G. Stam, D. Marleveldt, G. Kunst, P. J.
van Os en Jib. van Doorn.
Twee treffende advertenties.
Wy vinden in hetzelfde nummer
van „t Vliegend! Blaadje", waaraan wij
bovenstaand, in zijn soberheid zoo ont
roerend verbaal ontlèenen, de volgende
treffende dankbetuiging van den schipper:
„Ik betuig door deze, en met volle instem
ming mijner makkers, die niet aarzelden
de redding van vijf-en-twintig schipbreu
kelingen, van 'tDuitsche barkschip
nown" in vier toohten te beproeven, mijn
hartelijk en dank aan den HoogEdelGéstr.
Heer Kapt.-luit. ter zee J. A. Snoek, ha
venmeester alhier, en deszelfs echtge
noot#, voor de ontvangst te hunnen huize,
telkenmale hij onze terugkomst. Was de
erkenning van onze dienst, op zulk een
wij-zè, ons tot nu toe vreemd, zoo veel te
inniger was ons gevoel, toen we uit den
mond van dat edele echtpaar zooveel woor
den van belangstelling over onze w 'ge
slaagde pogingen tol redding mochten
hooren. Het is pi ij een behoefte, namens
ons allen, dit bekend tp maken. Theod.
Rijkers, schipper der reddingboot, en
tochtgenooten. Helder, 12 December 1887
Typisch is ook de volgende, onmiddei
lijk daaronder afgedjukte advertentie„De
ondergeteekenden, matrozen der redding
boot, die den derden tocht hebben mede
gemaakt, achten de diensten van den ka
pitein der sleepboot hoog, in zooverre het
't bestuur van zijn schip aangaat. Zijn
diensten ten onzen opzichte kunnen wij
evenwel minder goedkeuren, daar hij ons
beveelt op zee te blijven op tijden, dat het
ons noodzakelijk voor ons behoud toe
schijnt, dat langer vertoeven voor on-
noodlottlg is. Een aanbod van f 50.ge
daan op 3e strandingsplaats, is bovendien
beleedigend. Men mag ons kennen en we
ten, dat wij immer zonder voorafgaande
bespreking van geld naar zee gaan en zou
een aanbod op de plaats zelve gedaan,
van invloed kunnen zijn om ons tot meer
deren ijver aan te sporen I Neenl waar wij
zien, dat hulp onmogelijk is, kan geen
geldsom dat veranderen. Gaarne zouden
wij willen weten, wie in zulke omstandig
'heden onze gebieder is, of de schipper van
onze boot of de kapitein van de sleepboot;
wij venmeenen de eerste, die toch zijn leven
met het onze in de ranke boot waagt.
Maar een beslissing ln deze van bevoegde
zijde zou Voorzeker van* veel Invloed zijn
op mogelijke volgende gelegenheden."
De lezer zal hebben begrepen, dat dit
de bemanning was der dewle boot, welke,
zooals we zagen, een vergeefsohen tocht
maakte, daar het eerst bij den vierden
tocht gelukte de laatste opvarenden van
boord te halen. Dat de gemoederen blijk
baar hevig beroerd waren, laat zich uit
het bovenstaand© bemerken.
Hulde uit de burgerij.
Door do burgerij werd in weinig dagen
een bedrag van ruim 700.bijeenge
bracht als een huldeblijk aan de beman
ningen der reddingboot Onder 28 perso
nen werd dit bedrag verdeeld en namens
de bemanning werd door Y. de Wit daar
voor in kernachtige woorden dank ge
bracht. Reeds een paar dagen eerder had
den de officieren dier marine 170.voor
het zelfde doel bijeengebracht; ook de be
manning der „Hercules" kreeg een aan
deel. Rijkers zélf meende in het „Vliegend
Blaadje" den dank van zijn kameraden
door de volgende woorden te moeten ver
tolken: ,J>e ondergeteekende, die als
schipper v h de reddingboot, met zijn ka
m eraden vier tochten, tot redding van de
schipbreukelingen van de „Renown" deed
eu vanwaar wTij allen gelukkig wederkeer-
'i n, is thiyis aller tolk. om openlijk zijn
harteiyken dank te betuigen aan allen, die
onze moeite op zoo loyale wyzevhebben
willen erkennen. Mogen wij de verwach
tingen koesteren en niet onbescheiden
zijn, te meenen, dat ortze arbeid door de
daartoe bevoegden niet onbeloond zal blij
ven, geent-rins hadden wij verwacht, dat
anderen zich vrijwillig zoucfen leenen om
ons een geschenk aan te bieden. Daarom
HH. Officieren der Marine en Adelbors
ten, gij, die voorgingt, omdat ge nb-t het
minst doordrongen zijt van alles, wat op
de zee betrekking heeft, en gij HH. leden
der Commissie, burgers en militairen, die
uit edelen drang volgdet, mijn oprechten
dank breng ik u toe, ook uit naam van ai
mijn tochtgenooten, en betuig gaarne, dat
dit onverwacht betoon van hulde, ons toe
gebracht, bij ons in langdurige herinne
ring zal blijven,
Hier achter- deelt de heer L. Grunwald
uog een aardige bijzonderheid van deze
hukiebetooning mede.
Het was naar aanleiding van deze stran
ding, dat het „Fonds ter aanmoediging en
ondersteuning van redders van schipbreu
kelingen" gesticht werd, welk fonds heden
ten dage nog bestaat.
Andere moeilijke reddingen.
Andere moeilijke reddingen waren die
van de opvarenden van liet Zweedsche
stoomschip JMlnian Paton" ren het Engel-
sche tankschip „Turbo", waarvoor Rijkere
de zilveren draagmedaille van H. M. de Ko
ningin-Moeder ontving, en de bemanning de
zilvereit medaille der N> en Z.-Hollandgche
Iteddlngmaatschappij. Wij laten het verhaal
van de schipbreuk der „Turbo" hier volgen:
In den avond van 6 Januari strandde op
de Zuiderhaaks het Engelsche stoomschip
Turbo"l)e „Turbo", een petroleumtank-
■chip, bracht eeys lading petroleum van«
Batoum naar Hamburg. De lucht op de Hol-
laudsche kust was zeer dik, zoodat de ge
zagvoerder sinds Samdethy geen zicht van
hel: ten meer had gehad.
Te ongeveer half zeven had de stranding
plaats. Er woel oen Noordwestelijke storm,
zoodat het gestrande sohlo het dan ook bin
nen een kwartier moest ontgelden en door-
m'ddsnbrak. Het werd als het .ware lri
tweeën gevouwen, zoodat het achterschip
naast het voorschip kwam te liggen. Zóó
slecht was dien avonid het uitzicht, dat twee
man van het voorsohlp naar het langs drij
vende achterachip oversprongen, ln de mee-
ttlofi varkeerende, dat dit ««n aanvarend
schip was, en zoodoende redding verwach
tende. Kort daarop werd het achterschip
door een golf opgenomen en over een al-
stand van pi. m. 250 M. weggeslinger
Te acht uur begon de lucht op fe klaren
en weidra rapporteerde de kustwacht, dat er
noodseinen van de Zuiderhaaks gedaan wer
den. Met grooten ijver werd in de haven
van Nieuwediep gewerkt, om zoo spoed.g
mogelijk hulp te verleenen. Reeds te 8u.40
stoomde de raderstoomboot „Hercules" der
firma Zur Mühlen met eigon reddingvlet
naar buiten.
Te Ou.lö volgde de „Atlas" met de red
dingboot der Noord- en Zuid-Hollandsche
Reddingmaatschappij. Door de goede zorg
van den plaatse! ijken secretaris, den heer
Raap, was de reüüingboet voor alles gereed.
De uitgelezen bemanning bestond uit den
veteraan Dorus Rijkers als schipper met de
roeiers H. van Dok, J. de Jong, M. W.
Ewalt, W. Muller, F.Rensmaag, C. Been
Jz„ J. Zwart, S. Diedemhovem, J. Been Jz.
en M. Kramer. Aan roeiers zou geen gebrek
zijn geweest; meer dan 200 liefhebbers wa
ren toegeschoten' om hunne diensten aan te
bieden. De „Atlas" sleepte de red ngboot
zoo dicht mogelijk bij het wrak en bleef teen
met haar zoeklicht zorgen voor verlichting
van het terrein.
Toen was het oogenblik gekomen waar
alles van afhing;zou het Rijkers geluk
ken met de recdingboot door de branding te
boren om langszij te komen! De.reddingvlet
Bfirma Zur Mtlhlen, alwaar de flinke!
-er
Ooen Bot het roer ln handen had, had hier
toe geen kans gezien. Maar den 60-jarigen
Dorus Rijkers, die sinds 1886 reeds bij zoo
vele reddingen de leiding op zich had geno
men, mocht het tenslotte gelukken ne ver
bazende moeite en na verscheidene mislukte
pogingen, eindelijk door een lijn verbinding
met het voorschip te krijgen. Langs deze
lijn konden 8 schipbreukelingen zich in de
reddingboot laten afzakkea
Eene poging om deze acht geredden op
de „Atlas" over te brengen mislukte. Noch
langs boord, noch bij het achterschip werd
daar kans .toe gezien en, erger nog, Wj de
laatste poging kreeg de boot een!ge schade,
braken vijf riemen en de helmstok en kreeg
bovendien schipper Rijkers een klap van
'het achterschip van de „Atlas", die hem
eenlge dagen pijn bezorgde. Hierdoor was
de reddingboot genoodzaakt naar de haven
terug te keeren. De „Atlas" verrichtte daar
bij sleepdienst. Te lu.80 's nachts wend de
haven bereikt. Het was wel een hard geikg
geweest om zich van de nog te redden
schipbreukelingen te moeten verwijderen.
In ue haveni werd dadelijk flink aangepakt
om de schade te herstellen. De roeiers wer
den van droge kleeren voorzien, zoodat de
reddingboot reeds te 2u.30 weer uitgesleept
kon worden, Ondertusechen had de ijverige
secretaris, de reeds genoemde heer Raap,
de reddingvlet te Den Helder gereed laten
maken. De „Atlas" zou deze nabij de z.g.
windwijzer op sleeper nemen. De redding
vlet stond onder leiding van schipper A. Y.
Kuiper, stiefzoon van den schipper Rijkers.
De roeiérs der reddingvlet waren: A. Run-
nenburg, W. Bakker, W. Kwast, J. Veen-
stra, K. Veenstra, J. A. Kramer, J. Kuiper
Hzn., P. Bontes. A. van den Broek en W.
Dekker. Stiefvader en stiefzoon zouden nu
samen het edelmoedige reddingswerk ver
richten. Voorwaar een kranige familie.
Bij het wrak nam dadelijk Rijkera de
acht overbljjvenxien van het voorschip voot
zijne rekening. Deze werden op gelijke
wijze alB de acht eersten in de reddingboot
overgenomen. De zee spookte dermate, dat
zelfs geen poging beproefd kon worden
deze geredden op de sleepboot over te bren
gen. Daar de meesten van deze menachen
hunne kleeren verbrand hadden om de aan
dacht te trekken, is het te begrijpen, dat zij
van de koude veel te lijden hadden.
Schipper Kuiper had met de reddingvlet
door de branding geroeid en het achterschip
weten te bereiken. Zijne hulp was Qchter
niet noodig, daar de schipbreukelingen zich
reeds op de „Hercules" bevonden.
Toen de reddingboot genoodzaakt was
hare averij te gaan herstellen, trachtte kapi
tein Roosendaal met de „HerculeS" het ach
terschip te naderen. De reddingvlet der fa.
Zur Mühlen kon, als boven vermeld, niet
door de branding heen komen. Maar met de
sleepboot zeil ging hij met groot gevaar
voor eigen schip en bemanning door de ra
zende branding, en wist het wrak zoo dicht
te naderen, dat hij de schipbreukelingen
kon toeroepen, hun eigen sloep te. strijken.
Na lang aarzelen volgden deze den hun ge
geven raad en het mocht hun gelukken be
houden de „Hercules" te bereiken. De sleep-
Jonger Nederland vergeet
Rijkers' werk niet
Wy zijn nu veertig .jaren verder dan de
dag waarop de stranding van de „Remown"
plaats had; Rijkers, in 1887 een man in de
kracht van zijm leven, veertig jaar oudiv is
than^een niet minder stoere, krachtige 80-
jarige, wien men waarlijk deze acht kruisjes
niet aanziet Wij, de jongeren, die van de
meeste reddingen weinig meer weten dan
de overlevering door ouderen, hebben noch
tans zijn daden en die zitner makkers niet
vergeten. En het is wel eigenaardig en tee-
kenend, dat betrekkelijk weinig woorden
noodig wareni om bjj het Nederlandeche
volk sympathie te wekken voor het plan om
Rijkers' tachtigsten verjaardag tot een
feestdag te maken. Een enkel sober pers
berichtje, een circulaire, aan slechts enkele
'ressen verzonden, brachten u t alle sim
ken van ons land de bijdragen. En nog ko
men er dagelijks binnen bij den penning
meester van het plaatselijk conrté, den. he^r
Bernard Meijer.
„Mijn makkers hebben even
veel gedaan als Ik", zegt Opa.
Wij laten hier thans nog een tweetal be
dragen volgen over den jarige, die ons zijn
afgestaan door de heeren W. F. la Lau en
L. Grunwald.
Nu men mij vraagt een kleine schets over
Dorus Rijkers te schrijven, lijkt het mij
niet ondienstig eens het licht te doen vallen
op een weinig bekende karaktertrek van
Opa Rijkers.
Toen in 1008 door het Hoofdbestuur der
Vereeniging .Moed, Volharding, Zeifooof
ferlng" te Utrecht een uitnoodlglng werd
gericht aan alle dragers van den Eerepen
ning voor Menschlievend Hulpbetoon te
Helder tot bijwoning van een vergadering,
om te komen tot oprichting eener afcee.ing,
was het, naast eerr.ge militairen) en burgers,
alleen Rijkers, welke van het (oud) persooee.
der redd.ngbooten aanwezig was.
Tijdens t.e besprekingen) over het doel der
Vereeniging wees R. er toeni reeds op, da
er voor de Vereeniging heel wat te doen
zou zijn voor de oude bemanningsleden der
reddiugbooten, zoowel hier ln Helder als
elders, want dat verreweg het grootste ge
deelte der oude getrouwen, zij., (He altgd
present waren1 om de reddingboot te be
mannen, behoeftig waren, ,,'t Is niet voor
mezelf, dat ik er op wijs, want ik Iran me
gelukkig nog wel geiden, maar zoo gelukkig
zijp er maar beei weinig in Nederland", zei
by. Speciaal wees Rijkers toen op den
ouden Piet Lastdrager, die geen raad meer
wist om aan den kost te komen.
Bij de oprichting der afdeeling op deze
vergadering werd dan ook Rijkers als voor
zitter gekozen. Het eerste werk met succes
was'dat door zjjn bemiddeling Piet Last
drager in de Prins Hendrik-Stichting te
Eginoqd aan Zee werd geplaatst, alwaar hij
nog een jaar of acht zonder zorg heeft ge
leefd.
Toen in Juli 1909 Rijkers en ondergetee
kende als afgevaardigden naar Utrecht wer
den gezonden, vermoedde niemand welke
vérstrekkende gevolgen dit zou hebben.
Wat toch was het geval?
Tijdens de aigemeene vergadering maakte
de heer Van Achterberg als voorzitter be
kend, dat in Engeland door wijlen den heej
Carnegie een Heldenfonds was gesticht
met het doel de oude bemanningsleden dei
reddingboóten een onbezoigden leveneavom
te verzekeren en hli slaakt© daarbij de ver
zuchting: „Ach, hadden ook wij in Hollanc
maar zoo'n schatrijken snuiter, welke zoo'r
fonds, stichtte, dan waren we meteen ge
holpen". Waarop Rijkers zoo langs zijn neus
weg de opmerking maakte: „Nou, wat let
ons om, als we hier niet zoo'n snuiter heb
ben, het Carnegie zelf te vragenT.
Van deze opmerking werd direct een
voorstel gemaakt en ter vergadering aange
nomen, zoodat het Hoofdbestuur opdracht
kreeg den heer Carnegie te vragen ook ir
Nederland een zoodanig fonds op te richten
En werkelijk werd den '16en juni 1911
het „Carnegie Heldenfonds" opgericht
doch helaas beantwoordde het niet aan he
verwachtte doel, mi tegemoetkoming aan de
oude redders van schipbreukelingen, doel
werden uit het fonds belooningen en me
dailles uitgekeerd, zoowel als schadevergoe
ding, indien men deze bij een poging tot
redding had geleden.
Thans schijnt deze bepaling eeniigszlns U
zijn gewijzigd of althans wordt daaraan nie'
zoozeer de hand gehouden, want sinds drtt
boot had gedurende ceze manoeuvre averij jaar krijgen sommige verdienstelijke red
c'ers van schipbreukelingen een gratificatie
uit hJt Carnegie Heldenfonds.
Uit dit kleine stukje moge dus blijken
dat Rijkers, als het er, op aan kwam. dat e:
een woordje moest worden gesproken on:
den nood voor zijn oude makkers iets te
verlichten, altijd'' present was en zijn idee
niet spoedig prijs gaf.
Dit blijkt ook wel uit de vele reisjes,
welke Rijkers den laatsten tijd onderneemt
en die veelal betrekking hebben op het naar
hem genoemde .Melden der Zeefonds", niet
zooals velen denken voor eigen plelzier en
profijt, doch omdat zijn aanwezigheid on
een, door of voor het fonds georganiseerd
feest noodig is.
In de hoop, dlat het Opa nog ln lengte
van degen gegeven moge zijn met voldoe
ning terug te zien op aJle daden, welke hij
voor alle oude redders heeft verricht, toe
kent met ware hoogachting voor dezen
taofrtlgjarigen held, zijn oiid-medebestuurder
der Vereeniging „Moed, Volharding, Zelf
opoffering",
W. F. LA LAU.
opge.oppen; in de bakboords raderkast wa
ren drie borden, 'twee trekstangen en eenlge
tuimelaars gebroken, vermoedelijk door
stooten op wrakstukken^ Deze' averijen
moesten noodzakelijk herleid worden, het
welk natuurlijk leng niet gemakkelijk en
liet zorider levensgevaar op zee geschiedde.
Na urenlang werk kwam ook dit in het reine
en stpomde de „Hercules" ,met de 17 schip-
breukelingen te 8u.4ö s ochtends in de
haven.
De „Ninian Paton", komende van Ant-
wenpen en bestemd naar Helsingborg, gela
den met ijzer, graan Sn* stukgoederen,
strandde 8 Dec. 1907 des nachts ten 12.80,
bij zeer slecht zicht en%\rij kalme zee, op de
Keizersbult (Noorder Haaks). Daar geen
gevaar bestond en er'reeds spoedig (letter
lieden bij het schip waren, werd besloten
de reddingboot niet uit te zenden. In den
voormiddag namen wind en zee echter 'toe
en des namiddag» kwam bericht van den
vuurtoren, dat de vletten en visscheravaar-
tttigen zellmaakten naar de haveni, daar zij
Jiet niet langer bij het schip konden uit
houden, en zoodoende "de gemeenschap met
^i^hip verbroken was. Toen werd onmid-
do.'ljk de reddingboot gereed gemaakt, die
ton 2.80, gesleept door de „Cycloop", naar
de strandingsplaats vertrok. Er liep toen
een hoog» en onregelmatige zee, tengevolge
4* onder moeilijke omstan-
c igheden heeft plaats gehad. In drie tochten
^W^nde^^^^pairSteS^lè Kt TL™*' t(*" T
personen (waaronder twee vrouïeM en \l U dlt maar eens ln< aU*en u
Heldereed© vletteriteden van boord gelaaid nMm a0*a*ar'- Fk*P!
Treffende hulde van 1887.
schrijft ons het
Grunwald
En de heer
volgende:
Op een mlstlgen herfstavond van het
vorig jaar kwam 'een bejaard man op mij
toeloopen: „Meneer, u is met Dortts naar
Parijs geweest. U kent hem» maar wij, mijn
vrouw en ik, hebben al geweten, dat hij een
groot man was, toen nog een kind
In de stille huiskamer opende ik het cou
vert, dat mij ter hand was gesteld. Er viel
een oud, vergeeld krantje uit, alsmede een
beschreven vel papier, waarop een met inkt
geschreven gedicht. Het moet lang geleden
geschreven zijn, want de inkt was geheel
verbleekt. Datum was 24 Januari 1888. En
Ik begon te lezen
Veertig jaren vlogen pijlsnel heen. Ik
was nog een klein kind, toen daar in Tlvoli
Dorus Rijkere en zijn dapperen door Bur
gerkring „Harmonie" gehuldigd werden ter
geiegenheid, dat Koning Willem III Rijkere
benoemd had tot broeder in den Nederlands
fcchen Leeuw voor zijn dapper gedfag met
de „R©nown"-rodding. Het kleine vergeelde
krdntje vertelt dan verder hoe den redders
een huidelied wrd toegezongen, dat de pre
sident een roerende toespraak hleldi, woor
den sprak, ongekunsteld en' komende uit
zijn hart. Dbor mejuffrouw W. werd hem
,n dichtmaat hulde gebracht voer de edel
moedige daden bij ce redding 'der schip
breukelingen van cie „Renown Zij toonce
huerbij een begaafd talent te bezitten, aldus
schrijft 6e kr.t.kus, d.e 40 jaar voorheen
dit blad redigeerde. Mejuffrouw W., aldus
werd zij aangeduid, geen naam voluit, dit
wi.de deze vrouw, toen nog een jonge vrouw,
niet. Bescheiden, wi)ce zij haar naam ver
bergen, aan de vergetelheid prijsgeven. Nu.
na veertig jaar, krijg Ik uw lied in handen.
Gij zijt nu oud en leeft vergeten voort.
1'oen ik u toestemming vroer uw gedicht
weer aan de vergetelheid te mogen ont
rukken, klonk het weer angstig: „Als u
maar geen naam er bij zet".
Hier volgt bedoeld gedicht
Ter rel effenheid van de reddlnff der echlpbreu-
keliiwen van het Noord-Duiteche barkechip
I t „Renown", 1888, den Helder.
Dat aiLe dlroeve vingerwijzing
Wenkt hen, dat er ix\j^üw daatrt.
V U zijn den heer Grunwald dankbaar,
dat hy ons ln.de gelegenheid stelde dit
eenvoudig©, doch juist door rijn eenvoud
zoo treffende, gedichtje, hier te publl-
oeeren. Men kan hieruit zien hoe de da
gen van deze eenvoudige mannen ln het
hart leefden van de bevolking.
F* tyden van vroeger zijn
voorby.
Tn onze dagen is voor wat onze plaats
betreft, de roraanlek der gevaarlijke red
dingen verdwenen. Veranderde oonstan-
dlgheden der navigatie ©n oog andere
oorzaken zijn daaraan niet vreemd. Maar
als het nog eens voorkomt en wy verne
men van een stranding op onze kust, dan
staan ook de thans fungeerend© mannen
van de reddingboot klaar om met gevanr
voor eigen leven de schipbreukelingen te
redden. En als wy morgen opgaan om
Dorus Rijkers te huldigen op zijn 0Ost.cn
verjaardag, dan huldigen wy zeer zeker
hem, den jarige, het eerst en het harte
lijkst, maar ln hein huldigen wy zijn mak
kers, die by al die reddingen hean trouw
terzijde stonden. En lr Rijkers en rijn
kameraden huldigen wy ook onze heden-
daagsóhe redders, die zeker niet minder
dan Rijkers én de zijnen, ln de ure des
gevaars op de bres zullen staan. Rn wy
willen eindigen met den jarige ome har
telijke golukwenschen aan te bieden en
hem nog vele, vele zorgelooae jaren toe
te wenschen. Een volk, dat mannen be
zit als Rijkers en de zynen, is een geluk
kig volk!
Als losse byiage worden bij dit nummer
verzonden een reproductie van Rijkers'
laatste portret, alsmede van een schilderij
betreffende de hierboven beschreven
schipbreuk dej- „Renown".
In onze platenkast z11n een aantal van
d" laatste photo's van Rijkers opgehan
gen, oju. een vergróotlng van zyn jong
ste portret. De photo's werden vervaar
digd door het Photo-bureau „Helder".
Zie verder laatst» berichten.
Gemeenteraad v. Helder
Vergadering van Maandagavond.
(Vervolg van het vorig nummer.)
Begrooting 1927. (Vervolg.)
(iemeemtewerloea
Hierin zijn reeds diverse bezuinigingen
aangebracht
De Voorzitter zal deze niet in
stemming brengen, daar men in de seo-
ties het er over eens'waa
Mevr. v. d. Hulst stelt voor de ver
bouwing van het gebouw uit te stellen,
alsmede de bestrating van de Sluisdijk-
straat
De heer Geurtmerkt op, dat de
kwestie van de Slulsdykstraat al zeer oud
is. Het verkeer is er druk en de toe
stand werkelijk onhoudbaar. De Slulsdyk
straat Is werkelijk urgent
De heer Bok verzet zich eveneens te
gen uitbreiding van het gebouw Gem.-
werken Maar in geen geval brenge men
dit op dien kapitaaldicnst Ze hooren op de'
exploitatierekening en spr. wil ze van de
begrooting afvoeren.
De heer de Zee: De ruimte ln Gem.-
werken is altijd veel te klein geweest; al
tijd heeft men zich moeien behelpen en we
zijn er thans met een koopje at De in
specteur van Womngdienst heeft slechts
een uiterst klein kantoortje. Omtrent de
Sluisdijkstruat sluit spr. zich by den heer
Geurts aan en hoopt dat dan tevens de
boomen er uitgaan.
De heer Biersteker vraagt of er
nog leeninggelden over zyn om de koeten
te bestrijden. De Sluisdijkstraat is slecht,
maar in andere gemeenten zijn ook slecb-
te straten. Spr. was in Apeldoorn en
Utrecht De heeren Bogaard en Mintw^
geven nü toe, dat onze finantieele toestand
niet schitterend is.
De directeur van Gem.-werken heeft
thans flinke ruimte in het voormalige kan
toor van het Burg. Armbestuur. Spr. zal
niet medewerken aan een nieuwe leening.
Met de voorstellen betreffende de brug
gen zal spr. noodgedwongen medegaan.
De heer Schoeffelenberger zal
aan elk klein bezuinigingsobjeot zijn stem
feven, maar niet tegen bestrating der
lmisdijkstraat stemmen.
De bruggen moeten worden hersteld.
De heer Maters bespreekt de aan
schaffing van een hooimeter, teneinde de
temperatuur te bepalen met het uog op
broeiing. Spr. stelt weder voor dit instru
ment aan te schaffen.
De heer" Van Breda bespreekt de
Sluisdykstraat. Herstel daarvan is zeer
noodzakeiyk. Er is nog een andere zijde
aan de zaak omdat besloten k> de steenen
te gebruiken: voor den oprit der stort-
inrichting. Ook het gebouw Gent-werken
eischt vernieuwing.
Uitstel van brugverbouw is onge-
wensoht.
Het ia onmogelijk deze bedragen te
brengen op den gewonen dienst. Spr oi-
teert ,4e Gemeentestem", die hieromtrent
«en artikel publioeerde, waarin uiteenge
zet wordt dat roen deze kosten wel op
dezen kapltaaidienst mag brengen
Het voorstel-mevr. v. <LHulat om den
verbouw van het gebouw Gem.-werken uit
te sleden, wordt aangenomen met 12—4
stemmen Vóór de heeren Bot, mevr. v d.
Hutet, Maters, Smits, Eylders, Geurts," v
Dam, Biersteker, Grunwjdd, Bok v d.'
Voer, van Loo.
Het tweede voorstel om de he«rfMin„«
(Iw SiuiaiiijLsmiHt piet te doen duorguun
wordt ingetrokken. "wi-gaan.
De heer Biersteker. We ziin noa
ïSS Sm-giST11*-
Bot. Heyblok. d®. h®e™n
iïrSoV£üfe")T: Bl^». 'inmwüjll
Bnrkert van Os en
"ór de heeren Biersteker en Bok.
Verworpen met lg-a stenunoa
Moediff, hoopvol, onbewogen,
Met een vasten wil en sin,
Hulpe wachtend uit den hooge,
Gaat een boot het zeeschuim ln.
En wat vaak zich hooren doet:
Broeders, hoopt op God; houdt moed!
Want gindech zit een 'berk genageld,
'Pellend vijfentrwin/Mff kop,
Voerende als afkoimetJteeken
Een Noord-Duiteche vlag ln top.
.Maar de reddingboot houdt aan.
Want zij heeft haar taak vers taant
Voorwaarts, mannen! roept de aohlpper,
Staalt uw moed en vuiurt uw geeett
Nog een weinig volgehouden.
Want een noodkreet vraagt het ma eet.
t Kermen dringt reed» tot onB door,
Godhaan GIJ ooa zelf het spoor!
't Wee oen werk voor routxutrechten,
V Roer te wenden, naar hot wrak,
Nog do maeten bovenetak.
.Schipper Rijkere, onvormngd.
Schoon de golven dreigend nad'ren,
Opgezweept door harden wind,
Toch bereikt men 't juichend acheepevolk,
Dat' ln vreemden redders vindt,
Zie! daar komen z' één voor één:
Al het leed le thans geleed
«laar niet ieder mocht gelukken,
t Touw te vatten tot behoud
Eén greep mis en ging verloren.
En de golfslag, sterk en stout,
Steeds op nieuwen prooi bedacht,
•laat de boot met meerd're kracht.
Als een zuster van de voor'gw.
Ligt alweer een boot gereed
iiulp en bijstand te verleenen,
Waar men die zoo noodig weet,.
va{>Hein Bakker' A edelst bloed,
laakt u d' arbeid licht en zoet
Telkeo male uitgevaren,
En het noodweer houdt steeds aaq;
Neen, zij tellen geen gevaren,
t-ikehte met and'rer leed begaan.
luk'Len zenden nog bun bee
Jver die onstuimige zee.
Ach! door sohrib'ren nood gedwongen,
Klimmen z' allen in den mast.
En hun krachten voelend wijken,
Binden zij zich daaraan vast.
Pwee der masten btorten neer:
Nu zóen zij geen uitkomst meer!
't Duurde reeds twee bange dagen,
Zondagmorgen breekt uMi •*n_
vu d' uitgeputten zielen
Alle bope schier vergaan;
den dar offers leeft niet meer,
Ijoodkwaar plofte 't lijk terneer.
Wat te' doen? noo vraagt het bootsvolk:
Nog een poging dient gewaagd.
Roept de schipper, ed"le harten,
H Zij u voor het laatst gevraagd!
vloeke mannen, één van) zin,
Stapt met mij de boot weer in!»
dn zij roeien moedig voorwaarts,
Tegen stormwind, tegen zee.
En, schooft vaak teruggeslagen.
God, verhoort hun vur'ge bee.
Zooveel liefde, sterk als schoon,
Wachtte eenmaal heerlijkst loon.
Zie! daar oad'ren zij de kusten
..Heroulee" de vlag ln top,
t Werk der redding is ten einde,
dl' Oorlog uit met A ruime sop.
En oen daverend hoezee,
Wacht hen aan de veil'ge reel
Ecre aan die groote mannen,
Die, bezield met heldenmoed.
Zulk een achooue daad verrichtten.
Die nog d eeuwen spraken doet.
Eens zal t nageslacht vertellen
Van wat Bakker heeft gedaan,
Eu de naam van schipper Rijkers
Zal met gioud geschreven staan.
Kloeke mannen, Neerland s zonen,
Hij, de Heer, die A al gebiedt,
Zal uiw menachen liefde loonen,
Want dat kan. een sterf! lug niet.
Leef gelukkig, leef tevreden,
Walt u ook deez' aard nog Me:
Zie! dit weneoht u elk dor leden
Van Burgerkring an „Harmonie"