„Wat is dat voor een dwaze nieuwigheid,
al dat linnengoed?^ zei ze. „In mijn tijd was
het mooi ais we twee heimden hadden en
we kochten pas eern nieuw als het oude ver
gieten was. Maar. wij waren dan ook .n zijde
gekleed en zagen1 er niet uit als grisetles
Toch werd deze verontwaardigde oude
dame 85 jaar oud!, ondanks haar zeer be
perkten linnengoedvoorraad
Een duur tapijt.
Een koopman van Londen heeft laatst
een Perzisch tapijt gekocht, dat in het kas
teel van Schoenbrunn had gelegen. Hij' be
taalde het met 100.000 pond, dus ruim
170)00.000 frank! Kenners weten te ver
tellen, dat het werd gemaakt in den) loop der
XVIe eeuw, en in kleur en aan pracht alles
overtreft), wat sindsdien werd gemaakt
KINDERVERDRIET.
De Indringers.
Heel voorzichtig op haar teenen^ liep
Treesije door het groote, nu zoo stille huis.
Ze voelde zich huiverig en kil, en nu ieder
zoo zachtjes sprak of fluisterde, durfde zij
ook niet meer hardop te lachen' en zingen
als voorheen. Want er was iets heel vreemds
gebeurd, iets wat voor 't kleine kinder
brein tje niet bevattelijk was.
Eerst was moesje ziek geweest j 200
lang, ze was er aan gewend, dat ze 's mor
gens door paatje uit haar bedje getild werd,
en zoo even bïj moesje mocht komen, om
haar „goeden morgen" te zeggen, daarna
werdi ze door de oude Mina aangekleed, on
at en toe werd ze eens bil moesje gebracht,
want die bleef den beelen dag op bed liggen,
eni dat vond Treesje in deni beginne erg naar,
maar later was ze er aan, gewond geraakt.
Toen op een ochtend was 't gebeurd, het
vreemde dat moesje roerloos stil in bed lag
en zoo wit en paatje had gesnikt, en ge
zegd, dat moesje nu was heengegaan, voor
goed, en1 toon Troosje had gevraagd waar
heen, had hij gezegd: „Naar Onzen LIevon
Heer. Die heeft haar geroepen". Maar
T re esje vond dat niet aardig van Onzon
Lieven Heer.
Dat alles overdacht ze, t-rwijl ze de lange
gang doorliep, aan 't einde daarvan stond
de deur half open.... Ze wist, dat er gis
terenavond vreemde mannen in huis waren
geweest, die hadden moesje daar neerge
legd in 'n groote gele kist, ze moest toch
even kijken nu, wipt angstig nieuwsgierig
de kamer binnen, (laar ligt moesje, temid
den van heel veel bloemen, o, zoo mooi, en
zoo stlL
Even komt ze onder de bekoring van) het
intens zwart om haar heen, ze kijkt lang op
het doode lieve gelaat, kan niet begrijpen,
dat moesje nu werkelijk dood Is en fluistert
eerst zacht, dan luider: „Moeder", en ais
op haar angstig roepen ede lieve bekende
stem niet antwoordt, voelt ze zich angstig en
verlaten, en begint zacht te snikken).
Snel komt haar vader de kamer binnen,
neemt z'n kleine schat in z'n armen en
draagt haar liefkozend weg, naar de vrien
delijk verlichte huiskamer, neemt haar daar
op z'n knie, laat haar paardje rijden, en
doet alles, om z'n verdriet te doen vergeten.
En, kinderen vergeten zoo gauw....
En, Treesje weet nog niet, dat de echte
rouiw dan pas haar hartje zal binnen slui
pen, als 't zwarte kleedje, dat ze nu draagt,
reeds lang versleten is. In 't eerst was het
stil int huis, zoo zonder moesje, maar al
spoedig had Treesje daar geen erg meer in,
ze voelde, dat haar vader haar al de ontbre
kende moederliefde vergoedde, voelde zich
zijn troetelkindje, hij' nam veel meer notitie
van haar, dan vroeger, nam haar na 't eten
altijd even op z'n knie, en vertelde dan een
mooi verhaaltje, enl als de oude Mina haar
dan 's avonds had uitgekleed, bracht paatje
haar op Z'n rug naar boven, legde haar in
DE BESTE OPLOSSING.
Een oud liedje op een nlouwe wijs.
„Te Huur ongemeubileerd© suite.
Te bevragen letter X.Y. van' dit blad1."
Tweemaal las hiji de advertentie over.
„Dat is nu net wat voor mij'", en langzaam
herlas hyi: „te-huur-on-ge-meu-bi-leer-de-
sui-te, zie je, dan maak ik mijn atelier vóór,
daar is natuurlijk het beste licht en dan kan
ik achter maffen!".
Den volgenden middag was er al ant
woord op zijn brief, hij was een van de eer
sten geweest, en werd verzocht Donderdag
te komen kijken.
„Donderdag?" Laafs kijken Gisteren
was 't Woensdag, dus vandaag Donderdag,
't Klopt als de rekening van Bartjes. 's Mid
dags was Huug aan het opgegeven adres.
't Was een wonder, 't Leek wel voor hem
gemaakt, ruime kamers met groote ramen,
en op het Nóórdenü Het inenisch was ook
nog al redelijk met haar prijs. Hij zou maar
gauw toehappen
„Nu, juffrouw, dan zal ik de kamers maar
nemen".
„Ja ziet U, uit Uw schrijven kon ik niet
opmak on), of U getrouwd bent, enme
we verhuren alleen aan getrouwde lui". Ver
draaid, daar hadt je 't nou al. Zou ie nog
niet gauw even, kunnen trouwen? Het zou
toch zond© zijn als hij die prachtkamere
niet kreeg.
Ondertussdhen keek de juffrouw hem
aan. Wel een nette vent, die zwart© hoed
bed! en dekte haar warm toe. Zoo was het
iederen avond en paatje werd allengs weer
vroolijto, en Treesje vond het zoetjes aan
niet zoo heel erg meer, dat moesje nu dood
was, ze had toch haar paatje nog, wiens af
god ze was.
Hij' verwende z'n kleine meisje wel een
beetje, bracht altijd wat moois voor haar
mee, en maakte haar jong leventje blij' en
zonnig
Totdat op een goeden dag de nieuwe
moeder kwam.en hoe jong Treesje ook
was, voelde ze instinctmatig, dat 't nu met
haar rijk gedaan was. Maar de jonge moeder
deed alles wat ze kon, om 't kleine meisje
voor zich te winnen, speelde met haar pop,
en las met haar in haar prentenboeken, en
Treesje"s jong, ontvankelijk hartje opende
zich gewillig voor iedere toenadering, en
ofschoon ze heel goed gevoelde, dat ze de
liefdie van haar vader nu deelde met een
ander, was ze toch daar niet jaloersch om,
want de nieuwe moeder vond ze heel aardig.
(Maar op een morgen werd Treesje wak
ker door een vreemd geluid in huis, dat ze
niet kende, t was *t zwakke, hulpeloos ge
schrei van' een heel klein kindje, en juist
wilde ze vragen waar dat vandaan kwam,
toen paatje heel verheugd op haar toetrad,
en zeide, dat d© ooievaar dien nacht 'n klein
broertje gebracht had, om mee te spelen,
of ze nu niet blij) was.
.Maar Treesje was met d© komst van het
broertje maar matig ingenomen)....
Naarmate 't ventje grooter werd, nam de
gelukkige vader steeds meer notitie van z'n
jongen, hij was zoo trotsch op zijn stam
houder, en als hij 's avonds van 't kantoor
kwam, liep hij dikwijls Treesje voorbij,
regelrecht naar de kinderkamer, waar hij
wist, dat z'n jonge vrouw de kleine om dezen
tijd in 't bad had; hiji plaste met hem in
't water dat de baby t ultkraald© van pret,
en als hij dan netjes schoon en aangekleed
even' op z'n knie kwam zitten, liet hij hem
spelon met zCn goudenl horloge....
En Treesje, die haar vader gevolgd Is en
ln de openstaande deur alles ziet, krijgt
plotseling 'n vreemd gevoel dat uit haar
binnenste opstijgt, naar de keel; ze wil hul-
loni, 't uitsnikkont maar trots weerhoudt
haar.
Totdat paatje 't spelen met z'n Jongen
moe, haar plotseling ln de gaten krijgt, haar
naar zich toetrekt, on liefdevol vraagt:
„Waar denkt mijn kleine meid wel aan, dat
ze zoo treurig kijkt?"
IMaar Treesje kan niet antwoorden., eerst
moet' dat akelige vreemde gevoel uit haar
keel weg, ze begint heftig te snikken, drukt
haar natte snoetje tegoni paatje's mooi ge
steven overhemd, eni ais ze eindelijk wat be
daard is, komt op zijn herhaalde vraag
klnderlijik-tnaief 't antwoord:
„Als deze moesje en broertje nu ook dood
zljln, brengt U dan weer speelgoed voor mij
mee, en mag lk dan weer op Uw knie
paardje rijden?"-
BABBELUURTJE OVER MODE.
Mantels van zijde-stof.
't Is met deni zijden mantel al even eigen
aardig gegaan ais met den bont-mantel.
Werd het aanvankelijk voor groote luxe
aangezien, oom van een der beide materialen
een ma uttel te bezitten, ln betrekkelijk
korten tijd is dit totaal veranderd. Zoowel
de bontals zijden mantel zijn absoluut
ingeburgerd en men kan ze tegenwoordig
evengoed in alle soorten en kwaliteiten
krijgen als den mantel van stof. 't Is 'dan
ook vanzelf sprekend, dat ze zoowel in een
voudige modellen als in zeer chique uitvoe
ring te krijgen zijn. Onze teekening laat ons
stond hem chique. Als hij nou maar ge
trouwd was, ongetrouwde lui wou ze vast
niet hebben, en een man alleen heelemaal
niet. Je kon ze maar achterna sjouwen, alles
heten ze maar liggen!. Nee hoor, daar dankte
ze voor.
^Mijnheer?"
„Mijnheer" schrok op uit zijn overpein
zingen. „Oh ja, of ik getrouwd ben? En U
verhuurt ze niet aan een ongetrouwden
heer?"
„Nee meiheer, dat doe ik niet, dat heb ik
me vast voorgenomen".
„Ja ziet U, juffrouw", zei Huug ten einde
raad, „ik ben nog niet getrouwd, maar 't zal
niet lang meer duren".
,jOh, is U verloofd?" Met een vuurroode
Heur zei Huug „ja, maar 't is nog niet
publiek".
„Zoo, zoo", zei de juffrouw vol medege
voel, „ja, dat is wat anders, dan zou ik er
met mijn man eens over moeten spreken.
Dat scheelt nog wel eens, ziet U, zoo'n
meisje. Zoo'n man alleen trekt zich van den
boel niet veel aan". En hoofdschuddend
slofte ze weg.
4
Manlief vond het goed, zoodat Huug zich
een paar dagen later installeerde en zich
best thuis gevoelde. En hoe langer hij de
kamers had, ho© beter ze hem bevielen.
Maar de juffrouw vond bet) te gek, eeni ver
loofde, die nooit naar Z'n meisje gaat, en
die z'n meisje nooit ont/vangt, nee, dat was
haai» te geleerd; en vrij vinnig zei ze hem
©eins: „Is U wel verloofd, m'n man zegt
ook, ik geloof er niks van. U moet 't meisje
eens hier laten komen, want anders zeg ik
U op".
„Dat akelige wijf", dacht Huug. „Ze zet
me er uit als ze ziet, dat ik geen meisje
heb".
In gedachten Mep Huug de rij van zijn
kennisjes af.
Geen een zou zich voor zoo'n grap leemen.
Wacht eens, die Miep van Royen, dat was
de meer elegante en bewerkelijke genres
zien.
soepele rever aangebracht van een fijn af
stekende tint crêpe de chine. Voor iemand
die erg durft is zelfs wit zeer frappant.
Anders neme men een veel stillere tint als
leverkleur, donk er-lila, fijn grijs, etc., etc.
De eerste mante® van de rij Is gemaakt
van zacht lila ctêpo-maton een fijn
korrelige, bijna doffe crêpe-soort. De
mantel ls geheel zonder garneerinig gehou
den, maar de stof la op zichzelf tijk ver
werkt. Immers de fijm geplisseerde baantjes
ln die voorpanden on ln de mouwen geven
een zeer vlot en chic cachet aan den mantel.
Een fijm effect ontstaat door de aan de
gladde deelen gesneden oelntuurtjes zoo
wel aan het voorpand als aan de mouwen.
Zeer gedistingeerd staat het, om het hoedje
in een ietsje donkerder tint bij te dragen.
De hieronder staande mantel is uitgevoerd
van zwart crêpe sa tin, met de glanzende
kant naar buiten en de doffe kant voor de
garneerstuikken gebruikt). De snit van den
mantel is hoogst elegant, met een weinig
aansluitende lijn. Ook hierbij is weer het
plisseeren als gameermiddel aangewend.
Zeer karakteristiek staat de groote slappe
revers met het daaraan verbonden tamelijk
kleine achterkraagje. Het 'is een uiterst ge
schikt model voor een fijne ranke figuur.
Het derde model is eigenlijk een en
semble van perlgrijs satin marocain, zóó
bedoeld, dat de japon van. de glanzende
zijde gemaakt wordt met de d o f f e zij ais
garneering eni de mantel van doffe zijde
met de glanzende zij1 als garneering.
't Is een lang niet makkelijk snij-model.
Maar door een knappe vakkundige uitge
voerd zal het een juweeltje van elegance en
soberheid zijin. Japon- en mantel zijn één
van model enl opvatting, alleen dan in tegen
overgesteld1 gebruik van zijde.
Dan ten laatste nog een voorbeeld voor
Ottoman in zwart of donkergrijs.
De Ottoman-zijde is het mooiste als tail-
leurvorm vervaardigd. Dit past zich het
beste aan bij' het min of meer stijve uiter
lijk der zijde. Zoo ook ons model. Dit is in
zeer strengen vorm gehouden. Om een en
ander echter iets te verzachten en er dus
naast het correcte uiterlijk, ook een vrien-
delijken schijn aan te geven, is de groote
wel een aardig kind, die zou hem wel willen
helpen.
jNou, juffrouw, misschien! kan m'n
meisje van de week wel eens komen, 't zal
anders moeite kosten, de ouders zijn nogal
conservatief, enfin U begrijpt wel".
Nog geen uur daarna stond Huug in
vlsite-costuum bij de familie Van Royen,
en even later was hij in het gezellige 'bou
doir van Miepi
„Hè, jij, Huug, dat had ik' toch zeker niet
verwacht", verwelkomde ze hein met een
diepe blos, dien'hij echter niet bemerkte.
,JHa, wat zal ik je zeggen, k val maar met
de deur in huis, ik zit in de klem, wü je me
helpen?"
„Natuurlijk,, graag zelfs, ais het tenmin
ste niet t© gek is".
„Nou dan, je weet toch, dat m'n vorige
huisbaas geen „artistieke" lui meer in z'n
huis wilde hebben, na die scène van z'n
dochter met Wülem Kreek? Hij' zei me met
14 dagen de huur op, en dat net, terwijl ik
met m'n stuk voor de tentoonstelling bezig
was. Hij was niet te vermurwen. Je snapt,
ik was radeloos. Toen zag ik een adverten
tie, een suite werd aangeboden. Nee zeg, en
wat voor een suite. Voorkamer op t Noor
den, met reuze ramen, 't leek voor een
atelier gebouwd. De prijs was redelijk en
daar komt me dat menech aanzetten met
d'r gezanik of ik getrouwd ben. Anders kon
ik de kamer® niet krijgen). Toen heb ik maar
beweerd, dat ik verloofd was, en.... ik
kreeg de kamers. Nu wil ze me'n verloofde
zien. Je snapt, dat ik er in zit!
En nu wilde ik vragen of jij een paar
weken voor m'n verloofde wilt spelen, tot
m'n doek af is. Zie zoo, weet je 't, wil je
me helpen)?"
Onder z'n laatste woorden was Miep on
natuurlijk bleek geworden. Zij die Huug
zoo Mef had), die in werkelijkheid zoo graag
zijn verloofde zou willen rijn, zij zou voor
z'n verloofde moeten spelen? Nee, dat ging
niet, dat kon ze niet. Maar mocht ze dan
Men kieze den hoed in de kleur van de
revers, zoodat men een fijn geheel ver-
krijge.
EEN ONVERWACHTE REIS.
(Het gebeurde in een bergachtige streek
op een klein stationnetje. Op het terrein,
waar de goederenwagens stonden, speelden
dikwijls de jongens van het dorp. Eigenlijk
mocht dat niet, maar de oude baanwachter
had al lang opgehouden met de jongens
weg te jagen. Ze waren hem- allemaal veel
te vlug af en ze zorgden wel, dat ze niet op
de spoorbaan waren), als een trein op komst
was. De tijden!, waarop de acht of tien trei
nen dagelijks Let kleine stationnetje pas
seerden of er stilhielden kenden ze
op hun duimpje.
Er was voor de jongens geen heerlijker
speelplaats te denken dan de plaats, waar
de goederenwagens stonden. Hoe heerlijk
konden ze er krijgertje spelen en verstop
pertje, Indiaantje en roovertje, waarbij de
wagens dienden als hutten of holen.
Op een vrijen Zaterdagmiddag kwamen
de jongens weer bij het station bijeen, om
te spelen. Tot hun teleurstelling zagen ze,
dat er slechts één wragen stond. Nu kon er
van „Indiaantje" niets komen, want één
hut was veel te weinig voor twee vijandige
stammen. Verstoppertje of roovertjeJfing
ook niet, maar de belhamel van het troepje
wist al weer een andet spelletje. „We spe
len treintje", riep hiji -uit. ,Jk ben de ma
chinist en ga in het rem-hokje zitten en
julüe bent passagiers. Als ik de rem los
Huug terwille van zichzelf, de kans op suc
ces onthouden?
't Was een zware strijd, maar tenslotte
zei ze met vaste stem: ,,'t Is goed, Huug,
zeg me maar wat ik moet doen".
„Ja, ik zou zoo zeggen), als je een® per
week komt, is 't genoeg, en dan, ja", hier
werd) Huug rood van verlegenheid, „ja, dan
zal ik je wel een kus moeten geven, want je
snapt, dat ze staat te apioniieeren, die
feeks".
Even rilde Miep, maar toen zei ze opge
wekt: „vooruit dan maar, wanneer zal de
voorstalMng beginnen?"
„Wanneer 't je het beste schikt. Oh Miep,
wat is 't toch Mef van je, je kunt niet be
grijpen, hoe dankbaar ik je ben".
„Ja, toe maar, dat is wel goed hoor. Watl
denk je van vanmiddag, dan is het maar ge
beurd, hè?"
"t Schikte best, en zoo kwam Miep dan,
zenuwachtig en zeer bekoorlijk in haar
groene pak, met de coquette muts op haar
blond© krulhaar, om halfvier aanwandelen.
„Df mijnheer Teriaan thuis was?"
„Ja, juffrouw, komt U maar binnen, ik
zal mijnheer even roepenf*.
Onhandig en rood kwam Huug aanloopen.
„Dag Miep, leuk dat je er bent, kind"
En vluchtig kuste hij haar op de wang.
„Nou, nou, die zijn nu verloofd! Dan ging
't in mijn fijd anders hoor; een zoo'n zoen
tje op je wang! 't Is me de moeite!"
(Lachend verdween de juffrouw in de
keuken.
'Miep en Huug keken eikaar aan en op
eens zeiden ze tegelijk: .^Wat bloos jij",
waarna ze in een schaterend gelach uit
barstten.
"t Werd nu een gewoonte, dat Miep ©ons
per week haar „welkomst- en afscheids-
kusje" kwam halen, zooais ze het zelf spot
tend betitelde. Niemand vermoedde, hoe ze
er onder leed, maar had ze de verandering
in Huug gezien, ze zou stellig minder ver
driet gehad hebbent
maak en we duwen samen even, dan loopt
de wagen wel een stukje vanzelf. En dan
duwen we hem weer terug".
„Ja> ja", dat vonden de anderen goed.
Maar zouden ze heusch zoo'n zware wagen
voort kunnen duwen? De „machinist"
meende van weL De rails waren immers
zoo glad. Ze konden het in eik geval pro-
beerem En als de wagen begon te rijden),
zouden ze er nog vlug inspringen en zoo
aMemaal een eindje echt vanzelf itrein
spelen.
De aanvoerder van het troepje maakte de
rem los, kwam weer omlaag en begon met
eeniige anidere jongens tegen den wagen te
duwen. Tot hun groote verbazing kostte het
niet de minste moeite, den wagen aan het
rijden te krijgen. Vlug vlug sprongen ze
achter elkaar er in en daar ging het, van
het station af! Hoe ver zou de wagen loo-pen,
eer hij stilhield. Het scheen wel, of hij' snel
ler en sneMer ging. „Eenig, heerlijk, fijn!"
juichten de jongens. „Wat loopt hij langi"
Maar de oudste jongen juichte niet mee:
een vreeselijke gedachte ging hem door het
hoofd. „Weet julMe wel, dat we omlaag gaan.
Wel langzaam, zoodat je het niet ziet, maar
het volgende station ligt toch wel tweehon
derd meter lager. En zoo zuMen we door
gaan, net zoo lang tot we ergens tegen aan
botsen!" De jongens werden stil en bleek
van angst. De wagen Mep nu zóó hard, dlat
er van uitspringen geen sprake meer was.
Het rêpihoJqje kon ook niet bereikt worden.
„O, was ik er maar in blijven zittenl",
kreunde „de machinist". AIet is alles mijn
schuld". Maar daar wilden* de vrienden niet
van hooren. Ze waren aMemaal even dom
geweest. De kleinere jongens begonnen te
schreien en de grooteren keken heel ernstig.
.Het eeniige, wat we doen kunnen, is waar
schuwen hij baanwachtershuisjes of bij een
station, waar we langs komen", opperde een
van de jongens. „Kijk ginds ls al een huisje.
Schreeuwen* jongens!" En aUe Jongens ke
ken uit de deuropening van den goederen
wagen en schreeuwden, schreeuwden, toen
ze langs het huisje reden. Tot hun geluk
was de baanwachter erin. Hoe ontstelde de
man, toen hij de losse goederenwagen zag,
die nu met sneltreinvaart langs die raila
stoof. Nog veel grooter werd zijn schrik,
toen hij de schreeuwende, angstige jongens
zag ln den wagen. Maar onmiddellijk wlstx
de man, wat hem te doen stond. .Rrrrlng",
daar belde hij het naaste station op. „Hallo,
halio. Een goederenwagen vol kinderen los
geraakt. Komt over oen kwartier langs.
:acht hem op te vangen. Vlug, hf&stl", zoo
sclireeuwde hij door de telefoon.
De stationchef, die de boodschap ontving,
rende naar buiten. Wat een gelukkig toe-
vaL Daar stond juist op de baan, waar de
goederenwagen langs zou komen, een loco
motief gereed, om eenige goederenwagens
te rangeeren,
„Hé, machinist/", riep de chef. „Rijden.
Achter je aan komt ©en losgeraakte goede
renwagen. Vang die voorzichtig op. Er zijn
kinderen inP
De machinist begreep gelukkig dadelijk
de bedoeling van den chef, bracht rijn ma-
ohine aan den gang en reed langzaam voor
uit Spoedig zag hij! achter zich de goede
renwagen aankomen en hfj zorgde, dat de
locomotief een) even sneMe vaart kreeg als
de wagen. Toen mindlerde hij langzaam, heel
langzaam zijn vaart, zoodat de goederen-
wagen hem geleidelijk inhaalde en eindelijk
met een Mchtfen schok tegen den locomotief
liep. Na nog eenige minuten remde de ma
chinist brachit de locomotief tot staan en
stoomde toen terug naar zijn station, waar
de chef en het personeel angstig stonden te
wachten.
De ouders van de jongens werden tele
grafisch van het gebeurde op de hoogte ge
bracht en de jongens met den eerstvolgend
den trein naar hun dorp teruggezonden,
waar ze de eerste weken althans
angstvaMig hun oude speelplaats vermeden!
RAADSELS.
Valsch geid.
Nog een nieuw raadseltje van Ag© Yska:
Wat ziet men niet, als men ziet en wat
ziet men als men niet ziet?
Zoo naderde het stuk zijn voltooiing, en
werd met zorg ingepakt en verzonden. Kon
het anders, of hèt stuk waar zooveel moeite
en liefde aan geofferd was, kwam bekroond
terug?
Toen Miep 's middags kwam, zei Huug:
„Ja, Miep, nu is het stuk bekroond en
ben je eindelijk van je taak verlost, hè? Heb
je het heel erg gevonden?"
,Hee hoor, ,k vind1 het een eer, diat lk nu
ook nog mee heb geholpen aan, je doek en
jus je succes. En zeg, lk heb een manier,
dat je ook zonder die oomedie hier kunt
biijvent
Je doet straks erg verdrietig en zegt dan
tegen je hospita, dat ik onze verloving ver
brak. Dan heeft ze wel zooveel medelijden,
dat ze je hier laat blijven".
„Miep, je bent een juweel hoor, *t ls
prachtig bedacht, hoor. Ik d/oo straks heel
erheugd', en vertel de hoepita, dat onze
verloving deze week pubMek wordt, en dat
we binnen) een jaar gaan trouwen. Nee, zeg
nu maar niets, wacht even".
'Huug ging naar zijn bureau en kwam
terug met twee doosje®.
1 fet grootste opende hij, haalde er een
prachtige broche uit èn niét op haar pro
test lettende, spelde hij die op haar blouse.
,«Dat is uit dankbaarheid voor je niet ge
noeg te waardeeren hulp, en dit als blijk
dat je mijne oplossing de beete vindit, en
dat is toch zoo, nietwaar?"
Een gjad goud bandje zat plotseling om
,v* vaQ baar linkerhand.
ithutet keek Miep er naar en zei toen on
vast. „Je 'bedoelt toch niet, dat d© comedie
nog verder moet gaan?"
,H©e, mijn engel, ik bedoel dat jij, of je
wordt me^ lianen een jaar mijn vrouw
Zonder dat ze het merkten, ging de deur
oponi en gluurde de juffrouw naar binnen.
Griniiek.end trok ze weer terug, mompelend:
„hum, ze beginnen het toch wel te leeren".
Corry Brons.
B.