OUD ROEST Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, mammmmi* Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven van ZATERDAG 9 JULI 1927. GEZONDHEIDSBADEN. In bloed en brij. Vanaf de allervroegste tijden tot op beden hebben heusdhe en „wonder"-dokto- reiï steeds a..e mogelijke stoffen, afkomstig uit het dieren-- eni plantenrijk, of uit dat der delfstoffen^ gebruikt voor baden, waarin de Mdende menachheid, ondanks griezel en af keer, had onder te duiken om genezing te vinden. Aan verecii menscbenfbloed schreef men reeds in oer-oude tijden een bijzondere geneeskracht toe. Vandaar dat de Egypti sche koningen, als ze zich minder friscfc gevoelden, een aantal kinderen eenvoudig lieten.... slachten en lich in het bloea baadden. Het was meteen een heilzaam middel tegen uitslag, zoo meende men. Zelf» de Fransche koning Lodewijk XL, die in 1848 stierf, maakte nog van die afschu welijke soort van baden gebruik. Ook die renbloed, of bloedige deelen van een dleren- Hchaam golden voor zeer heilzaam. Een ernstig gekwetst man wead ln hei jaar 1764, op ordonnantie van de hoogge leerden professor Larrey gewikkeld in een verschgestroopte bloederige ramshuid, waar door het zweet uitbrak en een reddende slaap intrad. Griezelig en weerzinwekkend waren deze bloedbaden ongetwijfeld (Ln, hooge mate, maar of het „vet-baddat eeuwen door zeer gezien was, heel veel minder griezelig aan doet? Daarvoor werd heel vet vleesoh ge kookt, en in dit vet, met water vermengd, nam men zijn bad. Soms moesten voor het „vetbad" gelten- pooten worden afgekookt, gelijk in 1577 een dokter aanried, ter genezing van krankzin nigen. soms waren het geheele dieren, waaronder vlsscheb eni honden voor bijzon der geneeskrachtig golden Voor gewrichtsbreuken beval in 1687 zekere Dr. Forest aan, het afkooksel var; vette beesten; ter genezing van verlam mingen bad men in bet bijzonder nooddg vossen of konijntje», dielevend ln bet kokend water of kokende olie werdem ge worpen, „opdat de levensgeesten zich aan de vloeistof zouden meedeelen". Voor dierenbescherming bad men, zooals uit dit relaas blijken kan, nog niet overdre ven veel gevoel ln die dagen! Wlen lntusschen het bereiden van zulk een geneeskrachtig bed te duur was, kon bet ook met afgekookte ramspooten af! Behalve dit soort van baden kende men ze ook, die heilzamer» invloed hadden, omidat er mieren, kwallen erï allerfel andere min- sinakettyke zeedieren ln waren gedaan. Ongewoner nog, maar stellig niet aan trekkelijker waren de zg. „aptys-hrei" baden. Het materiaal daarvoor kwam uit de ma gen van runderen eni moest liefst onmid dellijk na het slachten worden gebruikt, omdat de spdjebrei dan nog de lichaams warmte van het gedoode dier had. Oma treek» 1860 vond men in het Gum- perdorfer slachthuis, hij Weenen, daartoe oog badkamers ingericht, Zy bevatten twee badkuipen: één voor bet onwmJw-lSjke spijsbnei-bad, en èèn om zich nu ailou-p te reinigen. Doktoren zoowel Als patiënten waren over dit soort van baden zeer wel te spreken en met name de Wers aan rheumatiek. en jicht moesten en wilden ook wel er aan gelooveni! Zelf» patiënten als ongeneeslijk opgege ten, zouden bierdoor rijn hersteld. En daar had men tenslotte gaarne wat griezel en tegenzin voor over. Was dit niet het geval geweest, hoe zou den er dan ooit menschen bewogen zijn om heele of halve mestbaden te nemen? Gewoonlijk bestond het materiaal voor de mestfoaden uit koemest, maar vogel-guano was ook zeer gezocht. De koemest werd ge bruikt na door middel van stoom te zijn verwarmd, de vogel-guano evenwel kookte en filtreerde men en vermengde ze met warm bad-water, dat daardoor een fraaie goud-gele tint verkreeg. ,J en gebruikte een zoodanig bad gewoon lijk b|j huidziekten. Veel minder onsmakelijk dan al het bo vengenoemde gebaad, waren en zijn nog steeds de geneeskrachtige baden, die bifin toebereidt met behulp van planten. Versche kruiden, dennennaalden, hooi, ^Pfappels, boombladeren^ dit alles werd en wordt nog voor baden gebruikt. Het volksgeloof kent daarenboven aan wekere planten en kruiden, die op een be- Ce plaats groeien, nog een bijzondere it toe. Dat dit van suggestdeven invloef i •j® °P de uitwerking, behoeft wei niet nader betoogd! De baden van boombladeren zijn droge baden. Men plaatst daartoe den bader °P een bed, met een wollen deken gedekt, cn overat rooit hem- met de bladeren van berken., esscheni, enz. tot een dikte van Pi. m. twee centimeter. Dan komt er weer fen' wollen deken oveirheen, en het Slacht offer blijft op deze wijze ingepakt een uur lang liggen. Het allerbest ia het wanneer [tij voor deze kunstbewerking gloeiende thee gedronken heeft. Dan gaat hij hevig transpireeren en dit zal zijn kwaal verjagen. Een ander soort van hladerenbad neemt de aan „zinkings" en koude trekkingen" lijdende, door te kruipen ln een girooten zak, die geheel gevuld is met verwarmde ber kenbladeren. De zak wordt dan netjes rond den hals van den patiënt dichtgemaakt 1 'De oude dagen van Rome en ByzanWum kenden vooral de beroemde baden van plantenohën, die men toepaste <xm de huid lenig te houden. De bewoners van Midden-Afrika maken hiervan nog gebruik, en ook vertelt men van de zigeuners, dat zij zich geregeld „zalven". De Roroeinsche keizer Augustus vroeg eenimaal den grijsaard PoMnius, die 100 jaar oud waa, hoe het kwam, dat hij zijn geeste lijke, zoowel als zijn lichamelijke friichheid had weten te behouden. „Van binnen door wijn en door honing, van bulten door olie!" antwoordde de hon derdjarige. VAN DE GROOTEN DER AARDE. GRAAF AXEL FERSEN. Hoe Marle An tol nette gered had kannen worden. In de tragische geschiedenis van Marle Antolnette wordt graaf Azel Fersen ge noemd. Echter slecht» in het voorbijgaan. Hy is als een acteur, die het tooneel over- aat, zyn naam even noemt en dan ver- wijnt voor het publiek hem goed heeft kunnen opnemen. Toch was zyn rol belangryker dan het Bchynt. Geboren ln 1755 als zoon van graaf Fer sen, veldmaarschalk en een der hoofden van den Zweedschen adel, werd hy op zestien-jarigen leeftyd met zyn gouver neur volgens het gebruik van die dagen op reis gezonden. Hy bezocht de hoogescholen te Bruns- wijk, Straatsburg. Turijn en verbleef eeni- gen tyd te Bazel, toen bekend om de voor name ingetogenheid der gegoede familiën en hun wetensohappeiyken zin, kenmer ken, welke het hedendaugsche Basel nog niet geheel heeft afgelegd. Over Londen in Zweden teruggekeerd, trad hy in militairen dienst, waarin hy weldra opklom tot kolonel Daarna vertrok hy naar Parys, waar hy wegens zyn hooge gestalte, romantisch uiteriyk en geestig woord, weldra veler aandacht verwierf en een gezien man werd. Ook bö de jonge koningin Marie An tolnette. Hy werd tot haar kleine kring van de prinses en Lamballe, de hertogin de Polignac en nog eenige bevoorrechten toegelaten en woonde de feestjes op Tria- non by. Maar de zoo bloelende laster van die dagen, die het ln praatjes en geschriften voor op de Oostenryksohe en haar vrijere manieren gemunt had, maakte aan dit aangename leven in Versailles en Parija w eldra een einde. Allerlei verdachtmakende praatjes over vertrouweiyke ontmoetingen en langdu rige wandelingen tijdens de bals op Tria tlon van de koningin en den graai deden de ronde. Toen hem dit ter oore kwam, be sloot hy het aangename leven vaarwel tfe zeggen en evenals La Fayette de opge stane Noord-Amerikanen te gaan helpen. Hy bracht dit offer aan den goeden naam der koningin met zooveel zelfver loochening en zelfbeheerschlng, dat nie mand reden had te vermoeden dat hier een band verbroken werd. In Amerika maakte hy door zyn dapperheid en later by de onderhandelingen door zyn talen kennis zich zoo verdiensteiyk, dat Wash ington hem de erfetijke orde van Cincin- natus verleende, en koning Lodewyk XVI hem de decoratie „Pour le mérite mili taire" schonk. Toen de Fransche revolutie uitbrak en de „dames de la Halle" de koninkiyke familie naar Parys gevoerd hadden, kreeg hy van koning Gustaaf Hl, die ln ridder- ïykén waanzin alles voor de redding des konings wilde opofferen, het bevel om naar Parys te gaan en by den koning te biyven. Hy leidde den geheimen berich tendienst tusschen het koninkiyk paar in de gevangenis en de getrouwen daarbui ten en bereidde de ontvluchting voor van het koninkiyk gezin met zooveel zorg, dat dit bij het nachteiyk duister ongemerkt buiten Parys geraakte. Toen schynt over den koning zulk een gevoel van verade ming, van bevrijding gekomen te rijn, dat hij zioh geheel koning gevoelde en geen leiding kon verdragen van den tocht door anderen. Van Fersen werd onder harte lijke dankbetuigingen afscheid genomen Had te Varennes naast dén weifelenden, alle initiatief missenden vorst, graaf Fer sen gestaan, dan had deze waarsohyniyk door zyn gebiedend, voortvarend optreden allen tegenstand gebroken en het konink iyk gezin veilig te midden der wachtende troepen gebracht. Toen Fersen over Mons naar Arlon ge sneld, daaT de treurige tydlng vernam, be gaf hy zich weer naar Parys. Door berich ten ln cyfersohrift, verborgen in beschui ten, chocolade, pakjes thee, door vertrouw de handen overgebracht, hield hy de ko ningin op de hoogte van de plannen om het koninkiyk gezin te redden: eerst door een Zweedsdie landing in Normandië, wel ke werd opgegeven toen na den moord op Gustaaf III een andere politiek in Zwe den gevolgd werd, vervolgens door heit oprukken van Dumouriez met zyn leger uit België naar Parijs. Toen ook deze hoop vervloog werd het smarteiyk woord „Vaar wel" gesproken en graaf Fersen vertrok naar Zweden. Hier werd hy veldmaar schalk en kanselier van de hoogeschool te Upsala; doch door het verlies van zyn moeder (zijn vader was reeds dood), zijn oudste zuster en zyn besten vriend, had hy het gevoel, alsof grauwe wolken zich over zyn vroeger zoo schitterend leven samentrokken. Het einde zou nog vreeseiyker zyn. De Zweden hadden Gustaaf IV, wiens dwaze, dweepzieke plannen het rijk in gevaar braobten, met al zyn nakomelingen van den troon vervallen verklaard, den oom des konings tot koning uitgeroepen. Maar zes maanden later bleef laatstgenoemde by een revue dood. Men spreekt van vergif, is bang voor pogingen om den oudsten zoon des verjaagden konings als kroon prins weer binnen te halen en wijst graaf Fersen, het hoofd van den hoogen adel als schuldige aan. Het volk, „dat veel te los van hoofd.het ergste liefst gelooft", komt in beweging. Als de graaf in zijn verguld rijtuig, met zes schimmels bespannen Stockholm bin nenrijdt, om aan de begrafenis deel te ne men, omringt het volk onder vloeken en verwensohingen zyn koets en verbryzelt de ruiten met steenen; hy wordt in het gezicht verwond, het portier wordt open gerukt, men wil hem er uit sleuren. Hy vlucht een openstaande herberg binnen; maar het volk trekt hem naar bulten, rukt hem zyn degen, zyn mantel en zijn deco ratie af. Eenigen slaan hem met stokken, ande ren rukken hem zyn grijze haren uit Men laat hem een oogenblik met rust en ge zeten op een bank vraagt hy om water. Een soldaat brengt het hem. Maar wel dra breekt de woede los. Onder het ge schreeuw „vergif begint de mishandeling opnieuw; rijn oorringen worden hem met stukken vleesch eraan afgerukt. Elndeiyk verheft hij zich op de knieën „God vergiffenis voor m" blaast hij en met de woorden myn beulen. Ik vergeef hen1 den laatsten adem uit Een einde dus als dat van de gebroeders De Witt DRIE HOTEL-HISTORIETJES. L Ingezeept „Eenige Jaren geleden, „zoo vertelde een bekend Duitsch acteur eens aan den stam- draoht. De kruier was natuuriyk zeer in zyn schik: hy liet den milden gever bedan ken en na het maal verslonden te hebben, ving hy aan nog luider en harder te flui ten dan andors. Den volgenden dag herhaalde ricih, de- zelfdo soène, maar den derden dag bleef het déjeuner achterwege, ondanks het mu- aioeeren van den man. „Waarom krijg ik nou eigenlijk geen eten meer?", vroeg hij aan John. „Beyalt myn fluiten den heer niet meer?" „O Ja, dat wel," zeide de kellner volgens het bevel van den geleerde. „Maar myn- heer heeft by de politie geïnformeerd of hy je werkelijk op deze wijze betalen moet voor je muziek, en die heeft gezegd, dat dit niet noodig is en dat Je g r a t i s moet fluiten." „Dat zullen we eens zien!" antwoordde de kruier, „of Ik fluiten imoet. Ik geef geen geluid meer." Hy hield woord en de ander had zijn doel bereikt en kon voortaan rustig gaan werken. HL Dal viel hem niet mee! Ongeveer een kwart eeuw geleden brand de te Chicago in den nacht een hotel tot den grond toe al. Deze verschrikkeiyke ramp kostte aan twaalf personen het leven en de stedeiyke autoriteiten vaardigden toen het bevel uit, dat de hotels van brand ladders en nooduitgangen moesten voor zien worden, wat dan ook geschiedde. De eigenaar van het Victoria-hotel kwam eohter op de gedachte om zyn per soneel zoodanig te onderrichten en te oefenen, dat bij een voorkomenden brand iedereen zou weten, wat hem te doen stond. Dagen lang kommandeerde hij zyn boekhouders, kellners, kok, huisknechts, schoenpoetsers en vrouweiyke dienstbo den. Jammer voor den yverigen man kon hy den lust niet bedwingen om eens de proef te nemen, hoe zyn personeel zich van zijn taak zou kwyten. Op zekeren nacht gaf hy tegen 2 uur onverwachts het overeengekomen brand- signaal. Er waren veel gasten in het hotel Allen werden door de bedienden gewekt, de boekhouders grepen de boeken, de re gisters, de kas, de huiskneohts sleepten de koffers uit de kamers, de oberkellner en de hotelhouder dreven de gasten tot spoed aan, die half gekleed naar de vestibule vluchtten. Toen allen, benevens het perso neel daar vereenlgd waren de uitgang was zorgvuldig gesloten trad de eige naar van het hotel met het horloge in de hand op hen toe en zelde: „Dames en heeren, ge herinnert u nog wel de vreeseiyke gebeurtenissen bij den brand van het ïotel in de Avenue 18. Se dert dien nacht heb ik onophoudeiyk er aan gedaoht om door allerlei maatregelen zoo'n ramp te voorkomen. Welnu, ln vier en een halve minuut zyn al de logeergas ten gewekt en hier gebracht, de bagage la in veiligheid gebracht, niemand heeft eenig letsel bekomen. Ik wensch u ellen goeden nacht, ge kunt nog eenige uren slapen. Ik beveel ntijn hotel. Tot zoover kon onze brave hotelhouder spreken, want een laars vloog hem naar het hoofd. De woedende gasten, nog half dronken van slaap, begrepen er alles van en ranselden hem duchtig af. Hy leerde uit deze geschiedenis, dat al te groeten yver zeer schadeiyk kan zijn. Nu had ik kort te voren in Wiesbaden voor barbier gespeeld en alle voorwerpen, die by die rol te paa komen, had ik by my in mijn koffer. De kwam op de gedachte om mijn medelogeergasten eens een poets te bakken en op een vroeg morgenuur klopte ik, behooriyk vermomd aan al de deuren van de kamers op de verdieping waar myn slaapvertrek lag. „Ook een barbier noodig? Moet de heer ook geschoren worden?" vroeg ik. Een achttal heeeren wenschte gebruik te maken van myn aanbieding eh ik zeepte ze een voor een in, nnj telkens verwyde- rende met de verontschuldiging, dat ik myn mes in een andere kamer had laten liggen. Juist waa ik met no. 8 gereed, toen no. 7 ongeduldig begon te worden en ik had nog net den tyd om myn kamer bin nen te wippen, my van mijn vermomming te ontdoen en my zeiven ln te zeepen. Onderwyi waren myn klanten naar bui ten gekomen en riepen allen om den bar bier. Ik deed of ik door dat geschreeuw opmerkzaam geworden waa en stak ook myn ingezeept gelaat buiten de deur. De kellners en de dienstboden kwamen de trappen op, de eigenaar van bet hotel kwam en maakte rijn verontschuldigingen. Ik schreeuwde het hardst en sprak over voldoening vragen en ik weet niet, wat al meer. De waard was buiten zich zeiven van woede maar de anderen stonden te lachen over die negen ingezeepte gezich ten. Men vroeg en onderzocht, dooh de zaak bleef een geheim. Nu 't al een jaar geleden is, mag ik het wel vertellen." IL Goed overlegd. Een Engelsch geleerde had voor een maand lang een ruime zit- en slaapkamer aan de straatzijde van het eenige hotel in een stadje gehuurd. Des morgens was hy in het archief op het raadhuis om aan- teekeningen te maken, doch des middags schreef hy op zyn kamer. Op den hoek van de straat stond een kruier, die, als hy niets te doen had, voortdurend vervelende melodiën zoo schel mogetijk floot. Daar het prachtig, warm zomerweder was, ston- OUDE GEBRUIKEN. De Koningin Victoria-sleutels. Engeland, het land van de rechterlijke pruiken, is het land waar allerlei oude ze den en gebruiken het langst biyven tieren Zoo weten weinig menschen op welk een ouderwetsche wyze de dienst ln den Tower te Londen wordt waargenomen. Dat 's nachts de poorten van den Tower worden gesloten is niet meer dan billijk:. De man, die de poort sluit, wordt daarbi, vergezeld van een sergeant, een korpo raal, en twaalf manschappen. Wanneer zij voorby de schildwachten gaan, roepen deze elk op hun beurt: „Wie daar?" Waarop de sleutelbewaarder antwoordt Sleutels!" „Wat voor sleutels?" „Koningin Victoria's sleutels." „Gaat dan door, koningin Victoria's sleutels", heet het nu, waarop men verder gaat, om by een volgenden post hetzelfde lesje te herhalen. By de poort komende, moeten de offi cier van de wacht en de wacht zelve naar buiten treden en de „sleutels" groeten door het presenteeren van het geweer. De sleutelbewaarder neemt daarop zyn muts of hoed af en roept eerbiedig: „God zegene Koning Viotoria's sleu tels!', waarop de gansche wacht antwoord met een plechtig: „Amenl" Dit gaat zoo eiken dag, jaar in jaar uit. en de vluchtelingen zetten welgemoed den den de ramen open, wat tengevolge had, tocht voort. De koning genoot van de frissche lucht, hy fleurde zoo op by de gedachte weldra te midden van zyn eigen troepen te zyn, waarmede de hertog van Bouillé hem wachtte, dat hy by een hel ing van den weg uit het rytuig steeg en vol opgewektheid daarnaast voortwandelde. Ongelukkig volgde weldra te Varennes de aanhouding en de smadeiyke terugtocht te midden van het stof, opgejaagd door on eerbiedig naast de koninkiyke koets mee rennende dorpelingen. dat het fluiten den geleerde zeer ln zyn ernst igen arbeid hinderde. Dit begon hem tc- vervelen en hy riep den kellner. „John, ga naar dien man daar en geef hem alle dagen van heden af een paar boterhammen met een flesch hier. Ze hem, dat ik hem dit aanbied, omdat zoo mooi Duit." De kellner dacht, dat die heer niet goed wys was: eerst had hy geraasd over het Duiten en nu zond hy den zondaar eten en drinken. Doch hij voldeed aan da op- TOB NOOIT HOEKJE. WAARHEID-SPREKEN, Een halve waarheid ls een lengen. Hoe is het toch mogelijk om altyd de waarheid te spreken in den omgang met menschen en toch in vrede te biyven even? Deze vraag hebben wy vaak ge- ïoord en men behoeft niet een dwarsdrf" ver of ruriekop te zyn om elk oogenbl n de maatsohappij voor een conflict te worden geplaatst, wanneer men zyn mee ning uitspreekt Er zyn menschen, die den zedeiyken moed missen om voor hun meening uit te comen en die zich achter leugens ver schuilen, om de waarheid hunner overtui ging te bedekken. Huichelaars zyn het met wie men geen gesprek begint, maar dien men ontloopt alsof het schurftige honden waren. Er bestaat een ander soort van vrede levenden, die gesprekken, waarin zy hun meening moeten uiten liefst zooveel moge- ijk verrayden; met de grootste beminne- ykheid over allerlei algemeenheden spre ken en met een honingzoeten lach Uw raeening deelen, waar het die algemeen heden betreft, omdat zy niets zeggen dan dingen, waarover de geheele wereld het eens is. Nog anderen rijn er die U in volle open hartigheid vertellen, dat zy deze of die meening zyn toegedaan, alleen om U uit uw tent te lokken en de uwe te hooren, waarover zy dan gaan spreken en U ten slotte verwarren in hun gesprek, zoodat ril hun meening er niet meer uit kunt ialen. Het zyn de gevaariyke menschen, die „bekeerlingen" voor hun richting wil len maken. Wy zullen even de wysgeer Immanuel Kant aan het woord laten, die een van de hoogstaande figuren op zedeiyk gebied was en van dezen denker de meening hoo ren over dit onderwerp. Hy nam de vol gende stelling aan tegenover de practyk dea levens: „Wat gy ook zegt, het moet waar zyn; het is echter niet noodig, dat gy al het ware openiyk verkondigt. Wie zoo doet, vermydt veel onnoodige twisten en doet volgens het bybelwoord: listig als de slang en zonder valschheid geiyk de duiven.1' Dn. JOfl. DE OOOK. Voor de lezers van ons blad geeft onze psychologische medewerker Dr. Jos. de Cock, van Merlenstraat 120, 's-Graven- hage, zielkundige adviezen o.ra. over de wijze waarop zy hun geest kunnen ver- frisschen en hun wilskracht en energie kunnen versterken. De vragen zullen ln dit blad geregeld worden behandeld. Mochten de beantwoor dingen te uitvoerig worden dan direct schriftelijk aan de aanvragers. Strijder te H. Het gaat met U als met een kind, dat men verbiedt iets te doen, omdat het verkeerd is en het dan dwingt om stil te ritten en niets te doen. Als een jonge kat aan de kwasten van de stoel- franje byt of trekt krijgt het tenminste nog een oud garenklosje of een bal om mee te spelen, ten einde haar van het kwade af te houden. Nu zyn er menschen, die beter katten dan kinderen kunnen groot brengen en nog moeilijker wordt de taak des opvoeders, wanneer het betreft mensdien af te brengen van slechte ge woonten. Wie zich ernstig voorneemt een bepaald ding na te laten, moet voor die bezigheid een ander in de plaats nemen op het oogenblik, dat hy zich dit voor neemt, want adders gevoelt hy het gemis dubbeL Nu klaagt erover, dat U niet weet, wat U dan zult doen en wy weten dat juist in die ledige oogenblikken de strijd bet zwaarst valt, dien gy tegen het kwaad moet voeren. Bezigheid is daarom het wachtwoord 1 Niet ieders bezigheid echter is goed. Gy moet iets aanpakken, wat Uw belangstel ling heeft; iets waardoor gy geheel in be slag wordt genomen, want eerst dan ver dwijnen de gedachten aan het oude en zult gy profiteeren van het nieuwe in den strijd, dien gy strijdt tegen het kwade. Aan onderstaande personen is persoon- iyk antwoord gezonden, aangezien de be antwoording te uitvoerig was voor. plaat sing in dit blad. Mevr. G. te H.; Wed. D. te H.; Winke lier te H.; Mej. H. te H.; P. L. te H.; MeJ. R. te N.; G. te N.; N. N. te N. VERSTERKENDE MIDDELEN. Een gierigaard zag zich verplicht voor zyn zoon een dokter te raadplegen. Uw zoon ïydt aan bloedarmoede, sprak de man der wetenschap. Zonder dralen moet U heim krachtig voedsel geven: var kensribbetjes, sohaapsbout, biefstuk, vlach Ook visch? vraagt de vader. Het gelaat van den gierigaard heldert op. Ik zal er voor zorgen, dat m'n Jongen opknapt, belooft hy. Thuisgekomen opent hy 't blikje sar dientjes dat hy onderweg gekocht heeft. Hier heb je een sardientje, zegt hy tot zyn zoon. Er zitten er zes in het doosje. Eentje per dag. 's Zondags zal ik een ons coteletten koo- pen voor ons beiden. Van het beentje zal ik een lekker soepje koken. JOURNALIST. 's Nachts op een brug. Een luid hulpgeroep weerklinkt. Een journalist heeft het gehoord, en schiet toe. Een man ligt in het water te spartelen. Helpl roept hy. Hep! Je naam? vraagt de journalist, die een stuk papier en een potlood heeft go- kregen. Pottere. Je beroep? Handelsreiziger. Zelfmoord? Onge. Wat? De man ls verdwenen! De Journalist: Morgen komt m'n eer ste artikeltje in de krant: «Een zelmoord uit Liefde". 't Juffertje 285. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) B. tafel in het bierhuis, logeerde Ik te Frank fort in het hotel Weldenhoff. Ik was goed by kas en in zoo'n geval ben Ik altijd in een uitstekend humeur. ik Ja, bevestigt de dokter en bij voor- keur zoutwatervisch.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1927 | | pagina 7