UIT DE WIJDE WERELD
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van ZATERDAG 15 MEI 1926.
NO. 220 ^AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
GEEP.
BESMETTING DOOR SCHOOL
BOEKEN.
Het ia van algemeene bekendheid dat
door boeken besmettelijke ziekten kunnen
worden overgebracht
Het meest sprekend geval, dat daar
omtrent wordt aangehaald, is wel dat van
twintig beambten, aan den gezondheids
dienst in Michigan verbonden, die ach
tereenvolgens door tuberculose werden
aangetast; die beambten waren belast met
het nazien van de registers der zieken-
inrichtingen en bij onderzoek bleek dat
die allen besmet waren.
Met het oog hierop wendde zich een
syndicaat van Hongaarsohe boekverkoo
pera tot de Nat. Mij. voor hygiëne, met
het verzoek bij de regeering aan te drin
gen op het uitvaardigen van een verbod
tegen het te koop stellen van gebruikte
schoolboeken-, waarop de heer Krausz, die
met het beantwoorden van het verzoek
belast werd, een reeks proeven nam, die
in het Zeitschrift für Hygiene und Infec-
tionskrankheiten, 1901, Th. XXVTI, zijn
opgenomen en tot de volgende uitkomsten
leidden.
De heer Krausz entte het buikvlies van
cobaya's in met een aftreksel van stuk
ken papier. Waren dat gedeelten van de
bladen van nieuwe boeken, dan had die
inenting geene bijzondere gevolgen; wer
den die echter genomen uit versleten
schoolboeken of uit boeken uit leesbiblio
theken, dan was steeds buikvlieeontste-
king het gevolg van die inenting. Waren
die schoolboeken vooral onder hooge
dyukking in een' Fapdniaanschen pot uit
gekookt, dan had die inenting geen scha
delijke gevolgen.
Ook heeft de heer Krausz een onder
zoek ingesteld naar den levensduur van
op bijaden papier overgebrachte cultures
van bacillen. Daar hij bevond dat die in
het algemeen korter was dan de duur
der vaoantie, stelde hij deze conclusie:
Ontsmetting van schoolboeken, die aan
het einde van dien cursus worden over
gedaan of verkocht is niet noodig» omdat
de vacantiëm in den regel langer duren
dan dten tijd, waarin de overbrengers der
besmetting ten gronde gaan. Het ver-
koopen van gebruikte schoolboeken- bij
den aanvang der vaoantie moet alleen
verbaden -worden.
Het telkens ontsmetten van die boeken
der leerbibliotheken 'behoort verplicht ge
steld te worden; zij verwisselen zeer dik
wijls van lezer en komen noodzakelijk
vaak in handen van zieken en herstellen
den. Zij, die zulke Inrichtingen bezitten,
kunnen voor weinig geld zich een ont-
smetttngs-toestel aanschaffen.
Kunstwaardeerlng.
Op een schilderijententoonstelling bleef
een bewonderaar lang voor een stuk ertal-
staan. Prachtig, prachtig -ontsnapte
zijn Mppen welke schoone vormen. Bn
als een zucht volgde: Kon ik het adres
van het origineel maar te weten ifcoimen.
KOEKOEKSEIEREN.
De Engelsche natuuronderzoeker Pike,
die onder leiding van Chance deel heeft
genomen aan diens koekoekonderzoekin-
gen, is er een paar jaar geleden in ge
slaagd het leggen van een ei door een
koekoek te fotografeeren. Nadat een koe
koek meermalen het nest van een gras
pieper geïnspecteerd had, heeft Pike dat
eenigszins bloot gelegd en zijn toestel op
gesteld. Na lang en ingespannen wach
ten verscheen de mooie vogel. Ze naderde
tot op eenige voeten het opengelegde nest
en keek verbaasd. Zij had het nest de
laatste dagen dikwijls geïnspecteerd en
het goed gesloten bevonden. Maar nu was
het open. Zij keek opnieuw, haar twijfel
nam toe en zij vloog weg. Op een afstand
op een tak zittend, keek zij in de richting
van het nest en toen zij niets verdachts
meer bemerkte, gleed zij direct in het ge
opende nest Nu vlei geen tijd meer te ver
liezen, want zij pikte dadelijk met haar
snavel het ei van1 den pieper weg, dat het
dichtst biji haar lag, ging op het nest zitten,
het gestolen ei in den snavel houdend,
legde zelf een el en vloog terstond weg.
Het geheele gebeuren van het oogenblik
van aankomst af tot het moment van weg
vliegen duurde precies tien tellen. Het
geheim van den koekoek was ontdekt;
duizenden jaren was. het een geheim ge
bleven, maar nu heeft de camera het ge
stolen en iedereen kan het zien. Tot vóór
deze ontdekking van Pike was de gang
bare meening, dat het wijfje van den koe
koek het el op den grond legde, met den
EXCAVATEUR-TRANSPORTEUR BIJ DE ZUIDERZEEWERKEN.
Groote dingen kunnen vlak bij ons ge
beuren, zonder dat we er acht slaan. Maar
wie belangstellend is, kan alles zien. Hij
neme de autobus, of als hij van gezel
schap houdt, neme hij zijn fiets mee. En
als hij de hobbelige heirbaan verkiest,
neemt hij de Westkant van het Kanaal.
En bij de Kooy kijkt bij zijn oogen uit.
De Kooy-ponton-tolbrug of ponton-Kooy-
tolbrug (er zijn slechts 9 mogelijke varia
ties, maar op zijn visite-kaartje staat al
leen: Tolbrug) heeft de pont vervangen.
En evenals indertijd Dordrecht groot is
geworden, ten tijde van Dirk I, Dirk H,
Ada, van het tolheffen, zoo traoht de
Kooy een wereldstad te worden door het
heffen van een tol, ad twee centen per
wielrijder. In droeve eenzaamheid ligt
aan de overzijde wijlen de pont weg te
roesten.
Het kleine tolhuisje is gevuld met een
groot aantal tol-ambtenaren van beider
lei kunne, vanaf den leeftijd van vier of
vijf jaar, hetgeen de uitoefening van het
heffen niet belemmert
Maar hij, de belangstellende, rijdt ver
der en ziet langs de nieuw-aangelegde
wegen velerlei nieuws. Een sluizen-com-
plex verbindt het oude kanaal met al het
nieuws, dat achter den ouden zeedijk te
vinden is. Een brug over de sluis is op
komst maar nog zoek, dus rijd niet par
does bet water in. Gelukkig is juist bij
tijds zijn aandacht getrokken door een
machine, grooter dan alle baggermolens,
■die overigens ruimschoots vertegenwoor
digd zijn. Het is een van die instrumen
ten, die onmisbaar zijn voor de groote
werken die daar geschieden.
Het is Amerikaansoh om bijv. hulzen
uit den grond te stampen. Maar die grond
was er.
Het is Hollandsoh om grond uit het
niet te stampen. Die -huizen komen dan
wel.
Groote dijkwerken en lange kanalen,
het is of zij hier groeien. De baggermo
lens halen het materiaal van onder de zee,
groote zolderschuiten en modderbakken
voeren het nnn, en de machine, die aan
de monsters uit „The war of the wortels"
doet denken, verwerkt de modder. Nu is
hij bezig de dijken te bekleeden, met een
jasje van zware donkere kleL Zij draaft
een dubbele naam: Excavateur-transpor-
teur. Het is een feit, dat Hollandsch hier
niet zou klinken: „leeghaler-vervoerder".
Met baar voornaam ledigt zij de zolder
schuiten, die automatisch worden voort
gestuwd met de snelheid waarmee ze wor
den leeggebaggerd. Zij stort haar voedsel
op haar arm haar achternaam, en
daarmee reikt zij zestig meter verder, tot
boven de kruin van den nieuwen dijk
Met een band zonder eind vervoert zij de
klei daarheen, terwijl zij zichzelf ver
plaatst naar gelang dit noodig is om het
jasje gelijkelijk te verdoelen.
De machine is van top tot teen twee en
veertig meter, en zal 75 a 80 meter lang
zijn.
Regelmatig worden de zolderschuiten
aangevoerd, met klei, o.a. afkomstig van
de tijdelijke omdijking van den sluisput,
niet ver van Oostoever. Daar zijn de slui
zen bijna gereed, waardoor eerlang veel
water in de zee geloosd moet worden.'
De ringdijk daaromheen, die eerst mid
den in bet water werd gelegd, heeft nu
zijn dienst gedaan en wordt afgegraven
om het materiaal voor de dubbelnamige
bekleedster te leveren.
Zestien uren per dag werkt de machine,
van 's morgens B tot 's avonds 9. En voort
durend kam men van het eind van baar
langen arm de klei zien vallen die als een
donkere lawine den dijk gaat bedekken.
Zoo groeit Holland.
L. P.
snavel opnam en naar het uitgekozen
nest van een vreemden vogel droeg.
Beide bovengenoemde natuuronderzoe
kera hebben dien vogel zoo lang en zoo goed
geobserveerd, dat zij uit de gedragingen
van den koekoek weten vast te stellen,
waar, in welk nest en op welken tijd on
geveer, zij haar ei zal deponeeren.
DIERENLEVEN.
De schildpad telt met eeuwen.
De leeftijd van vele diereil is voor de
meeste menschen een groot geheimenis
en te minder zijn wij er van op de hoogte,
naarmate ons contact met hen minder in
nig ia iEen enkel cijfer, aan gegevens van
natuurvorachera ontleend, zij daarom hier
genoemd.
Allereerst iets betreffende de schild
pad; want dit landdier bereikt, voor zoo
ver men weet, den hoogsten leeftijd. On
der gunstige omstandigheden kunnen
deze gepantserde knapen den formidabe-
len leeftijd balen van 800 a 400 jaar. De
schildpad-, die in 1006 in de Lom-
densche diergaarde stierf, moet minstens
350 jaar oud geworden zijn. Dat wil zeg
gen, dat hij het levenslicht aanschouwde,
toen Hendrik VTTT het bewind in handen
had! Dat wil verder zeggen, dat ten tijde
van Qroumwell deze bejaarde heer reeds
een eeuw over onze aarde gekropen had
en dat op het moment, toen de oorlog in
de Krian losbarstte, het reptiel! driehon
derd jaar oud was.
Een ander landdier, dat er niet over
denkt, het aardsche tranendal hals over
kop vaarwel te zeggen, is de krokodil, die
wel driehonderd jaar kan worden.
Onder het gevleugelde gedierte zijn de
drie langstlevenden: de arend,* de zwaan
en de kraai. Er zijn sommige natuurvor-
schera, die meenen te kunnen vaststellen,
dat de arend twee honderd jaar oud
wordt, doch zeker is het dat deze drie vo
gels de honderd kunnen benaderen.
En.... hoe oud worden visschen?
Een paling in de Londensche dier
gaarde leefde twaalf jaar. De volgende
leeftijden worden genoemd: karper, der
tien jaar; igoudivisch twaalf jaar; zeeduivel
vijftien jaar; een mizensalamander twee-
en-vijftig jaar.
Nooit moe.
Een arbeider bood' zich aan bij een
boer, ter aanbeveling bewerend dat hij
nooit vermoeid werd, en de boer stelde
hem aan het werk.
Toen hij na eeniiglen tijd eens ging kij
ken, vond) hij dten man zoo lui imtogelljfc
onder eeni boom liggen.
Wat beteekent dat' nu? vroeg hij,
ik daobt dat je nooit moe werd?
Dat word ik ook niet, was het bru
tale antwoord. Daar zorg lk juist ivoor
door er bij te gaan liggen.
EEN AFRJXAANSCHE BEDOLVEN
STAD.
De stad Tighad ander bet zand.
Er is een tijd geweest, nu ongeveer 2Q
eeuwen geleden, toen één rijk die heer
schappij voerde over de geheele Middel-
landsche Zee, toen Rome al de landen,
gelegen aan den rand van die binnenzee,
onder zijn macht bod.
'Rome was onbeperkt heer en meester
en kon zijn macht steeds verder en die
per landvra arts-in. over al de randgebie
den van Europa;, Afrika enl Azië bevesti
gen.
(Maar Rome's macht ving aan te tanen
in de eerste eeuwen na Christus* ge
boorte. De grenzen, te uitgestrekt, kon
den niet meer verdedigd' worden. (Het zag
zich genoodzaakt beveiliging aan te bren
gen in het Zuiden van zijn gebied! tegen
de invallen der woestijnbewoners. De
aanleg van een reeks versterkte steden
was van die gedwongen verdediging het
gevolg. Vandalen en Berbers deden hun
macht gelden. Zij veroverden de steden),
verwoestten de weelderige beschavings
centra
De sirocco met zijn zandstuivingen,
aardbevingen, zonnebrand', deden de rest
en voltooiden den ondergang.
Zoo sliep ook die Afrikaansohe
Tinghad. Men' kende de plaats niet meer
waar zij, onder het zand bedolven, rustte,
totdat bij toeval een rondrijdend Fransch
officier, lettend op eenige fraaibewerkte
kapiteelen van zuilen, die boven het zand
uitstaken, op de ruïnen opmerkzaam werd
gemaakt
OEEet was niet noodig in Tinghad te
graven met spaden, te hakken met hlou-
weeien; zooals men in de lava van het
Vesuviusgebied had moeten doen om
Pompei aan het licht te brengen.
Het'was een afstoffen, een afblazen
van een! laag licht, droog fijn zand.
De dteode stad! ving, aan met zich te
onthullen.
Tinghad, thans onibedolven, of liever
ontoarnd of ontdekt, is van Maraeffle uit
gemakkelijk te bereiken.
Of een gewoon toerist" de moeite en
kosten -beloond zal zien is eenl tweede
vraag.
Om van een bezoek aan een opgegra
ven1 stad te genieten, dient men begaafd
te zijn met een groote mate van verbeel-
dingskracht, die het ontbrekende weet
te herstellen in zijn -gedachten.
Een -bekwaam oudheidkundige als gids te
bezitten is nog een vereisohte. Maar dan
kan Tinghad,' evenals Pompei, gaan le
ven. Dan zal men zien hoe aan; de uiterste
grenzen der toenmalige -beschaving een
cultuur gevonden werd, bewonderen»,
waard en leerrijk, verrassend in de hoog
ste mate.
Een Rlomeinsche stad; gesticht met een
doel als bij Tinghad werd beoogd, was
niet andera dlan een blijvend legerkamp.
Op het kruispunt der wegen vormde
zich het marktplein, het „forum", de ver
zamelplaats der bewoners, de ruimte voor
rechtspraak en handel, voor verkeer en
genoegen, het hart der stad; waarop de
•hartaders uitmondden.
Wat is een stad, Grieksch, Duitsch,
Romeinsch, wat men wil, zondter burcht,
zonder slot, zonder hoofd, zonder Kapi-
tool?
Heeft Rome zijn Rapitooï, ook in deze
stad wordt het gevonden. En welke stad
in de oude wereld is denkbaar zonder
badhuizen, die een levensbehoefte vorm
den voor den mensch- uit de in dit op-
zi-ch meest hygiënische wereld? Kan men
zich verder voorstellen, dat een bewoner
van het heete Atrikaansche klimaat zich
in -den zonnebrand zal begeven oani daar
te handelen, recht te spreken; gesprekken
te voeren?
Zuilengaanderijen geven er beschut
ting tegen de stralen der zon. Geen stad
zoo klein in Italië of ze bezit haar theater.
Ook Tinghad' bezat een grooten schouw
burg; die vier of vijfduizend toeschouwers
kon bevatten. Deze is thans gereconstru
eerd, nadat de wigvormige rijen marme
ren zitbanken rijm hersteld.
Het pleit voor. dten nooit genoeg vol
prezen kunstzin' van het Romeinsche
volk, uit die eeuwen zoowel voor als nai
Christus, dat de werken door hen in hun
koloniën nagelaten van schoonheid en
smaak spreken. Ook Tinghad toont dit
De waterleidingen leveren, over schóón-
gelijnde bogen geleid; het water, dat uit
de openbare fonteinen sprankelde.
In de straten, welke, evenals dit ijn
Pompei het geval is, van hooge trottoirs
zijn voorzien, vindt men de uitgesleten
sporen van karren en rijtuigen terug in
de igrondbedekkinig der marmeren platen.
En ten bewijze dat „alles schon dage-
wesen" is, vindt men aanplakzuilen,
waarop de laatste nieuwtjes uit Rome,
per renbode aangebracht, worden aange-
teekend.
Aan geestelijk voedsel ontbrak het
evenmin. Eten openbare bibliotheek,
waarvan de boekenruimten In de muren
uitgespaard, rijn teruggevonden, voorzag
de bevolking van lectuur.
Marnieren borstbeelden met gemakke-
-I - 'I-ILM
't Jutte rtje
De voorjaarslevendrang komt wel sterk
uit in het leven der visschen. Dat is hier
op buitengewone wijze merkbaar.
Hebben we, als forsche inleiding, de ge
weldige invasie der haring, die, in ontenv
bare drift, zwoegt naar het terrein harer
voortplanting, daarna komen de ansjovis
massa's als gewillige kudden in de hand van
moeder natuur.
En als die in groote horden zijn doorge
trokken door het Marsdiep, zoodat ze nu
de Zuiderzeekom kris en kras bevolken en
de beurzen spekken van menig visscher-
man en de zouters brengen op den top van
den rijstebrijberg, vanwaar ze luilekker
land kunnen aanschouwen,dan komt
de beurt aan de geep en aan de rog om hun
domein, de Noordzee, te verlaten om op
de Wadden in de Wiei waarden te trachten
hun ras in stand te houden.
Daarvan profiteeren de visschers.
Behalve dat de geep wordt opgevangen
door de netkamers, die langs den dijk en
op Onrust onder den Texelschen wal zijn
geplaatst, wordt het grootste kwantum hier
wel aangebracht door Wieringer visschers.
Zij toch, de Wieringers en dat is de
erkenning van de visscherlui bier zijn
meer bekend met de geulen en slenken op
de Wierwaarden, waardoor de geep ge
woonlijk trekt. Hun locale bekendheid geeft,
hun een grooten voorsprong op andere vis
schers, die op dat terrein een kansje zou
den willen wagen.
Hun ervaring, die van vadeF op zoon
zich voortzet, hun geregeld op de hoogte
zijn van het verloop en geaardheid der
stroomen en bodemgesteldheid, maakt, dat
alle gunstige factoren tot het schieten hun
ner netten worden uitgebuit om de "vang
sten zoo hoog mogelijk op te voeren. Mits
natuurlijk de visch haar trek naar de Wier-
waarden genomen heeft
En dat schijnt dit jaar in bijzondere mate
het geval te zijn.
Er is bijv. veel meer geep dan het vorige
t'aar. Toen toch begon men Ook al te wan
lopen of er ooit wel meer, in flink getal,
de geep de Waddenzeetocht zou gaan on
dernemen
Men dacht al dat het net zoo zou gaan
als met den pieterman en de makreel, die
men haast hier niet meer ziet. Dè hoop op
betere vangsten van deze beide vischsoor
ten heeft men zelfs opgegeven en men
meent, dat er zelfs een wonder zal moeten
gebeuren om deze eertijds zoo trouwe be
zoekers onzer kusten weer ooit aan den
kant te krijgen. Echter wie weet of dat
wonder ook weer niet zal staan te gebeuren.
Wat de geep betreft, verkeerde men nog
niet in zoo'n wanhopige verwachting, doch
dat wanhoopspunt was men verleden iaar
haast nabij. En ziet: de vangsten zijn be
vredigend, soms meer dan bevredigend.
Wel klaagt men nog wat over de soort,
doch als er niets meer te klagen over zou
blijven, dan zou dat een onmiskenbaar tee-
ken zijn, dat er iets aan onze gezondheid
haperde.
Eiken ochtend komen de vletten en de
Wieringer bolletjes aan den afslag aan het
Hoofd. Op de haringtafels liggen de zilver-
visschen met haar lange zaagbekken opge
tast of wel kan men ze zien op den bodem
der bolletjes, waaruit ze worden geteld, bij
worpen van vier, in de manden, om aan
stonds den weg naar den consument in te
slaan.
De ansjovisteelt, die vele botters van
hier naar Zuiderzee lokt, is oorzaak, dat er
haast, geen platvisch aan den afsdag komt,
zoodat de visch venters 'heel wat geep onze
gemeente binnensleepen.
Ter afwisseling van platvisch is geep een
heerlijk consumptie-artikel en nu schol uit-(
blijft, kan de geep op deze wijze misschien
hier wat burgerrecht verkrijgen.
Eigenaardig, dat er binnens'ands betrek
kelijk weinig vraag naar is en dat de meeste
naar België en Frankrijk gaat.
Men is echter wat huiverig van die lan
den, omdat de frank nog altijd maar nei
ging heeft te keflderen.
De frank schijnt niet meer het vertrou
wen te hebben en de geepprijs is daarvan
wel een beetje de dupe.
Er zijn geweldige visschen onder die
gepen.
Die welke op de Wierwaarden worden
gevangen zijn kleiner van stuk dan die
welke op de terreinen worden- gevangen
waar de zandbodem geen wiergroei toelaat,
et verschil is buitengewoon opvallend,
oo zens, dat men spreekt van wiergepen
en zandgepen. -
De wiergepen klein van stuk; de zand
gepen haast zonder uitzondering van flinke
grootte. Men spreekt zelfs de veronderstel
ling uit, dat de wiergeep van een anderen
tak der familie is dan de zandgeep.
Hoe dit allemaal zij, mag den visscher
betrekkelijk koud laten. Voor hem is gel
dend de practijk van het leven en het schijnt,
dat de geepteelt een heel ander beeld gaat
toonen dan verleden jaar.
Daarvan profiteeren vele. menschen en al
gaat er veel van dat geld naar Wieringen,
de autubusdiensten zullen wel zorgen, dat
er van dat geepgeld ook een portie naar
hier zal stroomen. Robtnson.
B.