De Praktijk van Helder Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, VAN 'S LEVENS WIJSGEERIGEN KANT Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven van ZATERDAG 11 SEPT, 1926. NO. 242 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) Pro. Contra. 't Jutterfje UIT MET DE PRET. 't Is uit met de pret. Successievelijk hebben ze allemaal hun boekentasch met het stapeltje geleerdheid onder den arm genomen en zijn ze „welgemoed** weer aan den arbeid getogen. Of dat inderdaad zoo welgemoed zal zijn geweest, valt te betwijfelen. Helaas, en misschien gelukkig, kun je ze niet in het hart kijken, anders zou je ver moedelijk daar wonderlijke gevoelens ge waar worden. Zeer waarschijnlijk zal het nog wel zijn als in onze eigen jeugd, toen het school gaan ook al niet tot de aangenaamste bezigheden behoorde en evenmin als ze ons toen konden wijsmaken, dat de school jaren toch eigenlijk de beste levensjaren waren, eVenmin maak je het nu de jeugd wijs. Ook zij zullen ervaren, dat ook wij gelijk hadden, zooals wij zelf ervoeren, dat onze ouders het gelijk aan hun kant hadden. Daarmee wil niet gezegd zijn, dat het latere leven niet waard is geleefd te worden, doch de onbezorgdheid der school jaren, zij het dan soms doorploegd van vele schóól-verdrietigheden, kennen we later niet meer. Natuurlijk zullen ze ook dii weer niet gelooven en lappen ze al die beschou wingen aan hun laars, omdat ze slechts te maken willen hebben met hetgeen ze thans ervaren en doorvoelen. En dan inderdaad jeugd met je zwaarbeladen boekentasschen 1 zoo'n eerste schooldag is een ware begrafenis dag. Want je begraaft dan je ongebreidelde vacantie-vrijheid; je begraaft je begrip van tijdeloosheid, je- begraaft je onbe zorgdheden voor het heden en de toekomst; je begraaft je zwerflust langs dijken en* naar de duinen. Natuurlijk zijn er ook op zoo'n begra fenisdag welmeenende menschen, die met bloemen komen aandragen, doch de geur van die bloemenhulde maakt je al wee en je vraagt in je hart of dat nou alle maal wel gemeend is. Je zult wel blij zijn, dat je weer kan aanpakkenJe zult wel blij zijn, dat je in de gelegenheid wordt gesteld al het vroeger geleerde niet heelemaal te ver geten 1 Al dergelijke bouquetjes worden je onder je neus gehouden en je wordt wee van den geur. Maar als dan die eerste tocht is ge maakt en als dat Diet te deflnieeren ge voel uit je maagstreek weggetrokken is, dan voel je je wat beter en je ziet de dingen weer wat van den vroolijken kant, zoodat je toch moet erkennen, dat het eigenlijk nog zoo kwaaa niet is. Ja, zoo'n eerste dag doet je diep be seffen, dat de pret uit is en dat het leven niet alleen pret maken is. Haast zou je het gaan gelooven, dat het wel het geval was, want wat een ruimte en een heerlijke plekjes heb je hier niet, waar je onbezorgd kunt ra votten en stoeiep. Neem den dijk en den buitenkant, de duinen en het strand en het kuit je. Wat een zee van ruimte, wat een overdaad van onschuldig genot. Het strand alleen is reeds een. rijkdom, waartegen geen andere vacantie-uitspattingen kunnen op bieden. Daar kun je spitten en graven, pootje baden en voetballen, krijgertje spelen en haasje-over doen zonder dat je iemand tot last behoeft te zijn en zonder dat iemand zyn hart behoeft vast te houden voor zijn mooie spiegelruitjes. En de duinen I Moeten we nog iets vertellen van de duinen En weet er dan niemand meer, dat deze zich bij uitstek leenen tot het geliefde rooverspel en weet er dan niemand meer van het heerlijke sluipen langs de duintoppen en door de dalen. Het bezoek aan de ruïnes is verboden. Ook dat waren bijzondere heerlijkheden en al is het voor de jeugd verboden er voet in te zetten, de zee heeft zich daaraan niet gestoord en heeft gebruik gemaakt van het devies„macht gaat boven recht" en haar hellebardiers een stormloop laten ondernemen op haar wallen, zoodat nu vanaf strand de omgekegelde zuilen zijn te zien, die eertijds trots de gewelven droegen. Een beeld van het vergankelijke, dat niet eigen is aan de jeugd, die, generatie na generatie, blijft voortbestaan. Uit met de pret, ja, doch door het heiïge van den schooltijd, waar door heon vaak lachend de zon breekt, blinkt zoo nu en dan reeds weer hot spiegelbeeld van de eerstvolgende vacantie. Roblnson. Nieuw beeld. Waarom wordt die zangeres zoo ge vierd? Zij zingt nog niet eens middel matig. Ja, zooals ge ziet, zij is heel mooi, en dan drukt men al gemakkelijk een oor toe. ONWEER EN VISSCHEN. Weer-slachtoffere. Den nauwkeuriigen opmerker zal het misschien opgevallen zijn, dat do bewo ners van oen kameraquarium of van het goudvisohglas reeds geruimen tijd voor het uitbreken van een onweer zeer on rustig worden en vooral sneller adem halen dan onder gewone omstandigheden. Ook door vissohers wordt dit verschijn sel waargenomen. Vooral toonen de gevoelige visschen zich zeer onrustig, b.v. de forellen en de alen worden ln 'het uur, voorafgaand! aan ren onweer, liet meest gevangen; het schijnt dat de dieren in een toestand van opgewondenheid verkeeren, die ze alle voorzichtigheid uit het oog doet verliezen. Nu is het een algemeen feit, dot na een zwaar onweer dikwijls doode visschen in menigte naar de oppervlakte komen; ze hebben inwendig noch uitwendig eenüg letsel. Men hoort dikwijls beweren: de bliksem is in het water geslagen en beeft de dieren gedood. Nauwkeurige onderzoekingen hebben aangetoond, dat zulks 'bezijden de waar heid is. Ja, dikwijls was het onweer los gebarsten vele mijlen van de plaats, waar dc visoh was gestorven. Zoo bleef de oor zaak langen tijd een raadsel. In den laatsten tijcLheeft men in Noor delijk gelegen landen de opmerking ge maakt, dat na het optreden van sterk Noorderlicht zich eenzelfde sterfte onder de visschen vertoonde, en hieruit is de 'gevolgtrekking te maken dat de electrici- teöt in beide gevallen de oorzaak is van den dood. Waarnemingen bij aquariums brachten aan bet licht, dat de -sissdhcc bemoeilijkt worden in de ademhaling, het geen waarschijnlijk een gevolg is van ver anderingen van in het water opgeloste zuurstof, die door electrische ontladingen sterk vermindert. KATTEN ZONDER STAART. De Japanners hebben zich altijd mees ters getoond in de natuur te veranderen en te vervormen, beter gezegd: misvor men. Velen weten wellicht, dat zij dwerg- booipen 'bezitten: ceders, eiken, pjjnboo- men, die ondanks hun laagte van 23 tot centimeter reeds eeuwen hebben bestaan. Maar ook behoort gezegd, dat nergens be ter dan in Japan die natuur zich tot zulke gedaanteveranderingen leent. Op het Eilandenrijk telt men thans niet minder dan' drie soorten katten: de kat met langen staart, de kat met gevorkten staart of „nekomata", en de kat zonder staart. Over deze laatste hebben wij het hier. Dit gracieuze dier gracieus in weerwil van de ontstentenis van de staart wordt door de Japanners als een heilig dier be schouwd. Zij beweren dat zij het met zich uit hun geheimzinnig land van oorsprong hebben meegebracht toen zij eenmaal de Archipel veroverden, waar destijds de Ainos heerschten. Een Samoerai (van de militaire kaste) zou weigeren den drempel te overschrij den van oen huis, waar geen kat zonder staart gehouden en vereerd wordt. Adel lijke fairniliën bezitten steeds een of meer exemplaren van deze dieren. De Japanners schrijven aan hun katten magische krachten toe. Zij laten ze dan ook niet de kamer haderen waar een van hun bloedverwanten gestorven is. VOORUITGANG. Wie in den grond gelooft aan den vooruitgang der wereld, laat zich niet ontmoedigen door tijdelijken teruggang of schijnbaren stilstand. Maar evenmin laat hij zich op een dwaalspoor brengen door de voorspiegeling dat de vooruitgang plotseling en overal tegelijkertijd waar neembaar zal zijn. Hij weet het, daarvoor zijn de tegenwerkingen te talrijk en te sterk, de gedachtensfeer der menschen te uiteenloopend, de inzichten vaak te beneveld. Daarenboven elk moet op zijn eigen paden voorwaarts gaangaat de vooruitgang bij sprongen, is hij niet het gevolg van persoonlijk klaarder be wustzijn en inwendigen groei, dan is hij noch blijvend noch waar en voert geen bouwsteen aan om het groote gebouw zijn bestemming nader te brengen. Van tijd tot tijd is een groote klare geest zijn tijd ver vooruit; maar het kan geschieden dat er eeuwen voorbij gaan eer wat hij als waarheid heeft erkend, van velen het gemeengoed is geworden. Als een borgtop boven de omliggende j dalen verheft hij zich boven het gedwarrel dor menschen; hoe meer hij het ontstijgt, i (les te vaster,- des te hoopvoller is zijn blik naar boven gericht. Slechts vandaar wenscht hij licht te ontvangen en weldra omstraalt het hem met zielverkwikkende glans. Gelijk de sneeuwtop gedekt is met blanke, eeuwige sneeuw, zoo schijnt hem de mantel der profeten om de* schouders te zijn gelegd. Maar hij voelt zich kind der aarde en wil niet dat het door hem aanschouwde voor hemfcelf alleen zij. Liefde en medelijden doorgloeien hem voor de wereld en zijn medemenschen. En, gelijk langs de zijden van den sneeuwtop kleine stroomen leeken, die hun weg zoeken naar beneden, zoo zoeken zijn denkbeelden, ln woorden en geschrif ten de wereld te bereiken. Zij gaan langs verscheidene wegen; maar hoe lager ze komen, des te veelvuldiger zijn de hin dernissen, die zij hebben te overwinnen. Soms schijnen zij een tijd lang vergeten, evenals het pas ontsprongen beekje op de schijnbaar vlakke bergweide nauwlijks schijnt voorwaarts te stroomen. Maar door een vaak onbekende stuw kracht en telkens vernieuwden aanvoer van boven, ontwaken ze tot nieuwe levens kracht en eindelijk komt er een oogenblik dat de gedachtenstroom, die bezig is zich een weg te banen, zich met andere ver wante stroomen vereenigt. Samen voelen ze zich dan sterk en winnen van lieverlede aan kracht, al naar mate zich meerdere bij hen aansluiten. Nu bestaat er aan de levensvatbaarheid geon twijfel meer. De frissche stroom voelt zijn wateren zwellen, onsiuimig jaagt de wind ze tot golven omhoog. Ijlings spoedt hij zich nu over rotsen en steenblokkon heen, want hij wordt zioh bewust van wat hem wenkt daar beueden; hij verlangt er naar zich in dienst te stellen van de menschheid, haar nooden te lenigen, haar dorstende velden te dren ken, haar lasten te dragen, een element te gaan vormen van haar bestaan. Maar bovenal wenscht hij haar don weg te wijzen, haar met zich te voeren, bij, de sterke, de toekomstige eenheid, waar alles zal samen- vlooien in den oceaan der eeuwigheid. Behoeft het ona zoo beschouwd, te ver- j wonderen dat de vooruitgang der wereld een proces is, dat langzaam voorwaarts gaat? Wij spraken van hinderpalen, die elke vernieuwende gedachtenstroom heeft te verduren. Laat ons slechts er aan denken hoe elk individu wordt omsponnen en omklemd door aangeboren of overgeërfde gebrekep en vooroordeelenhoe hy te kampen h< ft mot hartstochten, met eigengerech- ligheid, mot gebrek aan inzicht, met on- rijpheid van verstand. Hoe lang heeft) ^pgelost. Met dood bedoelen wy het telkenmale bij onszelve geduurd eer DE OUDE PROFESSORS-ZIEKTE! Meneer de Professor Daar is Brand I Laat 'm gerust terugkeeren. Ik heb gozegd, dat ik voor niemand thuis was! KLEINE GENOEGENS. Uw eerste spel bfl een spelletje whist is ©en „Sansa-autouf Dansen met een lief meisje of een gees- tlgen cavalier. Gij, dame, wilt een kleedje borduren, koopt wol op de gis en het komt pre cies uit. Ge hebt iets verloren gewaand', een voorwerp dat u lief was.onverwacht vindt ge 't terug. Ge krijgt iets cadeau, dat ge zeer noo- dig bad, maai* dat ge niet kocht, omdat. Reeds sedert jaren mist ge J een deel van een lexicon.Op een verkooping komt dit deel1 te koop.Ge wordt eige naar voor een bagatel. Uw hengel is pas eenigo minuten ln het water, en go bomerkt reeds vangst te hebben. Ge zet u neer tot vorder lezen ln een boek, dat u Interesseert. Ge slaat het open, juist op de bladzijde waar go gebleven ^zljt. Do koninklijke familie ls ln de stad'. Uw bezigheden lieten u niet toe, bij den intocht te zijn.Ge wandelt naar uw kantoor. De vorstelijke stoet rijdt u tege moet Den morgen van don dag, dat ge van zelfbewuste naar de plan zijt een pleiziertochtje te gaan ma ken,-ontwaakt ge. Ge ziet zonneschijn en hoort de vogels tsjilpen. Ge bewondert haar, ges vereert haar ln stilte, maar hebt haar nooit durven aan spreken. In een coupé nlet-rooken stapt go binnen. Zij zit er.en ge blijft twee uur met haar alleen. KLEINE VERDRIETELIJKHEDEN. 'tls een heete dag.... Ge moet voor zaken naar Iemand, die Swammordam- straat 18 woont.Daar aangekomen deelt men u mee, dat ge verkeerd' hebt verstaan, ge moet zijn Saenredamstraat lfi. Gij zijt b.v. een burgermonsoh, en hebt nog een lekker restje gebakken visch staan.Ge wilt u er aan te goed doen. De poes is u voor geweest. Ge hebt een middagje vrij en maakt een afspraak met een vriend om een flinke wandeling te maken.om half drie op t Frederiksplein. vlak voor het Paleis.Om drie uur is uw vriond er nog niet. In 't midden van een boetenden romnn, bij het spannendste gedeelte,.... merkt ge dat er een blad ontbreekt Uw llevel lngskost komt op tafel.oon beetje aangebrand. Gij zijt wat klein van stuk. Nadat go bij een parade met mooito een goed plaatsje hebt veroverd', komt er onmiddel lijk een lange vent voor u staan. Reeds lang hebt go er u op gespitst „Mijlpalen" van Royaards te zien. Einde lijk zit ge in don schouwburg. Het scherm gaat op. Er staat een heer in t zwart. „Do heer Royaards is plotseling". Ge begint een uitstekende anecdote te vertellen.... Aan de pointe gekomen, weet ge 't niet precies meer. LEVENSDUUR VAN DIEREN EN PLANTEN. een waarheid, die we thans meenen te verstaan, tot ons is doorgedrongen en door ons kon worden erkend 1 Toch laat ons dankbaar terugzien ook op de kleinste schrede; het komt er maar opaan er voor te waken dat elke vooruitgang een waarachtige zij I B. mmzm EEN IDEAAL DIENSTMEISJE. Van een ideaal dienstmeisje vertelt het New-Yorksche „New Monthiy Magazine" de volgende geschiedenis: Een bescheiden jonge dame biedt zich bij een buisvrouw als dienstmeisje aan. Kan je koken? vraagt de huisvrouw. Ja, mevrouw, alles <wat u maar wenscht. Wasschen? Ja, mevrouw. Hoeveel dingen zal jo per dag bre ken? In het geheel geen mevrouw. Hoeveel maal kan je het keukengerei goed schoonmaken? Tweemaal per week. En de Vensters? lederen Dinsdag. Vindt je kinderen een last? Integendeel, mevrouw. Hoe lang was je in je vorige dienst? Vier jaar, mevrouw. En waarom ging je weg? Omdat de familio naar Europa ver huisde. Hoeveel loon moet je hebben? Twaalf gulden per maand. Wanneer kun je in dienst treden? Dadelijk. Mevrouw is overgelukkig. Op dit oogen blik komt in groote opwinding een krank- zinnigenbewaardor binnenstormen en roept: Den hemel zij dank! Daar heb ik ze weer! Het ideale dienstmeisje werd in een dwangbuis gestoken en weggevoerd. Altijd voorkomend. Klant (in een winkel): Ik wou graag een deurveer hebben. Winkelier: Een deurveer? Klant: Ja een, die sterk genoeg is, om de deur heelemaal in het slot te brengen en die niet met zoo'n smak doet dicht slaan. Winkelier: Jawel ik begrijp nw bedoe-, ling. U wil er een hebben die sterk is en ■toch zijn werk zachtjes doet. Klant: Juist, maar hij moet ook weer niet zoo ingewikkeld van mechaniek zijn, dat ie niet te repareeren is. Winkelier: Ja, nu begrijp Ik het geheel, wat u moet hebben. Klant: Goed laat.me dan eens enkele soorten zien. Winkelier: We verkoop en geen deur voeren! bier den natuurlijken of physiologischen dood; het proces, waardoor de levende or ganen langzaam afsterven en tenslotte de dood intreedt De meeste menschen ster ven niet dezen natuurlijken dood; zij gaan ten onder aan acute of chronische ziekten der organen, die voor het leven van be lang zijn. Op hoogsn leeftijd is er altijd wel het een of andere orgaan, dat niet goed meer werkt: maag, longen of nieren, soms het zenuwstelsel, de bloedvaten kun nen hun taak niet meer vervullen, het hart is verzwakt, enz. Den natuurlijken dood sterven zij, die, zooals de volksmond dat noemt, van ouderdom doodgaan; lang zaam wordt, zonder eenige merkbare oor zaak, het levenslampjo gebluscht. Maar een dergelijk stervensproces komt slechts zelden voor. Nog veel zeldzamer komt dit voor bij dieren. Zoo deze niet op gewelddadige wijze aan hun einde komen, worden ze door een of andere ziekte getroffen, door parasieten bezocht of op andere wijze in- of uitwendig aangetast Ondanka de groote moeilijkheden, die een onderzoek naar den levensduur van de dieren op levert, kunnen toch enkele resultaten ge noemd worden. Eigenaardig is bijvoorbeeld, dat de zeer kleine organismen van de laagste orde, eencellige dieren en planten, algen, bacteriën, amoeren, zweepdiertjes en in- fusoriën, die uit den aard der zaak slechts een korten levensduur hebben, niet eigen lijk afsterven. Immers, zij eindigen hun individueel bestaan niet door den dood, maar door zelfdeeling, daar ze zich op deze niet-geslachtelijke wijze voortplan- ton. Deze zelfdeeling, waarbij ieder der beide doelen een zelfstandig dier wordt, kan tot in het oneindige doorgaan. Zoo werden in een tijdsverloop van dertien jaren uit één opgesloten infusorie niet minder dan achtduizend generaties ver kregen, uitsluitend door niet-geslachte lijke voortplanting. Dit gaat op dezelfde wijze steeds voort en daar een natuurlijke dood niet intreedt, kan men veilig spre ken van dO onsterfelijkheid der eencellige organismen. Ook bij veelcellige organis men vindt men deze zelfdeelig; bij de meeste evenwel neemt dit vermogen tot deeling met den tijd af en houdt tenslotte geheel op; daarmede zijn ze ten doode op geschreven. De klem- en voortplantings- cellen doelen zich ©venwel' onbegrensd verder, en gaan van do eene generatie op de andere over. Zij zijn dus evenals do eencellige organismen, onsterfelijk. Voor het veelcellige organisme is dit evenwel geen voordeel, want do verschillende cel len zijn niet gelijk in doelend vermogen. Zoo zal het tenslotte voorkomen, dat een dier gedurende zijn geheole leven slechts beschikt over zooveel oollen als bij de ont wikkeling van het embryo gevormd wer den, en ook deze zullen langzaam af slijten. Hoewel dieren van lage orde een kor ter levensduur hebben dan de hoogere, zijn op dezen regel vele uitzonderingen. De gelede dieren, vooral de insecten, die reeds tot een vrij hooge orde behooren, hebben slechts een kort leven, slechts uron, dagen of weken. Er zijn evenwel ook insecten, die langer leven; de koningin der byen wordt meer dan vijf jaar oud, terwijl de werk bijen slechts enkele yeken of maanden leven en de darren nog korter. Het werk van de koningin: eierenleggen en deze in den bijenkorf te rangschikken, maakt een langer levensduur voor haar noodzakelijk. De mieren, die aan de bijen verwant zijn, bereiken wel een leeftijd van vijftien ja ren; ook vele kevers worden ouder dan tien jaar. Den rivierkreeft wordt een le ven van twintig tot dertig jaar toege schreven; opmerkelijk is het, dat bloed- zuigwormen twintig jaar kunnen worden en regenwormen ongeveer steeds tien jaar. De reuzeninktvisch wordt heel oud, ook de groote zeeslakken. Voor deze dieren geldt een periode van twintig tot dertig jaar. Mosselen worden nog veel ouder, vooral ook onze kleine zoetwatermosse len. Paarlmosselen worden soms wel hon derd en meer jaren oud. De olifant kan in dit opzicht levens lange vriendschap met den mossel slui ten, want hij wordt zoowat even oud. In den Londenschen dierentuin heeft men driehonderd jaar lang een reuzenschild- pad bewaard. Snoeken en karpers, meer vallen en zalmen moeten eveneens hon derd' tot honderdvijftig jaar en ouder wor den. Ook vogels bereiken een hoogen leef tijd. Voor gieren, en adelaars is honderd jaar niets bizonders, maar ook kleinere vogels, als papegaaien, raven, uilen en valken bereiken dien leeftijd. Voor dui ven en meeuwen wordt een leeftijd van veertig en vijftig jaar opgegeven. Gras- musschen, kanaries e.d. kunnen twintig jaar in leyen blijven. Deze leeftijden zijn voor zulke kleine dieren bizonder boog; ze lijken ons voorai daarom zoo hoog, om dat men bij de groote levens-energie en de snelle stofwisseling der vogels zou mo gen aannemen, dat hun liohaamszelfstan- digheid sneller verbruikt wordt en zo daardoor eerder te gronde zouden moeten gaan. Voor de vogels evenwel is een lango levensduur' noodig, omdat hun voortplan ting door het leggen der groote eieren en door het broeden bemoeilijkt wordt. Het aantal gelegde eieren ls in vergelijking met andere dieren van dezelfde grootte zeer gering, vooral bij de goede- vliegers, die door de zware eieren zeer gehinderd worden. Zoo bestaat het legsel der roof vogels slechts uit twee eieren, en zelfs z^n er vogels, die slechts één ei leggen. Om voldoende voor de nakomelingschap te kunnen zorgen, is voor deze dieren, die ook d'oor het broeden in beslag worden genomen, een lang leven noodzakelijk. Paarden worden veel ouder dan runde ren, maar het paard is elf maanden drach tig en paS op drie- of vierjarigen leeftijd volwassen, terwyi het rund negen maan den drachtig is en al volwassen is als het anderhalf jaar oud is. Vandaar dat paar den veertig tot vyftig jaar, runderen slechts twintig tot vyfentwinfig jaar oud worden. Ook by de planten vindt men individuen, -die zeer kort leven en andere, die een zeer lang leven hebben. Rozen, klimop en jeneverbes bijvoorbeeld' kunnen zeer oud worden; onkruid duurt meestal kort, doch plant zich onmiddellijk weer voort. Bekend is, dat beuken en eiken het wel tot duizend jaar kunnen brengon. Men spreekt zelfs van nog oudere beomen. Do planten kunnen, wat de dieren niet kun nen, onbeperkt voortgroeien, Uit de blad knoppen ontwikkelen zich steeds nieuwe loten, waardoor de groei zich uitbreidt. Doch de natuur zelf zorgt ervoor, dat hoornen niet tot in den hemel' doorgroeien, omdat op den duur een zoo hoog op ge-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1926 | | pagina 15