UIT DE WIJDE WERELD BS 1 1 n DE STATEN GENERAAL IN FRANK RIJK, HUN WEZEN EN DE MEEST BEROEMDE 8AMENSSTELLING DAARVAN. Wat er geworden1 Is van het 1 beroemde lichaam, In het bijzonder in verband met de par lementaire gebeurtenissen in Frankrijk, spreekt men steeds meer van den onder gang van het Parlementarisme. Of deze regeeringsvorm inderdaad bin nenkort verdwijneif zal, weet niemand. Maar dat ze in wezen 'en uiterlijk veel veranderd is, staat vast. Laat ons de geschiedenis van den z.g. Staten-Generaal van datzelfde frankrijk eens nagaan. De oude vergaderingen, bekend onder den naam van Staten-Generaal, dagtee- kenen eerst van de 2de helft der 14de éeuw. De 3 standen, adel, geestelijkheid en burgers, werden daarin door gedepu teerden vertegenwoordigd. 1808. Staten-Generaal onder den ge noemden vorst te Tour, zij stemden voor de onderdrukking en vervolging der Tem peliers. 1815. Onder Lodewljk le Futin. Beraad slagingen over do belastingen. 1827 en 1828. De kwestie der erfop volging. 1855 en 1850. Gedurende de gevangen schap van koning Jean. Oniuston door den privaat Etienne en Marcel, te I urijs verwekt. 1880. Vaststelling van het regentschap gedurende de minderjarigheid van Karei VI. 1467. Vergadering te Tours. Verbreking van het tractaat van Saint Maur, waarbij hij Normandie aan zijn broeder Karei van Berzij ten geschenke gaf. 1560. Id. te Orfeans onder Karei IX, om te beslissen of de Regeering aan de Koningin Moeder dan wel aan den koning van Navarre, Antoino de Bpurbon, gedu rende de minderjarigheid van den jeug digen koning zou worden opgedragen. 1614. Onder Lodewijk XIII over een huwelijksontwerp van dezen vorst -met een Spaansche Infance. Van dien tijd af tot op den 5den Mei 1789, onder Lodewijk XVI, werd er geen belangrijke vergadering gehouden. Op dezen dag echter vierde men plechtig in de Kerk de Notre Dame de mis van den Heiligen Geest, waarbij alle 1200 gedepu" teerden, de Koning, de Koningin en het DK VERGADERING VAN DE ST 4TEN-GENERAAJ., 5 MEI 1789. De verkiezingen van deze laatsten ge schiedde bij mondelinge stemming en voor ieder afzonderlijk. De Staten-Generaal droegen bij elke vergadering een verschillend costuum. De Koning opende de zittingen in per soon. Nu eens beraadslaagden de 3 ver tegenwoordigers der standen in een ge meenschappelijke zaal, dan eens in 3 afge scheiden zalen. De eerste nationale vergadering, die den naam van Staten-Generaal droeg, werd in 1302 door Philippus de Schoone bijeen geroepen om de vorderingen van Bonifa- cius VIII over het tijdelijk bestuur van Frankrijk te onderzoeken. Deze vergadering, dié in de kerk Notre Dame de Paris vergaderde, verklaarde de onafhankelijkheid der kroon tegen elke macht te zullen verdedigen. De beroemdste Staten-Generaal waren, behalve deze, de navolgende: hof tegenwoordig waren. Na den dienst begon de Nationale Vergadering in de Salie des Menus. Deze zaal welke niet meer bestaat was zeer groot. Behalve de 1200 gedeputeerden en het Hof, kon de zaal ruim 4000 toeschouwers bevatten. In de latere jaren waren wel de belang rijkste vergaderingen, die b.v. in Juli 1914, waarin in allerijl moest wórden- beslist over te nemen veiligheidsmaat regelen tegen het dreigement en den inval van Duitschland. En die van nu eenige dagen geleden eerst tegenover Briand en daarna tegenover Poincaré voor het her stel van den Franc. Maar al hebben er nog wel eens belang rijke en zelfs ontroerende zittingen plaats, uit het "bovenstaande blijkt voldoende, dat het toch niet meer „Dat"' is met het wetgevend lichaam van Frankrijk. Ook al ligt het Parlementarisme dan niet op sterven. BIJ DE KAJA-KAJA*S. De opstanding van een verloren volk ln een verloren land. Het Is nu juist vijf jaar geleden zoo herinnert pateT N. Verhoeven, pastoor te Merauke, in de annalen van het H. Hart te Tilburg dat de roep van pater Ver- tenten: „N. Guinee-sterft uit," gehoord' en verstaan werd, en het besluit kwam, de missie gedurende vijf jaar te helpen in het zware werk van beschaving en bekee ring der Kaja-Kaja'a. Juist nu maakte ik een tocht langs ge heel de knst, zoodat ik een mooie gelegen heid had om te constateeren, wat er in die vijf jaren bereikt was, van Merauke tot een Wammei, een veertig uur verder, waar nog geen missionaris verblijft, doch waar reeds een school geopend is en eon goeroe het werk voorbereidt. Zeker, ook nu nog is niet ales zonne schijn; er is nog veel1 natuurlijks bij, wat vallen zal, het geloof wordt nog niet zoo diep beleefd als we dat gaarne bij nieuw- bekeerden verwachten, maar voor iemand die de Kaja-Kaja-maatschapplj gekend heeft en hun leven heeft gezien, zijn er hier wonderen gebeurd, wonderen van ge nade, wonderen waarover sleohts een biecht-vader van dit nieuw geslacht ten volle kan beoordeelen, In 1921 na 16 jaar werken en tobben geen enkele katholiek; nu na vijf jaar ls ruim een vierde gedeelte der geheelo be volking gedoopt of catechumeen. De geheole kust staat in bloed, hier meer daar minder, maar overal gaat het vooruit. Gaande van Okaba naar Wamibd kwamen mannen en kinderen me ophalen ln de dorpen Iwoljo on MakallCn, dezelfde dor pen waar ik anderhalf jaar geleden voor bij kwam en niets zag dan zwijgend volk en zich verbergende kinderen. Nu ls in elk dorp oen school, Wambl's mooie nieu we kerkje loopt Zondags vol, ook een dorp waar ik twee jaar geleden nog geen en kelen gekleed» zag. Hier lag do uiterste grens van hot in 1621 opgezette plan; het leek toch al een utopie dat men in 5 jaren tijd den invloed tot daar wilde uitstrek ken, en toch moest ik, nog 15 uur verder om de grens te bereiken van het gebied dat in die 5 jaar door de missie bezet werd. De pastoor van Wambi merkte zeer te recht op: het volk staat hier voor een mysterie, de maatschappij is zoo geheel veranderd in zoo korten tijd, de jeugd ont groeit zoo geheel en al aan de oude Kaja- kaja's, ze staan zoo machteloos om deze plotselinge strooming te remmen, ze zien zooveel nieuws dat zoo geheel vreemd is aan hun pude begrippen, dat dit volk wer kelijk voor een «mysterie staat, een myste rie van de kracht der genade, die plotse ling zooveel sterker blijkt dan hun eeuwen oude Kaja-kaja adat. Van Wambi zouden we, pater Tyburg en ik, doorgaan naar Wammel, de uiterste tot nu toe bezette statie. Na een dag loepen kregen we een nacht dat we in den, reegen sliepen, of het tenminste probeerden; den volgenden dag weer een flinke regen bul op onzen rug op stap, met het gevolg dat pater Tyburg na twee uur loopen er te veel van had en met koorts bleef liggen. De reis was nu juist niet aangenaam; het einde van den regen tijd deed zich geducht gelden met het ge volg dat de geheele kust langis overal riviertjes gevormd waren,door het water uit het binnenland. Dat zftn nu wel geen rivieren van kilometers breed, ZQoals we zo hier in Nieuw-Gulnea ook wel hebben, maar er waren er toch bij waar we elkaar met vijf man onder den arm namen om steun te hebben aan elkaar en niet met den stroom meegesleurd te worden. Want bruggen moet men ln dit verloren land niet zoeken. Wegens de ziekte van Pater Tyburg besloot ik met mijn jongens, alleen ver der te gnnn, de zieke zou met zijn jongens teruggaan naar Wambi Na een paar uren bereikte lk het eerste dorp der Eromka-menschen. De school en het goeroehuls staan hier tflechts op be zetting te wachten on de mensohen vroe gen me maar, wanneer hij kwam, maar ik kon hun niets vast beloven, wijl we onze onderwijzers uit Kei betrekken moe ten on er voor zulke uithoeken weinig liefhebbers zijn. Het volgende dorp heeft reeds sinds anderhalve maand een goeroe erg aanhankelijk volk, dat niets liever (hooft dan dat do missionaris maar iganw bij hen1 komt. Hier ontmoette ik ook de eerste menrchen van FrcderifcJHflndrikr eiland, het tot nu toe nog heel onbekende gebied, dat echter sleohts oen dagreis meer van hier verwijderd la Wijl ik zoo half het plan had om tot hun gebied1 door te gaan, stond aic er op kennis met hen te maken. Eerst kwamen ze op oen afstand zoo hier en daar om den hoek van een huis gluren, bang voor zoo'n vreemde verschijning, maar het hoofd van 't dorp, die zelf ook nog de vou wen in zijn eerste broek- had, trok er op uit om ze bij elkaar to brongen en kwam inet heel het troepje bij me aanzetten. En daar begon hij hen uit te leggen, wat dat nu eigenlijk voor een toean was, die daar gekomen was; dat ik een 'goed mensoh was en de mensohen goede dingen leerde en voor de kinderen kwam en dat ze niet bang voor me moesten zijn, pn dat de toean later ook bij hen zou komen, en dat ze op dezen toean' niet moesten schieten als hij in hun land kwaim, eniz. enz.: alle maal opmerkingen, waarvan ik notitie nam, vooral van de laatste, niet erg 'be moedigend, als men hun juist oen bezoek wil igaan brengen. Het mooiste echter vond ik dat het hoofd1, dat zelfs toch nog zoo kort geleden kennis maakte met den missionaris en van onze leer neg heele- maal niets kent, reeds zoo'n propaganda maakte voor ona Wegens de hooge zee kon er van mijn plan om verder te gaan naar hunland niets komen, de golven waren te hoog voor hun holle boomstammen. Den vol genden dag trokken we naar Wamimiel, de grootste plaats in dit gebied en de uiter ste post, welke door do missie bezet ia Sinds eenige maanden is er een goeroe hier werkend, en over een paar maanden zal die eerste missionaris deze streken be zetten. Het land ligt ongelukkig, overal ingesloten door modderbanken, nauwe lijks plaats om een huis te bouwen dat niet in het water staat, maar het volk maakt goed wat er aan het land ont breekt.I Dip vjjf jaren hebben hier dubbel geteld en het laat zich aan zien dat de volgende vjjf niet iminder zullen zijn, als er slechts! middelen zijn om het land uit te breiden. Nieuw-Guinoa opent nog mogelijkheden t genoeg; Frederik Hendrik-eiland, dat nu' eigenlijk aan de beurt is, is nog oribe-l kend; de bevolking der Boven-B.ian-rivior wilde bij mijn laatste bezoek al een huis; voor me gaan bouwen; de groote Digoul- rivler zal weer bezet worden, zoodat ook daar het gebied voor ons openligt Als God' zorgt voor de genade en de midde len, staan wij gereed om Zijn vuur steeds dieper te ontsteken in het donkere Nieuw- Guinea. In 1021 was het graf reeds gegraven voor dit volk: „dat land sterft uit" was het wachtwoord in Merauke, maar door God» genade, die «zich bediende van regeering, dokter en missie, is in vijf jaar tijd! dit land geworden de opstandidg van een veroordeeld volk, de opbloei van een nieuw geslacht, die juist door de ware slagen, die het oude geslacht gekregen heeft, mogelijk is geworden. In 1921 schreef men: „Nieuw-Guinea sterft uit! Weet de Rógeering dat?" In 1926 schrij ven we: „Nieuw-Guinea herleeft: dat de Regeering ook dat wet»!" Het linker model is een geel groene „taupè" hoed, geheel uit hetzelfde materiaal opgebouwd' zonder één afstekende gamee- ring; eenvoudig maar zeer fijn. Het rechtermodel is een groot breton- model van zwart fluweel. De buitenrand en motief zijn van antiek-groen velours-powne. Een mooie metaal-gesp werkt het motief af. Dit is een cbioe en zeer gedistingeerd model. BABBELUURTJE OVER MODE Najaarshoeden. Zou het waar zijn, dat de tijd tegenwoor dig sneller gaat dan vroeger? Tc Zou er haast geloof aan slaan. Nauwelijks hebben we voor ons liefelijk bolletje een even liefe lijk hoofddeksel verzorgd om genoemd bol letje tegen de wanne zonnestralen te be schermen of het is al weer tijd om het pas verkregen hoofdsieraad im de kast te bergen en er et-a voor in de plaats te koopen, welke ons dierbaar hoofd zal beschutten tegen windvlagen' en vallende dorre 'bladeren. Maar gelukkig, we zijn nogal goedmoedig, bovendien, we houden wel van een veran deringetje. Had t voorrecht een reeds gereed zijnde collectie voor het a.& najaar te mogen zien. t Was zeer mooi en kleurig. Dit laatste is wel een uitzondering op de meeste overige seizoens. Mooi is een expo sitie van nieuwe modellen altijd, maar vooral een winterexposlUe ls lang niet altijd kleurig. Nu echter waren er alle laven del tinten vertegenwoordigd;, welke men in de moderne stoffen ook vindt. Wat dus voor den zomer heeft gegolden» doet het nu ook weer voor dien winter, nJ. hoed en mantel t liefst in één tint.* Hoewel er ook groote hoeden te zien waren» was 't aantal kleine modellen1 toch overwegend» Veel verandering in 't model was niet te bespeuren, 't Is allee nog geba seerd op het page-kopje. Toch is er tamelijk veel variatie en dus voor ieder gezicht wel iets passends te vinden. Een „heerehhoed" en een Jagershoed"l Belden zijn van hetzelfde materiaal: kort geschoren velours. Het heeren-model heeft als eenige garneering een riblint in de kleiur van den hoed, welke zwart ia i De zeer mooie coupe der hoed is afdoende. Hef jager-modelletje is donkergroen en heeft een fantasie van roeet-roode en groene veertjes als garneering. Een tweekleurig Mnt ligt om de boL Het geheel maakt een vrien delijk en vlot effect. De volgende modellen zijn het type van die eenvoudige bfji tailleur-Meeding passende vilt-hoedea Het linker model is van banaan-kleuirig soepel vilt. De band om den bol maakt het geheel fleurig döor de kleurcombinatie: Een breed donkerbruin ribtinif, daaruit een smal goud leer bandje en daaruit een even smal rood-koper leer bandje. Het motief ls uit de twee soorten suède vervaardigd. Van iete stijver vilt is die rechter hoed. Garmeering en hoed zijn 'beidien zwart ge houden. De garneering is zeer eenvoudig opgelost. Twee insnijdingen in den bol van voren, daardoor het breeds lint getrokken, daarover heen nog een smal bandfluweel' wat vastgestrikt ls aan de rechter rHkant Corry Brem Mevrouw: Je moet eens afwennen Kaatje, altijd het laatste woofd te hebben. Dienstbode: Ja maar, hoe kan ik weten, dat u niets meer te zeggen heeft? Wat? Heb je een hoed gekocht van tachtig gulden? Dat ls eenvoudig een misdaad. Dan toch een misdaad, die op mijn eigen hoold terecht komt Ik heb vijftig pop noodig en lk heb niet het minst» idee waar ik ze vandaan zal halen. 't Verheugt me dat 1» hooren. Ik dacht al, dat je ze van mij wilde leeneü. In een Londensche school moet het vol gende opschrift hangen: Er zijn 65 ge zichtsspieren voor noodig om rimpels ln uw voorhoofd te trekken en 18 om te lachen. Waarom zoudt ge energie ver spillen? DE TUINMAN-KOK. In Duinland was mijnheer Mol bekend als een uitstekend tuinman. Baron Konijn dacht er over hem in dienst te nemen» om den tuin rondom Kool-villa in orde te hou den. Hij sprak er over met zijn vrouw, maar de barones, die wel wat gierig was, zei: JWelnee man, het zou zonde wezen» alleen voor het tuinwerk iemand te huren. HJj moet er nog bij koken ook. Vertel hem maar, dat hij hier als tuinman kan komen, als hij voor de kool- en wortelsoep zorgt". Baron Konijn ging op stap om mijnheer Mol te zoeken. Al gauw kwam hjj den tuin man tegen met de spade» een hark en een schoffel over den schouder. „Hm, hjn, mijnheer Mol", zei de Baron een beetje verlegen met zijn boodschap: „Je kunt wel bij ons komen tuinieren, maar dan moet je ook voor het eten zorgen". ^Mijnheer Mol zeitte zijn •werktuigen even neer, schoof zjjn pet naar achter en krabde zich zijn zwart fluweelen kopje alvorens hjj antwoordde: „Ja, hoort U eens Baron» ik heb nooit anders geleerd dan tuinieren en van koken heb ik heelemaal geen verstand. Hoe kan de Barones dat nu van me verlangen. Zou ze niet van die gedachte af te brengen zijn? „Ik denk het niet",, zei de Baron; „maar probeer het zelf eens". „Goed", antwoordde mijnheer Mol en dribbelde voort zoo vlug hij kon naast de lange stappen van den Baron. Spoedig 'bereikten ze „Kod-Villa", waar Barones Konijn in de deur stond. Mijnheer 'Mol maakte een diepe buiging en zei: ^Me vrouw de Barones, ik zou heel graag hier als tuinman in dienst komen» maar ik vrees, dat ik voor kok niet deug''. „Dan kunnen we je niet gebruiken", ant woordde de Barones. „Goeden dag". „O, alstublieft mevrouw die Barones", riep mijnheer Mol angstig. „Ik wil het wel pro- beeren. Ais U bi 't begin maar wat door de vingers wilt zien". „Goed!" antwoordde d» Barones genadig. „We zullen alles door de vingers zien be halve, wanneer je de soep iaat aanbranden". Den volgenden dag trad mijnheer Mol in dienst 'bij de familie Konijn. Freule Witje en Jonker Wipstaart Konijn hadden erg veel pleizier in den tuinman» daar mijhheer Mol een witte kofcmute droeg voor zijn keukenwerk en een groote blauwe bril en een tuinvoorschoot voor zijn tuin- arbedd. En wat was hij zenuwachtig over zijn kokerij. Daarom begon hij allereerst met regel recht uit alle zijden van den tuin een pad te graven naar ée keuken toe. Dan kon hij gemakkelijk ieder oogenblik even gaan kijken. Op een groot vuur in de keuken stond de pan met soep: fijngesneden stukjes kool en wortel» die kookten in water met peper en zout. De soep begon ai gauw heerlijk te ruiken en telkens als mijnheer Mol er naar kwam kijken» werdi hij' meer gerust over het welslagen van ziin eersten kookproef. Zoo kwam het ook, diat de tuinman langza merhand meer aandacht begon te schenken aan den erg verwaarloosden tuin van zijn nieuwen meester dan aan de lustig kokende soep van zijn' nieuwe meesteres. En toen het. bijna etenstijd was, drong een vreese- lijke luoht in de neusgaten van den Baron en de Barones. Ze vlogen van hun stoeien op en holden naar de keuken, waar ze in die soeppan niets vonden dan een vieze zwarte massa. De Baron holde den tuin ln, om zijn tuinman te straffen» maar mijnheer Mol ver dween juist bijtijds in een van zijn pas ge graven tunnels en de Baron Stamelde stom verbaasd: „Hij' lijkt wel weggevlogen. In geen velden of wegen te zien en zoo'n bardt- looper is hij toch' niet". loen de Baron weer in zijn villa binnen* ging kwam mijnheer Mol te voorschijn. En hij hep» hij liep, zooais hjj nog nooit ge- loopen had. Mijnheer NJol vond spoedig op een veili- gen afstand een ander baantje» maar de Ba ron en de Barones konden heel lang geen tuinman en ook geen keukenmeid meer .krij gen, daar elke tuinman bang was, dat hij ook zou moeten1 koken en elke keukenmeid vreesde, ook voor tuinman te moeten spelen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1926 | | pagina 12