UIT DE WIJDE WERELD
UIT DE OUDE DOOS.
Populair Bijvoegsel van dé
HELDERSCHE COURANT,
mm
Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven te
wan ZATERDAG 3 JULI 1926.
NO. 232 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
LIEDJE VAN DE WEEK.
'f Juffertje
ITAIIAAiNBOHE KLEEDER-
DRACHTEN UIT DE 16de EEUW.
Van de veertiende tot aan het einde der
zestiende eeuw was Italië in de meeste we
tenschappen en dn alle fraaie kunsten de
leermeesteres van Europa.
De geschiedenis der talrijke republieken
en Vorstendommen, waarin toen dat schier
eiland gesmaldeeld was, is vol van allerlei
gruwelen en onderlinge oorlogen; de zeden
waren in vele opzichten zeer bedorven, maar
tevens heerschte in de meeste steden een
verfijning en beschaving, die de toenmalige
Italiaan gunstig bij de bewoners van de
Noordelijke landen, die zij trouwens voor
barbaren uitkreten, deed afsteken. Italië
gaf toen, nog meer dan Parijs in onze dagen,
aan de aanzienlijke standen van het overige
Europa den toon, en wie een beschaafd man
wilde heeten, moest het kunstlievend Flo
rence, het handeldrijvend Venetië en de
hoofdstad der Christenheid Rome hebben
bezocht.
vergezeld, die het groote slagzwaard vast
houdt, waarvan men zich toen somtijds in
den oorlpg bediende. De man te paard ge
kleed zooais dit in het genoemde tijdperk bi,
een pl'echtigen nftocht voegde, is Jordan
Orsini, die in 1484 te Florebce stierf, na een
belangrijke zending te Venetië1 vervuld te
hebben. Op den achtergrond vertoont zich
een kranke op een legerstede, zooals men die
in de 15e eeuw in aanzienlijke huizen te Flo
rence gebruikte. Hem zou de pols gevoelt
worden door den artsenijmenger Palmieri,
die in zijnen tijd ook als dichter en staats
man naam maakte. De Apothekers oefend-en
toen gewoonlijk in Italië ook het beroep van
geneesheer uit, en bezaten in die dubbele
beitrekking het recht om evenals de edellie
den, een boorsel- van# hermelijn of ander
pelswerk om hun ruim'gewaad, dat van zijde
was vervaardigd te dragen.
Slaan wij nu het oog op het tweede plaatje,
Vier mannen, allen van aanzienlijken stand,
zien wij op dén, voorgrond. De eerste aan de
Uit dit tijdperk van Itaiië's bloed zijin de
beeltenissen ontleend-, die dit en het hier
nevens staande plaatje vertoonen. Het zijn
meestal portretten van werkelijk geleefd
hebbende personen, die wij echter thans
slechts vluchtig uit het oogpunt hunner
kleedij zullen beschouwen.
Die kleedij verschilt veel van die, welke
de wisselvallige mode ons voorschrijft; maar
getuigt misschien van een betere smaak en
is ten minste veel schilderachtiger, dan onze
kleeddng, die voor den schilder, welke ze op
z^ne tafereelen moet wedergeven, altijd een
voorwerp van ergernis ia
De rij der personen op het eerste plaatje
opent zich met een geharnast ridder, met
een prachtigen helm- op het hoofd en n-eder-
geslagen vizier. Zoodanig waren de ridders
van zekere orde uitgedoscht, die door Lode-
wijk Hertog van Tarente, ter gedachtenis
van zijne kroning als Koning van Jeruzalem
werd gesticht, en waaruit naderhand de
Fransche oorlog van den heiligen geest is
voortgesproten. In de middeleeuwen waren
alle aanzienlijken geharnast, als zij in den
oorlog gingent Later na de uitvinding van
heit schietgeweer, werd hét dragen van zulk
een zware wapenrusting minder algemeen,
en in de zeventiende eeuw waren nog slechts
enkel de veldheeren met een harnas bekleed.
In Italië bleef het nog langer voor de
edellieden, die huwelijks- of andere feesten
aan de Hoven kwamen -bijwonen, eene ver
plichting, om zich- ta de wapenrusting der
ridders van de zoo even genoemde orde, die
naar het lint, dat zij over den schouder droe
gen, genoemd werden, uit te dosschen.
Een krijgsman in eene minder prachtige
wapenrusting, zooals men in de 15e eeuw
droeg, staat op het plaatje naast den ridder.
Hij wordt door zijn wapenknecht of knaap
linkerhand, die geknield ligt, is de geleerde
Platina, die in 1841 stierf, en zich als
opzichter der Vatikaansche Bibliotheek door
het in orde brengen dier rijke verzameling,
en ais schrijver door zijne Levensgeschie
denissen der Pausen heeft doen kennen.
Veel prachtiger is de man uitgedoscht, die
den geknielde schijnt toe te spreken. Zijn
wijde mantel is met hermelijn geboord' en
prijkt met borduursel. Het is een Magis
traatspersoon uit Florence in zijn ambtsge
waad, zooals dit in de 16e eeuw werd gedra
gen. De jongeling, die naast hem staat, is
een Fiorentijnsch edelman, Tornabuoni ge-
heeten, en ais gunsteling van den reeds ge
noemden Paus Sïxtus de IV bekend. Met
een niet onbevaiügen zwier is hij- gekleed.
Van den vierden, die een eenvoudigen
langen tabbaard draagt, ware zeer veel te
zeggen. Het is Cosimo of Kosmus de Me
decis, die door zijn beleid aanmoediging van
kunsten en wetenschappen en groqie schat
ten, het aanzien van zijn geslacht te Flo
rence, alwaar de Medici oorspronkelijk rijke
en gelukkige kooplieden waren, op vaste
grondslagen wist te vestigen. Hij regeerde
als vorst, maar onder den schijn van een
gewoon burger te blijven.
Al verder ziet men op het plaatje eene
aanzienlijke Italiaansche vrouw uit het dik
wijls genoemde tijdperk afgebeeld. -Zij draagt
een -pauwenveder in de band, hetgeen des
tijds gebruikelijk was, en waarop de vrou
wen zoowel de trouw aan hunne minnaars als
godsdienstige beloften bezwoeren.
Op den achtergrond1 vertoont zich een ge
wone landsknecht, uit welken niet slechts in
dé vijftiende eeuw, maar nog lang daarna de
groote hoop der1 Europeesche legers was
samengesteld.
B.
Een vergissing.
Een schoolopziener bracht eens een be
zoek aan een school. Toen hij- bezig was dn
een klasse eenig werk op te geven, boorde
hij dn een klasse er naast een oorverdöovend
lawaai. Boos over zoo weinig eerbied) voor
heim, ging hij naar die klasse, pakte een der
grootste slungels beet en zette hem buiten
de deur.
Een oogenbük later komt een jongen uit
die klas naar den schoolopziener toe en
vraagt hem verlegen-: „Mijnheer, inag onze
meester weer binnen komen?"
OUDE RIJMPJES.
Laat zotte waan en reden, schijn
Het hart niet onderdelven;
Wilt gö het meeste meester zijn,
Wordt meester van U zeiven.
Als de arbeid- maar zoowat wordt,
iZorg dan, dat ge -niet prat wordt,
Terwijl men meerder waard wordt
Als de arbeid' meer bezwaard wordt.
B.
PECH.
Het jachtseizoen was aangebroken. De
-heer Lammere en zijn intieme vriend; Jan
sen, beiden behoorlijk van een jacht-acte
voorzien, draalden niet lang meer om hun
-geluk te beproeven.
Maar niet iedereen is gelukkig. Onze
bedde heeren kwamenplatzak in de stad
terug, hoewel behoorlijk bemodderd en
nat, zoo als dat aan jagers past
„Nu /Wij zoo'n dxoevigen dag hebben
doorgebracht," zegt Lammers, „moesten
wij hem ten minste met een goed diner
besluiten.1"
VERRASSINGEN.
Of Lodewfjk XV111 als
Politiespion.
Fouché, de beruchte Fransche minister
van politie, legde een natuurlijken smaak
voor kuiperijen aan den dag. Hij bewees
.Napoleon zulke belangrijke diensten, dat
deze hem dén titel van Hertog van Otranto
gaf.
Na dé restauratie in 1814 was er onder de
volgelingen van Napoleon, die verlangend
waren een baantje te krijgen aan het hof
van Lodewijk XVIII, geen een, die meer
onderworpenheid
Zoo lgM8gd, »oo ««hn. Woldra boron-
den «nld-bé Stam*, aioh M een «0 zKrncto ÏÏiht ,"n
dilUialn" nflar om z'n voornemens te volbrengen. Te dien
dineerden. ëinde kreeg hij- eindelijk een ondérhoud' met
Onder de bedrijven staat Lammers stil
letjes op, sluipt in de keuken en vraa-gt
aan den restaurateur, of deze niet eenig
wild voor hem heeft.
Hij krijgt ten antwoord dat er nog
leeuweriken te krijgen waren.
„Welnu doe er dan een dozijn in mijn
weitasoh." „Zie zoo," dacht hij, weer aan
tafel gezeten," nu zal ik toch eens -geen
last hebben van de spotternijen van mijn
vrouw."
De maaltijd liep naar wensah af en
onze vrienden begaven zldh vergenoegd
huiswaarts
„Wel wat kom Je weer modderig thuis f
roept de wederhelft van Lammers. „Hoe
is het mogelijk, den geheelen dag door te
brengen in den regen en den modder, en
dat allemaal voor niemendal Je hebt ze
ker weer niets geschoten.
JNu, zoo heel veel niet; Je
lieve met zulk slecht weer. Maar toch.7.'
ms geeft zijn vrouw de weitaach over.
Hoe aangenaam verrast zou zij wezen I
'Doch nauwelijks heeft rij de geheim
zinnige tasoh -geopend en een begeerigen
blik erin -geslagen, of zij barst in een
schaterlach uit
De leeuwrlken toch, die de kok In dé
weitaach gedaan had, waren behoorlijk
geplukt, gelardeerd en gereed om te wor
den gebraden.
EEN DURE DA NR
Een middel voor.tegenwoordig!
Op een villa even bulten Parijs werd
onlangs een groot feest 'gegeven. Mooie
vrouwen waren er in grooten getale aan
wezig, maar de mooiste onder hen was
wel mevrouw T„ die 'bovendien zeer mo-
dieiM gekleed was.
Bij het 'begin van het bal haastte zich
een jonge man van haar den eersten
dans te vragen.
„Heel graag, mijnheer," antwoordde zjf.
„Twintig francs".
„Maar mevrouw I' riep de verlegen- ca
valier uil
„Ik zei twintig francs mijnheer.1
„Neem mij niet kwalijk, mevrouw," her
nam hij, „maar er heeft hier zeker een
misverstand plaats. Ik had de eer om de
eerste wals te vragen."
„Ja," antwoordde de dame, „gij hebt
gelijk, er heeft hier een misverstand
plaats. Ik meende, dat u mij voor de qua
drille gevraagd hadt, maar nu Ik hoor dat
het voor een wals is, is t veertig francs."
Verlegener dan ooit, wachtte de heer
op de uitlegging, welke zij hem glim
lachend ln de volgende bewoordingen
gaf:
„Gij- moet weten, mijnheer, dat lk 'hier
dans ten voordeele der armen! Ik vraag
'wintig francs voor een quadrille, en veer
tig francs voor een wals, en lk wil van
geen afdingen weten."
Hoewel het tegen zulk een hoogen
prijs was, had de dame geen gebrek aan
dansers, en danste dapiper mee, tot het bal
'en einde was.
B.
Van een hakvlsch ffle niet dansen mag.
Phyllis Haslewood te "Melbourne Is een
beklagenswaardig schepseltje. Haar va
der ls overleden- en heeft haar een groot
vermogen nagelaten. En juist dat laatste
is oorzaak dat Phyliifl zoo te (beklagen
valt. Want dat groote vermogen zal
nooit haar deel worden. In rijn testament
verbood de vader rijn dochter ooit een
ox-trot te dansen. Ook mag ze zich; nooit
:n aten theater vertoonen. Doet ze het
toch, dan krijgt ze geen cent van de na
latenschap.
Het meisje ls nu veertien Jaar en tot
iiaar een-en-twlntigste moet haar moeder
leder jaar een verklaring komen teekenen,
dat haar dochter ln de afgeloopen twaalf
maanden niet heeft gedanst. Kan de moe
der dat niet, dus dat wil zeggen, heeft
Phyllis het verbod overtreden, dan ls ze
straatarm.
De andere elfgenamen kijken nu met
belangstelling uit naar PhylUs eerste fox
trot. Ze zouden het kind zoo gaarne het
plezier van een dansje 'gunnen. Ieder wat
s toch niets te veel? Phyllis het plezier
en zij bijgevolg'het geld. Maar ze rijn ge
duldig en -gelooven dat het wel niet meer
zoo lang zal duren of de buit komt aan
ïen. Want Phyllis ls een heel gewoon
menscherikind, een lief levenslustig schep
seltje en boven-al een modern meisje.
Het dansen ls haar verboden en wat ls
er voor een meisje tegenwoordig nu pret
tiger dan een dansje. Vooral als het ver
boden ls?
den Koning, aan wien hij zijn verlangen
kenbaar maakte, om zijn leven te wijden aan
zijn dienst.
Lodewijk antwoordde: „Gij hebt onder
Napoleon een betrekking van groot vertrou
wen bekleed,,die U in de gelegenheid heeft
gesteld alles te weten, wat er gebeurd© en
een inzicht te krijgen in dé karakters van
menschen in het openbaar leven, iets waar
toe niet veel menschen in de gelegenheid
zijn geweest.
Wanneer ik U in mijn dienst zóu nemen,
zou ik in de eerste plaats verwachten, dat
U me zoudt inlichten omtrent de maat
regelen en personen, die U in dien tijd ge
bruikte om uw linformatién in te winnen".
„Sire", antwoordde -Fouché, „led-eren dag
was mjj uw doen -en laten bekend'
„Wat? Al mijn doen en laten?" vroeg de
koning verbaasd.
„Inderdaad1, siire. Ik vervulde mijn plicht
door U te bespionneereri
„Wie kan mij- bedrogen hebben, omringd
als lk in Haitweü was van trouwe vrien
den?"
„Wil1 Uwe Majesteit mij op dat punt ver-
schoonen?" vroeg de werkelijk in- de war
gebrachte Fouché.
„Ik sta er op onmiddellijk zijn naam te
weten", zelde dé koning vlug.
„Wanneer U het beveelt, moet ik beken
nen, dat ik in correspondenitie was met den
hertog d'Aumont, die mijn agent was".
,D© man, die mijn gansche - vertrouwen
genoot?" vroeg dé koning.
„Hij was het, sirel"
„Nu moet- ik toegeven", hernam de koning,
met een boosaardigen glimlach, „dat hij zeer
arm was; hij- had veel uitgaven en het leven
in Londen is zeer duur",
„Dat ls zoo, Sire".
„Maar, nu Fouché, ik was het, die de brie
ven, die U iedere week van hem ontving,
dictéerde, en hij gaf me negen van de acht
tienduizend' francs, die U zoo geregeld over
maakte om een nauwkeurig verslag te krij
gen van hetgeen er in mijni familie voor
viel".
De verbaasd© Fouché bloosde als een
jonge dame, -maar toch kwam hij later nog
in dienst van den koning.
B.
BLOEMEN OVERAL.
Trots het slechte weer.
Ia dé weiden, op de heiden,
Bloemep overat
Naast de versch geploegde voren,
Tusschen '.t dichtgezaaide koren,
In het woud' en in het dal,
Bloemen overal.
iZoete geuren, frissche kleuren,
Vreugde in overvloed!
Lust, genoegen, zegeningen,
Vindt, die zoekt, in alle kringen-;
Altijd vindt het rein gemoed
Vreugde in overvloed.
Wat moog geven 't wisselend leven,
Juichen kan steeds 't hart,
Dat genot weet op te sporen,
Moed en lust nooit geeft verloren,
Wiisslen moog dan- vreugde en smart,
Juichen kan nog 't hart.
OVER MODERNE MUZIEK.
Tegenover de muziek van den tegemwoor-
digen tijd met haar vele buitenissigheden
staan wij. over het algemeen nog vreemd.
Wij, die gewend zijn aan dé welluidende,
uiterst Liefelijke klanken van de ons bekende
meesters, vinden de moderne muziek» hard
en wanklinkend
Toch moeten- wij' billijk zijin en erkennen,
dat de moderne muziek veel moois bevat.
Maar wij dienen bij de beoordeeling daarvan
een anderen maatstaf aan- te leggen. Het be
treft hier wij- spreken nu over de aller
nieuwste muziek van tijdgenooten vaak
muziek, die'principieel geheel' van de oudere
verschilt. De oudere muziek nJ. is gebaseerd
op de harmonisch gefundeerd© diatonische
toonschaal, en vele componisten negeeren
deze opzettelijk. Daardoor ds een nieuwe stijl
ontstaan, de atonaliteit. In dit woord heeft
dé lettergreep a de beteekenis van niet, af
wezig, een ontbreken dus van op de tonali
teit, de toonschaal, gegrondveste rtendenzen.
Daar deze componisten, hoewel zij dus het
gangbare principe der muziek bewust negee
ren, nochtans gehoudén zijn aan het be-
>erkte notenschrift van thans, begrijpt men
10e geweldig ingewikkeld hun muziek wordt,
Zij moeten de gekste capriolen maken over
de notenbalken om hun bedoelingen weer te
geven. Accoordvormen van vijl noten (om
alleen -bij de pianomuziek te blijven), die
alle vijf een verhoogings- of verlagingsltee-
ken voor zich hebben, zijn geen zeldzaam
heid, ja, zelfs worden door middel van secun-
den diat zijn twee opeenvolgende tonen
die op de piano gemakkelijk met één
vinger worden aangeslagen, wel' accoorden
van zes, zeven en nog meer klanken gemaakt.
Men staat in dit opzicht voor niets, negeert
alle -bestaand© wetten op dit gebied, kortom,
schept een geheel vrije kunst. M-en kan
hierbij niet altijd denken aan een vooropge
zette zucht om bizar te zijn, daarvoor zij-n
deze musici te ernstige menschen, die hun
werk ook serieus wenuschen te zien be
schouwd. Wij hebben bier veel- meer te den
ken aan ©en behoefte tot expansie: dé nieu
we vormen, die zij hebben geschapen, gaan
buiten de grenzen der twaalftonige toon
schaal- en zelfs buiten die van het gewone
orkest of de tegenwooordige piano -u.it. On
langs namen wij' hier een brief op van
Gustav Mahler, die daarin een' verklaring
gaf waarom voor zijn sympbonieén zoo'n in
gewikkeld' orkest noodig was, dat schier geen
enkel orkest ze kan vertolken. Wij moder
nen hebben dat noodig, schreef hij, wij
hebben aan het beperkte orkest van thans
niet meer voldoende, omdat onze muziek ook
ingewikkelder is geworden.
'Om weer op de pianomuziek terug te
komen: dat dergelijke muziek aan dén speler
zeer zware technische eischen stelt, behoeft
geen betoog. Kan mem over 't algemeen de
muziek van Beethoven, Mozart, Schuhert,
enz. overzien een intelligent speler kan
ze, behoudens enkele technische moeilijk
heden hier en daar, vrijwel prima vista- spe
len deze ultra-moderoe muziek moet noot
voor noot, teeken voor teeken worden be
studeerd-. Inderdaad1 krijgt men wel eens den
indlruk alsof de componist opzettelijk de
schrijfwijze moeilijk heeft gemaakt. Wan
neer men toch de geldige wetten niet meer
erkent, kan men ook wel aan den poespas
van enkele en dubbele verhoogings- of ver-
lagingsteekens, waar men van duizelt, ont
komen, door eenvoudig in een anderen toon
aard te schrijven, rij' het dan, dat dit in strijd
is met alle leerstellingen van harmonie en
compositie. Maar wij zullen ons daarin niet
verdér verdiepen.
Is men eenmaal door' den rijstebrijberg
van- toevallige verhoogingen en veriagingen,
van herstelteeken» enz„ heen, en begint men
eenig houvast te krijgen aan de muziek, dan
vindt men soms verrassende effecten. De
Hongaar Béla Bértok schreef o. a. een twee
tal! Roemeensche dansen voor piano. Wie
zich door de schrille dissonantenmassa's
heeft heengewerkt en de -techniek voldoende
beheerscht om de geweldige moeilijkheden
dezer muziek te overwinnen,, ontdekt een
stugge, krachtige rhytmiék, een oorspron
kelijkheid en een sterke persoonlijkheid.
Debussy en Ravel, twee der toonaange
vende Fransche componisten van dezen tijd
(Debussy is trouwens ai een jaar of acht
dood) gebruiken ook wel de atonaliteit, die
zij. veelal toepassen op de heele-noteniadd-er
(een combinatie gf, cd etc. voor de piano is
bij hen -b.v. niet zeldzaam), zoeken het vaak
in het fragiele, toere: Debussy heeft in zijn
Suite Bergamasque (Bergamaska is een
berglandschap in Italië) een verrukkelijke,
droomerige Clair de Lune (Maneschijn) ge
schreven, uiterst fijne muziek.
Toch zöu men zich vergissen door te mee-
nem, dat deze atonaliteit» dat is dus het ver
laten van de gangbare muziklae wetten, het
scheppen van dassonanten, nieuw is. Reeds
bij Mozart (in zijn G-mol-symphonie) komt
dit voor; ook bij Wagner in diens Tristan
en Isolde. De'Oostenrijker Arnold Schön-
berg (geboren 13 Sept. 1874 in Weenen)
heeft evenwel het principe voor het eerst, op
groote schaal toegepast in zijn drie Piano
stukken opus 11, en theoretisch behandeld
in zijn Harmonieleer, in 1911 te Weenen
verschenen.
Tot welke excessen dit bij dezen „com
ponist" zoo zuilen we hem -naar noemen
leidt, daarvan geeft een beschouwing van.
dr. Paul Netti naar aanleiding van een
nieuw werk van'hem een scherp -beeld'1). Dr.
Netti schrijft hierover het volgende:
„Het principe, waarnaar Schönberg thans
componeert, is een soort motivische variatie,
of, beter gezegd, combinatie en permutatie
(omzetting), die aan de kunsten der oude Ne
derlanders zou kunnen herinneren-, ware
het niet dat deze meesters der polyphonie
hun constructieve kunststukken aan één be
perkende wet onderworpen hadden: de door
de natuur gestelde wet der octaven en quin-
ten. Kan bet werkelijk kunst zijn om zonder
zulk een wet te scheppen? Als men de wet
der zwaartekracht opheft, houdt de architec
tuur op een kunst -te zijn. Ook deze muziek
is geen kunst meer, ze is -een gemechani
seerde doorzetting van technische kunstgre
pen, met een zorgvuldig vermijden van eiken
schijn van concessie aan het oor.
De indruk van het geheel: het lallen van
een waanzinnige.
Deze muziek kent geen spanningen en
ontspanningen, geen stijging of verheffing,
alleen de wildernis van een- melancholieke,
eeuwige variatie zonder inhoud."
Verschillende moderne componisten pas
sen de atonaliteit consequent toe; onder hen
noemden wij' boven reeds Béla Bórtok, ver
der den ln den laatston tijd' in verband met
zijn bezoek aan ons land veel genoemden
Strawinsky, Paul Hi-ndemith (dien men ook
nog al eens tegenkomt tegenwoordig), Bern.
van Dieren, Daniël Ruyneman, e.a.
Vraagt men nu of dit beginsel van atona
liteit bruikbaar is in de praktijk, dan ant
woorden wij met Eaglefiedd-Einstein, dat ook
vrijwel overeenkomt met het oordeel van
dr. Netti, hierboven genoemdi„De atonale
Melodie is principieel een zuiver mecha
nisch product het aantal combinaties be
draagt 479001600 en is een contradictio
in adjecto, een absurditeit, wijl het voor een
redeneerend mensch onmogelijk is tusschen
de afzonderlijke tonen geen betrekking te
onderscheiden. Mien kan met een zuiver
negatief principe geen muziek scheppen".
Deze ultra-moderne muziek zal da-ir ook
wel een zachten dood sterven, en Beethoven
en Mozart, Schubert en Bach, en de vele
andere grootmeesters zullen blijven zoolang
de wereld bestaat.
J. B.
„De Telegraaf", Zondag 27 Juni, 3e
)lad. Kunst en Letteren.
Das neue Musiklexikon, nach dem
Diclionary of modern rnuaic and musicians.
Bentin, 1926.