwerken. Carel Brensa.
MAART ROERT ZIJN STAART.
Wat hadden onze voorouders er toch
echt den slag van om op een kernachtige
wijze iets een bijzonder cachet op te druk
ken.
Maart roert zijn staart is het niet of
je de grilligheid van het weer in Maart er
uit proeft; een momentje is de staart in
rust en denk je dat de eigenaar daarvan
in een gemoedelijken rusttoestand ver
keert of kort daarop slaat het schepsel ge
weldig zijn staart heen en weer en deelt
rond zich meppen uit, die je angstig ma
ken en je fel beroeren.
Neem de voorbijgeganen Zondag b.v.
Huizenhoog zou je daarop gebouwd heb
ben en velen zal het de onvoorzichtige
voorspelling over de lippen gebracht heb
ben, dat het nu eindelijk met het weer
eens beter zou worden.
Die voorspelling lieten ze natuurlijk wil
liger over de lippen glijden, omdat er in
de kranten had gestaan, dat de onweers
buien der vorige week moesten gelden als
afscheidssohoten aan den winter.
Natuurlijk verkeerden ze in den waan,
MADAME RECAMIER.
De mooiste vrouw van Europa.
Om bijzondere redenen verdient de
schoone, bevallige verschijning, die door
een reclameplaatje zoo algemeen bekend
is, een plaats in de galerij van merkwaar-
dige vrouwen, die wij uit de historie ken-
nen. Zij heeft wel geen leidende rol ge
speeld, doch zij is eenvoudig gedurende
een kwart eeuw als de schoonste en be
minnelijkste vrouw van Europa bewon
derd. Zij was het middelpunt van een
kring hoogstaande mannen op ieder ge
bied. Nooit gaf zij den strengsten zeden-
reohter aanleiding een rimpel in zijn ge
zicht te trekken. Jeanne Francoise Julie
Adelaide Bernard werd geboren 4 Decem
ber 1777 te Lyon, waar haar vader ban
kier was. Door minister Calonne naar Pa
rijs geroepen, liet hij zijn dochter in het
pensionnaat achter, tot haar opvoeding
voltooid zou zijn. Zij was een echt Zon
dagskind; door haar blij, zonnig humeur
en niet minder door haar aanvallige
snoetje, was zij de lievelingeop «ohool en
op het pensionnaat. Zij bleef dit, toen zij
in den ouderlijken kring te Parijs terug
dat de kranten altijd gelijk hebben en
daarop hadden ze hun voorspelling ge
bouw, hetgeen ze nog des te overtuigen
der deden, toen Zondag een rijken zon-
nigen dag ons gaf.
Hopeloos moeten deze optimisten wel
teleurgesteld zijn geweest, toen den vol
genden dag reeds weer heel wat verande
ring was gekomen in het weer en hun op
timisme veranderde in zwartgalligheid
toen de Dinsdag wind en regen in over
vloed bracht en Woensdag de storm in
volle hevigheid losbarstte.
Een geweldige bulderbast was het dit
maal. Zooals het gebruikelijk is te zeggen:
een ouwerwetsehe storm uit het Noord
westen.
Groote belangstelling natuurlijk aan den
buitenkant en wel vooral vermoedelijk
hierom, dat de mare was verspreid, dat
het water overal op den steiger stond.
Er stond een stevige golfslag in de ha
ven, zoodat de vletten bij het havenkan
toor, die hun oppertje achter de „Drente"
misten, lagen te heilebeilen van je welste.
Ze slingerden en stampten en stieten el
kaar als dolle ramsohapen in de flanken,
zoodat er mannetjes noodig waren, die,
wadend door het spoelende water over den
steiger, moesten trachten hen die caprio
len af te leeren.
Als steigerende paarden met wapperen
de manen holden de hooggekrulde golven
over den strekdam, de wervelwinden, die
aangierden over het hospitaal, instituut
en paleis, floepten op het water in de ha
ven en deden het opstuiven, dat het krin
De aandonderende golven, die bulde
rend rond den dukdalf bij het Wierhoofd
jakkerden, sloegen meterhooge fonteinen
door de kieren der stcigerplanfcen. Over
het Wierhoofd zelf sloegen geweldige
golven, beukten tegen de houten schut
ting, zoodat hooge schuimzuilén, bijna on
afgebroken, zich boven het Wierhoofd
verhieven.
Bij de Texelsche boot, die bij het Peper
huisje ligplaats had gekozen, stonden
laarsgeschoeide mannen bij de loopplank,
om de mensohen, die over een extra plank,
welke over den ondergestroomden steiger
gelegd was, een handje te helpen om aan
boord te komen.
Onder het Peperhuisje stond een haag
van menschen, die lekker beschut tegen
de geweldige windvlagen, sohadefreudene
konden lachen om de worstelingen, die
anderen met den storm hadden aan te
gaan.
Er was geen denken aan om langs het
afslaggebouwtje, waar de asphaltbedek-
ding in brokken afwapperde, op het Wier
hoofd te komen, zoodat het fortje gerond
moest worden om de geneugten te kunnen
smaken van het zien der jodelende golven,
die hun uitgelatenheid botvierden in den
hoek van het Wierhoofd.
Hoeveel jongens er thuis zijn gekomen
met natte schoenen, natte kousen en klee-
ren, die nog wat hooger zitten, zal wel
moeilijk te schatten vallen. Menig jog zal
bij z'n moeder zijn thuis gekomen en het
pantalonnetje zal wel strak hebben moe
ten staan om enkele gevoelige streelingen
daarop haar uitwerking te doen uitoefe
nen.
Doch er waren ook wel anderen, die tol
aanNeptunus hebben moeten betalen.
Geen wonder ook, want ze hebben dien
gebieder der zee willen tarten en dat liet
hij maar zóó niet over zijn kant gaan. In
hun' overmoed dachten ze, dat hij hen niet
zou kunnen bereiken, maar juist als de
overmoedigen daarop het minst verdacht
waren, stiet hij met een onweerstaanbaren
vaart de golven het dijktalud op en schoof
ze ver over den kruin, zoodat de gepunte
lage schoentjes, waarin de fijngekleurde
sokjes, doopte en sausde uit zijn rijk-voor-
zlenezoutkom.
Keien van eenige honderden ponden
wist hij wel de dijkhelling op te drijven;
zou hij dus zoo'n mensohelijk wezentje
niet een paar natte kousen kunnen bezor
gen?
Daarvan moest hij ze even doordringen
en daarom had hij maar een paar emmer
tjes water over den dijkkruln heengeetort.
Met storm was hij baas en niet de nietig-
heidjes daar op den dijk.
In zijn wijd gebied, de zee, toonde Nep-
tunus zich oppermachtig. Zijn gebied was
vol van majesteit en borg in zich de ge
weldige krachten, waarvoor wij kleintjes
het hoofd buigen.
ONZE RUSTDAG.
Annie legde me uit, waarom ik de
schuld was van alles. Als ik den vorigen
avond tegen Willem gezegd had, hoe laat
we gewoonlijk ontbeten inplaats van hem
op dien rug te kloppen en tie 2eggen: „Nou
kerel, je maft imaar zoo lang je wilt hoor
wfj slapen morgen een gat in den dag!"
dan zou hij wel op een behoorlijken tijd
naar beneden rijn gekomen,
„We zijn nou al een uur over tijd de
thee wordt steenkoud," mopperde ze. „Ga
eens kijken of hij nog niet wakker is!"
Ik liep op m'n teenen de trap op en
luisterde aan de deur van de logeerkamer
en toen ik niets hoorde sloop ik zachtjes
weer naar 'beneden.
„Laten we hem maar niet storen," pleit
te ik. „Hij heeft gisteren een drukken dag
gehad en1 'hij zag er (moe uit gasteravond."
,Jk waoht nog tien minuten en dan.' ga
ik ontbijten," kondigde Annie aan.
Ik spelde de krant uit en liep toen den
tuin in. Maar de bultenluQht maakte m'n
honger nog erger, zoodat ik maar weer
naar binnen kwam en den goudvisch te
eten gaf.
„Ga eens op zfn deur kloppen en vraag
of hijl wakker 1b," beval m'n vrouw.
„En als hij nou zegt, dat hij niet wakker
is?" opperde ik.
Maar Annie keek me zoo nijdig aan,
dat ik weer de trap opsloop met hetzelfde
resultaat als daarstraks.
„Misschien blijft je vrlendi wel aan een
stuk door slapen tot morgen toe," opperde
Annie.
„Hij Is net zoo 'goed jouw vriend' als de
mijne," zei ik.
„Maar wie heeft hem ultgenoodigd?
„Wat flauw! Je vond toot iheel leuk,
dat ik hem 'gevraagd toad't'
„Toen wist ik nog ni©t,diat hij die slaap
ziekte had!"
„Omdat die arme Willem een 'beetje
moe is."
„*n Beetje moe? Weet je hoe laat het is?
We hebben nou al twee uur gewacht!"
Er kraakte 'boven Iets en we slopen
allebei de trap op en luisterden aan de
deur van de logeerkamer, geen geluld.
„Ik ga ontbijten," verklaarde Annie,
„gast of geen gast!"
„De volmaakte gastvrouw!" hoonde ik.
„Je hebt gelijk, dat je alleen maar denkt
aan je eigen gemak. Als ik weer eens een
vriend vraag.
„Vraag er dan liever eeni, die hier niet
komt uitslapen," viel Annie ine in de
rede. „Een broodje?"
„Dank je. Ik wacht op .Willem,ver
klaarde Ik.
Tegen twaalf uur, toen Annie ontbeten
had, bracht ze de boel naar de keuken.
Ben seoonde later was ze weer binnen.
„Kom eens kijken, wat er uit het raam
van de logeerkamer hangt!" riep ze op
gewonden.
Het waren de aan elkaar geknoopte
beddelakens. Er stonden voetstappen ln
het vlolenpark.
Wij stormdlen naar boven. Willem was
niet ln de logeerkamer, maar op tafel lag
een briefje.
„Ik ga dé stad in om een stukje te eten.
Ik heb al een' paar keer geluisterd op de
trap, maar het is doodstil ln huis. Ik weet
niet wanneer jullie opstaan en wil Je
in geen geval storen. Prettig, dat ik Jullie
weer eens gezien heb. Veel groeten van
Willem."
Annie is een vrouw uit duizenden. Ze
zei geen woord, ernaar ze ging naar bene
den en zette nieuwe thee voor me.
HET LEVEN DER VROUW.
Ons blijft MJ alles
das ewlg Welbllche.
Zijn wij dienaressen van de mannen.
Moet ons leven er geheel op zijn ingericht,
dat onze imannen van ons zullen kunnen
getuigen:
Thuis vind ik altijd gezelligheid. Thuis
vind ik het beet bereide maal, thuis vind
ik een gewillig oor. Thuis is men bereid
mij de zorgen uit het hoofd te verdrijven?
Daar voel ik sympathie, waarheid toege
negenheid, Daar is toet veilig en goed.
Daar staat niet langer een wachter voor
mijn lippen, daar is mijn, gezicht niet ver
stard in oonventioneele ondoorgrondelijk
heid. Daar kan ik me geven zooals ik ben?
Daar vind ik rust?
Leven we daarvoor alleen?
Als onze mannen van een gehalte zijn,
diat 't beste in ons vindt, dat we, door hen
te versterken, het goede voor het alge
meen 'bevorderen!, beanwoorden wij dan
geheel aan ons levensdoel? Moeten wij
dön onszelf in hen verliezen?
Of hebben' we ons zelrven af te vragen,
wat onze-waarachtige capaciteiten' zijn.
Hebben we die te ontwikkelen en dienst
baar te maken tot algemeen nut en dienen
we dan onszelf het 'best, omdat wij, dan
den eigenlijken kern van ons wezen ge
legenheid geven uit te groeien?
Moeten wij mode-poppen zijn, alleen
bedacht daarop, hoe onze natuurlijke
gracde het meest wordt verhoogd en hoe
wij ons eens zien, uit welke elementen toet
eertijds in hoofdzaak waB saamgesteld.
Vooreerst uit ingetogenheid. Vervol
gens uit stille huiselijkheid. Ten derde uit
die beminnelijke afhankelijkheid, die een
beroep deed op ridderlijkheid en bescher
ming.
Ten vierde uit teergevoeligheid, die
zich niet aan die ruwe werkelijkheid de
vleugelen had geknot.
Ten vijfde uit onbezoedelde reinheid,
die de hoogste en heiligste schatten ln
veilige bewaring nam.
Ik geloof, dat we nu wel de voornaam
ste elementen hebben opgenoemd. Let wel,
dat ik niet spreek, van wat er in die wer
kelijkheid van terecht kwam.
Ik sreek van het ideaal, zooals het hoog
staande mannen voor den geest zweefde,
zooals het aan meisjes en vrouwen werd
voorgehouden,
Wat is daar nu van overgebleven?
In de plaats van ingetogenheid ls ge
treden de 'behoefte om rioh overal te doen
gelden, om deel te nemen aan alle be
raadslagingen en eigen belangen te ver
tegenwoordigen. In plaats van de huise
lijkheid zien wij den drang om speciale
belangen te behartigen, toet verlangen
'zich uit te leven, van toet recht getoruik
te maken om te gaan putten uit alle 'bron
nen, die door het mannelijk geslacht wor
den' geraadpleegd.
In de plaats van meerdere zwakheid en
afhankelijkheid merken we een streven
op, om het lichaam overal tegen bestand
te maken en zich zoo onafhankelijk mo
gelijk te 'bewegen.
Aan de teerheid van toet gevoel wordt
geweld aangedaan door niet te schromen
alles te zien en tot een onderwerp van
studie te maken.
Eindelijk wordt door toet mee ten strijde
trekken in het gewoel van de wereld die
illusie verstoord dat daar te huls de schat
ten veilig zijn en ze ten allen tijd© kunnen
worden wedergevondon.
Heb ik een te zwart 'beeld geteekend?
Zulks lag niet ln mijn bedoeling.
Ik heb te voel eerbied voor den moed
en de krachtsinspanning van vel© vrou
wen, t© veel 'geloof ln d© oprechtheid der
drljfveeren van velen, t© veel dankbaar
heid voor het vol© goéd©, dat werkelijk is
tot stand gebracht.
Ik heb alleen het verschil willen doen
uitkomen, lk heb willen aantoonen, dat
er ook wel degelijk verlies is te boeken.
Maar bovenal heb lk het willen uitspre
ken, dat lk niet doorzien waar het eind
punt van dit streven moet rijn, en waar
het tenslotte op zal moeten uilpopen.
We, hebben een overga natijd doorge
maakt, een tijd van zich loswoelen uit
knellend© banden, van rich 'bewust wor
den van verwaarloosde rechten en van
sluimerende krachten, van haken naar
ruimer levensveld,
Het is volkomen natuurlijk, dat men in
de hitte van den1 strijd niet dénkt aan het
gebruik, dat men zal maken van de over
winning.
Maar langzamerhand doet rich nu de
leegte gevoelen en dringt rich het bewust
zijn aan ons op: we hebben behoefte aan
een vernieuwd vrouwelijk ideaal, dat
rekening houdende met het eerlijk verkre
gen©, nochtans der vrouw haar eigen roe
ping weet te herinneren en haar eigen
bijzondere waarde weet te doen beseffen
en hoog houden,
(Het kan onmogelijk toet einddoel van
haar streven rijn, om, den man op den
voet volgende, in alles zijn gelijke te
worden.
God schiep ze beiden, man en vrouw,
niet om elkaar te verdringen op het we-
reldtooneel, maar om' elkander aan te
vullen en te bezielen door wedbrzijdache
verscheidenheid van gaven.
Hoe droevig verarmd ware de wereld!
zoo zij u moest ontberen, hoogstaande,
waarachtige vrouw.
(Door 'n Vrouw.
Verklaring.
't Juffertje
No.217 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
In het
Het hoofd.
keerde. Het knopje was tot roos geworden
en trok door haar lieflijkheid alle vrien
den van den huize, vooral de ongehuw-
den, aan. Wel vreemd voor de Fransohe
zeden, liet de ouders haar geheel vrij in
de keuze uit haar vereerders.
Het was dan ook haar eigen wensch, dat
zij 24 April 1793 met een schatrijk ban
kier, in het huwelijk trad. Eigenlijk een
schijnhuwelijk. Want de 42-jarige vrijge
zel zocht in het 16-jarige kind niets anders
dan een verheugenis voor zijn oogen en
een sieraad voor zijn huis. Onschuldig en
rein van harte en liefdevol zonder harts
tocht, leefde zij in de eerste jaren, den
tijd van het Directoire, in den kring ha-
rer familie. In 1798 verrastte haar man
haar met den aankoop van het prachtige
hotel Necker, dat, door een bekwaam ar
chitect uit rijke beurs inwendig verbouwd,
in zijn keurige, smaakvolle salons de be
zoekers in een behaaglijke stemming
braoht. Maar nog meer bracht hen de
twintigjarige gastvrouw in bewondering
en verrukking. Met haar lenige en sier
lijke gestalte, haar fraai gevormden hals
en schouders, haar kleinen frischrooden
mond, natuurlijk krullend kastanjebruin
haar en onvergelijkelijk mooie teint was
zij zonder twijfel een schoonheid.
Geen wonder dan ook, dat haar salon
weldra vele aanzienlijke, beschaafde man
nen tot zich trok, als Lucien Bonaparte,
Moreau, Bernadotte en verscheidene te
ruggekeerde geëmigreerden, (die om
streeks 1800 met goedkeuring van Napo
leon waren teruggekeerd), o.a. de twee
gelend als het zand in een woestijnstorm,
huizenhoog opvloog.
Roblnson.
B.
neven, de graven de Montmorenoy. Betoo-
verd door zooveel bekoorlijkheid ontvlam
den velen hunner in liefde, maar hetzij zij
die in vurige woorden uitten, zooals Lu
cien Bonaparte in zijn brieven, hetzij op
meer bescheiden toon, zooals de Montmo-
renoy's, zij voorkwam iedere intiemere be
trekking; hartstochteloos als zij was,
wenschte zij alleen vereering en vriend
schap. Zij wist die te behouden zelfs van
de teleurgestelde minnaars, zoo dat de
oudste der Montmorency's totaan zijn dood
het zich ais een geluk aanrekende, haar in
moeilijke flnancieele omstandigheden van
dienst te zijn. Haar goedheid was alge
meen bekend, zoozeer zelfs, dat de be
kende Mme de Genlis, toen zij het met de
uit Berlijn medegenomen Heimine niet
meer kon vinden, deze aan Madame Reca-
mier aanbeval, overtuigd dat die het lastig
geworden meisje zou aannemen en door
haar goedheid zou verteederen.
Zij was geen savante, zjj had geen let
terkundige, philosophisohe of politieke
pretenties; maar zij bezat als geen andere
de gave der conversatie: Waar Madame
de Staël door haar hooge en nieuwe ideeën
de gasten in verbazing zette, braoht Ma
dame Reoamier, door de wijze, waarop
haar fijne, vlugge geest op die ideeën re
ageerde, allen in verrukking. De elf
jaren oudere beroemde schrijfster dweep
te met haar jongere 'vriendin, die zij in
haar Corinna vereeuwigde. De vriend
schap tussohen deze twee, zoo geheel ver
schillende vrouwen duurde tot den dood.
Toen in 1806 de heer Reoamier het groot
ste deel van zijn fortuin verloor, vond zijn
jonge vrouw een nieuw en aangenaam te
huis in Ooppel aan het Meer van Genève,
waar Madame de Staël zich na haar ver
banning uit Parijs gevestigd had. En ook
hier was zij weer de hoogvereerde en ge
liefde in den uitgelezen kring, dien de be
roemde vrouw om zich vereenigd had.
Hier ontmoette zij prins August van
Pruisen, .die alle trekken van een roman
held: mannelijke schoonheid, geest, moed
en ridderlijkheid, in zich vereenigde. Voor
het eerst wekte de liefde van een man bij
haar wederliefde. Zij liet zich door hem en
door Mme de Staël overhalen om haar man
te yerzoeken haar de geheele vrijheid te
rug te geven. De toestemming kwam:
maar óf de aandoenlijke toon van gelaten
heid in zijn brief, óf wel de gedachte, dat
zij, die van zijn voorspoed genoten had,
hem nu in tegenspoed niet mocht verlaten,
of wel een andere meer gevoelde dan in
woörden gebrachte overweging want
meer dan een ander is dit vrouwenhart
een raadsel bracht haar weder tot an
dere gedachten. In leder geval zij stelde
het huwelijk uit en bestelde het eindelijk
af. Dooh de prins bleef nog jarenlang in
briefwisseling met haar. Hij kooht later
van Gèrard de^beroemde schilderij van
„Corinne au Cap de Miseme", die tot aan
zijn dood in zijn kamer hing en in zijn
testament werd toegewezen aan haar, wier
herinnering hem dierbaar was gebleven.
Later weer in Parijs teruggekeerd, werd
zij na eenige jaren om den Bourbon-ge-
zinden geest van de meesten harer bezoe
Levensverzekerings-agent: Waaraan zijn
uw vader en moeder gestorven?
Slachtoffer: Dat weet ik niet meer, maar
het was een doodelljke ziekte!
kers dit de hoofdstad verbannen. Zij ver
toefde te Rome, Napels en Lyon bij haar
familie en vestigde zich na 1814 voor goed
te Parijs. Hier moldden zich, in 1816, om
de beroemde vrouw te leeren keniten, de
vorsten en generaals der Geallieerden bij
haar aan, o.a. ook Wellington, wien zij om
een smadelijke uitdrukking over Napoleon
de deur wees. Zij vereenigde nog jaren
lang de grootste geesten van uiteenloo-
pende richting op godsdienst en staatkun
dig gebied om zich heen. Haar trouwste
bezoeker was De Chateau-briand. lederen
dag zagen-de bewoners van de Rue de
Sevres hem op hetzelfde uur sierlijk ge
kleed met een rottinkje in de hand voor
bijstappen om in het klooster van 1'Abbaye
aux Bois, waar zij kamers betrokken had,
gedurende een paar uren de onaange
naamheden van zijn niet zonder redenen
lastige, vrouw te vergeten. Van ouderdom*
stram geworden reed de beroemde man
nog daarheen en liet zich door een paar
bedienden in een leuningstoel de trappen
op naar binnen dragen. Toen Daniël Stern
(gravin d'Agoult) haar ln 1849, korten tijd
voor haar dood, bezooht, vond zij een bijna
geheel blinde vrouw met fijne trekken en
liefkozende stem en Innemende manieren.
Madame Recamier beleefde vele aange
name oogenbllkken in haar leven door
haar gelukkige gewoonte om zich de be
wondering en verrukking over het schoone
en goede dat fyaar wedervoer, niet door
het speuren naar fouten en gebreken te
bederven. Waarlijk een voorbeeld, dat na
volging verdient! B.