POPULAIRE RUBRIEK. msasmmaaBam Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven VAN 'S LEVENS WIJSGEERIGEN KANT van ZATERDAG 13 MAART 1926. EEN SERIE BABBELPRAATJES OVER DE HOLLANDSCHE SPREEKWOORDEN. De „lichaamsdeelen" spreekwoord. IV. Hieronder volgt een serie spreekwoor den over „het hoofd": Zooveel hoofden, zooveel zinnen. Een garnaal heeft ook 'n hoofd. Niemand kan weten wat hem boven 't hoofd hangt. Het domste hoofd krijgt het beste kussen. Geen haar op mijn hoofd, dat er aan denkt. Hij heeft zooveel berouw als haren op zijn hoofd. Hij heeft hem de hand boven het hoofd gehouden. Er worden hem vurige kolen op het hoofd gestapeld. Een jonge man met 'n oud hoofd. Men kou wel over de hoofden loopen. Wat het hoofd vergeet moeten de beenen inhalen. Niets zonder geld, dan hoofdpijn. Men kan niet uit het venster kijken als men geen hoofd heeft. Ik zou er mijn hoofd wel op durven geven. Leg de hand op uw hoofd en zie wat er onder is. Men moet de concurrentie het hoofd bieden. Hoofd voor hoofd gingen ze eraan. Hij is gewend zijn eigen hoofd te volgen. Hij verliest om de haverklap zijn hoofd. Zet die dingen maar uit je hoofd. Hij loopt met zijn hoofd tegen den muur. Het is hem totaal over het hoofd ge wassen. Hij lijkt me niet wel bij 't hoofd. Hij is er heelhoofds (heelhuids) afge komen. Dat is 'n kunstje om uit het hoofd te leeren. Er zit een goed hoofd op dien man. Zijn hoofd is geheel ©p hol (van streek). Hij heeft 'n hoofd als 'n boei (Of als 'n garnaal) (Ofals 'n ijzeren pot). Die jongens hebben de wind in hun hoofd. Hij is er niet met zijn hoofd bij. Het had hem zijn hoofd kunnen kosten. Het scheelt hem in zijn hoofd. Hij maalt me den ganschen dag aan m'n hoofd. Hem zal geen haar op het hoofd ge krenkt worden. Het is me totaal door m'n hoofd gegaan. Hij heeft heel wat aan z'n hoofd. Het hoofd loopt me den heelen dag om. Een groot hoofd een klein verstand. Hij laat nogal gauw het hoofd hangen. Hij legt dadelijk het hoofd in den schoot. M'n hoofd loopt me om. Het is de kunst om het hoofd boven water te houden. Ik heb er een hard hoofd in. Iemand de kroon van het hoofd nemen. Hij heeft leelijk z'n hoofd gestooten. Hij zit met muizenissen in zijn hoofd. Hij zit den heelen dag met 'n sigaar of 'n pijp in 't hoofd. Ziedaar een kleine collectie spreek woorden over „het hoofd". Zooals men ziet zijn het er niet weinig. En het zou geen moeite kosten dit aantal met nog 'n tiental voorbeelden uit te breiden. Om echter niet te eentonig te worden zullen we het, liever hierbij laten en de volgende keer weer eens een van deze spreekwoorden b.v. het eerst ge noemde in een voorbeeld-verhaaltje verwerken. Carel Brensa. MAART ROERT ZIJN STAART. Wat hadden onze voorouders er toch echt den slag van om op een kernachtige wijze iets een bijzonder cachet op te druk ken. Maart roert zijn staart is het niet of je de grilligheid van het weer in Maart er uit proeft; een momentje is de staart in rust en denk je dat de eigenaar daarvan in een gemoedelijken rusttoestand ver keert of kort daarop slaat het schepsel ge weldig zijn staart heen en weer en deelt rond zich meppen uit, die je angstig ma ken en je fel beroeren. Neem de voorbijgeganen Zondag b.v. Huizenhoog zou je daarop gebouwd heb ben en velen zal het de onvoorzichtige voorspelling over de lippen gebracht heb ben, dat het nu eindelijk met het weer eens beter zou worden. Die voorspelling lieten ze natuurlijk wil liger over de lippen glijden, omdat er in de kranten had gestaan, dat de onweers buien der vorige week moesten gelden als afscheidssohoten aan den winter. Natuurlijk verkeerden ze in den waan, MADAME RECAMIER. De mooiste vrouw van Europa. Om bijzondere redenen verdient de schoone, bevallige verschijning, die door een reclameplaatje zoo algemeen bekend is, een plaats in de galerij van merkwaar- dige vrouwen, die wij uit de historie ken- nen. Zij heeft wel geen leidende rol ge speeld, doch zij is eenvoudig gedurende een kwart eeuw als de schoonste en be minnelijkste vrouw van Europa bewon derd. Zij was het middelpunt van een kring hoogstaande mannen op ieder ge bied. Nooit gaf zij den strengsten zeden- reohter aanleiding een rimpel in zijn ge zicht te trekken. Jeanne Francoise Julie Adelaide Bernard werd geboren 4 Decem ber 1777 te Lyon, waar haar vader ban kier was. Door minister Calonne naar Pa rijs geroepen, liet hij zijn dochter in het pensionnaat achter, tot haar opvoeding voltooid zou zijn. Zij was een echt Zon dagskind; door haar blij, zonnig humeur en niet minder door haar aanvallige snoetje, was zij de lievelingeop «ohool en op het pensionnaat. Zij bleef dit, toen zij in den ouderlijken kring te Parijs terug dat de kranten altijd gelijk hebben en daarop hadden ze hun voorspelling ge bouw, hetgeen ze nog des te overtuigen der deden, toen Zondag een rijken zon- nigen dag ons gaf. Hopeloos moeten deze optimisten wel teleurgesteld zijn geweest, toen den vol genden dag reeds weer heel wat verande ring was gekomen in het weer en hun op timisme veranderde in zwartgalligheid toen de Dinsdag wind en regen in over vloed bracht en Woensdag de storm in volle hevigheid losbarstte. Een geweldige bulderbast was het dit maal. Zooals het gebruikelijk is te zeggen: een ouwerwetsehe storm uit het Noord westen. Groote belangstelling natuurlijk aan den buitenkant en wel vooral vermoedelijk hierom, dat de mare was verspreid, dat het water overal op den steiger stond. Er stond een stevige golfslag in de ha ven, zoodat de vletten bij het havenkan toor, die hun oppertje achter de „Drente" misten, lagen te heilebeilen van je welste. Ze slingerden en stampten en stieten el kaar als dolle ramsohapen in de flanken, zoodat er mannetjes noodig waren, die, wadend door het spoelende water over den steiger, moesten trachten hen die caprio len af te leeren. Als steigerende paarden met wapperen de manen holden de hooggekrulde golven over den strekdam, de wervelwinden, die aangierden over het hospitaal, instituut en paleis, floepten op het water in de ha ven en deden het opstuiven, dat het krin De aandonderende golven, die bulde rend rond den dukdalf bij het Wierhoofd jakkerden, sloegen meterhooge fonteinen door de kieren der stcigerplanfcen. Over het Wierhoofd zelf sloegen geweldige golven, beukten tegen de houten schut ting, zoodat hooge schuimzuilén, bijna on afgebroken, zich boven het Wierhoofd verhieven. Bij de Texelsche boot, die bij het Peper huisje ligplaats had gekozen, stonden laarsgeschoeide mannen bij de loopplank, om de mensohen, die over een extra plank, welke over den ondergestroomden steiger gelegd was, een handje te helpen om aan boord te komen. Onder het Peperhuisje stond een haag van menschen, die lekker beschut tegen de geweldige windvlagen, sohadefreudene konden lachen om de worstelingen, die anderen met den storm hadden aan te gaan. Er was geen denken aan om langs het afslaggebouwtje, waar de asphaltbedek- ding in brokken afwapperde, op het Wier hoofd te komen, zoodat het fortje gerond moest worden om de geneugten te kunnen smaken van het zien der jodelende golven, die hun uitgelatenheid botvierden in den hoek van het Wierhoofd. Hoeveel jongens er thuis zijn gekomen met natte schoenen, natte kousen en klee- ren, die nog wat hooger zitten, zal wel moeilijk te schatten vallen. Menig jog zal bij z'n moeder zijn thuis gekomen en het pantalonnetje zal wel strak hebben moe ten staan om enkele gevoelige streelingen daarop haar uitwerking te doen uitoefe nen. Doch er waren ook wel anderen, die tol aanNeptunus hebben moeten betalen. Geen wonder ook, want ze hebben dien gebieder der zee willen tarten en dat liet hij maar zóó niet over zijn kant gaan. In hun' overmoed dachten ze, dat hij hen niet zou kunnen bereiken, maar juist als de overmoedigen daarop het minst verdacht waren, stiet hij met een onweerstaanbaren vaart de golven het dijktalud op en schoof ze ver over den kruin, zoodat de gepunte lage schoentjes, waarin de fijngekleurde sokjes, doopte en sausde uit zijn rijk-voor- zlenezoutkom. Keien van eenige honderden ponden wist hij wel de dijkhelling op te drijven; zou hij dus zoo'n mensohelijk wezentje niet een paar natte kousen kunnen bezor gen? Daarvan moest hij ze even doordringen en daarom had hij maar een paar emmer tjes water over den dijkkruln heengeetort. Met storm was hij baas en niet de nietig- heidjes daar op den dijk. In zijn wijd gebied, de zee, toonde Nep- tunus zich oppermachtig. Zijn gebied was vol van majesteit en borg in zich de ge weldige krachten, waarvoor wij kleintjes het hoofd buigen. ONZE RUSTDAG. Annie legde me uit, waarom ik de schuld was van alles. Als ik den vorigen avond tegen Willem gezegd had, hoe laat we gewoonlijk ontbeten inplaats van hem op dien rug te kloppen en tie 2eggen: „Nou kerel, je maft imaar zoo lang je wilt hoor wfj slapen morgen een gat in den dag!" dan zou hij wel op een behoorlijken tijd naar beneden rijn gekomen, „We zijn nou al een uur over tijd de thee wordt steenkoud," mopperde ze. „Ga eens kijken of hij nog niet wakker is!" Ik liep op m'n teenen de trap op en luisterde aan de deur van de logeerkamer en toen ik niets hoorde sloop ik zachtjes weer naar 'beneden. „Laten we hem maar niet storen," pleit te ik. „Hij heeft gisteren een drukken dag gehad en1 'hij zag er (moe uit gasteravond." ,Jk waoht nog tien minuten en dan.' ga ik ontbijten," kondigde Annie aan. Ik spelde de krant uit en liep toen den tuin in. Maar de bultenluQht maakte m'n honger nog erger, zoodat ik maar weer naar binnen kwam en den goudvisch te eten gaf. „Ga eens op zfn deur kloppen en vraag of hijl wakker 1b," beval m'n vrouw. „En als hij nou zegt, dat hij niet wakker is?" opperde ik. Maar Annie keek me zoo nijdig aan, dat ik weer de trap opsloop met hetzelfde resultaat als daarstraks. „Misschien blijft je vrlendi wel aan een stuk door slapen tot morgen toe," opperde Annie. „Hij Is net zoo 'goed jouw vriend' als de mijne," zei ik. „Maar wie heeft hem ultgenoodigd? „Wat flauw! Je vond toot iheel leuk, dat ik hem 'gevraagd toad't' „Toen wist ik nog ni©t,diat hij die slaap ziekte had!" „Omdat die arme Willem een 'beetje moe is." „*n Beetje moe? Weet je hoe laat het is? We hebben nou al twee uur gewacht!" Er kraakte 'boven Iets en we slopen allebei de trap op en luisterden aan de deur van de logeerkamer, geen geluld. „Ik ga ontbijten," verklaarde Annie, „gast of geen gast!" „De volmaakte gastvrouw!" hoonde ik. „Je hebt gelijk, dat je alleen maar denkt aan je eigen gemak. Als ik weer eens een vriend vraag. „Vraag er dan liever eeni, die hier niet komt uitslapen," viel Annie ine in de rede. „Een broodje?" „Dank je. Ik wacht op .Willem,ver klaarde Ik. Tegen twaalf uur, toen Annie ontbeten had, bracht ze de boel naar de keuken. Ben seoonde later was ze weer binnen. „Kom eens kijken, wat er uit het raam van de logeerkamer hangt!" riep ze op gewonden. Het waren de aan elkaar geknoopte beddelakens. Er stonden voetstappen ln het vlolenpark. Wij stormdlen naar boven. Willem was niet ln de logeerkamer, maar op tafel lag een briefje. „Ik ga dé stad in om een stukje te eten. Ik heb al een' paar keer geluisterd op de trap, maar het is doodstil ln huis. Ik weet niet wanneer jullie opstaan en wil Je in geen geval storen. Prettig, dat ik Jullie weer eens gezien heb. Veel groeten van Willem." Annie is een vrouw uit duizenden. Ze zei geen woord, ernaar ze ging naar bene den en zette nieuwe thee voor me. HET LEVEN DER VROUW. Ons blijft MJ alles das ewlg Welbllche. Zijn wij dienaressen van de mannen. Moet ons leven er geheel op zijn ingericht, dat onze imannen van ons zullen kunnen getuigen: Thuis vind ik altijd gezelligheid. Thuis vind ik het beet bereide maal, thuis vind ik een gewillig oor. Thuis is men bereid mij de zorgen uit het hoofd te verdrijven? Daar voel ik sympathie, waarheid toege negenheid, Daar is toet veilig en goed. Daar staat niet langer een wachter voor mijn lippen, daar is mijn, gezicht niet ver stard in oonventioneele ondoorgrondelijk heid. Daar kan ik me geven zooals ik ben? Daar vind ik rust? Leven we daarvoor alleen? Als onze mannen van een gehalte zijn, diat 't beste in ons vindt, dat we, door hen te versterken, het goede voor het alge meen 'bevorderen!, beanwoorden wij dan geheel aan ons levensdoel? Moeten wij dön onszelf in hen verliezen? Of hebben' we ons zelrven af te vragen, wat onze-waarachtige capaciteiten' zijn. Hebben we die te ontwikkelen en dienst baar te maken tot algemeen nut en dienen we dan onszelf het 'best, omdat wij, dan den eigenlijken kern van ons wezen ge legenheid geven uit te groeien? Moeten wij mode-poppen zijn, alleen bedacht daarop, hoe onze natuurlijke gracde het meest wordt verhoogd en hoe wij ons eens zien, uit welke elementen toet eertijds in hoofdzaak waB saamgesteld. Vooreerst uit ingetogenheid. Vervol gens uit stille huiselijkheid. Ten derde uit die beminnelijke afhankelijkheid, die een beroep deed op ridderlijkheid en bescher ming. Ten vierde uit teergevoeligheid, die zich niet aan die ruwe werkelijkheid de vleugelen had geknot. Ten vijfde uit onbezoedelde reinheid, die de hoogste en heiligste schatten ln veilige bewaring nam. Ik geloof, dat we nu wel de voornaam ste elementen hebben opgenoemd. Let wel, dat ik niet spreek, van wat er in die wer kelijkheid van terecht kwam. Ik sreek van het ideaal, zooals het hoog staande mannen voor den geest zweefde, zooals het aan meisjes en vrouwen werd voorgehouden, Wat is daar nu van overgebleven? In de plaats van ingetogenheid ls ge treden de 'behoefte om rioh overal te doen gelden, om deel te nemen aan alle be raadslagingen en eigen belangen te ver tegenwoordigen. In plaats van de huise lijkheid zien wij den drang om speciale belangen te behartigen, toet verlangen 'zich uit te leven, van toet recht getoruik te maken om te gaan putten uit alle 'bron nen, die door het mannelijk geslacht wor den' geraadpleegd. In de plaats van meerdere zwakheid en afhankelijkheid merken we een streven op, om het lichaam overal tegen bestand te maken en zich zoo onafhankelijk mo gelijk te 'bewegen. Aan de teerheid van toet gevoel wordt geweld aangedaan door niet te schromen alles te zien en tot een onderwerp van studie te maken. Eindelijk wordt door toet mee ten strijde trekken in het gewoel van de wereld die illusie verstoord dat daar te huls de schat ten veilig zijn en ze ten allen tijd© kunnen worden wedergevondon. Heb ik een te zwart 'beeld geteekend? Zulks lag niet ln mijn bedoeling. Ik heb te voel eerbied voor den moed en de krachtsinspanning van vel© vrou wen, t© veel 'geloof ln d© oprechtheid der drljfveeren van velen, t© veel dankbaar heid voor het vol© goéd©, dat werkelijk is tot stand gebracht. Ik heb alleen het verschil willen doen uitkomen, lk heb willen aantoonen, dat er ook wel degelijk verlies is te boeken. Maar bovenal heb lk het willen uitspre ken, dat lk niet doorzien waar het eind punt van dit streven moet rijn, en waar het tenslotte op zal moeten uilpopen. We, hebben een overga natijd doorge maakt, een tijd van zich loswoelen uit knellend© banden, van rich 'bewust wor den van verwaarloosde rechten en van sluimerende krachten, van haken naar ruimer levensveld, Het is volkomen natuurlijk, dat men in de hitte van den1 strijd niet dénkt aan het gebruik, dat men zal maken van de over winning. Maar langzamerhand doet rich nu de leegte gevoelen en dringt rich het bewust zijn aan ons op: we hebben behoefte aan een vernieuwd vrouwelijk ideaal, dat rekening houdende met het eerlijk verkre gen©, nochtans der vrouw haar eigen roe ping weet te herinneren en haar eigen bijzondere waarde weet te doen beseffen en hoog houden, (Het kan onmogelijk toet einddoel van haar streven rijn, om, den man op den voet volgende, in alles zijn gelijke te worden. God schiep ze beiden, man en vrouw, niet om elkaar te verdringen op het we- reldtooneel, maar om' elkander aan te vullen en te bezielen door wedbrzijdache verscheidenheid van gaven. Hoe droevig verarmd ware de wereld! zoo zij u moest ontberen, hoogstaande, waarachtige vrouw. (Door 'n Vrouw. Verklaring. 't Juffertje No.217 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) In het Het hoofd. keerde. Het knopje was tot roos geworden en trok door haar lieflijkheid alle vrien den van den huize, vooral de ongehuw- den, aan. Wel vreemd voor de Fransohe zeden, liet de ouders haar geheel vrij in de keuze uit haar vereerders. Het was dan ook haar eigen wensch, dat zij 24 April 1793 met een schatrijk ban kier, in het huwelijk trad. Eigenlijk een schijnhuwelijk. Want de 42-jarige vrijge zel zocht in het 16-jarige kind niets anders dan een verheugenis voor zijn oogen en een sieraad voor zijn huis. Onschuldig en rein van harte en liefdevol zonder harts tocht, leefde zij in de eerste jaren, den tijd van het Directoire, in den kring ha- rer familie. In 1798 verrastte haar man haar met den aankoop van het prachtige hotel Necker, dat, door een bekwaam ar chitect uit rijke beurs inwendig verbouwd, in zijn keurige, smaakvolle salons de be zoekers in een behaaglijke stemming braoht. Maar nog meer bracht hen de twintigjarige gastvrouw in bewondering en verrukking. Met haar lenige en sier lijke gestalte, haar fraai gevormden hals en schouders, haar kleinen frischrooden mond, natuurlijk krullend kastanjebruin haar en onvergelijkelijk mooie teint was zij zonder twijfel een schoonheid. Geen wonder dan ook, dat haar salon weldra vele aanzienlijke, beschaafde man nen tot zich trok, als Lucien Bonaparte, Moreau, Bernadotte en verscheidene te ruggekeerde geëmigreerden, (die om streeks 1800 met goedkeuring van Napo leon waren teruggekeerd), o.a. de twee gelend als het zand in een woestijnstorm, huizenhoog opvloog. Roblnson. B. neven, de graven de Montmorenoy. Betoo- verd door zooveel bekoorlijkheid ontvlam den velen hunner in liefde, maar hetzij zij die in vurige woorden uitten, zooals Lu cien Bonaparte in zijn brieven, hetzij op meer bescheiden toon, zooals de Montmo- renoy's, zij voorkwam iedere intiemere be trekking; hartstochteloos als zij was, wenschte zij alleen vereering en vriend schap. Zij wist die te behouden zelfs van de teleurgestelde minnaars, zoo dat de oudste der Montmorency's totaan zijn dood het zich ais een geluk aanrekende, haar in moeilijke flnancieele omstandigheden van dienst te zijn. Haar goedheid was alge meen bekend, zoozeer zelfs, dat de be kende Mme de Genlis, toen zij het met de uit Berlijn medegenomen Heimine niet meer kon vinden, deze aan Madame Reca- mier aanbeval, overtuigd dat die het lastig geworden meisje zou aannemen en door haar goedheid zou verteederen. Zij was geen savante, zjj had geen let terkundige, philosophisohe of politieke pretenties; maar zij bezat als geen andere de gave der conversatie: Waar Madame de Staël door haar hooge en nieuwe ideeën de gasten in verbazing zette, braoht Ma dame Reoamier, door de wijze, waarop haar fijne, vlugge geest op die ideeën re ageerde, allen in verrukking. De elf jaren oudere beroemde schrijfster dweep te met haar jongere 'vriendin, die zij in haar Corinna vereeuwigde. De vriend schap tussohen deze twee, zoo geheel ver schillende vrouwen duurde tot den dood. Toen in 1806 de heer Reoamier het groot ste deel van zijn fortuin verloor, vond zijn jonge vrouw een nieuw en aangenaam te huis in Ooppel aan het Meer van Genève, waar Madame de Staël zich na haar ver banning uit Parijs gevestigd had. En ook hier was zij weer de hoogvereerde en ge liefde in den uitgelezen kring, dien de be roemde vrouw om zich vereenigd had. Hier ontmoette zij prins August van Pruisen, .die alle trekken van een roman held: mannelijke schoonheid, geest, moed en ridderlijkheid, in zich vereenigde. Voor het eerst wekte de liefde van een man bij haar wederliefde. Zij liet zich door hem en door Mme de Staël overhalen om haar man te yerzoeken haar de geheele vrijheid te rug te geven. De toestemming kwam: maar óf de aandoenlijke toon van gelaten heid in zijn brief, óf wel de gedachte, dat zij, die van zijn voorspoed genoten had, hem nu in tegenspoed niet mocht verlaten, of wel een andere meer gevoelde dan in woörden gebrachte overweging want meer dan een ander is dit vrouwenhart een raadsel bracht haar weder tot an dere gedachten. In leder geval zij stelde het huwelijk uit en bestelde het eindelijk af. Dooh de prins bleef nog jarenlang in briefwisseling met haar. Hij kooht later van Gèrard de^beroemde schilderij van „Corinne au Cap de Miseme", die tot aan zijn dood in zijn kamer hing en in zijn testament werd toegewezen aan haar, wier herinnering hem dierbaar was gebleven. Later weer in Parijs teruggekeerd, werd zij na eenige jaren om den Bourbon-ge- zinden geest van de meesten harer bezoe Levensverzekerings-agent: Waaraan zijn uw vader en moeder gestorven? Slachtoffer: Dat weet ik niet meer, maar het was een doodelljke ziekte! kers dit de hoofdstad verbannen. Zij ver toefde te Rome, Napels en Lyon bij haar familie en vestigde zich na 1814 voor goed te Parijs. Hier moldden zich, in 1816, om de beroemde vrouw te leeren keniten, de vorsten en generaals der Geallieerden bij haar aan, o.a. ook Wellington, wien zij om een smadelijke uitdrukking over Napoleon de deur wees. Zij vereenigde nog jaren lang de grootste geesten van uiteenloo- pende richting op godsdienst en staatkun dig gebied om zich heen. Haar trouwste bezoeker was De Chateau-briand. lederen dag zagen-de bewoners van de Rue de Sevres hem op hetzelfde uur sierlijk ge kleed met een rottinkje in de hand voor bijstappen om in het klooster van 1'Abbaye aux Bois, waar zij kamers betrokken had, gedurende een paar uren de onaange naamheden van zijn niet zonder redenen lastige, vrouw te vergeten. Van ouderdom* stram geworden reed de beroemde man nog daarheen en liet zich door een paar bedienden in een leuningstoel de trappen op naar binnen dragen. Toen Daniël Stern (gravin d'Agoult) haar ln 1849, korten tijd voor haar dood, bezooht, vond zij een bijna geheel blinde vrouw met fijne trekken en liefkozende stem en Innemende manieren. Madame Recamier beleefde vele aange name oogenbllkken in haar leven door haar gelukkige gewoonte om zich de be wondering en verrukking over het schoone en goede dat fyaar wedervoer, niet door het speuren naar fouten en gebreken te bederven. Waarlijk een voorbeeld, dat na volging verdient! B.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1926 | | pagina 15