Greep van dit en dat
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
van ZATERDAG 19 NOV. 1927.
804. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
MIST.
Ben poosje was bet alsof een LondeDSChe
mist over ons noordelijke puntje was
gestreken. De lampen gingen op, daar
waar bet noodzakelijk was het bedrijf
voortgang te doen hebben en de oogen
ingespannen moeten taren op garen en
knoopjes, op cijfertjes en letters. Er was
feen kans om het zonder te doen. Geluk-
ig komt het niet vaak voor, dat om een
uur of tien, elf in den morgen het licht
moet worden aangeknipt.
Maar nu was het noodig. De lucht was
loodgrauw en een zwarte damp hing over
het land. Sombere grauwheid drukte op
de aarde en scheen te persen door kieren
en gleuven en drong door je poriën en
dat alles maakte je kil en druilerig, zoo-
dat je van binnen even grauw werd als
het er buiten uitzag.
Als ieder bet al lang niet wist, zouden
we het elkander nog eens kunnen ver
tellen, dat het weer onnutkenbaar van
grooten invloed is op je stemming. Zoo
is het zeer verklaarbaar dat velen in de
donkere dagen, die ons nu weer te wach
ten staan, zelfs de schemering niet af
wachten en luiken en gordijnen te sluiten
en het lamplicht wat opgewektheid laten
brengen in de huiskamer. Zelfs geloof
ik, dat er thans maar weinigen zijn, die (iet
vroegere versje:
„Hoe prettig is mij 't schemeruurtje,'
druppen fel en al schuifelen de sneeuw
vlokken klam langs de ruiten, als het
daarbinnen dan maar warm en intiem is,
als het daarbinnen rustig en vertrouwend
kan zijn, dan zal al de grauwheid en al
de kilheid geen stempel op ons gaan
deuken. Moedig kunnen we dan voor
waarts gaan, want na de grauwheid komt
weer het licht en dat treden we dan blij
moedig tegen.
Zoo eindigde deze trngi-komiaohe ge
schiedenis, terwijl de direoleur en zijn
personeel met beschaamde kaken bierven
staan.
E
deze enkele luttele aanwijziglngen?"
In volle vaart snelde hij terug naar zijn
standplaats.
GOKLUST.
'n Staaltje van flegmatiek.
Het is algemeen bekend, dat Yankees
verbazend flegmatiek zijn en dat zij b.v.
met hetzelfde effen en strakke gelaat
winst en verlies nemen, al naarmate de
fortuin hun gunstig is of niet.
Een sterk staaltje daarvan wordt ver
teld uit een der mondaine badplaatsen
van Frankrijk.
Zekere mister Harry Osweldson trok
daar eens in het bijzonder de aandacht,
Wij scharen ons om 't kacheluurtje. Uen dagen aan de speelbank verscheen
Kennen er zeker naar den zin daarvan co steeds verloor. En geen kleine som
niet meer handelen.
„Het knappend vuurtje", ja, dat was
in den tijd toen we voor moeder moesten
men, want men noteerde gemiddeld
80,000 40,000 verlies per avond.
Als het tijd van eindigen was, stond
houtjes kappen en de potkachel smorrend de man kalm op, knoopte zijn gekleede
en knetterend een stroom van warmte jas dicht, groette zeer minzaam de speei-
bracht in de kamer. Kennen we nog „het sters en spelers in zijn omgeving, maakte
knappend vuurtje" Vulkachel en haard,
ze smeulen of branden voort, je merkt
de warmte of merkt ze niet, doch knap
pen, neen, dat merken we niet meer in
de kachel. En het schemeruurtje, als
flakkerend het theelichtje spookgestalten
werpt op plafond en behang, als de water
ketel neurieënd op de kachel stond en
je zelf, lekker doorgewarmd, zoo'n beetje
zat te soezen, terwijl moeder even was beweging alsof hij zeggen wilde: „dat is
een afsoheidsbeweging met zijn hand
voor de croupiers en stapte lang
zaam de zaal uit, om te gaan rusten in
zijn hoteL
Den 16en avond was hij wederom in de
speelzaal en verloor toen de kapitale
som van 50.000. Hij nam toen zijn porte
feuille uit zijnz ak, keek er lm, maakte een
ingedommeld met de stopkous in haar
eene hand en den stopnaald in de andere.
Ben heilig uurtje van groote gelukzalig
heid, dat stil maakte en waarop er iets
van wijding lag in de kamer. Hoe herinner
ik me nog die fijne schemeruurtjes uit
mijn jeugd.
Zijn ze er nog Of zie ik ze niet meer
Is mijn gedachtensfeer anders geworden.
Gaan er andere dingen door mijn brein,
zoodat mijn oog gericht is op iets heel
anders? Vermoedelijk wel. Tot ik nu en
dan aan mijn jeugd word herinnerd als
een mijner spruiten spontaan soms kan
zeggen: wat fijn, zoo'n schemeruurtjeI
Dan leeft het toch nog voort. Alleen
ik zie het anders en gevoel bet anders.
Doch dat knappend vuurtje hebben ze
er niet meer bij:
Maar iedere tijd heeft zijn eigen beko
ring en zal ook wel zijn herinnering doen
bewaren, zoodat ook later die tijdskinderen
zich weer kunnen herinneren hoe ge-
leekzalig en hoe prettig het kon zijn
thuis is het schemeruurtje als buiten de
regen fel sloeg of grauwe mist klamheid
en kilheid rond zich spreidde.
Zoo althans hoop ik, dat velen zooiets
bij zich blijven dragen, want voorwaarts
gaan, het oog scherp gericht op het doel, is
goed, doch nu en dan eens rusten en
gedachten en gevoelens terug laten gaan
naar de dagen, toen we, zelf onbezorgd,
anderen voor ons lieten zorgen en dan
even te denken aan de blijde dagen thuis
en even ons te binnen brengen hoe goed
we wel werden verzorgd, dat doet qns
dan weer sterker staan en met meer
kracht en met meer opgewektheid steven
en we dan weer verder.
Zelfs al zijn de dagen dan somber en
al mist het rond ons en al slaan de regen-
DE VBOUW DIE STREED.
Novellle door A. K.
Niet zonder veel inmerlijken strijd was
Rose Markham er toe overgegaan, de vrou w
y&D i kenter te wohden. Niet, omdat zij
op John persoonlijk, iets tegen had, want
du was, wat uiterlijk, karakter en fortuin
betrof, een uitstekende partijs HU had Rosé
hef met de wanne, diepe genegenheid), die
men maar eens in het leven ondervindt. Er
vaïtuOOT ®oae ^ter één beletsel.
Zij was een „werkende vrouw". Haar
letterkundige arbeid had In verschillende
richtingen de aandacht getrokken door den
Hinken boeienden stijl, en de frissche oor
spronkelijke denkbeelden. Er waren een
„romana> een dichtbundel en een groot
aantal novellen van haar hand' versohenen,
i 6 gelezen werdeni. Op haar 28ste
jaar bewoonde zij een klein landhuisje even
kïSfÏÏl d<>rp^ WanfieW. In dit huisje
pa~ nj zich omringd van haar boeken, kost
bare bibelota, en allerlei, waarin een inteËl-
gente vrouw belang stelt. Het streelde haar
wanneer zij, Tiaar kamers rordadende,
"Coacht, dat ey dit met eigen handen
jammer", want er zat geen cent meer in.
Daarop haalde hij uit zijn vestzak een
miniatuurdoosje, nam daaruit een paar
pastilles en slikte die in. Nauwelijks had
hjj zulks gedaan, of de directeur van het
speelhuis, die steeds ln de zaal aanwe
zig is, gaf schier onmerkbaar een teeken
aan twee suppoosten van reusaohtigen
omvang, die zich haastten den Ameri
kaan te grijpen, die daarover hoogst ver
wonderd scheen te zijn, maar zich niet
voldoende kooi uiten, omdat men zijn taal
(Aimerikaansoh-Engelsch) niet goed be
greep. Hjj werd de zaal uitgesleurd, naar
een kamer gebracht, alwaar hem hem
wilde dwingen een poeder in te nemen
De directeur, die de zaak gevolgd had,
vertoonde zich in de kamer en zag den
Amerikaan tegenstribbelen.
De directeur maakte hem toen opmerk
zaam op het feit, dat de reputatie van
het speelhuis niet veroorloofde, dat zich
daarin iemand van het leven beroofde.
Men had opgemerkt dat hjj pastilles in
genomen had en wilde hem nu een tegen
gif laten slikken.
De Amerikaan begon daarop hartelijk
te lachen, zelde dat die pastilles door
hem werden ingenomen om zijn eenlgs-
irinfl verstoorde spijsvertering te herstel
len en dat het „futile" verlies van enkele
honderdduizenden guldens hem niet hin
derde, omdat hjj archi-millionair was. Hij
nam daarop een chèque-boek, schreef een
chèque van een millloen gulden en ver
zocht den speelbaas dit bedrag voor hem
bij een in de plaats gevestigd bankiers
kantoor te laten inwisselen, het geld dan
voor hem te bewaren, opdat hij voor den
volgenden avond de noodige contanten
zou hebben om te kunnen spelen
verdiend had. En dit sterke onafhankeljjk-
heidsgevoel was ook de oorzaak, dat zij Jonn
Lester, den eigenaar van Lester House,
een blauwtje liet loopen.
John was echter iemand., die niet spoe
dig iets opgatf. Enkele maanden la-ter her
haalde hjj zijn aanzoek en nu weigerde zij
niet langer. Het onbewuste verlangen niet
alleen zichzelf, maar ook den mani dien zij
hadi leeren) achten en liefhebben, gelukkig
te -maken; deed haar bestuiten zich niet
lansier uitsluitend aan haar werk te wijden.
John -beloofde haar, dat rij' op Lester House
haar eigen weatekamer zou krijgen, die zij
naar eigen verkiezing in zou kunnen rich
ten, terwijl zij ia ieder opzicht vrij zou zjj-n
in haar tijldsverdeeling.
Rose, zoo geheel gewend in aOes vrij en
onafhankelijk te zijn. voelde wei, hoe slechts
de wensch haar gelukkig te zien, hem dit
Ingaf. Zij begreep niet, hoe hij gehoopt had,
dat zij zou- zeggen, dat zoolee geheel on-
moodig was, omdat zij voortaan alleen voor
hém wilde leven.
Toen zij hem dan ook onstuimig -bedankte
en zelde, dat zij het „verrukkelijk" vond,
trok er even! een' trek van teleurstelling
over zijn gezicht. Maar toch sloot hij haar
ln zijn armen en -beweerde lachend, dat een
arme onwetende landjonker als hit geheel
in het niet zonk bij zoo'n geleerde vrouw.
Als Rose even had- nagedacht, hadden die
woorden haar veel gezegd. Maar ini haar
groote blijdschap over het Mi dat haar
huwelijk haar vrijheid ln geen enkel opzicht
Kruin ten-statlstlek.
Een Fransch senator, die veel belang
stelt in de vreemdelingen-quaestle in
Frankrijk, heeft zich tot het ministerie
van Binnenlandsche Zaken gewend, om
een nauwkeurige opgave van het aantal
kranten, tijdschriften en bulletins in een
vreemde taal, die in Frankrijk gedrukt
en uitgegeven worden. Dat blijken er niet
minder dan 167 te zijn!
De verdeeling is als volgt: 80 in het
Italiaansoh, 24 in het Engelsoh, 21 in het
Russisch, 18 in het Duitsch, 15 in het
Spaansch, 14 in het Poolsch, 8 in het Ar
me nisch, 7 in het Esperanto, 4 in het
Hongaarsoh, 8 in het Hebreeuwsch, 2 in
het Vlaamsoh, 2 in het Arabisch, 2 in de
internationale „Ido"-taal. En vervolgens
één in elk van de volgende talen: IJs
landsch, Jiddisch, Georgiaansoh, Tsje-
choslovaaksch, Roemeensch, Yoegosla-
visch, Zweedsch, Mexicaansch en Ma-
dagarcarsdh.
EEN EILAND GEKOCHT.
Door een rijke klulzenares.
Voor de som van 125.000 pond sterling
(ongeveer l1/» millioen gulden) heeft
zekere mevrouw Christie uit Londen zich
het eigendom verzekerd van Brownsea-
eiland, gelegen in de Poole Harbouw in
het Engelsche graafschap Dorset. Daar
mede is zij tevens eigenares geworden
van het kasteel Brownsea, met zijn 88
kamers, en bijbehoorende boerderij, kerk
en kleine woningen. Het eiland en zijn
prachtig kasteel met sierlijke torentjes
en kasteelen, liefelijk gelegen in de baal
bij Poole, is vroeger ook de plaats ge
weest, waar uitgelezen vermaken voor de
society werden georganiseerd. Zóó was
het, toen een der vroegere bezitters, ze
kere van Raalte er den scepter zwaaide
en er feesten aanrichtte. Nu is het kasteel
sinds eenigen tijd onbewoond.
Doch het eiland leent zich ook uitmun
tend als verblijfplaats voor rijken met
een contemplatieven geest, voor ver
mogende kluizenaars. En in de omgeving
van Poole vraagt men zich nu af, wat me
vrouw Christie zal gaan doen, als zij op
het kasteel haar intrek neemt De voor
teekenen wijzen er op, dat zij een terug
getrokken leven zal gaan leiden.
Zonder toegangsbewijs zal dan echter
niemand meer het eiland Brownsea mo
gen betreden en de fraaie tuinen zijn dan
voorgoed voor het publiek gesloten.
FIJNER SPEURNEUS DAN
SHERLOCK HOLMES.
De Amateur-detective.
De welbekende schrijver van de Sher-
lock Holmeeverhalén. Oonan Doyle, heeft
zich de laatste jaren veel met de spiritis
tische wetenschappen beziggehouden. In
verband daarmee kwam hij onlangs te
Parijs voor het bijwonen van een congres
op spiritistisch gebied en liet zich door
een taxi naar zijn hotel brengen. Toen
hij den chauffeur buiten het verschul
digde bedrag ook een fooi ter hand stel
de, bedankte deze met de woorden:
„Dank U vriendelijk, monsieur Conan
Doyle".
„Hè, vroeg deze verbaasd. Ken je mijn
naam?" Hoe komt dat?"
„Ah, monsieur, antwoordde de chauf
feur niets is zoo gemakkelijk. De snit
van Uw oostuum is zuiver Engelsch,
evenals het model van uw schoenen, ter
wijl ook Uw aocent U verraadt En daar
hier juist het spiritistische congres be
gint, begreep ik dat U de beroemde Mr.
Conan Doyle moest zijn".
Conan Doyle haastte zich de fooi nog
eens te verdubbelen, aangenaam getrof
fen als hij was door het nelle combinatie
vermogen van den man.
Terwijl hij reeds zijn hotel binnenstap
te vroeg hij den chauffeur nog eens, nog
niet geheel bekomen van zijn verbazing:
„Dus je stelde mijn identiteit vast uit
DE SMID VAN GRETNA GREEN.
In Engeland kent ifdereen „den smid
van Gretna Green". Aan dezen smid
wordt de voltrekking toegeschreven van
honderden huwelijken tussohen Jonge
lieden, die in Engeland geen toestemming
van hun ouden konden krijgen en daar
om naar Gretna Green gingen, een dorp
in Schotland even over de Engelsche
grens. Wie Gretna Green wist te vinden,
stond boven de wet.
Thans is uitgemaakt, dat de smid van
Gretna Green een.... verdlohtsel is. In
de j aarlij ksohe openbare vergadering
van het Instituut de Franoe is deze mee
ning uitgesproken door den heer Rodo-
oanaohi. Zij wordt bevestigd door een ze
keren John Teasdale, een tachtig jaar oud
inwoner van Cumberland, die zijn jeugd
te Gretna Green doorbracht
De mythe dankt haar ontstaan aan een
schilder, die opdracht kreeg om het uit
hangbord van een herberg in het dorp te
schilderen, waarvan de waard als geeste
lijke optrad, en als onderwerp koos een
smidse met een jong paard, dat de han
den dn een slaat boven een aambeeld, en
Vulcaan, die met een hamer ln de hand
zijn zegen uitspreekt
Moeder: Je bent erg ondeugend
Wim. Als vader thuis komt zal ik het
hem vertellen.
Wim: Natuurlijk- Een vrouw kan im
mers nooit een geheim bewaren.
Ie Reiziger: Wie heeft Je dat ver
teld?
2e Reiziger: Dat heb ik van Jansen
gehoord.
Ie Reiziger: O, die vent liegt als een
spoorboekje.
Leeraar: Noem het omgekeerde van
„causeur".
Leerling: Zeurkous.
belemmerde, bedacht zijl Met dat diezelfde
vrjjihedd haar geluk in den weg zou staan
Hun huwelijksreis was naar de Riiivièra.
En nu, enkele dagen na hun terugkeer, zat
Rose in haaT werkkamer en schreef. Dé
tuindeuren stonden wijtö open en een heer
lijke geur van versch gemaaid gras kwam
naar himnien. Haar pen gleed over het pa
pier; zjj had onderweg verschillende aan-
teekeningen gemaakt die haar ln den
roman, waaraan zij bezig was, te pas kon
den komen. Haar uitgever hadi gezegd, dat
romans haar genre waren), en nu had zij
zich toegelegd op een nieuiw werk, waarin
zij in vele opzichen haar eigeni innerlijk
weergaf. Haar wangen gloeiden, haar ge
dachten gingen naar. alle richtingen, en het
werk vlotte heerlijk.
Een schaduw viel over haar schrijf
bureau, en ze zag op. Zooals ze daar zat
inet blozende wangen, terwijl 'haar mooie
"witte tanden even peinzend op haar pen
houder beten, bood1 ze een verrukkeLijken
aanblik. Dat vondi John tenminste, die om
haar te verrassen van de tuinzijde genaderd
was. Hij had al vroeg eenlge pachters be-
zoohit en was nog in rijooet/uum, waarin zijn
groote krachtige gestalte voordeelig uit
kwam.
Met een paar stappen» was hij bij haar, en
boog zich over haar heen. Verrast zag ze
hem aan. „Ben je nu al terug?"
Maar het klonk Met zoo als hij gehoopt
ha<l, en de groef van teleurstelling op zijn
gezicht vertoonde zich weer. Maar hij her
stelde zich, trok haar hoofd aan zijn borst,
LIEDJE VAN DE WEEK.
ONTGOOCHELING.
Slachtoffer van den vooruitgang.
Twee musschen zaten op 'n tak;
De een was rond en vet,
De ander zag er treurig uit,
Was bijna een skelet
Zij spraken over 't aardsch bestaan
En beider lief en leed,
En vlogen even van omhoog,
Wanneer een paard Iets deed.
De vette zei: „ga met m# mee,
'k Verhuis naar Amsterdam,
*k Verveel me hier in Lutjebroek,
't Bestaan is hier zoo tam;
Je leeft hier zuiver mat'rieei,
Emoties ken je niet:
Je eet je dik, je slaapt je suf,
De rest fluit je piet....piet!"
Toen nam de mag're musch het woord
Met plechtig stemgeluid,
„Vriend," sprak hij, „kijk nou mij's aan,
Hoe zwak zie ik er uit!
Ik heb ln Amsterdam gewoond.
Ik kom er pas vandaan:
Als ik er nog gebleven was,
Was ik om zeep gegaan."
„JtJ weet niks van den nieuwen tijd,
Jij bent niet au-oourant,
Jij denkt maar, dat je net als hier,
Je graantjes pikken kan.
Jfl meent: het paard loopt overal,
Maar man je hebt een strop,
Wat 't paard daar ginder vallen laat,
Dat veegt een auto op."
„Er zijn nou haast geen paarden meer,
De auto drong ze weg;
Als eenzaam musch in Amsterdam
Heb je doorloopend pech.
Je zit er met 'n leege maag,
Je denk: daar komt mijn maal!
Verleidelijk klinkt het: poeh-poeh-poeh-
Maar..., t is een hoornsignaal!"
J. v. d. Bergh.
Tob Nooit Hoekje.
VERONTSCHULDIGINGEN.
Tomand, die goed een excuus
kan maken deugt gewoonlijk
voor niets andere.
Benjamin Frankltn.
Er xfln mensohen in de wereld, die
nooit een excuus behoeven te maken. Dit
z)jn de menqchen, die de stiptheid be
trachten, zjjMie weten, dat van minuten
het leven aan elkaar hangt en elke afwij
king van het verrichten of nalaten eener
handeling hunzelf of hun medemensohen
kan schaden.
Daarnaast bestaan mensohen, die zich
af en toe wel moeten verontschuldigen,
omdat de lotswisselingen huns levens, de
omstandigheden, waarin zij verkeeren
hun de baas zijn geworden en zij afhan
kelijk van allerlei factoren, niet steeds
hun beloften en afspraken kunnen na
komen, zoodat zij hoezeer ook tegen hun
zin het excuus moeten aangrijpen, om
hun verzuim vergeving te doen vinden.
Ten slotte zijn er zeer, zeer velen wien
het excuus op de lippen ligt bestorven.
Dit zijn de uitgeslapen verontsohuldi-
gers, wier excuses gij gewoonlijk maar di
rect als leugens moet aanzien. Gij kunt
U geen situatie denken, hoe verknoeid
die ook zijn moge, of zij hebben de noo
dige verklaringen bij de hand, die den
wantoestand moeten goedpraten. Zij zijn
het, die uitgestudeerd zijn in zelfver-
schooning, die steeds een drogreden bij
de hand hebben, om hun onschuld aan
nalatigheid, wanorde en mislukking aan
nemelijk te maken. En de aartshuiohe-
laars weten, dat zij ongelijk hebben en zij
gnuiven als de een of andere goede ziel
er werkelijk bij hen inloopt.
Intusschen vergeten zij, dat zij ook
zichzelf vergiftigen door deze levens
houding; zij zijn de verontsohuldigers
geworden van eigen fouten en eigen te
kortkomingen en roesten vast ln de
slechte gewoonte hun meest verkeerde
daden goed te praten; ten slotte worden
zij menschen, op' wie de maatschappij
niet meer kan vertrouwen; ja zelfs zoo
gevaarlijk kunnen zij worden, dat zij als
onmaatschappelijk worden uitgestooten.
Dr. Jos. de Cock.
N. N. te H.
Gij zjjt veel te bang van aard, denkt
bij alles, dat gij U belachelijk maakt. Dat
moet anders worden.
Met opgeheven hoofd moet gij de
wereld tegemoet treden, moedig en on
vervaard, gedragen door een sterk be
wustzijn van innerlijke kracht Als gij
deze leus tot Uw levensdevies maakt zal
er zeker een groote kraoht van U uit
gaan. Wie met opgeheven hoofd in blij
moedigheid door het leven gaat verwerft
zich daardoor een kracht, die niet licht
zal bezwijken en die hem over heel wat
strubbelingen zal heen helpen. Wilt gij
werkelijk vooruit komen in de wereld
dan moet gij wat meer aandacht gaan
besteden aan de wijze, waarop gij de
dingen des levens tegemoet treedt Gij
behoeft daarom niet trotsch of uit de hoog
te te worden, want dat zijn altijd sympto
men van innerlijke zwakte. De waarlijk
sterke mensch is niet hoogvaardig, doch
weet in zijn optreden een zekere waar
digheid te leggen, die vrij is van iedere
gemaaktheid en dan ook werkelijk im
poneert Zooiets wordt echter maar niet
zoo eensklaps verkregen. Het is de
vrucht van een gestadig werken aan den
opbouw van het eigen innerlijk. Maar het
resultaat is de moeite en de inspanning,
die het vereisoht ten volle waard.
Aan onderstaande adressen is persoon
lijk antwoord gezonden, aangezien be
antwoording in dit blad te uitvoerig
werd: G. K. te H.; M. S. te H.; Mevr. G.
te H.; Vader te H.
Voor de lezers van ons blad geeft onze
psychologische medewerker Dr. Jos. de
Cock, van Merlenstraat 120, 's-Graven-
hage gratis zielkundige adviezen, ojn.
over de wijze waarop zij hun geest kun
nen verfrisschen en hun wilskracht en
energie kunnen versterken.
De vragen worden geregeld in dit blad
behandeld. Mochten de beantwoordingen
te uitvoerig worden dan direct schrifte
lijk aan de aanvragers.
en naar buiten wijzende, zelde hij:
„Het is heerlijk weer, liefste. Verkleed
je even, dan zal ik Toreador laten zadelen,
en je de boascheni laten zien, die ik gis
teren heb aangekocht".
Haar hoofd ruste op zijn schouder, haar
oogen zagen hem aan, maar haar gedachten
dwaalden ver weg, naar het hoofdstuk, dat
op dat oogenlbüik haar geheele denken» in
beslag nam. Bjj zijn Laatste woorden hief
zij het hoofd op, en zei beslist: „Vandaag
kan ik onmogelijk meegaan, liefste. Het
spijt mij ontzettend, maar ik moet dit
hoofdstuk af hebben. Ik zou mjjn. gedachten
anders onmogelijk bdj jou en je bosechen
kunnen bepalen, en steeds maar moeten
denken, hoe ik die arme Lydla een betrek
king zou moetoni bezorgen".
„Lydia?1" herhaalde John verbaasd.. „Wie
bedoel je daarmee?"
„Lydia Is mijn heldin", legde ze uit. „Ze
ls een ouderloos meisje, dat zonder middel
van' bestaan in Londen vertoeft Je ziet
durf', eindigde se glimlachend, „dat zij mij
op t oogenlblik meer noodig. heeft dan jij."
Maar John scheen het grappige van het
geval niet ln te zien. Hij klemde zijn flippen
opeen; en er kwam een donkere uitdruk
king ln zijn oogen.
„Ik wil natuurlijk geen pressie op Je uit
oefenen!" zei hij koud, „dat zou tegen onze
afspraak rijn".
En zonder een woord tot afscheid verliet
hij de kamer.
Rose bleef achter, verwonderd en min of
meer gekrenkt door z'n koele houding. Niets
verhinderde haar meer, Lydia de zoo zeer
gewensohte betrekking te bezorgen, en toch
scheen dit op 't oogenblik een van de din
gen, waaraan ze t minst dacht Ze staarde
over 't pasgemaaide gazon, en de gedachte
hoe heerlijk het zou zijn op dezen waren
Juni-moigen naast John' langs de wegen te
draven, liet haar niet met rust. En Torea
dor, haar mooie fiere rijpaard; John's laat
ste geschenk. Ze praatte zoo graag met
John over rijn werk, want al was hij Met
wetenschappelijk ontwikkeld, hij had een
helder hoofd, en beheerde rijn bezittingen
uitstekend. Maar vandaag 'had ze toch
beusch geen tijd.
Zou ze hem erg teleurgesteld hebben?
Was ze niet wat scherp geweest, in haar
verlangen om verder te schrijven'?
Ze boog het hoofd over haar schrijf
bureau, en een traan viel op Lydla's levens
geschiedenis, toen ziji 'het besluit nam naar
John toe te gaan, om eens ernstig met hem
te praten.
Maar toen rij een) half uur later wat ge
kalmeerd' was, en hem zocht, (kwam de
butler haar in de hal tegemoet met de bood-
schaip, dat Slr John plotseling naar de stad
moest voor een dringende aangelegenheid
en niet vóór bet diner thuis zou zdjn-
Toen sloot Rose zich voor de rest van den
dag in haar kamer op, en Lydla's betrek
king liet Met langer op rioh wachten.
Om 6 uur kwam John thuis, moe en met
een bezwaard hart. omdat hij1 reeds zoo
spoedig na rijn huwelijk aan1 zijn drift had
toegegeven. Hjj verweet richzedf, dot hij
't Jutte rt je
Bobinson.
„Mals non, monsieurl" antwoordde de
ze, onderwijl zijn wagen aanzettend. „Br
was nog een kleine aanwijzing. Uw naam
staat op Uw koffer vermeld. Bonjour,
Monsieur Oonan Doyle".
y.v...* DV,u0m0.uu..JO, omdat hij alle avonden, gedurende veer-
-