BIT DE NATUUR
VOOR DE VROUWEN.
Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
DB JONGE KOEKOEK.
We zouden nog eens veer een bezoek
brengen aan het nestje van het gele kwik
staartje, waarin we gevonden*hebben vier
eitjes van het broedend) vogeltje en een
wai grooter ei, dat door oen koekoek in
het nestje is gelegd. We hebben het plekje
goed onthouden en nu we er dicht bij ko-
- men, vliegt het lichtgele vogeltje om onze
hoofden; het heeft een rupsje in den sna
vel, zoodat we al weten, dat het broeden is
afgeloopen. En nu we weer neerhurken
bij het bekende nest, verbazen we er ons
over, dat er slechts één vogel in aanwezig
is en wel een jonge 'koekoek, 't Eigen
kroost van den kwikstaart is verloren ge
gaan en de pleegouders van den jongen
veelvraat 'begrijpen het niet, dat het
kind eens vreemde verzorgen. Ze hebben
het dier lief, meenende een eigen kind te
verzorgen en te koesteren. Die lieiao
spreekt wel uit het angstig gepiep, dat
we telkens hooren nu van de beide vogel
tjes, die nog minder groot zijn dan het
dier, waarvoor ze zich zoo afsloven. Nog
langen tijd zullen ze dit voortzetten, ook
dan nog, wanneer de indringer het nest
verlaten heeft, Ze vliegen hem dan na met
voedsel, waardoor dan eigen kindeoren op
nieuw verloren zullen gaan.
Ja, de koekoek (cuculus canorus L.) is
een eigenaardige vogel, Golufckig voor
hem, dat hij aan de menschen veel nut
doet, door het wegsnappen van veler
hande schadelijke inpeoton. Daardoor is
hij aller bescherming waard, al is het te
betreuren, dat door edjn voortplanting
vele. andere nuttige diertjes moeten om-
jnryrogTL
„Koekoek, koekoek 1" Hoeveel jaar heb
ik nog te leven? Het bijgeloof zegt zoo
veel malen één jaar, als de koek zijn roep
achtereen laat hooren. Valt het getal niet
mee, vraag het dan later nog eens, en ge
durig weer, dan zal stellig het goede getal
er bij komen. Wie dan scherpzinnig ge
noeg is, het juiste er uit te zoeken, die
weet het Maar vraag het vooral, wanneer
de vogel in het voorjaar uit het Zuiden
naar hier teruggekeerd is, want dan
zjjrt roep hartstochtelijk en gedurig. Dan
hoort ge ook meermalen het vluggere
„koe-koe-koek"1, en het lachende geluid,
waarmede mannetje en wijfje elkander
bfleen roepen. Mevrouw Koekoek, we we
ten het reeds, is een groote dame, die de
voeding en opvoeding van het kroost aan
andere vogels overlaat Bij vele andere
spitsbekklge zangvogels kiest ze haar Bil
jetten, die zoowel met het uitbroeden der
eieren als met de verzorging der kinde
ren belast worden. Doch nooit wordt meer
dan één ei in het nestje van zoo'n zang-
vogelpaar gelegd. De pleeg ouders zien
dan steeds eigen kroost verloren gaan,
doch ze voede het vreemde jong met on
afgebroken liefde, ook nog, wanneer het
reeds lang het nest verlaten heeft
Wat is zoo'n Koekoek overigens een
mooie vogel I Sperwerkleurig is hij en het
dwaze volksgeloof beweert, dat deze vo-
.gel elk najaar in een sperwer met ge
duchte roofvogelelgenschappen verandert,
en vervolging blijft dan ook niet altijd uit
t Is al te gek, want dan zou de snavel in
den zomer reéht en des winters sterk ge
kromd moeten zijn. Bij de oude Grieken
reeds heerschte dit wanbegrip, 'tls jam
mer voor den geweldigen rupseneter, die
vooral gaarne ruige rupsen, welke door
vele andere vogels versmaad worden, ver
orbert. Ook de rupsen van het koolwitje
eet hij graag.
Een sieraad voor den koekoek is zijn
prachtige waaierstaart, die trapsgewijze
verlengd en zeer breed is, en het stemmig-
grijze mantelje past aardig aan bij de
witte en bruine dlwarsbanden der onder-
deelen. Van de lichtgele pooien zijn twee
teenen naar voren gekeerd, en zulke klifa-
voeten komen den vogel goed te ptw. wan
neer hij in het geboomte zijn voedselge-
bied, waar hij geen soortgenooten kan dul
den, inspecteert. s>e, Jonge vogels HJn in
het eerste jaar te kennen aan de zwart
bruine, met roodbruine banden versierde,
vederen der bovendeden. Soms houdt oen
koekoek ook op lateren leeftijd het rood
bruine kleed.
En jilermede hebben we kenis gemaakt
met een vogel, eigenaardig in levenswijze,
doch ook uit een nuttigheidsoogp uut aller
bescherming waard.
We verlaten het nest van de kwik
staartje, die in den waan zullen blijven^
dat ze een eigen kind grootbrengen.
J. DAALDER Dz.
MEEGEVANGEN.MEEGEHANGEN.
't Was in een kleine residentieplaats
in Duitschland.
De gevierde musious Blaser uit Weenen
was er pas door den vorst, den lands-
merkte hij dat 't muzikanten zijn en,een
heele discussie treft zijn oor.
Hij bemerkt al gauw dat het een sere
nade is, die men wil brengen aan den
een of ander, bepaald een hooge bezoe
ker of een hofdlgnitaris, die in het hotel
logeert.
Maar hij hoort ook dat er een van t
gezelschap ontbreekt: de vioolspeler is
afwezig en daar zit men nu.
Welwillend biedt de heer Blaser aan,
de plaats te vervullen.
Even vriendelijk wordt het aanbod van
den vreemden heer aanvaard en spoedig
klinkt een fraai dubbel kwartet van Mo-
zart door de donkere stilte.
Maar men is nog niet goed begonnen
of de politie verschijnt.
De hèeren hebben geen vergunning....
nachtrumoer.... eingesperrt, marschl
En of de heer Blaser al protesteert,
al verklaart hij dat hij slechts toevallig
er by is, dat hij maar was ingevallen
voor een ander, 't komt er niet op aan,
hij wordt meegenomenmeegevangen
meegehangen, heet het uit den mond dor
politie.
Opgesloten in een vuil hok, brengt de
heer Blaser zijn eersten nacht in zijn
nieuwe standplaats door.
's Morgens verschijnt men voor den
commissaris. En als deze begint de namen
te vragen der boosdoeners' en de heer
Blaser 't eerst naam en 'kwaliteit bekend
maakt, breekt er een homerisch gelach
uit onder de musici.
„Wat hier en daaMs er te lachen?"
buldert de commissaris.
Maar de hoeren schateren het uit I
Totdat eindelijk een der musici het
woord neemt en uitlegt dat men pre
cies bezig was, den nieuwbenoomdou hof-
dirigent een serenade te brengen.
Zoo werd dus de heer Blaser gear
resteerd bij de eerste serenade die men
hem brengen wilde en waaraan hij zelf
meewerkte i
De strengo dienaar van Hermandad
kon bij dit komische geval zijn lachen
niet houden en een kleine geldboete was
't eenige gevolg van de serenade, waarbij
de gevierde man zelf de viool speelde.
babbeluurtje over mode.
vader, geroepen tot de hooge betrekking
van hof kapelmeester, die op de verschil
lende bals, welke door zijn Hoogheid aan
Zijner Hoogheids onderdanen gegeven
worden den dirigeerstaf zou zwaaien.
Met den postwagen van 's avonds negen
uur do trein had men op de hoofd
plaats nog niet kwam de lange, deftig
uitziende kapelmeester in het stadje aan
en hy ging dadelijk naar het hotel „De
Blauwe Druif", dat hem als verbiyfplaats
was aanbevolen.
In 't donker voor het hotel ziet hy een
paar lieden staan. Naderby gekomen,
Aardige mouwmodellen.
Is U verlegen om een aardig model
mouw? Wel, dat is te verhelpen. Hier hebt
U een geheele serie. In heel veel gevallen
wordt er aan de mouw wel wat erg weinig
aandacht besteed1 soms uit gemakzucht
en soms uit onwetendheid. De mouw is
echter een te voornaam onderdeel der klee
ding, om deze te veronachtzamen.
Onze serie geeft al een tamelijke ver
scheidenheid, hoewel er natuurlijk nog veel
meer modellen zyn. Toch is hieruit al wel
keus te doen, dénk ik.
Het eerste mouwtje is een glad model,
gespannen om den arm. Het spreekt van
zelf, dat men hiervoor een soepele ©enigs
zins rekkende stof dient te gebruiken, daar
de mouw anders oogenlblikkeUjk knapt op
Ook deze is weer een glad model Maar de
achternaad is van den elleboog af tot aan
den pols opengelaten. In dat split ifi nu van
bedrukte georgette of zyde of ook wel kant,
een lange pouf gezet, terwijl' van hetzelfde
materiaal nog een aardig puntig manchetje
is geplaatst op den bovenmouw.
De bovenkant van den mouw is afgewerkt
door lusjes van biesjes der zelfde stof
en knoopjes. Zoodat het schynt of de mouw
vastgeknoopt is op het aangesneden mouw
tje der japon.
Mouw No. 6 is een variatie op mouw No.
5. Ook ddt is op okselhoogte vastgezet aan
het aangesneden mouwtje. Dit is nu echter
afgewerkt door een riempje met gespje.
Ook hier is de onderkant wyd' gehouden,
maar op een andere manier opgelost dan bij
Goedhartig.
Luitenant S. zal den volgenden dag
zqn verjaardag vieren, in den kring zqner
kameraden. Met een diepen zucht begeeft
hy zich den avond to voren naar bed,
want zyn verjaardag valt juist midden
in de maand en om dien tyd is zyn por-
temonnaie nagenoeg ledig.
Huiverend denkt hy aan den dag van
morgen, die hem heel wat meer zal
kosten dan hy bezit. „Waarom moest ik
ook juist op den vyftienden ter wereld
komen, waarom niet op den eersten
moppert luitenant S. hoorbaar, en hy
slaapt met een bekommerd hart in. Den
volgenden morgen by het ontwaken valt
zijn eersten blik op den scheurkalender,
die tegenover zyn bed aan den muur
hangt en... droomt hdj of waakt hydaar
staat in plaats van 15 Maart, IduideUjk
1 A p r i 11
Een en al verbazing geloof! hy nau-
welqks zijn oogen, als zijn oppasser de
kamer binnenkomt en vergenoegd lacht
bq het zien van de verbazing die op
't gezicht van zyn luit'nt geteekend staat.
„Beroerde kerel, wat heeft dat nu weer
te beduiden Ik ben vandaag toch jarig,
den 15 Maart, en de scheurkalender wqst
aan 1 April.'Hoe komtidat."
„Neem me niet kwafljk luit'nt-ikke-ik."
„Nu vooruit, wat jij
„Ik wcu U voor Uw verjo&rdag eons
verrassen luit'nt."
Da verspeelde ([jast
In een groote restauratie kwam een
ryk ongehuwd jongmensch alle dagen
ontbyten. Daar hy altyd goede fooien
gaf, werd hy steeds door een der kellners
Theodoor genaamd, uitstekend en met
de meeste voorkomendheid bediend.
.Sedert een paar dagen trek het zyn
aandacht, dat in plaats van dat ideaal
van 'n kellner een ander, Ernst genaamd,
hem in zyn hoede nam en bediende.
Zoodra ldj in de restauratie verscheen,
ontving Ernst hem met een diepe buiging
en steeds kwam hy, ook al wera Theo
geroepen, die van uit de verte het tooneel
met weemoedigen blik aanzag.
De arme Theo had met Ernst piquet
gespeeld en was daarby zeer ongelukkig
geweest, en toen al zyn geld gevlogen
was, had hy, ten einde raad, zyn vry-
gevigen habitué, dat'wil zeggen het recht
om hem te bedienen, ingezet, en... ver
loren.
Do slimme recruul
Sergeant (tot reoruut, die voor 't eerst
op schildwacht staat„Denk er om, straks
komt de generaal, roep dan tijdig in
't gewoer." (Sergeant na 10 minuten):
„Is de generaal er nog niet geweest
Reoruut: „Nee sergeant."
•Sergeant (weer vyf minuten later);
„Heb je hem nog niet gezien
Reoruut: „Nee, nog niet sergeant."
Spoedig daarop verschijnt de generaal,
echter in burgorkleeding, hy loopt op
den schildwacht toe eh zegt„Zog schild
wacht ken jy my. niet Ik ben de ge
neraal 1"
Reoruut: „O, ben jy de generaal, nou,
dan mag je wel hard loopen, want de
wachtcommandant het al gedurig naar je
gevraagd en 't is eou kwaje hoor."
de naden. Elegant is de versiering van de
drie katttr-blokken.
De tweede mouw bestaat uit 4 geplisseer-
de crêpe georgette strooken, welke allen be
vestigd zyn op een glad gazen mouwtje. Dit
is een uitstekend model om de korte mouw
tjes van een ex-avondtoilet te „verleng
stukken".
Het derde model is weer een gespannen
mouwtje, hetgeen ais 't ware omwonden is
met een spiraal van entredeux. Zorgvuldig
maken is hier de boodschap.
Het vierde model is zeer geschikt voor een
japon, welke van afgepaste stof is gemaakt,
d. w. z. een stof met een rand. Deze japon
zou dus moeten bestaan uit een effen bo
vendeel en een groote noppen-stuk voor den
onderkant Van deze noppen-stof zou dan
ook de mouw gemaakt kunnen worden, met
een gepliaseerde strook van de effen stof.
Een smaakvol model' is de vyfde mouw.
GHOPIN*SI TRMTOMARaOH
door
G. MIOEELa
Hebt u wel eens van Ohopin gehoord,
VTaagt men iemand Van Ohopin, zegt U?
Ja, laat eens kijken; ik geloof, dat het
die man was, die den beroemden treur-
marsoh schreef, is 't niet?
Ja, mijnheer, (soo is het, die ia bekend,
nietwaar; men zingt hean wel eens op de
woorden: „Zoo gaat Jantje, enz."
Zoo ge weet, wordt hy geblazen by een
militaire begrafenis, volgens traditie en
langzamerhand „kent" het publiek dezen
marsch; hij wordt gezongen, gefloten en
zelfsgedanst
Gelukkig wordt haar waarde door ve
len hooger geschat, dan die van een po
pulaire mop.
Ghopin's marsch staat niet op zich zelve,
dodh vormt het derde deel van de beroem
de sonate op. B0, voor plano geschreven.
Waar in de beide eerste deelen een he
vige zielestrijd wordt gestreden, lost by
den treunnarsoh (8e deel) alles zich als
't waro in t niet op.
Van het, door leder, bekende gedeelte,
zegt Jaoob Ros in „Bymphonia", 15 Juli
1925: „Het is een melodie zonder uitdruk
king. De yie atmosfeer-brengt niets dan
vage droomen, zwevende zonder onder
grond; alleen een vertoeven ln een Nlef
„Doch juist de grootste uitdrukkingf',
zegt Ros ook, Jigt ln deze uitdrukking-
looze melodie.
Do twijfelachtige ^volkstümliohkeUf,
van dit gedeelte, is een bespotting gewor
den."
Franz Liszt zoowel als de groote Rus
sische pianist Anton Rubenstein hebben
dezen marsch zeer hoog gehouden.
Liszt zegt: „Men voelt, dat het niet de
dood van een held is, dien men beweent,
terwyi nog andere helden ter plaatse zyn
om hem te wreken, maar van een geheele
generatie, dia gevallen is en waan alleen
No. 5. Nu ia de mouw aanvankelijk naar
onder toe iets wijder gesneden dan om den
bovenarm. Ook is hy iets t» lang gesneden
- om hem later te kunnen oppoefen.
Daarna is de onderkant in vier gelijke
doelen 20 h 25 cM. omhoog ingesneden.
De vier stukken zyn ieder voor zich afge
perkt met een afstekende zij. Daarna wor
den de vier deelen in een riempje gevat,
wat om den pols sluit
Ten slotte de zevende mouw, welke in
staat is, U In den zevenden hemel te bren
gen, wanneer ge van iets „sierlijks" houdt
Aan de wederom zeer gespannen mouw is
nJ. aan de achiternaad een zeer flatteus©
volant gehecht van een ragfijne bont ge
kleurde crêpe-georgette.
't Kan een snufje zijn voor wie een fijne
kleurenkeus heeft
Cony Brem.
•vrouwen, kinderen en priesters terugge
bleven zijn."
En Rubenstein verklaart: „Het leven is
een storm en strijd, dan komt de dood
(treurmarsch), doch ook dan nog heeft de
storm niet uitgewoed en hoort men den
wind, die over de graven waait (4e deel)."
Deze laatste verklaring doelt echter op
de geheele sonate, doch ze is ook zeer ka
rakteristiek geuit
Ohopin's marsch is dus iets heet anders
dan een straatdeun of „danso moderne".
Het iq echter jammer, dat z*n populari
teit op straat moest eindigen, temeer, als
men bedenkt welk een verheven gedachte
het werk inhoudt
Natuuriyk zou het zeer te wenschen
zyn, dat deze marsch wat meer naar haar
kunstzinnige waarde geschat werd; boven
dien wordt aan de nagedachtenis van een
der grootste klavierdiohtens uit de litera
tuur niet veel eerbied geschonken.
Echter, in ons moderne leven is alles
te verwachten. De tyd schynt niet ver
meer af, dat het gewoon wordt gevonden,
Beethoven en Mozart's dansen onder het
repertoire der grootste jazz-bands te vin
den. Men danst Strauss toch ook al? En
tenslotte, men is niet kieskeurig, als er
maar pittige rythmlek aanwezig is, is men
bereidwillig genoeg om zoowel Valencda
als b.v. een menuet van Beethoven (lees
hier: boston) te dansen.
Hy (pas getrouwd): Denk Je niet, lief
ste, dat ik de gordijnen zal bederven ais
ik rook?
Zy (enthousiast): O, je bent toch wer-
keiyk de zorgzaamste en onzolfzuchtlgste
man de er bestaat Ja zeker, lieve, daar
kunnen de gordijnen niet tegen!
Hij: Nu kind, haal ze er dam even af!
Had Je moeite met Jo Fransch, toen
je ln Parijs was?
Ik niet Maar de menschen die my
wilden verstaan wel!
Bezoeker: En wat heeft u ln Frankrijk
het meest geïmponeerd?
Mevrouw O.W.: Een regiment soldaten,
dat voor het graf van den Onbekenden
Soldaat de „Mayonaise" zong!
Zoo bedoeldle hy hei niet
Student zwaar beschonken, op rtraat,
die denkt dat hy nog ln de soos zit roept
plotseling: Aannemen! Aannemen!
Agent uit de verte: Houdt Je nog even
goed vent Ik bon zoo by Je!
Nul el
Landeigenaar: Kunnen de Inbreken
niet langs den rand van het busch ge
vlucht zyn?
Veldwachter: Dat kan niet mijnheer,
dat is verboden terrein.
Jongen (een boekwinkel binnentre
dend): Een boek wit papier van vyf en
zeventig cent en een kwartje terug alstu
blieft Moeder komt direct met een gul
den betalen.
By zyn compagnie niet
Een reiziger bezoekt Verona en wil de
graven van Romeo en Julia bezichtigen.
Reiziger: Zeg eens schildwacht waar
liggen Romeo en Julia?
Schildwacht: By ons niet mynheer;
misschien by een andere compagnie.
Een gezellig bezoek.
Moeder: Hoe was de ontvangst? Maak
ten ze, dat jy je thuis gevoelde?
Zoon: Neen, ze maakten dat ik er naar
verlangde 1
In het restaurant
Kelner, riep de lastige klant
Kelner: Ja, menheer?
Meneer: Waar is deze soep van ge
maakt? Dat kan toch geen kippensoep
zijn?
Kelner (eindelijk uitbarstend) Nou
meneer, ik zal het u nu maar eens pre
cies zeggen! Het is soep uit de prilste
jeugd van de kippen. Ze Is gemaakt van
het water, waarin eieren zijn gekookt
HET JPUDDEN GMEISJE*.
Klaartje stond stil bij den reclamezuil
cm naar den man te kijken, die een nieu
we plaat op den zuil plakte. Zou bet weer
zoo'n plaat zyn, waar Klaartje zoo van
hield? Een plaat met kinderen, die pud
ding aten of pannekoek of gebakjes en
andere lekkenfljen
De groote borstel streek de plaat vlak
uit en Klaartje keek in het lachende ge
zichtje van het liefste „puddingmeisje",
dat ze nog ooit gezien had. In haar hand
jes droeg ze een schaal met een heerlyke
roomkleurige pudding met rose saus er
op. Het leek net, of ze Klaartje wilde
vragen: „Kom, lust je ook een stukje?"
Klaartje bleef een poos staan kyken en
dacht: „Hé, Ik wou dat ik.zoo'n zusje
had. Wat zouden wy heerUjk samen kun
nen spelen."
's Avonds, toen ze ln haar bedje lag,
dacht Klaartje ineens weer aan het meisje
van de reclameplaat. Zou die plaat ge
teekend zyn naar een echt meisje? Dat
zou ze een1' aan mama vragon. En waar
zou dat echte meisje dan wonen Dichtby
of heel ver weg?
„Ga je mee?" klonk opeens een stem
naast haar. Klaartje vloog overeind in bed
en zag het meisje van de reclame
plaat met de schaal met pudding in haar
handjes. „Kom dan maar vlug," vervolg
de het meisj6, „het feestje begint dade-
Ujk."
Klaartje sprong uit bed, kleedde zich
vlug en liep toen achter het pudding-
meisje aan. Dit liep net zoo lang door
tot ze den reclamezuil bereikte. Daar
zaten aan een lange tafel alle jongens
en meisjes van de puddingplaten en allen
hadden hun lekkers voor het feest mee
gebracht.
Klaartje's oogen schitterden tan pret.
„Hoeral daar is de roompudding, rie
pen de pannekoek-jongetjes en ze schep
ten er elk een flink stuk uit. Nu werd
de pudding doorgegeven en kreeg elk
zyn deel ervan. Toen het echter Klaartje's
beurt w.as, riep ze uit: „Ik heb geen lepel".
„O, dat is niets", antwoordde het pud
dingmeisje: '„Er zyn er genoeg op den
zuil. Pak er maar een" en Klaartje pakte
een lepel van een plaat waarop een kom
heerlyke saus stond.
Toen de smulparty afgeloopen was
begonnen de spelletjes. Eerst deden ze
krygertje rondom den zuil, daarna stoe
lendans. O, wat genoot Klaartje met haar
nieuwe speelkameraadjes. Al wilder en
wilder ging het spelletje. Al vlugger
dansten ze om de stoelen heen en.al
harder ploften ze er op, als het meisje,
dat zong, plotseling ophield met zingen.
Maar, o wee! daar viel Klaartje«oohard
op een stoel neer, dat de stoel brak en
Klenrtje wakker werd op het kleedje
voor haar bod. Eerst begon ze te huilen
van de schrik, maar toen lachte ze luid
en vertelde ze aan Moeder, die gauw naar
boven was gekomen, haar grappige droom I
B.
■BB—
Nb de pudding aten allen panneko >kjes
van de stapels, rlie de pannekoek-jongetjes
meegebracht hadden en daarna gebakjes.