V
ambt/genoot werd en veel meer succes had KG. honig v<
dan deze btf de studenten, werd zijn oude
leermeester nogal jaloersch. Dit veroor
zaakte al spoedig een minder aangename
verhouding, zood'at Borger bij den dooc
van Wyttenbach de gelegenheid aangreep
om naar een andere faculteit over te gaan.
Daarin heeft hij toen het Grieksoh gedo
ceerd. Naar de gewoonte van die dagen
werden de colleges in 't Latijn gegeven
Het moerend eel der Professoren echter
radbraakten het Latijn, maar van Borger
wordt verhaald, dat hij het even vlot sprak
als zijn moedertaal. Nog lang na zijn doo<
werd de herinnering daaraan bewaard
door zijn leerlingen.
De aardigste aneodote ls, dat eens zijn
turfschipper hem gebogen zag over een
Hebreeuwsch handschrift en op zijn
vraag, waarom professor zoo tuurde ten
antwoord kreeg: „Zie je schipper, daar
die drie punten. Als het er twee waren,
dan begreep ik het, maar er staan er drie
en nu begrftp ik het niet." De schipper
boog zich over het papier en antwoordde:
„Professor, dat ééna is geen puntje, maar
een muggenvlekje."
LIEDJE VAN DE WEEK.
JEUGD.
t Klokje slaat, m"n kleine meisje
Moet thans naar haar bedje toet
Van *t spelen en 't stoelen
Is m'n kleine meisje moe.
Nu moet popje lief gaan slapen,
Morgen komt er weer een dag
Dat mijn kleine blonde llev'ling
Zorgeloos ween spelen mag.
Droomt nu droomen, lieve kleine*
Droom van m oogje en van mij
En geniet uw kinderleven,
Want 'n jeugd is gauw vocrblj.
Geloof de sprookjes van de elfjes
En kabouters uit het boek
Want reeds bij de laatste bladzij
Gluurt da waarheid om den hoek.
t Zie m'n kleine meisje slapen.
'n Lachje siert heur lieven mond.
Wees gerust m'n kleine engel,
Droom tot aan den morgenstond
Laat uw jeugd door niets verstoren
Droom uw droomen lief en trouw:
Ais je naderhand getrouwd bent
Moet je op voor dag en dauw.
B.
DB HONIGBIJ.
Een wereld op zichzelf.
Sinds Vergilius ls er over do bij eon
heele bibliotheek volgeschreven, waarbij
echter opgemerkt dient to worden dat tot
voor een eeuw de meeste schrijvers niets
anders deden dan napraten wat Aristoteles,
Vergilius, Pliniua en anderen vóór hen ge
schreven hadden. Hoe dichterlijk dit ook
vele malen was, toch wemelen die mededee-
lingen Ier ouden van dwaasheden en bijge
loof. Het moderne, systematische onder
zoek heeft heel wat van die oude, roman
tische verhalen naar het rijk der fabelen
verwezen, doch de werkelijkheid, welke men
er voor in de plaats kreeg klinkt niet min
der ron&ntisch. Zoo technisch gesproken
hoeft de bijenkorf voor ons thans geen ge-
helmen meer, maar we moeten ons niet be
geven op biologisch terrein, vooral nooit
vragen stellen als: hoe zouden de bijen
daartoe gekomen zijn, waarom zouden' ze
dat doeni? Dan staan we dadelijk voor het
boek met de bekende zeven zegels.
Daar hebben we al dadelijk de bijenstaat
als vorm van samenleving en werkverdee-
ling. We kunnen heel mooi op Darwinisti
sche wijze een soort opklimmende reeks
samenstellen van allerlei bijensoorten, te
beginnen bij' de eenzaam levende en zoo
aantoonen/ hoe de staatsvorm zich meer en
tneer ontwikkelt tot we eindelijk komen) aan
de bijenkorf met haar 5060.000 indivi
duen, waar ieder zijn taak heeft, waar be
paalde bijen honing en stuifmeel aanbren
gen, andere was produceeren, raten bouwen,
broed verzorgen, den bewakingsdienst uit
oefenen, zorgen voor reiniging van de korf,
voor lucihtververaching enz., maar al consta-
teeren we dit ook honderdmaal, toch zal de
bijenstaat voor ons een raadsel, een wonder
bhjveni Een ding staat wel vast: bij alle
overeenkomst met onze maatschappij is er
tusschen/ het bijenvolk en ons toch een
reusachtig verschil; arbeidsschuwheid, de
kwaal van onzen tijd, kont men in de bijen
korf niet. Daar wordt gewerkt van den
videgen morgen tot den laten avond, ja
zelfs des nachts, daar leven de Individuen
slechts voor den arbeid, In die mate zelfs
dat ln den zomer dagelijks honderden werk
bijen) in een korf omkomen. Voelt zoo'n
wenkstertje haar einde naderen, dan sleept
ze zich met haar laatste krachten naar bul
ten, opdat haar lijk de overige korfbewoners
niet zal hinderen. Kan z]j de gemeenschap
dien laatston dienst niet meer bewijzen,
dan grijpt een andere bij haar Idjk- beet,
draagt bet naar buiten en laat het onder de
vlucht vallen), een begrafenis temidden der
bloemenweelde, die eenmaal' het arbeidsveld
der overledene vormde.
Dat die zware onverpoosde arbeid van de
werksters in een korf noodig ia, moge blij
ken uit het volgende. Zooals bekend, bou
wen de bijen haar raten van was, welke de
diertjes ln haar lichaam produoeerenl en
die zij ln den vorm van kleine plaatjes aan
de buikzijde van het achterlijf uitzweeten.
In ongeveer ll/« dag produceert een bij
acht plaatjes was; welnu: voor 1 KjG. wan
zijn ongeveer 4V, mdllioen plaatjes noodig.
Doch omi die 1 KG. was te kunnen pro-
ducuumu mosten de bijen ongeveer 20
nikt hebben. Deze honig
nu vormt niet alleen het voedsel voor de
volwassen bijen doch ook voor de larven,
zoodat er behalve die 20 KjG. nog heel wat
meer ingezameld diende te worden lm den
tijd, dat) het volk dden 1 K.G. was produ
ceerde. Nu kan- een sterk volk in den besten
honagtijd niet meer dan 2—8 K.G. honig
per dag verzamelen. Naast honig wordt ook
stuifmeel en hans ingezameld. Het ïaatste
dient oa. om reten dicht te plakken. Het
stuifmeel dient om met honig vermengd te
worden tot larvenlvoeder.
Dat stuifmeel vergaart de WJ in de bloe
men in den vorm van de z.g.a „broekjes)"
welke eiji aan de achterpooten draagt. De
broekjes zijn niets anders dan saamge-
kleefae hoopjes stuifmeel en als men eenq
goed oplet zal men zien, dat iedere bij
slechts één soort stuifmeel vergaart, zoo
dat de broekjes steeds een kleur hebben.
Maar alle bijen verzamelen niet hetzelfde
stuifmeel en zoo kbmen er in de korf dus
allerlei soorten bijen. Merkwaardig is nu,
dat daar het stuifmeel weer netjes kleur bij
kleur gesorteerd wordt. Men schat den
stuifmcellast van acht bijen op ongeveer
100 mG. Voor 1 K.G, stuifmeel zjjm dus
80.000 lasten noodig.
Zooals we reeds zeiden wordt uit honig,
stuifmeel en water bet larvenvoedsel be
reid. Voor de larven, waaruit koninginnen
groeien is het honiggehalte wat hooger. De
werkbijen zijtn echter in staat door een wij
ziging in de samenstelling van het voedsel
elke gewone werkbij tot koningin op te fok
ken, mits op jeugdigen leeftijd met den ver
andering' van diëet begonnen wordi. Die
larven hulzen in de z.gu- cellen van de
raat. Zoo'n cel ls een ding, dat den wiskun
stenaars al heel' wat hoofdbrekens heeft
gekost. Zij ls zeshoekig van vorm en in
een raat liegen' twee cellen ruggelings
tegen elkaar. De bodem is echter niet vlak,
doch' samengesteld uit drie ruitvormige
vlakken, die een stompe pyramide vormen.
De oei ls dus ln het midden het diepst.
Reaumur vermoedde al, dat die pyrainide
die vat den grootst mogelijken inhoud
van do cel te veigrooten en dit te doen
met zoo weinig mogelijk materiaal (denk
aan de 4V» millloen wasplaatjee in 1 KG.).
Aan een bekend wiskundige gaf bij toen
een sommetje op: Hoe groot moeten de
hoeken van de drie ruiten zijn, waarmede
men een zeez0dig vat af wil sluiten zoodat
dJtfl vat den grootst mogeliJken Inhoud
heeft De wiskundige vond, dat de grootste
hoeken van die ruiten dan 109° en 28'
70° .82'. Of de mathematicus of de bij zich
in de berekening vergist had, bleef lan
gen tijd een open vraag, tot ten slotte een
Schotsoh wiskundige de zaak nog eens na
rekende en vond dat de bijen het bi) het
rechte eind hadden.
Na (fit bewijs van mathematisch vernuft
der bijen derven we haast niet vertellen, dat
sommigen dien zeahoekigen vorm der cel
len' wat nuchterder verklaarden dan door
het streven met zoo min mogelijk was zoo
veel mogelijk/ cellen te bouwen. Als men
een vat vult met droge erwten, zeggen zij,
de ruimte daarna aanvult met water, en
het vat aluit, zullen de erwten gaan zwellen.
Elke erwt wil oen grooter bolvorm aanne
men, doch doordien hij aan alle kanten om
geven is door andere erwten, die hetzelfde
nastreven, ontstaat ten slotte een zeevlak.
Welnu, de bH wilde aanvankelijk een cylln-
drisohe cel bouwen, doch al haar buren
wilden dit ook en daar de ruimte beperkt
was, oefenden ai die cellen druk uit op
okaar en ontstond de zeahoekigen vorm.
Over den pyramide^vormlgen bodem met
zijn drie rultvlakken spreken deze uitieg-
jars wijselijk niet. Met die kwestie van
én ratenbouw hebben we een heel gevaar
lijke vraag beroerd, ni. of de bij handelt uit
instinct, of wel dat zjj verstand heeft.
Het antwoord op deze vraag ls zeer moei-
ijk, want ieder die de bijen in haar bedrijf
gadeslaat zal erkennen dat de grens tus
schen bewust en onbewust bi) haar uiterst
vaag is. Een enkel voorbeeld ter toelichting:
De bloemen der boekweit zondereu veel
bon ig af, doch slechts tot ongeveer 10
uur s morgens. Welnu, vroeg ln den mor
gen gonst het boven de boekweitvelden van
de bijen, in den middag ziet men ar geen
enkele.
Moderne vrouw: Mijn oudera ztfn
'och zoo ouderwetsoh. Volgende maand
.ieren zij hunr gouden bruiloft, terwijl
k reeds driemaal gescheiden ben.
Oom: Wel nichtje, hoe kom f0 zoo
in je schik vandaag?
Nichtje: Nou oom, morgen word lk
zestien jaar en dan mag ik vooc het eerst
korte rokken dragen.
Het is tnij gebleken, dal mevrouw
Dinges een zeer verstandige yrouw is.
Zoo, wat zei ze dan?
Ze zei heel weinig, ga wua het
eens met alles wat ik zei
BABBELUDHTJH OVEH MODE.
Linnen Japonnen.
(Het heerlijk warme zomerweer noodt
ons vriendelijk uit tot nog vlug aanschaf
ten van één of eenlge linnen japonnen.
zoo eenvoudig mogelijk.Dat is beet,
zeggen we.H jooaLt en staat toch hoor-
ijk frisdh.
We zullen dieeen keer eens keus ma
ten uit een serie effen linnen modellen,
deze met knoopjes versierd, gene weer
inot een gokiuurdo bios, alle
1 ennvoudig.
Het geheel vormt een aardig sportief
geheel, wat wel ln hoofdzaak ontstaan is
door de gezellige zakken op den rok aan
weerskanten.
No. 8 is meier van t kleurige en arti
stieke type. Ais materiaal was gébruikt,
dat aardige grove khaki-kleurige linnen.
De gameersbukben waron van fraal-
bedrukt linnen gemaakt. *t Is vooral al
weer de aardige vorm, die aan de garne
ring gegeven is, die het cachet yam die
japon zoo verhoogt. Bet model is seer
eenvoudig: to lijfje to totaal glad en recht
en het rokje is eventjes klok verruig ge
knipt.
De eerste vaa do reeil is gemaakt van
grijs linnen. De lijnen op de -heup sn
schouder sn mouwtjes zijn oitgobiewt met
helgroen. In deze solide lint rijn de
knoopjes gekozen.
De lijn der japon Is o goed als rockt,
alleen in tien rok zijn eenlge naar elkaar
gekoerde plooien gemaakt
No. 2 ls een aardige en tocli eenvoudigs
japon van mosgroen linnen met kraagje
en lange geknoopt* des van wit batist of
volle.
Dan volgt een kleedje van blauw lin
nen, dat door een graag handwerkende
Jongedame in dien vereischten vorm vol
geregen wordt met allemaal verschillende
kleuren glansdraden. Ook op een wit
linnen Japon maakte dit een seer lief
effect. Ata men erg handig la, maakt men
een btfbehooiand hoedje op den koop toe.
Ten slotte aog roet ons eon hupache
vlotte Jurk van wit linnon* voor goli- of
temnsspoL H Is ook toegestaan haar op
de fiets of op do wandeling te dragon.
De rok heeft op hot linkerbeen een
paar flink» diepe plooien* zoodat iedere
„sportieve stap"" mogelijk is. Hot lijfje is
oen losse kiel, welke door een gestrikt
oeintuurtje wat aangehouden wordt oou
do heup. 't Behoeft natuurlijk geen be
toog, dat foö zoo'n frisoh wit jurkje witte
kousan vu sohuantks uitmuntend van pos
rijn,
0orrg Brem,
Zij, tot haar man, die op den jaardag
van hun trouwdag naar een voetbalmatch
gaat: Ben je soms vergeten, wat zeven
jaar geleden op dezen dag gebeurde?
Hij: Vergeten? O, heelemaal nfet
Toen won H. V. V. met 8—1 van H. B. 8.
Hollandsche dame in een restaurant te
Londen, waar rij de oesters zonder baard
wenschte: Walter, I want the Oysters
serverd clean shaven."
Piertje: Tante, heette oom Socrateg
Tante: Welnee jongen, hoe kom j®
daarbij.
Pietje: Omdat Pa vanmiddag zei, dat
U een Xantippe was.
Moeder: Onze baby is morgen jutal
vier maanden oud.
Onhandige Jongeling: Zoo, eh, en dat
is zeker de jongste?
Ik heb vannacht niet kunnen slapen,
door dien verwenschten kreeft.
En ik hety geen oog kunnen dicht
doen, door een ellendige kat.
Eet j0 wel eens vaker katten.
ANECDOTES VAN BEROEMDHEDEN.
Rossind had tijdens een van zijn vele rei
zen zijn pas verloren. En daar men in die
jaren ook in Itaiiö niet zonder paspoort kon
reizen, moest hjj zich onderweg een nieuwe
aanschaffen.
„Voor- en achternaam?'* vroeg de be
ambte, die den componist hielp.
„Gioachim Roeadni."
„U woont....?"
Jta Pesero."
„Beroep?"
„Notenechrfjver.'*
„Noten? Noten?! Wat bedoelt u daarmee?
8cbr0ft u soms nota's, rekeniii^em?"
„Noten rijn noten," antwoordde Rorrinl
beminnelijk. „Schrijft u maai op, wat u Let
beste 10k;."
„In orcte" eel dé beambte een oogenblik
later. En Reeelni las op rijn nieuwe pas
poort:
„Gioachim Rosalnl. woonachtig te Pesaro,
van "beroep boekhouder.
Hoogleoraar: Wat U hier voor U
ziet, zijn de horens ven een voorwereldlijk
dies. Ik Lob echter nog twee grooterc.
Mevrouw:
En ben Ie tan goede go-
Dienstbode (mei gerechten trots): „O
Ja, mevrouw. Ik heb zes uu dertig go-
tuitfanhriftan,
tuigen voorzien?
mSmm
DB LANG STB DAG.
Ja, het ls al wel een poos geleden, dat
het do langste dag was, maar ik wil
er jullie toen wat van vertellen: ik denk
er nu pas aan, omdat het nu ook pas
zomer schijnt te worden, wat anders op
den langsten dag het geval moest z0n.
Nu danHet was 20 Juni en een van
de velo dagen, die in het groote paleis
van vader Tijd woonden, riep uit: «Mor
gen is het mijn beurt om naar moeder
Aarde te gaan. Heerlijk. Ik hoop, dat Ik
me bij de mensohen bemind zal weten te
makon. Wat denk jullie, dat ik bet beste
mee kan nemen voor de menschen P»
«Geen regen», riep een van de andere
Dagen uit. «Ik nam de laatste keer, dat
ik tnoedeT Aarde bezocht, regen mee,
omdat Ik boeren had hooren wenschen
dat er eens flink regen zou vallen. En
ja, de boeren waren ook bl0 met den
regen maar alle aDdere andere menscben
en kinderen mopperden en noemden m0
naren regendag».
«En de menschen hielden niet van mij,
omdat ik te veel zonneschijn mede bracht»,
zei een andere Dag. «ledereen gromde,
dat ik een onmogelijk heete dag was».
«En», viel een derde ln: «neem ook
vooral niet te veel wind mee, want dan
zijn alle menschen bang, dat de bloemen
in hun tuin stuk waaien en dat de vruchten
van de boomen zullen vallen».
De kleine Dag keek bedenkelijk. Geen
regen, geen zonneschijn, geen wind! Wat
moest hij dan meenemen, om de bewoners
van moeder Aarde genoegen te doen.
«Neem van allee een beetje mee», ried
een vierde van zijn broertjes hem aan,
maar de Dag vreesde, dat dan iedereen
ontevreden zou zijn.
«Wacht, ik zal vragen of vader Tijd
nog wat anders voor me west», zei bij
en ging heen om hem op te zoeken. Maar
vader T0d had het veel te druk ora naar
een van zijn talrijke kleine dagkinderen
te luisteren.
Dua besloot de kleine Dag, naar nie
mand meer om raad te vragen en zelf
te beslissen wat hij doen zou om zich
bemind te maken. £n hij dacht en dacht,
maar kon niets vinden en had nog niets
gevonden toen het twaalf uur middernacht
sloeg en het zijn tijd was voor zijn jaar-
lljksch bezoek. Overhaast vloog hij weg,
zonder iets mee to nemen en zoo kwam
het, dat het die dag niet regende en
niet woei, terwijl ook do zon niet scheen,
zoodat ledereen zM: «Wat een saaie dag!»
De Dag wenschte al, dat h0 den raad van
de laatste zijner broertjes maar opgevolgd
had, toen hij ineens een meisje togen baar
broertje hoorde zeggen: «Hé, ik wou dat
de dagen wat langer waren. Dan konden
we na schooltijd nog heerlijk lang spelen»
«Waoht», zei nu de Dag bij zichzelf,
»ik zal vanavond zoo laat mogelijk naar
vader TUd terug gaan en zoo luat mogelijk
de hemelpoort sluiten. Dan zijn er ten
minste tweo mensohenklnderen, die goed
over me denken W.
Zoo gezegd, zoo gedaan en zoo kwam
hot, dat het op 21 Juni zoo heel lang
licht was. Tot zijn groote vreugde hoorde
du Dag, hoe iedereon hem prees, omdat
hij zoo heerlijk lang was. En h|j besloot.
>ig BUU UÜÜI iijiv mug wti». Vju ny uucuuvi.,
^eder jaar hetzelfde te doen, zoodat bij
den titel verkreeg van «Langste Dag van
het laar», die hem tenminste altijd toe
komt, terwijl b0 vaak erg sleoht dienst
doet voor Eerste Zomerdag.
Maar één verdienste is voor olk kind
van vader Tijd ook ruim voldoende I
P