OUD ROEST Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, i: van ZATERDAG 17 SEPT. 1927. 295 (auteursrechten voorbehouden). nog veel raadhuizen ln dezen attJl b.v. die te Brugge, Brussel, Gouda, Middelburg (alle 15e eeuw) en Alkmaar (begin 18e eeuw). B. O, wat een praohtlg medaillon, en.... met haar er ln, naar lk «ie? Ja, dat la een aandenken aan m$n vorige huishoudster. Die haren heb ik zoo in den loop der tijden uit de soep op- gevisoht „Geen revolutiebouw". ARMOEDE. Novelle door A. Hulsman». Ze knikte blij. •Asjeblieft", zei ze vriendelijk, »tot ;aa de tramhalte, ÜJn 8". DE PAREL VAN UTRECHT. En nu noemt men de vrouwen van tegenwoordig knap! Daarbij wist se tal van muziekinstru menten te bespelen, kon aardig zingen en vervaardigde gedichten in haar eigen en ln vreemde talen, o.a. in het Latijn. Uit een door haar zelf gegraveerd etsje, dat ons haar gelaatstrekken leert ken nen, blijkt dat z]J ook niet misdeeld was wat uiterlijk sohoon aangaat Het eta;' laat een fijn, verstandig vrouwankop; zien, met groote donkere oogen, een energieken gebogen neus en een wil»- kraohtigen mond. Ooquet afgewerkt met een kleinen strik is het keurig toegere- gen keursje en hals en schouders zijn bedekt met een dier fijn-voorname platte oud-Hollandsohe kragen van fijn linnen of gaas, met sierlijk geschulpte afwer king. En ook de met rijk galon versierde wijde mouwen leeren ons, dat Anna Ma ria Schuurman, ondanks haar groote ge leerdheid, niet ongevoelig moet zijn ge weest voor haar uiterlijk. Daarvoor trou wens, was ze te artistiek. Plots riep er een: „Die twaalf gulden zul je hebben, Matthlas Claudlus. De Dultsohe scheikundige en wijsgeer Wilhelm Ostevald heeft eens beweerd, dat ervan overtuigd was, dat de meneohe- e hersenen tot op eeni bepaalde hoogte vruchtbaar konden werken ln eeni zekere wetenschap, b.v. scheikunde, en dat zij, wan neer die hoogte bereikt was, niet veel bij zonders meer konden opleveren op dat ge iled, wèl op een ander, b.v. sociologie. Er s misschien wat voor deze zienswijze te zeggen, want als men dit geval eens verge- ijkt met de manier, waarop een kundig andbouwer de producten wisselt op een be paald stuk grond, dan ligt eeni afwisseling van de werkzaamheid van onzen geesteJ ij- ren bodem voor de hand, daar de hersenen door voortdurend één product te moeten voortbrengen (b.v. scheikunde), wel uitgeput runnen geraken. Hoe het precies hiermede staat, is tot op heden nog een onopgelost vraagstuk, maar het is zeker, dat door een zij digen arbeid van de hersenen een ver moeidheid intreedt, die een vruchtbaar func- tionneeren in den weg staat. Het genot van den eigenaar. Tob Nooit Hoekje. AFWISSELING. Want alttfd óf wfln óf vreter drinken is niet prettig; maar af en toe wfln en af en toe water drinken, dat la aange- t Juttertje GOTHIEKE BOUWKUNST. Geleidelijk is de Romaansche bouw- kmst in de Gothiek overgegaan. Oor spronkelijk was de naam „Gothiek" een saeldnaam, in den tijd der Renaissance uigedaoht, toen men de Gothleke kunst ali Minderwaardig was gaan beschouwen. Di Oothieke bouwkunst wilde een groote nime scheppen met veel licht. Een ken- mjrkeid verschijnsel der Gothiek zijnde lichtb*gen. 'Door deze enkelvoudige of Öibbek luchtbogen wordt de zfjdruk der gewelvei tegen de hooge muren van het mddenahip opgevangen en overge- bacht naar de steunberen aan den bui tenkant <hr zijschepen. Zoo kunnen in doe ziJsolepen en in het bovenste ge deelte van het middenschip veel grootere lihtopeningen worden aangebracht Het giraamte vaj het gebouw bestaat nu uit d( zuilen en kolommen, de gewelfribben, dz er op nee- komen en de luchtbogen. Dit is het geheim van de grootsche ruim te en het woidere licht der Gothleke kïkgebouwen. Waar de Gothhk langzamerhand haar inrede deed enden Romaanschen stijl verdrong, z]jn er hok in ons land oude Renaanscfae kerken in Gothieke omge- bawd. Dat is o.a. hit geval geweest met de St Lebuinuskerk te Deventer, de St Wilburgskerk te Zutjhen en de Martini- kfk te Groningen. H«t is natuurlijk on- mgelijk een jaartal te ïoemen waarop de Gthiek haar intrede hieft gedaan. Op vcschillende plaatsen tegelijk kwam men tc de toepassing van de üeuwe architeo- taisohe regelen en voors in de Isle de ïhnce, het domein van d«n koning van ïknkrijk heeft deze bouwkunst zich in d 12de eeuw op schitterente wijze ont wik eld. Vandaar verbreiode zich de nuwe bouwwijze ook naar andere land- sieken. Over het algemeen kuimerkt de öthieke bouwkunst zich d#or groote vrscheidenheid. Men krijgt «en denk bid van deze verscheidenheid door de gmdvlakken van de volgende Oothieke Irken in ons land met elkaar U verge- lten. Het zijn de St. Bavokerk tt Haar- 1q, de St Michielskerk te Zwolle, de St. hterskerk te Leiden, de Nieuwe Kerk t Amsterdam, de Groote Kerk te Bols- wd, de Nieuwe Kerk te Zalt-Bommd, de (bote Kerk te Franeker, de Groote Kerk tAlkmaar, welke laatste nog sporen Aer- tnt van Romaanschen stijl, en de Maha- Kerk te lanen. Men zou deze lijst na tuurlijk nog kunnen vergrooten. Ook in de zuilen en kolommen spreidt de Gothiek groote verscheidenheid ten toon. In het bloeitijdperk werden bij voor keur zuilen gebezigd, waarvan de door sneden veelsoortige veelhoeken vormen. Eigenaardig ia het feit, dat in ons land in sommige streken ronde kolommen, in andere veelhoekige pijlers in de Gothie ke kerken werden geplaatst. Zoo vindt men ronde kolommen in alle Gothieke kerken van N. en Z.-Holland, Zeeland en Friesland, op een heel enkele uitzonde ring na. Daarentegen in het wereldlijk ge bied van den Bisschop van Utrecht en in dat der hertogen van Gelderland en Bra bant allerlei veelhoekige pijlers. Even eens wordt in de gewelven groote verscheidenheid aangetroffen. Een fraai stergewelf vindt men te Hattem en te Haarlem (St. Bavo). Schitterend is het ge- w|lf der Domkerk te Milaan, dat tusschen de ribben als doorzichtige kant is uitge werkt. Grootscher nog dan de Romaan sche, waren de torens der Gothiek. In ons land kunnen we wijzen op den Dom toren te Utrectft, en de torens van de Groote Kerk te Zalt-Bommel en de Nieu we Kerk te Delft. In het buitenland vindt men Gothieke kerken met dubbele torens, de Notre Dame te Parijs, den dom van Rheims, Ohartres, Keulen en Orleans. Ook openbaart zich verscheidenheid in het triforium, de galerij onder de boog vensters. In de Hooglandsche Kerk te Leiden, de St. Bavo te Haarlem, en voor al in den Dom te Keulen en te Ely vindt men een fraai afgewerkt triforium. De late Gothiek kenmerkt zidh door overdrijving. Vaak wordt het gebouw hooger opgetrokken dan noodig was. In plaats van den spitsboog krijgt men den Tudor- of gedrukten boog met den ezels rug. De stergewelven worden daarbij hoe langer hoe meer uitgewerkt Het bekende klaverbladmotief in de ramen wordt ver vangen door dat van de vischblaas. Voor al in Engeland leefde de Gothiek nog lang voort (tot in de 17e eeuw). Op het vasteland daarentegen verdween de Gothiek, toen de kunst de Renaissance van uit Italië zich ook over de andere lan den verbreidde. Trouwens in Italië had de Gothiek nooit gebloeid. Een zuiver Gothiek gebouw, zooals de Kathedraal te Milaan, is daar een uitzondering van. Merkwaardig zijn de torens der late Gothiek, waarvan de spitsen geheel open en doorzichtig waren (Munsterkerk te Freiburg, Groote Kerk te 's Gravenhage). Ook zijn er veel Gothieke wereldlijke gebouwen bewaard gebleven. Van het kasteel te Wijk bij Duurstede, door den Utrechtschen bisschop David van Bour- gondië gebouwd (15e eeuw) is nog een ruïne over. De ridderzaal te 's Graven hage is ook Gothiek. Vooral bestaan er p den hoek van den Dam pakte hem dwind, met ijzige vlagen. Hij rilde in hdunne jasje, greep met 'n haastige be- wing naai zijn pet en vuistte de handen tc weer gauw diep in de zakken. Koud w t, vinnig koudl Hij verlangde naar i' zolderkamertje met het slechte bed, wr hij tenminste eenige rust en warmte vien kon. Maar 'n weeïg gevoel in z'n n«g dreef hem voort, in de richting van 1 entraalstation. Pakjes dragen mijnheer?" Ie jongeman in dikken duffel keek om, oiaterde, met vluchtigen blik, de vuil- >n gestalte van den ouden man, schud- hoofd: „Ue&". Koud, tot in merg en been drentelde ees weer naar den uitgang, moedeloos rnkend: 't Zou wel weer niets gevenl Hij as te oud en zijn pakje te versleten. Dikwijls was het hem zoo vergaan I voeden had-ie gestaan, eindelooze uren, mdar een cent te verdienen tot ie ten 'Qtte maar optrok en naar z'n kamertje 'jj°mPelde, probeerde, niettegenstaande 0n honger tooh te slapen, wat maar y en zblden lukte. v r°eg, heel vroeg was-ie 's morgens weer op de been, omdat z'n maag •em te zeer kwelde. Soms reikte de yater-en-vuurvrouw beneden hem 'n bak- e koffie; dan dankte-ie wel tweemaal. "aar meestal moest-ie zóó weer weg, choot vlug den bakkerswinkel voorbij, •m niet in de verzoeking te komen. Gappen? NooitI Arm was-ie, maar eer- uk, dood-eerlijk en dat wilde-ie blijven! t Bibberend kroop-ie weg in 'n beschut 'Oökje. 't Zou vanavond wel weer gaan ils meestal! *!j *?ametje kwam door den tunnel tor- end 'n groot-zwaar pak. Hij liet de ge- e8enheid niet voorbijgaan. D ragen?" Hij tikte begrijpend even aan z'n pet, liet 't meisje voorgaan, 't Pak was te zwaar voor z'n afgetobd lichaam. Geluk kig hoefde-ie niet ver.en.hij had eten vanavond. 'n Kwartje. Geen seconde bleef-ie langer aan het station, maar sloeg onmiddellijk den weg in naar 't armoedig steegje, met het groe zelige bakkerswinkeltje, waar je, aan de tooibank, gesmeerde boterhammen koo- pen kon: voor een kwartje vijf met 'n kop koffial Gulzig verorberde hij z'n sober maal, liep toen voor z'n koude voeten, nog haas tig 'n paar straten om, waar de hooge huizenrijen beschutten tegen den wind. Voor een der vele verlichte winkels stond 'n bedeljongen, 't 'spitse gezichtje verlangend tegen de ruit gedrukt Kees voelde zich getrokken tot het gore ventje, zwerver als hij. Stil ging-ie ach ter hem staan en den blik volgend van 't kereltje, zag hij een prachtig uitgebreid soldatenspel, twee vijandelijke legers tegenover elkaar, geheel volledig, zelfs de kleinste details, als voorposten munitie wagens, enz. waren niet vergeten. 'n Blik in de hunkerende oogen van den kleinen zwerver, overtuigde Kees van diens groote verlangen. „Zou je 't graag bebben, joch?" „Nau!" 't Schooiertje keek den armoedigen ouden man van terzijde aan. „Hei je centen?" vroeg-ie verbaasd. Kees schudde mistroostig het hoofd. ,,'t Kost heelemaal twaalf gulden", zei het jongetje verklarend, „veel hè?" Er kwam 'n hunkerend verlangen, 'n koppigen wil in den afgetobden man dat spel voor 't ventje te koopen. „Zou je 't heel erg graag hebben", vroeg-ie nog 'ns stil. „01 Eiken avond kom ik er hier na kij ken; ik vind 't zoo fijn zeg! Maar ik heb geen spieën. Vijf gulden dertig had ik al bij mekaar, verstopt in mijn stroozak, Eerlijk verdiend hoor, met pakjesdragen en zoo. Maar vader vond 't en die heeft 't verzopen". De groote kinderoogen kregen 'n treu- rigen glans, toen ze Kees vertrouwelijk aanzagen. De oude zwerver antwoordde niets, streek 't ventje even liefkozend over de vlasgele piekharen, keerde zich om en ging heen. „Twaalf gulden, veel.... machtig veel", mompelde hij voor zich heen. 't Was Ja ren geleden dat-le zooveel geld bij eikaar „Siet hier de wyste maeght Daervan de weerelt waeght; Daervan de braafste man Het slechtste niet en kan." Bovenstaand gedichtje stond geschre ven bij het portret eener dame, die door tijdgenooten vooral niet minder werd be schouwd dan het wonder harer eeuw, of de Tiende Muze. Die eeuw nu was de ze ventiende, gezegde dame droeg den goed-Hollandschen naam Anna Maria van Schuurman, en werd in den jare 1607 te Utrecht geboren. Zij was Inder daad een wonder van geleerdheid, dat ook de meest ontwikkelde vrouwen van de 20ste eeuw eerbied moet afdwingen. Want op een leeftijd van 18 Jaar was zij niet alleen het Fransch, Duitsch, En- gelsch, Spaansoh, Italiaansch, Latijn, Grieksch en Hebreeuwsoh machtig, maar zette daarnevens een ontwerp eener Ethiopische spraakkunst ineen en begon met frisschen moed een studie te maken van het Arabisch, Turksch, Chaldeeuwsch, Samaritaansch, Perzisoh. Is het wonder dat geleerden van heinde en verre deze geleerde vrouw kwamen bezoeken en met haar correspondeerden? Haar kennis bepaalde zloh trouwens niet alleen tot die der versohillende talen. Anatomie, meet-plant- en dierkunde, reken en sterrekunde waren voor haar als gesneden koek; „men" zei voorts dat ze als hoogleerares in de Theologie geen slecht figuur zou hebben gemaakt, doch dit verhinderde onze Utrechtsohe Anna niet om ook volkomen op de hoog te te z]jn van de zoo nauw aan elkaar verwante geschiedenis en staatkunde en door te dringen op het voor vrouwen zoo glibberig terrein der logica I Onwillekeurig stelt men zich deze ge leerde vrouw voor als een blauwkous in den vollen zin des woord», een door haar knapheid en kennis verzuurde onvrou welijke vrouw. Maar deze voorstelling gaat, althans voor wat Anna's Jonge ja ren betreft, niet op. Als Jong meisje wist zij ook nog een goed deel harer belang stelling te geven aan de schoone kunsten en ook als artiste kwam haar genialiteit op wonderbaarlijke wijze tot uiting. ZiJ teekende en schilderde en boetseerde in was. sneed figuren uit hout of maakte beeldhouwwerkjes uit marmer en Ivoor. Naar de zeden dier dagen wist ze uit pa pier kunstige figuren te knippen, maak te prachtig schrift op glas en was een meesteres in het borduren. Toch bleef deze, ook met bij uitstek vrouwelijke talenten zoozeer begaafde vrouw, met het klimmen der jaren niet dë bekoorlijke muzen getrouw, maar trachtte ze dieper en dieper door te drin gen in de goddelijke waarheden, en be landde zoodoende bij de wetenschap, waarin ze geheel opging. Innige vroomheid beving haar meer en meer en had ten gevolge dat zij de be oefening van al hetgene haar weleer een vreugde was geweest; de schoone kun sten, thans als zonde en afgodendienst ging beschouwen. In afzondering leven de, vervulde zij met oprechte vroomhelc haar godsdienstige plichten, maar ging daarbij als kunstenares verloren. Had de 17de eeuw vrouwenvraagstuk ken gekend gelijk onze t]jd, dan zou Anna Maria van Schuurman een der meest fanatieke suffragettes zijn geweest Overal stond zij op de bres waar getwij feld werd aan de gelijkheid van man en vrouw, of zooals toen uaanoe was, met ronde woorden werd verklaard dat de vrouw een heel wat minderwaardiger schepsel was dan de Heer der Sohepping. En toen een beminnelijk man van naam zich eens waagde aan de verkondiging der stelling dat vrouwen eigenlijk geen menschen zouden zijn, toen antwoordde Anna Marie Schuurman hem met een La tijnsohen open brief, waarin z]J uiteen zette dat studie even geschikt was voor de vrouw als voor den man. Ze had als levens voorbeeld op zich zelf kunnen wijzen. En onzen tijd leert, een drietal eeuwen later, dat ze gelijk had. In 1678 overleed zij. B. had gezienjaren geleden p)u-ie? Nog eenmaal?.... 'n Brandend rood vloog hem naar de tranige wangen, en onwillekeurig maakte hü 'n afwerende beweging met zijn hand. Voor hem zelf.... nooitl Maar., voor 't ventje, dat arme zwervertje, om hem de groote vreugde te bereiden. Allo danl Onwillekeurig verhaastte hij zijn tred, nu 't vaste besluit genomen was. Voor 'n bar, waaruit gedempt sle pende muziek klonk, bleef-ie staan, aarze lend.... Toen veegde hjj z'n mouw langs de versleten jas, nipte met z'n duim een pluisje van de vuile broek, zuchtte diep en trad binnen. Met de pet in de hand stond-ie nederig voor den portier. Of-ie even, héél even, binnen mocht? Nee, niet om te bedelen, hij wilde enkel den eigenaar 'n verzoek doen. Verlegen draaide hij de pet rond tusschen z'n vin gers. „Mocht 't?" Maar de portier vertrouwde het niet en weerde 'm. Moedeloos trad hij weer naar buiten, diepe wanhoop in de ziel. Wat kon hij, hjj de schooier ook anders ver wachten? Toch kon-ie niet besluiten om verder te gaan en hunkerend gingen z'n oogen naar de dikke pluche portière, die hem van het doel scheidde.... 'n Troepje studenten lawaaide naderbij, lustig neuriënd: „Io vivat! Io vivatl" De schrale gebogen oudmannetjesfi guur trok hun aandacht „Wat wou je vadertje?" vroeg de groot ste onder hen. „Naar binnen", zei-ie stiL 't Jolig troepje vormde een kring rond ouden Kees. „Vertellen", riepen ze door elkaar. Ze konden niet goed wijs worden uit z'n woorden, maar zooveel begrepen ze wel, dat-ie met alle geweld naar binnen wou, viool wilde spelen en-dat-ie twaalf gulden hebben moest De oudste lei klappend de hand op z'n schouder: „En wat wou jij met die twaalf gulden? Biecht 'ns op", zei-ie ruw maar hartelijk „Soldatenspel koopen voor 'n kleinen zwerver die er eiken avond verlangend naar komt kijken. Hij had ervoor ge spaard, maar zijn vader heeft t ver zopen". 't Bleef even stil in 't troepje. De licht zinnige jongelui waren, o zoo gevoelig voor kinderleed.... Afwisseling is derhalve aan te bevelen aan alen, die langen tijd een bepaald werk, hetzij geestelijk of lichamelijk, hebben ver richt. Dikwijls komt het voor, dat als een bepaald werk zekeren tijd heeft gerust, de maker ervan plotseling een beteren kijk erop krijgt, er frissoher tegenover staat en dat de arbeid dan veel beter vlot, zoodat de tijd. die niet aan heit werk is besteed, ten goede komt aan de schepping. Afwisseling, zoowel ln arbeid als in omgeving, komt iedereen ten goede en behoedt hem om te versuffen tot .gewoontedier", tot molen- paard, dat niets meer kent dan denzelfden gang ln den tredmolen- Het spreekt van zelf, dat wij die afwisseling alleen bedoelen voor de ernstige weikers, de menschen, die een flink langen tijd één soort werk hebben verricht; want het is dwaas om bijv. per avond vijf verschillende dingen aan te pak ken, daar dit verslapt en den drang tot oon- rmindert. Grootvader had zfjn kleinzoon geld voorgeschoten om een nieuwen voetbal te koopen. Kleinzoon betaalde iedere week iets af van zijn zakgeld en men was over eengekomen dat grootvader eigenaar van den bal zou blijven tot hij geheel betaald zou zijn. „Zeg grootvader", kwam de jongen op zekeren dag", van wie is de voetbal nou eigenlijk?" „Van mij natuurlijk", verzekerde groot vader.... "Je hebt hem immers nog niet gebeel afbetaald?" „D&t is zoo. Ik wou het alleen nog maar eens weten. Want ziet U, Uw voetbal moet noodig gerepareerd worden". ouwtjel Allo jongens, wij zijn met zijn zes sen, da's voor ieder twee pop opdokken". Maar Kees schudde koppig 't hoofd. „Nee niet gevenl Ik wil het verdienen' Medelijdend keken de studenten hem aan. „Verdienen?" „Ja", zei-ie ongeduldig, „als ik hier maar naar binnen kwam en ze me 'n ha uurtje viool lieten spelen zou ik ze we krijgen, twaalf gulden en meer nog". De jongens schokschouderden. „Allo dan", en ze troonden hem naar binnen, voorbij den verbaasden portier, die, om de groote fooi, geen tegenwerp in gen maakte. Ze namen oude Kees in hun midden. Zenuwachtig-verlegen schoof-ie weg in hun midden, in z'n diepen armstoel en keek schuw rond. Heerlijk warm vond-ie 't en zoo weelde rig! Drinken Kees!" „Nee", weerde-ie angstig af, „nie drin- ke. 't Is m'n ongeluk geweest Anders, was ik nou als jullie, goed verzorgd en rijk! Geen druppel komt er meer over m': lippen. Dat heb ik gezworen 1" Er lag zooveel weemoed en ernstige be slistheid in z'n toon dat de jongens niet langer aandrongen. „Ik wou spelen", zei hij zacht Een der studenten stapte naar t orkest Na 'n kort onderhoud met den eersten violist, die even ruggespraak hield met den eigenaar der zaak, kwam hij terug met 'n viool. „Hier danl Nou hel je je zin. Toon kunst!" Gretig grepen de stramme vingers instrument. Met moeite hijgend, stond h op en ietwat terugtredend bracht hi tevens de viool onder z'n kin. Langzaai onzeker eerst, gleed de strijkstok over de snaren. Maar allengs verdween de schuwe uitdrukking van het tanige gezicht, de oogen kregen meer glans en staarden voor zich uit De strijkstok bewoog zich vast en zeker, 't Werd doodstil in de zaal, want allen moesten kijken naar de schrale, gore oudemannetjesfiguur, die daar stond en speelde.... En de viool zong geen oompositie van een der groote meesters, oude Kees fantaseerde, liet zich door z'n gevoel mee- sleepen en vertolkte het in tonen, t Was 'n heel leven dat daar verklankt werd, 'n aaneenschakeling van ellende, 'n dieper wegzinken in den moeraspoel van 't leven, tot het einde kwam, dat noodzakelijk komen moest.... Roerloos zaten de gas ten en hielden den adem ln, de oogen in stant werken ver Dr. Jos. de Oook. Voor de lezers van ons blad geeft onze syohologische medewerker Dr. Jos. de ook, van Merlenstraat 120, 's-Gravenha- O Ïe, gratis zielkundige adviezen ojn. over e wijze waarop zij hun geest kunnen ver- frlsschen en hun wilskracht en energie kunnen veraterken. De vragen zullen ln dit blad geregeld worden behandeld. Mochten de beant woordingen te uitvoerig worden dan di rect schriftelijk aan de aanvragers. Vrager te N.: Uit Uw schrijven maakten wjj op, dat gij veel te voorbarig zijt. Gij loopt met iets weg om het eenige dagen later niet meer aan te zien. Zoo gaat het natuurlijk bij U met alles en komt deze kwaal ook tot uiting in Uw werk. Nu hebt gij wat men noemt twaalf ambachten en dertien ongelukken. Wanneer gij wat nieuws ziet, lijkt U dat weer beter en zoodoende blijft gij aan het zoeken. Gij zijt natuurlijk ook geen nauwkeurige waarnemer en ziet al- spanning gevestigd op oude Kees. Zoo'n speldat was geniaal, dat was meer dan oefening.en kennis; dat was uiting eener groote kunstenaarsziel.... Scherp oontrast: die fijn-besnaarde ziel in dat vunze lichaam! Hoe was 't moge lijk, dat men zoover dwalen kon, want, dit was duidelijk met oude Kees was het eens anders geweest 't Spel eindigde met 'n schrillen disso nant 'n Seconde bleef het stil, ook Kees roerde zich niet Z'n oogen hadden nog den diepen glans en staarden, als verlo ren, in de verte.... Toen barstte het enthousiaste applaus los. Een der studenten sprong naar oude Kees, greep de vuile pet, die naast hem op den grond lag, gooide er 'n riks in en giug zelf rond bij de gasten. Ze gaven koninklijk. Kees kon geen woorden van dank vin den, boog slechts lijkbleek en met groote droevige oogen. En toen hij zich naar den uitgang wendde, om heen te gaan, was daar niemand, die hem tegenhield, zelfs niet een van de jongens. Als in een droom liep Kees naar z'n zolderkamertje. Daar kwam hij tot bezin ning. Nou had-ie geld, machtig veel geld, nou kon-ie 't soldatenspel koopen voor 't kleine zwervertje. Bij 't flikkerende licht van de kaars telde h]j.... vijftienachttien.... dertig.... nog meer! tachtig gulden en zestig cent Denk 'ns. Nou was-ie uit z'n armoede voor langen tijd. En toen den volgenden avond 't kleine schooiertje z'n neusje plat drukte tegen de vensterruit en keek in hunkerend ver langen, toen nam oude Kees hem on verwachts bij den arm en loodste hem naar binnen. Z'n groote oogen werden nog grooter van verbazing, toen de win keljuffrouw het soldatenspel op bevel van ouden Kees keurig inpakte en de doos hem onder den arm schoof. Hij moest maar kijken naar den vunzigen ouden man; en kon geen woorden uitbrengen. Maar buiten zette het ventje de doos heel voorzichtig op den grond en greep de hand van oude Kees: „Dank je, hoor! Wat ben je rijk, zegl" Toen pakte ie de doos, als 'n kostbaar stuk onder het versleten jasje. Kees keerde zich om en ging, „rijk" in z'n armoede.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1927 | | pagina 7