Hl Ell TECH Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, Tl van ZATERDAG 3 APRIL 1926. No. 220 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) WIT KALFSVLEESCH. Een kijkje achter de schennen. Zooals bekend is, moet kalfsvleesch, wil het aanspraak maken op bijzondere smakelijkheid, w i t van kleur zijn. Wit kalfsvleesch is de eisch der delicatesse. Weten de dames, die hun slager met zooveel aandrang laten vragen om vooral „wit" kalfsvleesch, wat de prijs is van dat vleesch. We bedoelen hiermede nu niet eens den prijs in geld, maar de prijs in lijden I Hebben ze er ooit van gehoord dat die smakelijke witte tint het resultaat is van een wekenlange stelselmatige marteling? Laat ons voor de eer, voor de reputatie van het gevoelige hart der menschen aannemen, dat zij het niet weten. Trouwens: over het geheel genomen bekommert zich de beschaafde klasse niet bijzonder om de voorgeschiedenis der voedingsmiddelen, die op hun disch prijken 1 Een verschijnsel dat juist hier te lande aan den dag treedt, als een ge volg voor een zeker gedeelte van het feit, dat bij ons de levensmiddelen thuis worden bezorgd. Als ook onze huismoeder, zooals zoo menige buitenlandsche, zelve in den winkel of den hal de diverse waren ging inslaan, N dan zou zij ook iets meer te weten komen van de herkomst onzer voedingsmiddelen, en dan zou door haar ook haar gezin daarin wat meer belang gaan stellen. x Het is beslist noodig, dat de oogen der ontwikkelde klassen in dit opzicht einde lijk eens open gaan. In het bijzonder moeten ze weten, dat in den regel die consumptiemiddelen, die als bepaalde delicatessen worden be schouwd en als zoodanig genoten, ver kregen worden ten koste van een b ij- zonder ernstig lfjden van het be treffende dier. Ze moeten het weten omdat het voe dingsartikelen betreft, die juist omdat ze tot de soort delicatessen behooren, zonder eenige opoffering van beteekenis kunnen worden gemist. Misschien is het u wel eens overkomen, dat gij op een uitstapje in een land bouwende streek, door een regenbui over vallen, een schuilhoek vondt in de schuur eener boerderij. Misschien is het dan ook wel gebeurd dat ge, als de bui wat lang aanhield, bij wijze van tijdverdrijf, eens rondkeekt in bet landelijk verblijf, en in een donkeren hoek waar het juist niet bijzonder frisch TEN DOODE GEKNAKT. Een novelle naar het Fransch, door B. Sedert een jaar was Mlle Jurnier in haar vaderland teruggekeerd, en dikwijls zat zij in treurige gedachten verdiept. En toch was zij in het eerst zoo gelukkig geweest. Zij had een eigen woning, een eigen dienstbode, eigen kennissen. Nu was het haar beurt te bevelen, van haar, die haar leven lang had moeten gehoor zamen. Op zekeren dag echter was haar huisje keurig schoongemaakt en opgesierd, en er was niets meer te doentoen ontdekte Mlle Jurnier, dat zij eigenlijk niemand ter wereld bezat. Haar bloedverwanten? Dood of onverschillig. Haar vrienden? Oude mannen en vrouwen alleen en werk loos als zij. Een man, kinderen? Reeds lang had zij de hoop opgegeven ze ooit te bezitten. En toch was er nog zulk een schat van warme liefde in haar oud hart. Toen herinnerde zich de oude juffrouw eenigen harer leerlingen, die zij liever had gehad dan de overigen. .Zij schreef ze lange hartelijke brieven. Maar de antwoorden waren kort en be leefd, haastig geschreven als een onaan gename plicht. En naarmate de banale brieven kwamen werd de arme Jurnier treuriger. Op zekeren dag verzocht een harer vroegere leerlingen haar, eens over te komen. Reisgeld werd bij het verzoek gevoegd. Den volgenden morgen was Mlle Jur nier reeds op weg. De buren, gelmtrigeerd door het haastige vertrek, kwamen naar het huisje om bizonderheden te vernemen, maar men zag slechts een salon, waar van de stoelen met hoezen waren over trokken en de lamp met gaas omwonden. De oude achtergebleven meid wist ner gens van. Wat gold de ultnoodiglng tot die over komst aan Mlle Jurnier gedaan? Haar rook, de omtrekken ontwaardet van een soort hokje of kistje, voor zoover ge kondet onderscheiden ongeveer 1 Meter lang en i Meter breed. Dat kistje zal wel niet dadelijk uw bijzondere aandacht hebben getrokken; in elke boerderij ter wereld staan in donkere hoeken dergelijke voorwerpen. Maar naarmate een oponthoud in die schuur langer duurde en ge dus meer attentie schonkt aan uw omgeving, drong het tot u door, dat dit kistje in zoover wel iets bijzonders had dat het niet ledig was, maar dat daarin iets leefde: een zeker vaag gestommel, een geluid dat soms geleek op een zwak steunend en smartelijk geblaat, het geblaat van een dier. En toen de zon weer aan den blijden hemel scheen en ge met een zucht van verademing uw duffe schuilhoek verliet, en, verwonderd, aan den boer vroeg, of er inderdaad een dier in dien donkeren („vunzig riekenden" durfdet ge nog niet eens ronduit te zeggen) hoek was opge sloten, toen is u zeer waarschijnlijk met het onnoozelste en gewoonste gezicht medegedeeld, dat dit werkelijk het geval was. Het was een kalf dat daar stond om vetgemest te worden, om mooi wit vleesch te krijgen. En even doorpriemde u dan wel medelijden met het arme dier. De lijdensgeschiedenis van het dier vangt reeds aan, als het nog maar even bij de moeder vandaan is. Dan begint de vetmesting al in den vorm van opge sloten worden in een houten hokje, dat in een donkeren hoek wordt geplaatst. Dit hok is volkomen dichtgespijkerd* dus van binnen absoluut duister; het is juist groot genoeg om het mogelijk te maken dat het dier er in staat en zich niet meer kan bewegen dan hoog noodig is. Immers voor een mooie vleesohvorming zijn een staande houding en zoo goed als geen beweging vereischten. Het hokje heeft een luikje, waardoor het dier een paar keer per dag zijn voedsel ontvangt. Zoo staat of liever hangt dit teere pas geboren sohepsel op de dunne slappe pootjes van 10 tot 18 weken lang. En aldus gaat het den dood tegemoet. Want na die lijdensweken openen zich de poorten van dit gevangenisje, en dan komt er in dèt jonge leven een heel kort moment van iets zien, iets voelen, iets begrijpen van wat de zon is en de hemel, gedurende het vervoer namelijk naar de markt waar het aan den slager wordt verkocht. In sommige streken wordt de marteling nog verergerd, doordat deze diertjes een korfje voor den bek krijgen om te be letten, dat ze zich likken en haar naar binnen krijgen, wani dat zou voor de schoone vleeschvorming allernoodlottigst zijn. b. Uit een dagblad. Te koop aangeboden een koe. Geeft lederen dag 4 liter melk en een stoel. vroegere leerlinge was getrouwd met een prins van Russischen stam en had een kleine, dien zij wilde toevertrouwen aan haar gewezen leermeesteres tijdens een groote reis, die zij met haar gemaal wilde ondernemen. Z(j bezat de overtuiging, dat de kleine nergens een zoo goede verzor ging zou ontvangen als juist bij haar. Na een tijdje hoorde men, dat Mlle Jurnier terug was. Onmiddellijk kwamen de buurvrouwen om zich op de hoogte te stellen. Daar wachtte haar een groote verrassing. Midden in het salon stond tusschen de kostbare bibelots, een wieg, versierd met tulle, linten en kanten. Mlle Jurnier stond er glimlachend bij, legde den vinger op de lippen en fluisterde op teederen toon: „St! StI Weest stil alsjeblieft, zij gaat slapen". Op achteloozen toon vervolgde zij: „Het is een Russisch prinsesje, dat aan mijn zorgen is toevertrouwdhet liefje is nog zoo kleinnauwelijks twee maanden oud. Kijk eens hoe mooi zij is, net een bloempje". Zij tilde voorzichtig het fijne kanten gordijn op en men zag een klein kinder kopje uit een mutsje komen. Een der vrouwen waagde op te merken „Maar beste vriendin, hoe heb je op uw leeftijd, in uw positie zulk een zware verantwoordelijkheid op je durven nemen. En dat nog wel zonder iemand er van te voren over te raadplegen". Mlle Jurnier glimlachte alleen, als een bewijs hoe gelukkig zij zich gevoelde, dat haar leven nu niet zoo leeg was, al was het dan maar tijdens het buitenlandsch verblijf der ouders. In gezelschap van de haar toevertrouw de kleine bracht zij heerlijke dagen door. Het meisje keek met haar groote, mooie donkere oogen onbeschroomd roud en was voor de eenzame oude juffrouw een nooit uitgeputte bron van ongekend geluk. Mlle Jurnier leerde alle dwaasheden, alle kinderlijke aardigheden, alle angsten, alle verheven toewijding eener moeder ken nen. Doch zij was onhandiger, roerend onhandiger dan een jonge moeder. Want de vijftigjarige had niet meer die buig zaamheid van geest, telkens was zij ten einde raad. Dikwijls sprong zij 's nachts overeind en ging op haar bloote voeten, half gekleed, naar de wieg, waar het kindje zich misschien had blootge woeld. Welk een angst, toen de eerste DE DAGEN VAN PRINSES CARAMIA Heel lang geleden woonde er in een land hier heel ver vandaan een prinses, die caramia heette. Ze was zóó slank en lenig, dat ze, wanneer ze danste, wel een buigende rietstengel in den wind geleek, en haar lange kastanje bruine haen golf den om haar lichaam als donker door de zon beschenen water. Nu denkt jullie zeker, dat er wel dage lijks prinsen aan het hof van Prinses Oamaria's vader zouden komen om bnnr hand te vragen. Maar dan heb jullie het toch mis. Dat komt omdat ik je ook nog niets heb verteld van Oamaria's oogen. De meeste prinsessen hebben oogen zoo blauw als de hemel of oogen zoo donker als zwarte diamanten, maar Oamaria's oogen waren groen, groener dan de zee of dan tijgeroogen bij maanlicht. Dat was nu op zichzelf wel iets ongewoons en ook misschien wei heel aantrekkelijk, maar. Caramia keek ontzettend scheel, zóó dat niemand haar goed aan kon kijken. Zelfs haar ouders, die toch de aardigste koning en koningin waren, die je je maar kon denken, konden niet naar hun dochters oogen kijken, zonder te rillen. Camaria vond dat net zoo akelig voor haar ouders, als die het voor hun kind vonden. „Arme Vader en Moeder," dacht Camaria. ,Jk wou, dat ik ze nooit had ge zien; ik wou, dat ik hun dochter niet was. Ja, het zou veel beter voor alles wezen, als ik geen prinses was." Dat zei ze ook tegen haar kindermeid. De' kindermeid, die erg doof was antwoordde: „Ja, zeker, zoo is het." Dat zei ze altijd als Caramia haar iets vertelde en anders dacht de prinses nooit over die woorden na, maar dezen keer deed ze het weL Caramia zocht haar vader op en vroeg hem: „Lieve Vader, mag ik alstu blieft een bedelmeisje worden, dan zal mijn gebrek me niet zoo erg toeschijnen. De koning hoestte, slikte zijn tranen weg en zei toen zacht: „Ja, lieveling, als je dat graag wilt, mag je weL" Nu kleedde Caramia ziohzelf in lompen, kuste haar ouders en vertrok. Ze liep haar Vaders geheele rijk door wel zeven malen, zoodat ze elk stadje en dorpje, elk bosoh en elk beekje ervan kende. Maar haar scheelheid kon ze niet vergeten Ieder die ze aankeek, rilde van afschuw. Alleen, als ze danste, dacht ze niet aan haar oogen een ieder, die haar zag dan sen vergat de soheelheld van het bedel meisje en bewonderde haar lenige bewe gingen, heur prachtige haar en haar kleine witte voetjes. Op zekeren dag was Caramia te be droefd en te vermoeid om te dansen. Ze zocht een stil plekje in een groot denne- boech en schreide en schreide tot ze ein delijk In slaap vieL Toen kwam daar door hetzelfde bosch een prins gereden, een dappere, sterke, VTOolijke prins die Artoma heette. Hij zag het slapende meisje, stapte van zijn paard om haar beter te kunnen zien en toen hij haar zag hield hij meteen van haar en besloot haar te vragen, met hem te trouwen. Hij knielde en greep Caramia's kleine handjes. Daardoor ontwaakte de prinses en opende haar oogen. Het was de prins of hij een steek in zijn hart tkreeg, toen hij haar eoheelheid zag. Maar Artoma liet niets merken van zijn schrik en zeide: „We zullen straks samen naar den klui zenaar gaan, die hier een half uurtje van daan woont en vragen, of hij ons wil trouwen. Dan gaan we naar het andere eind van de wereld naar den kabouter, „die-al-wat-scheef-is rechtzet"." Af aar," protesteerde Caramia: „U is een prins en ik ben maar een arm bedel meisje." „O, nee," antwoordde de prins, terwijl hij Caramia strak aankeek. „Je bent de koningin van...." Toen hield hij plotse ling op. Want o, wonderl de sdheel- heid was verdwenen en Caramia's mooie diepgroene oogen keken den prins recht aan. Prins Artoma had zoo recht in Cara mia's oogen gekeken, dat die vanzelf ook recht waren gaan staan. Niemand had ooit tevoren de prinses recht in de oogen durven kijken I Caramia en Artoma behoefden nu niet naar het andere einde van de wereld te rijden. Ze gingen regelrecht naar het pa leis van Caramia's vader en moeder. O, wat waren die blij, toen ze hun dochter weer zagen en nog veel meer verheugd werden ze toen ze zagen, welk wonder er gebeurd was. Twee weken lang werd er in het heele land feest gevierd, ter eere van het huwe lijk van prinses Caramia en prins Ar toma. tandjes moesten komen. Maar ook welk een heerlijke vreugde, wat een ongekende genoegens. Dikwijls zat Mlle Jurnier naast de wieg en vergeleek haar tegenwoordig leven met het vroegere. Wat een verschil I Neen, neen nooit had zij kunnen vermoeden, dat zoo'n klein wezentje zoo'n groote plaats in huis zou innemen. Nu was het leven pas de moeite waard. Vroeger gingen de dagen langzaam en onbeteekenend voort, nu kwam zij lederen dag tijd te kort Eenige maanden verliepen. Bloempje stamelde een verrukkelijk Bargoensch en trachtte haar kleine voetjes in de witte schoentjes op den grond te zetten. Toen vertelde Mlle Jurnier aan ieder die het wilde hooren, dat haar leerlinge buitengewoon verstandig was. Men glim lachte dikwijls wanneer zij loftuitte over de volmaaktheden van de haar toever trouwde kleine. Mlle Jurnier werd er jonger door. Haar bewegingen werden teeaer, haar stembuiging leek als muziek. Haar kleeding droeg zij nu gesoigneerd, bijna elegant. Zij, die sedert haar geboorte slechts sombere kleuren had gedragen, koos thans lichte tinten, kleurige linten. Spoedig begon men de spot te drijven met die gedaanteverwisseling. Men noem de haar „Het jonge moedertje". Doch niettegenstaande alle zorgen bleef Bloempje tenger, bleek en stil, wat men ook deed om haar op te vroolijken. Lang zaam leerde zij loopen, maar zij was spoedig vermoeid. Dan klom zij op den schoot van haar moedertje en bleef daar uren lang onbeweeglijk zitten, ineen gedoken als een kouwelijk poesje. Dan gaf de onderwijzereè zich aan haar droomerijen over.' Zij maakte toekomst plannen. Immers haar pupil moest alle kinderen overtreffen I Doch als het kind zich bewoog gingen haar gedachten tot de werkelijkheid terug en glimlachte zij om het idee, dat zij de toekomst zoo was vooruitgeloopen. Zij zou de kleine immers weldra weer moeten afstaan Maar Bloempje was meest droomerig en stil. Nooit'had zij grillen, nooit werd zij booszij was eigenlijk te zoet voor een kind. Mlle Jurnier wist als oude jongejuffrouw niet, dat kinderen niet kunnen leven zonder schreeuwen, zonder rumoerig en MADAME BTAEL EN NAPOLEON BONAPARTE. «Nap" en de vrouwen. Napoleon hield niet van geleerde vrou wen. Aan een diner gaf h|j eens hij was toen al keizer een tafeldame op zijn bekende bruuske wijze te kennen, dat een vrouw zijns inziens slechte ge schapen was om een goed huismoeder te zijn en vele kinderen groot te brengen, gelijk zijn eigen moeder dat ook had ge daan. En zoo hij geleerde vrouwen in het algemeen reeds niet mocht, een feilen afkeer had Napoleon van een der meest geleerde vrouwen van zijn tijd: Neoker's dochter, madame de Staël, schrijfster van Corinna, Delphine en zoovele andere werken. Het niet ongewone feit deed zich trouwens voor, dat de afkeer wederkeerig was en bij Madame de Staël zeker niet minder groot dan bij den Corsikaan. Ze bewonderde noch het karakter noch de politiek van Napoleon, en ze zei het ronduit! Ziedaar wat haar in Napoleons' oogen uitermate onsympathiek en ge vaarlijk maakte. De ware strijd tusschen dit ongelijke tweetal werd feitelijk eerst aangebonden in den jare 1799. Madame de Staël had een leidende positie in de Parijsche hooge kringen en tal van invloedrijke groot heden bewogen zich in haar salons. Maar zoodra het duidelijk werd, dat de gast vrouw zich geschaard had aan de zijde eener politieke groep, die Napoleon, toen Eerste Consul, niet in alles wenschte te volgen, werd dit anders. Men verbeurde de gratie van den machtigen man niet gaarne, om der wille van een geestige vrouwenconversatie. En den dag nadat de oppositie had gesproken, en men wist dat madame de Staël daartoe behoorde bleven haar salons leeg. Ze had voor dien avond gasten ge{ inviteerd, die ahders gaarne versche nen, „maar nu" schrijft ze zelf over deze gebeurtenissen „ontving ik om |vijf uur tien verhinderingsbriefjes". Het was beweeglijk te zijn, zonder de te groote levenskracht te gebruiken, die in hun klein lichaampje woont. Wel verre van zich ongerust te maken over die voort durende rust, had zij geen woorden ge noeg van lof om „haar dochtertje" te vergelijken bij de kinderen, die zij o straat zag en die zoo wild, zoo dru waren Eens weigerde Bloempje te eten en de oude dienstmaagd, die in groote haast werd uitgezonden, kwam met den dokter terug. Deze onderzocht en betaste het kind, schudde het hoofd en verklaarde dat het meisje levensgevaarlijk ziek was. Er moest dadelijk aan de ouders worden geschreven. Wat scheelde het dan? Och niets bizonders, bloedarmoede, een gebrek aan levenssappen. Mlle Jurnier scheen den slag met onder werping te dragen. Haar geheele wil was op de genezing gevestigd, al haar geest kracht gebruikte ze om het kwaad te beheerschen en zij bleef doof voor elke vermaning, ongevoelig voor elke ver- moeiniszij bleef dag enj 'nacht bij de wieg en dulde geen oogenblik dat een ander dan zij het zieke kind aanraakte. De dokter kon zeggen wat hij wilde, zij zou haar lieveling redden. Hoe zou een kind dat men zóó lief had, kunnen sterven Bloempje nog bleeker dan gewoonlijk lag met gesloten oogjes schijnbaar slapend op het kussen. Geen klacht, geen kermenalleen een beweging van walging bij het zien van voedsel. En als men tooh aandrong, smeekten de groote oogen om medelijden, maar de onderwijzeres vond den moed desniettepiin pogingen aan te wenden en slaagde er soms in den tegenstand te overwinnen. Zoo ging een week voorbij, eenvreese- lijke week, waarin de oude juffrouw iederen dag een grootere vermagering, een sterkere afneming der lichaamskrach ten kon waarnemen. En oi> een ochtend, dat de sneeuw in dichte vlokken viel sliep Bloempje vreedzaam in. Toen wilde Mlle Jurnier, zonder een oogenblik haar bedaardheid te verliezen zonder een traan te storten, zelf het kind kleeden. Zij deed het haar mooiste ge borduurde jurkje aan en legde in het als het ware de opening der vijandelijk heden. Andere dingen wezen er ook op dat de machtige arm van den Eersten Consul ver wist te reiken. Toen in 1800 madame de Staël's groote werk over de litteratuur uitkwam, Kreeg zij unaniem een... zeer slechte pers. En toch hadden dezelfde critici haar vroeger geroemd als een der grootste auteurs van haar eeuw „In 1801", vertelt madame Staël, „wilde Napoleon een koning maken, van den 3paanschen Infant, die heerscher over „Etrurië" zou worden. Zijne Hoogheid werd naar Parijs gecommandeerd, dat te zijner eer had feest te vieren 1 De Eerste Consul wilde het Fran'sohe Volk toonen, hoe hij een vorst eener oude dynastie kon laten anti-chambreeren en vernederen door zijn giften nu hij door vervolgingen daarin niet was geslaagd. Ter gelegen heid van een comediestuk, waarin de versregel „j'ai fait des rois, madame, et n'ai pas voulu 1'être" werd uitgesproken, juichte het theaterpubliek den Eersten Consul toe. De arme koning van „Etrurie" werd overal heengevoerd, terwijl men dagelijks nieuwe spotternijen op hem lanceerde...." Een vrouw, die zoo schrijft en evenzoo sprak kon Napoleon in de hoogste en invloedrijkste kringen des lands niet dulden. Het toeval hielp hem gedurende eenigen tijd madame de Staël uit zijn buurt te houden, n.1. doordat ze van 1801 tot in den winter van '02 op '03 verblijf hield in de geboortestad van haar vader, Genève. Maar toen zij las dat Parijs in dien winter van allerlei groote geesten, En- gelsohen zoowel als Fransche wemelde, kreeg ze een heftig verlangen naar Parijs en zijn genoegens. Er was echter wel niet direct een bevel uitgevaardigd aan den Geneefsche politie- pref eet om madame de Staël een paspoort te weigeren, maar de Eerste Consul had toch een wenk gegeven: zij deed ver standig om niet terug te keeren I In dienzelfden tijd verscheen haar roman „Delphine". Immoreel.... I" riepen in koor de Fran sche bladen, en madame de Staël begreep hieruit te meer, dat ze nog steeds in ongena was. Ze was te trotsch haar zaak bij den Eersten Consul te doen bepleiten, al miste ze Parijs smartelijk. Enkele maanden nadien echter hield ze 'het in Genève niet langer uit en trok in alle stilte naar een klem plaatsje, op tien mijl afstand van Parijs. Daar konden dan eenige trouwe vrienden haar komen bezoeken. Vrouwen jaloezie maakte aan deze, tooh wel bescheiden, vreugde een eind. Een dame die zich bij den Eersten Consul eens extra verdienstelijk wilde maken, kwam hem mededeelen, dat de wegen naar het bewuste plaatsje zwart zagen van de menschen, die madame de Staël wilden bezoeken. Het was een leugen, maar Bonaparte vond er voldoenden grond in om zich van de te scherpziende en te welbespraakte vrouw te ontdoen. Madame de Staël kreeg dus order te vertrekken, maar ze was nog niet ver bannen. Madame Récamier, de bekende „beauté" van het Eerste .Keizerrijk, die ook even goed van hart als schoon van uiterlijk was, bood de vervolgde vrouw een onderdak aan op haar buitengoed te Saint-Brice, op twee mijl afstand van Parijs. 6 het doodkistje, dat met zijde gecaptioneerd was. De kamer was vol bloemen, die een bedwelmenden geur verspreiddenvol witte rozen, leliën, .tuberozen en resida. Efce bezoekers konden het er niet uithouden, doch Mlle Jurnier was er ongevoelig voor. Toen kwam de dag der begrafenis. De ouders ofschoon hun reis dadelijk onder broken, konden niet tijdig hun kleine meer bereiken. Mlle Jurnier had te lang gedraald met het bericht, zij was blijven hopen op herstel, op gezondheid, op jeugd. Buiten viel de sneeuw in dichte vlokken; maar al waren zij in nog veel dichter massa's neergevallen, zij hadden Mlle Jurnier niet kunnen beletten haar Bloempje zelf naar haar laatste rust plaats te brengen. Zij reed met het doodkistje in een rijtuig naar het kerkhof, onbeweeglijk, zonder de minste ontroering, mat haar hand rustend op de plaats waar het aangebeden krulkopje lag. Het kistje zonk neer in de groeve, de vreeselijke kuil werd dichtgemaakt en was in korten tijd met sneeuw bedekt. Zij ging heen zooals zij gekomen was, zwijgend en ongebogen, als een stand beeld. Slechts toen zij thuisgekomen was, en men haar de gebruikelijke deelneming wilde betuigen, smeekte zij met nauw hoorbare stem haar alleen te laten. Toen sleepte zij zich als een gewond dier naar de sneeuwwitte wieg. Nog steeds geen tranen. Zelfs toen zij de kleine witte schoentjes op het tapijt zag, de stukjes speelgoed, het laatst gedragen nachthemdje, zelfs toen weende ze niet. Haar oogen waren strak als van een houten pop. Eenige uren verliepen. Toen waagde de oude dienstmaagd het, haar wat eton te brengen en haar te Btoren in haar rust. Toen deze Mlle Jurnier onbeweeglijk in haar vermoeide houding zag zitten, wilde zij haar wekken. Maar de oude jongejuffrouw was dood. Wat moest zij nog op aarde doen nu Bloempje was heengegaan 1 't Jutte rt je

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1926 | | pagina 15