Greep van dit en dat Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven van ZATERDAG 19 NOV. 1927. 804. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). MIST. Ben poosje was bet alsof een LondeDSChe mist over ons noordelijke puntje was gestreken. De lampen gingen op, daar waar bet noodzakelijk was het bedrijf voortgang te doen hebben en de oogen ingespannen moeten taren op garen en knoopjes, op cijfertjes en letters. Er was feen kans om het zonder te doen. Geluk- ig komt het niet vaak voor, dat om een uur of tien, elf in den morgen het licht moet worden aangeknipt. Maar nu was het noodig. De lucht was loodgrauw en een zwarte damp hing over het land. Sombere grauwheid drukte op de aarde en scheen te persen door kieren en gleuven en drong door je poriën en dat alles maakte je kil en druilerig, zoo- dat je van binnen even grauw werd als het er buiten uitzag. Als ieder bet al lang niet wist, zouden we het elkander nog eens kunnen ver tellen, dat het weer onnutkenbaar van grooten invloed is op je stemming. Zoo is het zeer verklaarbaar dat velen in de donkere dagen, die ons nu weer te wach ten staan, zelfs de schemering niet af wachten en luiken en gordijnen te sluiten en het lamplicht wat opgewektheid laten brengen in de huiskamer. Zelfs geloof ik, dat er thans maar weinigen zijn, die (iet vroegere versje: „Hoe prettig is mij 't schemeruurtje,' druppen fel en al schuifelen de sneeuw vlokken klam langs de ruiten, als het daarbinnen dan maar warm en intiem is, als het daarbinnen rustig en vertrouwend kan zijn, dan zal al de grauwheid en al de kilheid geen stempel op ons gaan deuken. Moedig kunnen we dan voor waarts gaan, want na de grauwheid komt weer het licht en dat treden we dan blij moedig tegen. Zoo eindigde deze trngi-komiaohe ge schiedenis, terwijl de direoleur en zijn personeel met beschaamde kaken bierven staan. E deze enkele luttele aanwijziglngen?" In volle vaart snelde hij terug naar zijn standplaats. GOKLUST. 'n Staaltje van flegmatiek. Het is algemeen bekend, dat Yankees verbazend flegmatiek zijn en dat zij b.v. met hetzelfde effen en strakke gelaat winst en verlies nemen, al naarmate de fortuin hun gunstig is of niet. Een sterk staaltje daarvan wordt ver teld uit een der mondaine badplaatsen van Frankrijk. Zekere mister Harry Osweldson trok daar eens in het bijzonder de aandacht, Wij scharen ons om 't kacheluurtje. Uen dagen aan de speelbank verscheen Kennen er zeker naar den zin daarvan co steeds verloor. En geen kleine som niet meer handelen. „Het knappend vuurtje", ja, dat was in den tijd toen we voor moeder moesten men, want men noteerde gemiddeld 80,000 40,000 verlies per avond. Als het tijd van eindigen was, stond houtjes kappen en de potkachel smorrend de man kalm op, knoopte zijn gekleede en knetterend een stroom van warmte jas dicht, groette zeer minzaam de speei- bracht in de kamer. Kennen we nog „het sters en spelers in zijn omgeving, maakte knappend vuurtje" Vulkachel en haard, ze smeulen of branden voort, je merkt de warmte of merkt ze niet, doch knap pen, neen, dat merken we niet meer in de kachel. En het schemeruurtje, als flakkerend het theelichtje spookgestalten werpt op plafond en behang, als de water ketel neurieënd op de kachel stond en je zelf, lekker doorgewarmd, zoo'n beetje zat te soezen, terwijl moeder even was beweging alsof hij zeggen wilde: „dat is een afsoheidsbeweging met zijn hand voor de croupiers en stapte lang zaam de zaal uit, om te gaan rusten in zijn hoteL Den 16en avond was hij wederom in de speelzaal en verloor toen de kapitale som van 50.000. Hij nam toen zijn porte feuille uit zijnz ak, keek er lm, maakte een ingedommeld met de stopkous in haar eene hand en den stopnaald in de andere. Ben heilig uurtje van groote gelukzalig heid, dat stil maakte en waarop er iets van wijding lag in de kamer. Hoe herinner ik me nog die fijne schemeruurtjes uit mijn jeugd. Zijn ze er nog Of zie ik ze niet meer Is mijn gedachtensfeer anders geworden. Gaan er andere dingen door mijn brein, zoodat mijn oog gericht is op iets heel anders? Vermoedelijk wel. Tot ik nu en dan aan mijn jeugd word herinnerd als een mijner spruiten spontaan soms kan zeggen: wat fijn, zoo'n schemeruurtjeI Dan leeft het toch nog voort. Alleen ik zie het anders en gevoel bet anders. Doch dat knappend vuurtje hebben ze er niet meer bij: Maar iedere tijd heeft zijn eigen beko ring en zal ook wel zijn herinnering doen bewaren, zoodat ook later die tijdskinderen zich weer kunnen herinneren hoe ge- leekzalig en hoe prettig het kon zijn thuis is het schemeruurtje als buiten de regen fel sloeg of grauwe mist klamheid en kilheid rond zich spreidde. Zoo althans hoop ik, dat velen zooiets bij zich blijven dragen, want voorwaarts gaan, het oog scherp gericht op het doel, is goed, doch nu en dan eens rusten en gedachten en gevoelens terug laten gaan naar de dagen, toen we, zelf onbezorgd, anderen voor ons lieten zorgen en dan even te denken aan de blijde dagen thuis en even ons te binnen brengen hoe goed we wel werden verzorgd, dat doet qns dan weer sterker staan en met meer kracht en met meer opgewektheid steven en we dan weer verder. Zelfs al zijn de dagen dan somber en al mist het rond ons en al slaan de regen- DE VBOUW DIE STREED. Novellle door A. K. Niet zonder veel inmerlijken strijd was Rose Markham er toe overgegaan, de vrou w y&D i kenter te wohden. Niet, omdat zij op John persoonlijk, iets tegen had, want du was, wat uiterlijk, karakter en fortuin betrof, een uitstekende partijs HU had Rosé hef met de wanne, diepe genegenheid), die men maar eens in het leven ondervindt. Er vaïtuOOT ®oae ^ter één beletsel. Zij was een „werkende vrouw". Haar letterkundige arbeid had In verschillende richtingen de aandacht getrokken door den Hinken boeienden stijl, en de frissche oor spronkelijke denkbeelden. Er waren een „romana> een dichtbundel en een groot aantal novellen van haar hand' versohenen, i 6 gelezen werdeni. Op haar 28ste jaar bewoonde zij een klein landhuisje even kïSfÏÏl d<>rp^ WanfieW. In dit huisje pa~ nj zich omringd van haar boeken, kost bare bibelota, en allerlei, waarin een inteËl- gente vrouw belang stelt. Het streelde haar wanneer zij, Tiaar kamers rordadende, "Coacht, dat ey dit met eigen handen jammer", want er zat geen cent meer in. Daarop haalde hij uit zijn vestzak een miniatuurdoosje, nam daaruit een paar pastilles en slikte die in. Nauwelijks had hjj zulks gedaan, of de directeur van het speelhuis, die steeds ln de zaal aanwe zig is, gaf schier onmerkbaar een teeken aan twee suppoosten van reusaohtigen omvang, die zich haastten den Ameri kaan te grijpen, die daarover hoogst ver wonderd scheen te zijn, maar zich niet voldoende kooi uiten, omdat men zijn taal (Aimerikaansoh-Engelsch) niet goed be greep. Hjj werd de zaal uitgesleurd, naar een kamer gebracht, alwaar hem hem wilde dwingen een poeder in te nemen De directeur, die de zaak gevolgd had, vertoonde zich in de kamer en zag den Amerikaan tegenstribbelen. De directeur maakte hem toen opmerk zaam op het feit, dat de reputatie van het speelhuis niet veroorloofde, dat zich daarin iemand van het leven beroofde. Men had opgemerkt dat hjj pastilles in genomen had en wilde hem nu een tegen gif laten slikken. De Amerikaan begon daarop hartelijk te lachen, zelde dat die pastilles door hem werden ingenomen om zijn eenlgs- irinfl verstoorde spijsvertering te herstel len en dat het „futile" verlies van enkele honderdduizenden guldens hem niet hin derde, omdat hjj archi-millionair was. Hij nam daarop een chèque-boek, schreef een chèque van een millloen gulden en ver zocht den speelbaas dit bedrag voor hem bij een in de plaats gevestigd bankiers kantoor te laten inwisselen, het geld dan voor hem te bewaren, opdat hij voor den volgenden avond de noodige contanten zou hebben om te kunnen spelen verdiend had. En dit sterke onafhankeljjk- heidsgevoel was ook de oorzaak, dat zij Jonn Lester, den eigenaar van Lester House, een blauwtje liet loopen. John was echter iemand., die niet spoe dig iets opgatf. Enkele maanden la-ter her haalde hjj zijn aanzoek en nu weigerde zij niet langer. Het onbewuste verlangen niet alleen zichzelf, maar ook den mani dien zij hadi leeren) achten en liefhebben, gelukkig te -maken; deed haar bestuiten zich niet lansier uitsluitend aan haar werk te wijden. John -beloofde haar, dat rij' op Lester House haar eigen weatekamer zou krijgen, die zij naar eigen verkiezing in zou kunnen rich ten, terwijl zij ia ieder opzicht vrij zou zjj-n in haar tijldsverdeeling. Rose, zoo geheel gewend in aOes vrij en onafhankelijk te zijn. voelde wei, hoe slechts de wensch haar gelukkig te zien, hem dit Ingaf. Zij begreep niet, hoe hij gehoopt had, dat zij zou- zeggen, dat zoolee geheel on- moodig was, omdat zij voortaan alleen voor hém wilde leven. Toen zij hem dan ook onstuimig -bedankte en zelde, dat zij het „verrukkelijk" vond, trok er even! een' trek van teleurstelling over zijn gezicht. Maar toch sloot hij haar ln zijn armen en -beweerde lachend, dat een arme onwetende landjonker als hit geheel in het niet zonk bij zoo'n geleerde vrouw. Als Rose even had- nagedacht, hadden die woorden haar veel gezegd. Maar ini haar groote blijdschap over het Mi dat haar huwelijk haar vrijheid ln geen enkel opzicht Kruin ten-statlstlek. Een Fransch senator, die veel belang stelt in de vreemdelingen-quaestle in Frankrijk, heeft zich tot het ministerie van Binnenlandsche Zaken gewend, om een nauwkeurige opgave van het aantal kranten, tijdschriften en bulletins in een vreemde taal, die in Frankrijk gedrukt en uitgegeven worden. Dat blijken er niet minder dan 167 te zijn! De verdeeling is als volgt: 80 in het Italiaansoh, 24 in het Engelsoh, 21 in het Russisch, 18 in het Duitsch, 15 in het Spaansch, 14 in het Poolsch, 8 in het Ar me nisch, 7 in het Esperanto, 4 in het Hongaarsoh, 8 in het Hebreeuwsch, 2 in het Vlaamsoh, 2 in het Arabisch, 2 in de internationale „Ido"-taal. En vervolgens één in elk van de volgende talen: IJs landsch, Jiddisch, Georgiaansoh, Tsje- choslovaaksch, Roemeensch, Yoegosla- visch, Zweedsch, Mexicaansch en Ma- dagarcarsdh. EEN EILAND GEKOCHT. Door een rijke klulzenares. Voor de som van 125.000 pond sterling (ongeveer l1/» millioen gulden) heeft zekere mevrouw Christie uit Londen zich het eigendom verzekerd van Brownsea- eiland, gelegen in de Poole Harbouw in het Engelsche graafschap Dorset. Daar mede is zij tevens eigenares geworden van het kasteel Brownsea, met zijn 88 kamers, en bijbehoorende boerderij, kerk en kleine woningen. Het eiland en zijn prachtig kasteel met sierlijke torentjes en kasteelen, liefelijk gelegen in de baal bij Poole, is vroeger ook de plaats ge weest, waar uitgelezen vermaken voor de society werden georganiseerd. Zóó was het, toen een der vroegere bezitters, ze kere van Raalte er den scepter zwaaide en er feesten aanrichtte. Nu is het kasteel sinds eenigen tijd onbewoond. Doch het eiland leent zich ook uitmun tend als verblijfplaats voor rijken met een contemplatieven geest, voor ver mogende kluizenaars. En in de omgeving van Poole vraagt men zich nu af, wat me vrouw Christie zal gaan doen, als zij op het kasteel haar intrek neemt De voor teekenen wijzen er op, dat zij een terug getrokken leven zal gaan leiden. Zonder toegangsbewijs zal dan echter niemand meer het eiland Brownsea mo gen betreden en de fraaie tuinen zijn dan voorgoed voor het publiek gesloten. FIJNER SPEURNEUS DAN SHERLOCK HOLMES. De Amateur-detective. De welbekende schrijver van de Sher- lock Holmeeverhalén. Oonan Doyle, heeft zich de laatste jaren veel met de spiritis tische wetenschappen beziggehouden. In verband daarmee kwam hij onlangs te Parijs voor het bijwonen van een congres op spiritistisch gebied en liet zich door een taxi naar zijn hotel brengen. Toen hij den chauffeur buiten het verschul digde bedrag ook een fooi ter hand stel de, bedankte deze met de woorden: „Dank U vriendelijk, monsieur Conan Doyle". „Hè, vroeg deze verbaasd. Ken je mijn naam?" Hoe komt dat?" „Ah, monsieur, antwoordde de chauf feur niets is zoo gemakkelijk. De snit van Uw oostuum is zuiver Engelsch, evenals het model van uw schoenen, ter wijl ook Uw aocent U verraadt En daar hier juist het spiritistische congres be gint, begreep ik dat U de beroemde Mr. Conan Doyle moest zijn". Conan Doyle haastte zich de fooi nog eens te verdubbelen, aangenaam getrof fen als hij was door het nelle combinatie vermogen van den man. Terwijl hij reeds zijn hotel binnenstap te vroeg hij den chauffeur nog eens, nog niet geheel bekomen van zijn verbazing: „Dus je stelde mijn identiteit vast uit DE SMID VAN GRETNA GREEN. In Engeland kent ifdereen „den smid van Gretna Green". Aan dezen smid wordt de voltrekking toegeschreven van honderden huwelijken tussohen Jonge lieden, die in Engeland geen toestemming van hun ouden konden krijgen en daar om naar Gretna Green gingen, een dorp in Schotland even over de Engelsche grens. Wie Gretna Green wist te vinden, stond boven de wet. Thans is uitgemaakt, dat de smid van Gretna Green een.... verdlohtsel is. In de j aarlij ksohe openbare vergadering van het Instituut de Franoe is deze mee ning uitgesproken door den heer Rodo- oanaohi. Zij wordt bevestigd door een ze keren John Teasdale, een tachtig jaar oud inwoner van Cumberland, die zijn jeugd te Gretna Green doorbracht De mythe dankt haar ontstaan aan een schilder, die opdracht kreeg om het uit hangbord van een herberg in het dorp te schilderen, waarvan de waard als geeste lijke optrad, en als onderwerp koos een smidse met een jong paard, dat de han den dn een slaat boven een aambeeld, en Vulcaan, die met een hamer ln de hand zijn zegen uitspreekt Moeder: Je bent erg ondeugend Wim. Als vader thuis komt zal ik het hem vertellen. Wim: Natuurlijk- Een vrouw kan im mers nooit een geheim bewaren. Ie Reiziger: Wie heeft Je dat ver teld? 2e Reiziger: Dat heb ik van Jansen gehoord. Ie Reiziger: O, die vent liegt als een spoorboekje. Leeraar: Noem het omgekeerde van „causeur". Leerling: Zeurkous. belemmerde, bedacht zijl Met dat diezelfde vrjjihedd haar geluk in den weg zou staan Hun huwelijksreis was naar de Riiivièra. En nu, enkele dagen na hun terugkeer, zat Rose in haaT werkkamer en schreef. Dé tuindeuren stonden wijtö open en een heer lijke geur van versch gemaaid gras kwam naar himnien. Haar pen gleed over het pa pier; zjj had onderweg verschillende aan- teekeningen gemaakt die haar ln den roman, waaraan zij bezig was, te pas kon den komen. Haar uitgever hadi gezegd, dat romans haar genre waren), en nu had zij zich toegelegd op een nieuiw werk, waarin zij in vele opzichen haar eigeni innerlijk weergaf. Haar wangen gloeiden, haar ge dachten gingen naar. alle richtingen, en het werk vlotte heerlijk. Een schaduw viel over haar schrijf bureau, en ze zag op. Zooals ze daar zat inet blozende wangen, terwijl 'haar mooie "witte tanden even peinzend op haar pen houder beten, bood1 ze een verrukkeLijken aanblik. Dat vondi John tenminste, die om haar te verrassen van de tuinzijde genaderd was. Hij had al vroeg eenlge pachters be- zoohit en was nog in rijooet/uum, waarin zijn groote krachtige gestalte voordeelig uit kwam. Met een paar stappen» was hij bij haar, en boog zich over haar heen. Verrast zag ze hem aan. „Ben je nu al terug?" Maar het klonk Met zoo als hij gehoopt ha<l, en de groef van teleurstelling op zijn gezicht vertoonde zich weer. Maar hij her stelde zich, trok haar hoofd aan zijn borst, LIEDJE VAN DE WEEK. ONTGOOCHELING. Slachtoffer van den vooruitgang. Twee musschen zaten op 'n tak; De een was rond en vet, De ander zag er treurig uit, Was bijna een skelet Zij spraken over 't aardsch bestaan En beider lief en leed, En vlogen even van omhoog, Wanneer een paard Iets deed. De vette zei: „ga met m# mee, 'k Verhuis naar Amsterdam, *k Verveel me hier in Lutjebroek, 't Bestaan is hier zoo tam; Je leeft hier zuiver mat'rieei, Emoties ken je niet: Je eet je dik, je slaapt je suf, De rest fluit je piet....piet!" Toen nam de mag're musch het woord Met plechtig stemgeluid, „Vriend," sprak hij, „kijk nou mij's aan, Hoe zwak zie ik er uit! Ik heb ln Amsterdam gewoond. Ik kom er pas vandaan: Als ik er nog gebleven was, Was ik om zeep gegaan." „JtJ weet niks van den nieuwen tijd, Jij bent niet au-oourant, Jij denkt maar, dat je net als hier, Je graantjes pikken kan. Jfl meent: het paard loopt overal, Maar man je hebt een strop, Wat 't paard daar ginder vallen laat, Dat veegt een auto op." „Er zijn nou haast geen paarden meer, De auto drong ze weg; Als eenzaam musch in Amsterdam Heb je doorloopend pech. Je zit er met 'n leege maag, Je denk: daar komt mijn maal! Verleidelijk klinkt het: poeh-poeh-poeh- Maar..., t is een hoornsignaal!" J. v. d. Bergh. Tob Nooit Hoekje. VERONTSCHULDIGINGEN. Tomand, die goed een excuus kan maken deugt gewoonlijk voor niets andere. Benjamin Frankltn. Er xfln mensohen in de wereld, die nooit een excuus behoeven te maken. Dit z)jn de menqchen, die de stiptheid be trachten, zjjMie weten, dat van minuten het leven aan elkaar hangt en elke afwij king van het verrichten of nalaten eener handeling hunzelf of hun medemensohen kan schaden. Daarnaast bestaan mensohen, die zich af en toe wel moeten verontschuldigen, omdat de lotswisselingen huns levens, de omstandigheden, waarin zij verkeeren hun de baas zijn geworden en zij afhan kelijk van allerlei factoren, niet steeds hun beloften en afspraken kunnen na komen, zoodat zij hoezeer ook tegen hun zin het excuus moeten aangrijpen, om hun verzuim vergeving te doen vinden. Ten slotte zijn er zeer, zeer velen wien het excuus op de lippen ligt bestorven. Dit zijn de uitgeslapen verontsohuldi- gers, wier excuses gij gewoonlijk maar di rect als leugens moet aanzien. Gij kunt U geen situatie denken, hoe verknoeid die ook zijn moge, of zij hebben de noo dige verklaringen bij de hand, die den wantoestand moeten goedpraten. Zij zijn het, die uitgestudeerd zijn in zelfver- schooning, die steeds een drogreden bij de hand hebben, om hun onschuld aan nalatigheid, wanorde en mislukking aan nemelijk te maken. En de aartshuiohe- laars weten, dat zij ongelijk hebben en zij gnuiven als de een of andere goede ziel er werkelijk bij hen inloopt. Intusschen vergeten zij, dat zij ook zichzelf vergiftigen door deze levens houding; zij zijn de verontsohuldigers geworden van eigen fouten en eigen te kortkomingen en roesten vast ln de slechte gewoonte hun meest verkeerde daden goed te praten; ten slotte worden zij menschen, op' wie de maatschappij niet meer kan vertrouwen; ja zelfs zoo gevaarlijk kunnen zij worden, dat zij als onmaatschappelijk worden uitgestooten. Dr. Jos. de Cock. N. N. te H. Gij zjjt veel te bang van aard, denkt bij alles, dat gij U belachelijk maakt. Dat moet anders worden. Met opgeheven hoofd moet gij de wereld tegemoet treden, moedig en on vervaard, gedragen door een sterk be wustzijn van innerlijke kracht Als gij deze leus tot Uw levensdevies maakt zal er zeker een groote kraoht van U uit gaan. Wie met opgeheven hoofd in blij moedigheid door het leven gaat verwerft zich daardoor een kracht, die niet licht zal bezwijken en die hem over heel wat strubbelingen zal heen helpen. Wilt gij werkelijk vooruit komen in de wereld dan moet gij wat meer aandacht gaan besteden aan de wijze, waarop gij de dingen des levens tegemoet treedt Gij behoeft daarom niet trotsch of uit de hoog te te worden, want dat zijn altijd sympto men van innerlijke zwakte. De waarlijk sterke mensch is niet hoogvaardig, doch weet in zijn optreden een zekere waar digheid te leggen, die vrij is van iedere gemaaktheid en dan ook werkelijk im poneert Zooiets wordt echter maar niet zoo eensklaps verkregen. Het is de vrucht van een gestadig werken aan den opbouw van het eigen innerlijk. Maar het resultaat is de moeite en de inspanning, die het vereisoht ten volle waard. Aan onderstaande adressen is persoon lijk antwoord gezonden, aangezien be antwoording in dit blad te uitvoerig werd: G. K. te H.; M. S. te H.; Mevr. G. te H.; Vader te H. Voor de lezers van ons blad geeft onze psychologische medewerker Dr. Jos. de Cock, van Merlenstraat 120, 's-Graven- hage gratis zielkundige adviezen, ojn. over de wijze waarop zij hun geest kun nen verfrisschen en hun wilskracht en energie kunnen versterken. De vragen worden geregeld in dit blad behandeld. Mochten de beantwoordingen te uitvoerig worden dan direct schrifte lijk aan de aanvragers. en naar buiten wijzende, zelde hij: „Het is heerlijk weer, liefste. Verkleed je even, dan zal ik Toreador laten zadelen, en je de boascheni laten zien, die ik gis teren heb aangekocht". Haar hoofd ruste op zijn schouder, haar oogen zagen hem aan, maar haar gedachten dwaalden ver weg, naar het hoofdstuk, dat op dat oogenlbüik haar geheele denken» in beslag nam. Bjj zijn Laatste woorden hief zij het hoofd op, en zei beslist: „Vandaag kan ik onmogelijk meegaan, liefste. Het spijt mij ontzettend, maar ik moet dit hoofdstuk af hebben. Ik zou mjjn. gedachten anders onmogelijk bdj jou en je bosechen kunnen bepalen, en steeds maar moeten denken, hoe ik die arme Lydla een betrek king zou moetoni bezorgen". „Lydia?1" herhaalde John verbaasd.. „Wie bedoel je daarmee?" „Lydia Is mijn heldin", legde ze uit. „Ze ls een ouderloos meisje, dat zonder middel van' bestaan in Londen vertoeft Je ziet durf', eindigde se glimlachend, „dat zij mij op t oogenlblik meer noodig. heeft dan jij." Maar John scheen het grappige van het geval niet ln te zien. Hij klemde zijn flippen opeen; en er kwam een donkere uitdruk king ln zijn oogen. „Ik wil natuurlijk geen pressie op Je uit oefenen!" zei hij koud, „dat zou tegen onze afspraak rijn". En zonder een woord tot afscheid verliet hij de kamer. Rose bleef achter, verwonderd en min of meer gekrenkt door z'n koele houding. Niets verhinderde haar meer, Lydia de zoo zeer gewensohte betrekking te bezorgen, en toch scheen dit op 't oogenblik een van de din gen, waaraan ze t minst dacht Ze staarde over 't pasgemaaide gazon, en de gedachte hoe heerlijk het zou zijn op dezen waren Juni-moigen naast John' langs de wegen te draven, liet haar niet met rust. En Torea dor, haar mooie fiere rijpaard; John's laat ste geschenk. Ze praatte zoo graag met John over rijn werk, want al was hij Met wetenschappelijk ontwikkeld, hij had een helder hoofd, en beheerde rijn bezittingen uitstekend. Maar vandaag 'had ze toch beusch geen tijd. Zou ze hem erg teleurgesteld hebben? Was ze niet wat scherp geweest, in haar verlangen om verder te schrijven'? Ze boog het hoofd over haar schrijf bureau, en een traan viel op Lydla's levens geschiedenis, toen ziji 'het besluit nam naar John toe te gaan, om eens ernstig met hem te praten. Maar toen rij een) half uur later wat ge kalmeerd' was, en hem zocht, (kwam de butler haar in de hal tegemoet met de bood- schaip, dat Slr John plotseling naar de stad moest voor een dringende aangelegenheid en niet vóór bet diner thuis zou zdjn- Toen sloot Rose zich voor de rest van den dag in haar kamer op, en Lydla's betrek king liet Met langer op rioh wachten. Om 6 uur kwam John thuis, moe en met een bezwaard hart. omdat hij1 reeds zoo spoedig na rijn huwelijk aan1 zijn drift had toegegeven. Hjj verweet richzedf, dot hij 't Jutte rt je Bobinson. „Mals non, monsieurl" antwoordde de ze, onderwijl zijn wagen aanzettend. „Br was nog een kleine aanwijzing. Uw naam staat op Uw koffer vermeld. Bonjour, Monsieur Oonan Doyle". y.v...* DV,u0m0.uu..JO, omdat hij alle avonden, gedurende veer- -

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1927 | | pagina 12