Hotel „DEN BURG".
HET KWARTJE VAN K0BUS.
AMSTERDAMSCHE BRIEVEN.
Het Levenslied. De gouden VrtJe Gemeente. Geen vrtJe ge-
gemeente. Stadsuitbreiding en bevolkingsaanwas.
Het Levenslied kan op verschillende ma
ndelen begrepen en gezongen) worden. Hel
Leven valt niet onder een bepaald, dus be-
^erkt begrip, beeft geen bepaalden lied
vorm, waarin bet beter dan in een anderen
vorm gevangen zou kunnen worden. Het ge
zang, een psalm, bet volksliedje, bet strijd-
of bet wiegelied, bet kan alies een) Le
venslied zijn als bet uit t hart komt en in
de eerste plaats, zonder veinzerij, gevuld
wordt met het leven van dengene of dege
nen, die het zingt of zingen. Maar bij1 ons
bad de term de laatste jaren dan toch' een
heel bepaalde beteekeniis gekregen. De be-
teekenis van het lied, het chanson, het cou
plet en het ieflrein zooals dat leeft en gezon
gen wordt in de bohème-'kroegen en cabarets
van Parijs en in andere min of meer on- of
è-maa:schappelijke milieus. Het kenmerkt
zich dikwijls door een rauwe eerlijkheid, is
gedrenkt, meestal, in een sfeer van roode
hartstochten, opstandigheid en donker-diepe
weemoed. Pisuisse, die in het Hoilandsch
journalisten-bestaan, hoe afwisselend en
emotievol het anderen ook mag schijnen,
geeru ruimte vond voor zijn romantischen
bohèrne-geest en in dat bestaan, naar hij een
maal zelf schreef, niét veel' anders kon zien
dan de eindelooze herhaling van het berich-
ten-refrein: „heden bluscbte de brandweer
twee schoorsteenbrandjes met de koolkuur-
spuir, Pisuisse importeerde dit soort
lied, d4t chanson, in ons land en hadi er den
vorm in gevonden voor zijn levensbegrip en
'temperament. InnporteerenJ ia hier het juiste
woord; want dit soort uiting ligt ons volk en
zelfs onze bohème-kringen, voor zoover we
die nog hebben, niet. Er ia de laatste jaren
ook wel een soort echt Holliandsche lied
kunst opgekomen, hier en daar, een kal
mer, minder rossig, minder wrang lied,
maar dit werd grootendeels gediend door
anderen. Dat 'het Levenslied, zooals Pisuisse
het invoerde en zong, toch doordrong, en, in
zekeren zin, popmair werd, mag voor een
deel op rekening geschoven worden van het
algemeen menecheiijk verschijnsel, dat men
verlangt naar en houdt van „dat wat je niet
hebt", maar is verder toch voor dies te
wijten aan de levenskracht en het beeldend
vermogen, waarmede deze kunstenaar dit
Levenslied over het voetlicht bracht en ge
stalte gaf.
Pisuisse was dus in deze lage landen aan
de zee als conférencier en chansonnier eer
geheel eenige, aparte verschijning; school
ton hij hier onmogelijk maken, al hebben j
velen hem, toen het succes hem begon toe te
lachen, getracht té lmiteeren. Het Levens
lied, begrepen zooals hij dit woord bebee-
kenis gaf, is met zijn heengaan uitgezongen.
Het eindigde, naar men weet, op tragische
wijze precies in de stijl: een plein midden
in de wereld van het vermaak,.mist, ros
gekleurd door de lampen en reclame-lichten
aan de hulzen,.... een gestalte achter een
standbeeld,.revoüvereohotem.En niu,
Donderdag, tot «lot de uitvaart: het laatste
stille optreden in de kleine saai van het Con
certgebouw, waar vroeger zoo dikwijls de
zanger met vol geluld zijn levensontroering
op het publiek overbracht en waar nu ziin
stilte, zjjin leegte nog éénmaal diep ontroerde
en bloemen, steeds maar bloemen, aan liet
dragen. Totdat Amsterdam., langs de straten
door dichte drommen vertegenwoordigd,
voor goed eerbiedig van hem afscheid nam,
toen hij met z!1n vrouw werd weggereden.
t
Plankenland. het toonaai, en wie daarbij
annex zijn, leven gelukkig niet altijd in deze
roese gloeden van het Levenslied; vooral,
zooala gezegd, hier in Holland niet. Er zijn
gemoedelijker, huiselijker kanten aam Eén
van die kanten konden we hier op denzelf
den Zaterdag meemaken dat het drama, des
avonds op het Rembrandtplein zich voltrok.
Optreden van een groot aantal bekende ac
teur» en actrices als winkelbedienden bij
Gerzon, ten behoeve van hun pensioenfonds.
De straatcoileote voor hetzelfde doei de
z.g. Maskerdag, eenigen tijd geleden ge
houden, was vrijwel in het water, meer spe
ciaal in den mist, gevallen. Men trachtte nu
zür. schade in te halen. En men had succes.
Het is nu eenmaal een feit, of men het
nu een modern decadent verschijnsel al dan
niet wilde noemen, dat men zich tegen
woordig meer interesseert voor den kunste
naar dan voor de kunst. Zie: de steeds weer
verschijnende interviews met artisten, de on
telbare beschrijvingen van toe „hij" of „zij'
zich in de kleedkamer gedraagt' en wat daar
gezegd wordt; de nauwkeurige opgaven van
het soort huisdier waar hij of zij van houdt,
de marnier waarop hij of zij thee drinkt,
haar of zijn voorkeur voor dit of dat.
Enfin, in één woord, een ziekelijik-overdre-
ven belangstelling voor het mensch-zijn van
den kunstenaar, welk mensch-zijn men zich
nu eenmaal voorstelt als iets geheel anders
dan, wel, dan gewoon menBch-ztjnu
Men toog dientengevolge in stroomen dien
Zaterdagmiddag .naar Gerzon. Gelukkig; het
was voor een goed doel, en hiermede wend
weer eens bewezen, dat dikwijls het kwade
dat men wil of heeft, ja, deze ziekelijke
belangstelling is in zeker opzicht een kwaad!
het goede schept.Maar ik weet toch
ook van een jonge, zich voor „kunst" inite-
resseerende Amsterdaimsche schoone, die, de
advertentie» niet goed gelezen hebbende, op
dezen herhaalden Maskerdag niet bij Ger
zon, maar aan den overkant bij de Bon Mar-
ohé binnenliep en zich daar allerlei onmoo-
dige zakdoeken en dassen liet aansmeren'
door een blonde jongeling achter de toon
bank, in de opgewonden overtuiging, dat het
Cees Laseur, ae premier van het LeidSche
plein was; zocfn interessante man tooh, he,
en wat praat hij' aardig en hoe reuze-elegant
weet hij je niet de zakdoekjes en dasjes voot
te houden....
Het Levenslied kan op verschillende ma
nieren begrepen en! gezongen worden.
Woensdag jl had de Vrije Gemeente, de
lnsie'ling Indertijd door een aantal vrijzin
nigen die zich in de Hervormde Kerk niet
meer thuis gevoelden ondier leiding der
beide predikanten Hugeaholtx gesticht, het
•C hm wjjw een eeuw kng begrepen
en gezongen. Het is van den beginne af aan
een typisch Amstcrdamsche instelling ge
weest en1 gebleven. Het gebouw aan den We-
tering8chans heeft in den loop der laatste
vijftig jaar onteübare en veelsoortige
bijeenkomsten geherbergd. In de sa
menkomsten van d'e V rije Gemeente
zelf traden, gedachtig aan de bedoe
ling die op den grondslag van een
algemeen, breed „religieus fonds" de
uiting en den vorm vrij; wildé laten, niet al
leen dominéés, maar ook vele leek en, die
meenden iets tot verbetering van dit fonds
te kunnen bijdragen, op. Men zocht er ver
broedering met andere religieuze stroomln-
gen en godsdiensten. Men deed pogingen
den religieuzen dans weer nieuw leven in te
blazen. En het gebouw zelf, waarin ook bui
ten het engere gemeenteleven dikwijls iets
bijzonders te doen viel, ik noem nu alleen
maar de daar door Amsterdam aan president
Roosevelt bereide ontvangst, is daarbij
nog meer populair dan de stichting. Al was
't alleen maar omdat het den volksmond ge
legenheid gaf te spréken van de Vrije Ge
meente, die grenst aan de Onvrije Gemeente
(het naastbijliggende Huis van Bewaring) en
tot overbuur de.Vrijende Gemeente (het
Gymnasium met zij® bakvissohen en ver
liefde jongelingen) heeft.
Er bestaat, zooals een der leden in de
Raadsvergadering van deze week hij' de be
handeling van het hoofdstuk politie op
merkte, tegenwoordig wel een zekere aanlei
ding om van onze gemeente in haar geheel
als van een onvrije gemeente te spreken.
De verbod»- en poiitiebepalingen vermeer
deren met den dag en op verschillende
straathoeken treft men- reeds een heel Eifel-
torentje bordjes in verschillende kleuren en
vormen met diverse „verbodenf aan. En de
burger die niet alleen maar „geacht wordt
de Wet te kennen", maar haar ook werkelijk
ként, is al lang naar het rijk der sprookjes
verhuisd. Er waren sommige leden, die net
aantal verbodsbepalingen maar weer onver
droten wilden gaan vermeerderen. In de eer
ste plaats in verband met het Leidschestraat
verkeersprobleem. Zij wenschten, dat bet
öetsverkeer op de speruren In deze nauwe
trechter, (Me van de binnenstad naar de
woonwijken leidt, verboden zou worden. Dat
verkeer groeit inderdaad nog steeds met den
dag en bedraagt thans, volgens de jongste
telling, tusschen 4 en 6 uur: 1200; tusschen
5 en 6 uur: 2600. Meer radicaal gezinde le
den zeiden: sluit die straat heelemaai voor
de wielrijders en maak een parallelweg.
Maar voorloopig komt noch van het een,
noch van het ander, wat. Niet omdat dit
krioelende, drukke tletaverkeer voor de be
zoekende vreemdelingen zulk een aardig,
interessant gezicht is (een argument in vol-
-en ernst in den Raad te berde gebracht en
dat wel het zonderlingste verkeersargument
is ooit vernemen!) maar omdat er zooiets als
een verkeerscommissle bestaat, die, vond de
burgemeester, het „probleem" Leidsche
straat ook maar moet „uitzoeken'". Evenals
dat van de z.g. auto-parkeerplaatsen, bet-
welk nu weldra tot een begin van opiceslng
zal komen met de aanwijzing van enkele van
zulke plaatsen als daar zijn het Beursplelntje,
het Thorbetkepleln, het pleintje naast dén
Stadsschouwburg en andere De Groep
Groot Amsterdam, die dienaangaande een
adres aan den Raad zond, vindt echter dat
het „uitzoeken1" van deze oommissie nog te
veel detail-werk ls en hier evenals b]j zoo
veie andere diensten en oommissles der ge
meente de groote lijn die regelrecht, breed
uit, naar de toekomstige wereldstad loopt,
gemist wondt. Er moet, vindt deze Groep,
meer samenwerking tomen en daarom stelt
zij voor een aparte Dienst der Stadsontwik
keling en Stadsuitbreiding te organiseeren,
die de dradeni, welke nu in verkeers-, schoon
heids-, bouw- en andere oommissles geïso
leerd liggen, ln één hand zal samenbrengen
en houdea
Het idee lijkt nog zoo kwaad niet.
Waar moet hst, gezien deze voortdurende
stadsuitbreiding, gezien ook het werkloos
heidsprobleem, naar toe? Dit ls een vraag,
wei eens dn arren moede stelt. Maar omdat de
die men zich, komt dit onderwerp ter sprake,
rnensch nu eenmpal niet gaarne lang in die
arren moede vertoeft, maakt men zich er
gauw af met een verwijzing b.v. naar de.
Zuiderzeewerken. Alles zal reg komEn
we zullen ons hoofd er maar niet over bre
ken, ons niet ernstig met het emigratie- of
een ander middel bezig houden. Toevallig
mocht ik dezer diagen het oordeel over deze
dingen, vernemen/ van een „bevolkings-des
kundige", een oordeel, waaruit ik u, die zoo
dicht bij de droogleggingsweifcen huist, even
iets wil mededeelen. Bij velen, aldus mijn
zegsman, leeft de meening, dat de aan de
Zuiderzee te ontwoekeren gronden „weldra"
ongeveer 500.000 zielen zullen kunnen „op
nemen". Maar dat zal ln het gunstigste geval
zeker niet kunnen plaats hebben voor 1988.
Rekent men daar nog bij, alles ln het gun
stigste geval', dat in de komende 40 Jaar
300.000 menschen een bestaan kunnen vin
den door drooglegging van. andere wateren;
780.000 menschen door ontginning van
woeste gronden en ontwatering van plassen;
125.000 menschen door ontginning van nieu
we mij'nvelden, dan komt men tot een totaal
van 1.706.000 menschen. InimiddeOe zou de
bevolking echter, zijn vermeerderd met 4
mlllioen menschen (per jaar groeien we vrij
wel constant met 100.000), zoodat de Neder-
landsche nijverheid op zich zou moeten ne
men om in 40 jaar tijd aan.2.2 mlllioen
meer dan thans dien kost te verschaffen!
En waar is de optimist, die dit zelf» maar
durft te hopen? Waarmede gezegd wil
zijn, dat we ons door die Zuiderzee-werken,
hoe goed en noodlg ook op zichzelf, niet
mogen laten in slaap wiegen als we ernstig
willen gaan denken over „stadsuitbreiding"
en lm verband daarmede over dén bevolkings
aanwas....
Tracht het noodzakelijke aoo licht mo
gelijk ia dragon.
Economisch Weekoverzicht.
De afgeloopen week heeft de beurs ten
onzent een gunstig verloop gehad, wat
voornamelijk te danken is aan dé gun
stige houding van de rubbermarkt in het
buitenland. Het koersverloop eohter is
lang niet in evenredigheid geweest met
den oploopenden prijs van het artikel
rubber, wat te wijten is aan de oonstante
tarughoudéndheid van het publiek. Er
zijn daarvoor verschillende oorzaken te
noemen; in de eerste plaats doelen wij
op de zwakke houding van de Berlijnsche
beurs, waar een zeer beduidende koers
val heeft plaats gehad, o.a. ten gevolge
van het moeilijk verkrijgbare geld, wat
niet dén na betaling van 8 voor call
te verkrijgen is, tegen 4V» bij ons.
Door de vele Duitsohe belangen, die
wij hier hebben, wordt daardoor een on
gunstigen invloed op de markt uitge
oefend.
Een groote bijzonderheid mag wel
worden genoemd dé voortdurende stij
ging van aandeelen Intercontinental rub
ber, waarop wij de vorige week reeds
wezen. De koers is thans tot circa 23
gestegen, in verband met geruchten dat
de maatschappij een deel harer rubber-
landen op Sumatra aan een groote ban
denfabriek zou hebben verkocht. Het ie
vrijwel zeker, dat hier te landé, van deze
rijzing slechts tot 16 is geprofiteerd,
toen het publiek in groote mate aan het
liquideeren is gedaan. 'In elk geval was
dit een verschijnsel, waarbij een aandeel
in 14 dagen tijd in waarde is verdubbeld.
De rubbers fdéeling was voortdurend
vast gestemd, veroorzaakt door toene
mende vraag van Amerikaansdie zijde,
zoowel voor direct als voor termijnleve
ring. Zooals gezegd waren de koersver-
heffingen der aandéelen lang niet in
evenredigheid van die van het artikel,
omdat er door velen gevreesd wordt, dat
de beterde prijzen te laat zijn gekomen,
om de resultaten dér maatschappijen over
1927 te beïnvloeden.
Onder deze omstandigheden stegen
aandeelen Amsterdam Rubber slechts tot
825 en de rest naar verhouding.
Verder heeft bijzonder de aandacht ge
trokken de daling van aandeelen v. Ber
kels patent tot ongeveer 170 De da
ling schijnt verband te houden met on-
tevredenhoud omtrent de déclaratie van
12 dividend, wat is tegengevallen, aan
gezien met een claim had verwacht. De
aandeden briiooren echter tot de op den
duur goedkoopste industrleele waarden,
omdat speciaal de snijmachines zeer goed
zijn ingevoerd, niet alleen ln ons land.
doch zéér sterk ln het buitenland met
schitterend beschermende patenten, ter
wijl het beheer conservatief en gezond
wordt genoemd
Een Sin terklaas ver telling.
door
H. G. C ANK EG IET ER.
(Nadruk verboden.)
Toen Kobus van huis ging, om het vet-
Ïlantje te koopen, dat hij Moeder op Sin-
>rklaas geven zou, moest hij voor haar
eerst nog even een brief naar de bus
brengen. Hij moest oppassen, dat bij den
brief niet verloor en daarom had hij hem
goed opgeborgen in den zak, waarin ook
de zakdoek zat en de tol en het touw en
het kwartje, waarvoor hij het plantje sou
koopen.
Gelukkig was Kobus nog juist op tijd,
want de besteller kwam er al aan. Op zijn
gewone holletje draafde Kobus naar den
bloemist, maar toen hij het plantje beta
len wou, was hij zijn kwartje kwijt. Hij
baalde den zakdoek uit den zak en de. tol
en bet touw, en hij keerde de voering bin
nenste buiten, maar het kwartje was ner
gens te vinden. Verdrietig kon Kobus
naar huis sukkelen, maar hij zei tegen
niemand wat, want Kobus was een dapper
klein kereltje. Hij zou er nog wel iets op
vinden, want bet ging toch niet aan, dat
Moeder haar vetplantje niet op Sinter
klaas krijgen zou! Juist toen hij thuis
kwam, vroeg Moeder hem, mee te gaan
winkelen. Ze wou wel eens weten, in wat
voor winkel h]j toch dat vreemsoortige
atv.^ speelgoed gezien had, waarover hij
't altijd maar had. Het was een aap, die
je op zijn stok op en neer kon bewegen,
maar Moeder had nog nooit zulk een aap
gezien.
Voor verschillende speelgoedwinkels
stonden ze stil en overal lagen wel apen.
Maar nooit was die ééne aap er bij, die
Kobus zoo graag van Sinterklaas zou wil
len hebben. Moeder begreep maar nooit,
dat het juist die aap wezen moest,
precies zóó en zóó ze moest het Frans
maar eens vragen, want die wist het ook
en die zou hem ook zoo graag willen
hebben.
Frans had den vreemdsoortlgen aap wel
nooit zelf gezien, maar hij had hem Kobus
zoo dikwijls hooren beschrijven, dat het
net was, of hij hem zelf had gezien.
„Maar waar is dan tooh die geheimzin
nige winkel? Jongen, ik geloof, dat je ge
droomd hebt."
„Heusch moeder, ik weet zeker, 't Was
ln een klein zijstraatje en er lagen vóór
't winkelruit allemaal van die dingen, die
je nergens anders ziet; zulke rare doosjes
en malle plaatjes en dan was er bij de
aap ook nog een pauw van spaanders. Die
wou ik ook wel van Sinterklaas vragen,
als ik de aap niet krijg."
„Gek, dat we dien winkel niet kunnen
vinden. Was 't een groote winkel?"
„O neel een heel kleintje. Met maar
één raam en er stond een oud wijfje in en
dat kwam naar buiten en zei tegen mij:
Dag, jongeheerl Maar ik weet niet
meer waar het precies was en hoe' je er
komen moet Jammer, dat ben ik ver
geten."
De besteller had de bus weer gesloten,
toen hij op de steenen een kwartje zag
blinken. Een kwartje! Hé, hoe komt d a t
daar?
Ingezonden Mededeoilng.
Telefoon 55.
WIJ bezorgen U aan huls
metdeSt. Nlcolaasavond
Hors d'oeuvre variés.
Garnalen en Vleeschcroquettea.
Rlsoles, Pasteitjes.
Huzaren-, haring-, zalm- en
kreeftensalades.
IJs-en slagroompuddingen.
Champagne, roode en witte
Bordeauxwijnen.
„Ik zal het maar meenemen," dacht de
besteller, „als ik bet niet opraap, doet een
ander het toch, en ik ben tenminste een
eerlijk man."
Maar wat moest de besteller doen met
zijn kwartje? Gebruiken wou hij het niet,
want het was niet van hem. Zou hij het
bij de politie als gevonden voorwerp aan
geven? Maar is dat voor een kwartje de
moeite wel waard? De besteller had het
toch al zoo druk tegen Sinterklaas, dat
men van hem niet kon vergen, alleen om
dat kwartje nog eens naar de politie te
gaan.
Voorloopig stak de besteller het kwar
tje maar in zijn vestzak. Even dacht hij
er aan, of het zijn ambtsplicht niet was
het in het postkantoor af te geven. Doch
hij begreep, dat bij hiermee de admi
nlstratie geen dienst zou doen. Ónder
welk hoofd moest het gevonden kwartje
worden geboekt? Als toevallige bate? Als
gift? Het rijk aanvaardt van zijn ambte
naren geen giften. Het was een moeilijk
geval.
Zou hij het kwartje maar niet weer op
straat smijten? Dan zou een voorbijgan
ger het vinden, die minder gauw laat had
van zjjn- geweten. Maar den eersten den
besten schurk gunde de besteller het ge
vonden kwartje toch ook weer niet
Hoe een verstandig mensch toch over
een kleinigheid kan gaan tobben! Maar
de besteller was niet alleen ambtenaar en
bad als zoodanig plichtsgetrouw te blijven,
hij was ook huisvader, en moest zijn kin
deren het voorbeeld geven.'- Zou hij het
tegenover hen kunnen verantwoorden,
een gevonden geldstuk zelf te behouden?
Een gevonden geldstuk zelf houden is
diefstal, dit had hij zoo vaak aan zijn
eigen jongens op 't hart gedrukt. Hij wou,
dat hij dat kwartje maar nooit daar op
straat had zien liggen.
Het fleurig wijsje van een draai-orgel
hielp hem gelukkig van zijn getob af. De
besteller was lid van de Poatfanfare en
blies daarbij nog wel de trombone. Hij
was zulk een hartstochtelijk muzieklief
hebber, dat, als hij onderweg een slagers
jongen een deuntje hoorde fluiten, z]jn
hand onwillekeurig de schuivende bewe
ging ging maken, waarmee hij de zoete
tonen aan zijn instrument placht te ont
lokken. Eens had hij, bij het hooren van
pen melodie, waarvan hy de solo-partij
blies, met een brief in de hand op de stoep
van een huis, waar hij reeds aangebeld
had, staan blazen en schuiven zonder dat
hij den bewoner genqerkt had, die hem
had opengedaan. Deze was bang gewor
den dat de man plotseling zijn vèrstand
had verloren.
Maar nu.een draaiorgel, en dat nog
wel de Cavalleria apeeldel Verrukt bleef
de besteller ataan luisteren, ofschoon hij
al over zijn tijd was. Zóó was hij in de
muziek verdiept, dat de man met het bak
je driemaal moest rammelen, voordat tiy
hem in de gaten had.
„Je bint toch niet doof, ajeg?l", vroeg
hem de man. Deze vraag ontnuchterde
den besteller. Zoodra hij zijn tegenwoor
digheid van geest had gekregen, schoot
hem een prachtig denkbeeld door 't hoofd.
Dit was de oplossing I
En tot verbazing van den oenten-
ophaler het hij een zilveren kwartje ln
het bakje rinkelen. Toen nam hij de bee-
nen, en haalde rijn verloren tijd ln.
„Die man ia mesjokke," zei de oenten-
ophaler tegen zijn maat, toen ze hun or
gel verder douwden. „Een vfjviel Wie
geeft er nou nog een vüvie voor 't piere
ment?!"
„Hij mot t wetei", antwoordde de wijs-
geerige maat.
Ze hadden al een heelen dag gemaakt
met hun orgel en namen er een oogen-
blik hun gemak eens van.
De centen-ophaler, die nu op zijn beurt
draaier zou worden, had nog zoo'n schik
in het zonderlinge geval met dat kwartje,
dat hij het geldstuk tusschen de centen
uitvisohte en in de hoogte stak. Hij tuur
de er naar, of het ding op de eene of an
dere manier de onbegrijpelijke gulhartig
heid van dien mesjokken besteller ver
klaren kon.
,,'k Bin er, Piet!" riep hij opeens ver-
enoegd uit. ,,'t Is ommers overmorgen
interjanklaaal"
„Je hebbe gelijk, Ari, dat zal 't hem
wezel"
Ari vond nu de mop zoo kostelijk, dat hij
wel een minuut lang met open muil grin
nikte. Daar kon Piet niet tegen en ook
h]j begon mede te ginnegappen. Ze staar
den elkander met glazige oogen aan, sloe
gen zich op de knieën en barstten telkens
weer uit in een gicheibui.
„Kom, vent, we gane weerl", zei Piet
tenslotte.
Samen braohten ze de zware kar ln be
weging en douwden het ding voort, tot
dat ze op de hoek van de straat en een
steegje halt hielden om te gaan draaien.
Met een aapachtig gebaar greep Ari dé
kruk en Piet, die het geldbakje in ont
vangst had genomen, slenterde de straat
over om bij de huisdeuren zijn inzameling
te beginnen.
Toen ze eenmaal werktuigelijk met hun
dagwerk op gang waren, waren ze het
avontuur met met kwartje alweer verge-
ten, dat spoedig onder de oenten ln het
bekje bedolven leg.
Huls aan huis stond Plet geduldig te
wachten, totdat de juffrouw of de meid of
mijnheer zelf kwam aansloffen en met
'n zuur gezioht de verschuldigde cent ln
het bakje lel Dan tikte Plet aan ziin pet,
keek eens de luoht in, of er van de boven
verdieping ook soms een oant naar benf*
den gemikt werd, ving die op als een ge
boren jongleur, tikte weer aan zijn pet en
ging Ari helpen om het orgel alweer een
eind verder te douwen.
In het steegje kreeg Ari de beurt van
oenten ophalen.
„Je motte bij mijn niet weze, kame
raad," zei een oud moedertje, dat ln een
winkeldeur stond, ,,'k heb solvers geen
cinte."
„Dan sel je ze vandaag ereis van mtin
hebbel", antwoordde Ari parmantig. Hy
had Ineens een idee ln z]jn bol, en grin
nikte van pret.
,,'a Heb een boffle gehad met mijn
maat," lei hij uil „Laat ik nou ereli
royaal weze. Gane je zake zoo alechl moe
dertje? Dan zal ik ereis wat bij je koope
vandaag. Wat kost dat apie op een stok-
kie, dat daar in 't raam lelt?"
„Dertig oente, maar omdat jij zoo'n
reuze-beste jongen bin, kun je 't voor een
maffie krijge."
„Nou, kijk daar eris hier!"
En Ari graaide onder de cente vandaan
bet blinkende kwartje, dat hy het moe
dertje in de hand duwde. „Maar nou mijn
apie!"
„Dat sel je hè, jong!" En het moedertje
haastte zich, om het stuk speelgoed uit
de uitstalling te halen.
„Wa hé-je nou?!," vroeg Piel toen Ari,
met een gekke grimas op zijn grinnekend
bakkes kwam aanzetten.
„We zullen het pierement veralere ter
eere van Sinter janklaas I" En Ari stak hot
aapje triomfantelijk op zijn orgel, en
douwde, uit louter opgewondenheid zoo
hard, dat de wijageerlge Piet op een hol
letje mee moest.
Ze waren nog bij lanse na niet aan bet
eind van hun tooht Maar het viel hun
niet moeilijk, ln hun humeur te blijven.
De groote winkelstraten waren zoo vroo-
lijk en de menschen waren zoo gul, dat
de beide draai-orgelmannen ook geheel ln
de Sinterklaasstemming raakten. Nog
nooit waren de populaire opera's in zulk
een snel tempo ten gehoore gebracht als
vanmiddag.
„Kijk 'es moeder!", riep midden ln het
gedrang 'n kleine jongen, ,4 a a r heb Ja
nou het aapje, dat ik bedoel I Daar op
dat draaiorgel. Toe, kom 'es gauw meei"
En Kobus sleurde zijn moeder mee.,
zoadat ze bijna onder een auto geraakte
t ii ternauwernood aan een aanrijding
door een fietser ontsnapte.
Aan de overzijde van de atraat geko
men, moest zij met Kobus het aapje op
een stokje bewonderen. Dit was nu
heusch het echte aapje, dat hij ln dat
kleine winkeltje had zien liggen, waarvan
Moeder meeuae, dat bil maar gedroomd
had. Maar nu zag ze het zèlfi
„Zou dat aapje te koop zijn?", fluister
de Kobus, terwijl hij zich schuchter tegen
zijn moeder aandrong, zelf durfde hij het
den dra&i-orgelman niet vragen. Toen de
man met het bakje kwam, vroeg Moeder
het hem.
„Nee juffrouw, dat beessie is niet te
koop," antwoordde Ari. „Het ls een heel
bizonder beessie, daar we kasueel an ge-
komma benne. Te koop is het niet, maar
omdat uw zoontje zoo'n brave jongen is,
krijgt hij t van Ari voor Sinterjanklaas!"
En tot verrassing van Kobus en zijn moe
der haalde de orgelman het aapje van het
orgel en drukte het Kobus in de hand.
„Aaseblieft, goed oppassen, jongeheer,
en lief zijn voor 't arreme beessiei" En,
aan zijn pet tikkend, keesde hij zich om
en was zoo weer in het gedrang ver
dwenen.
Nu had Kobus dus t aapje, waarnaar hU
zoolang had verlaugd. Dadelijk (oen hij
met zijn moeder thula was gekomen,
holde hij naar Frans, om dezen het won
derdier te laten bekijken. En Frans vond
het even prachtig als Kobus en 't speet
hem, dat Kobus niet aan den orgelman
had gevraagd, waar deze het speelgoed
gekocht had. Dan wisten ze 't winkeltje
weer en zou Frans ook zoo'n aapje op
een stokje kunnen koopen. Waht Frans
had van Oma een kwartje gekregen, toen
ze verleden week op bezoek was geweest,
en daarmee mocht hij doen wat hij wou.
Toen Frans dit van 't kwartje gezegd
had, was 't Kobus opeens, of bij niet lan
ger in zjjn aapje pleizier had. Want toen
schoot hem te binnen, dat hij zijn eigen
kv. artju verloren had en dat hij nu Moe
der niet met het vetplantje zou kunnen
verrassen, dat ze zoo graag op Sinter
klaas zou willen hebben. Nu had Kobus
zun aapje, maar Moeder haar vetplantje
niet.
En plotseling wist Kobus, wat hij moest
doen.
».Je kunt voor Je kwartje mijn aapja
koopen", zei hy tot Frans.
„Meen je dat?!" Frans juichte het uit
en sprong van pleizier wel een meter de
lucht in. Onmiddeliyk haalde hü zyn
kwartje uit den zak en gaf het aan Kobus.
loen draafde hy naar zyn huis om zyn
zusje ljet kostbare speelgoed te laten be
wonderen. Met een beteuterd gezicht
staarde Kobus zyn vriendje na. Hij voel
de een brok ln zijn keel komen en dacht,
dat hy zou gaan schreien. Maar dat wou
hy niet. Hy wou een dappere jongen zyn.
Ln, de tranen, die ln zijn oogen waren
geschoten, afwlssohend, stapte hij moedig
naar den bloemist, die hem nu het vet
plantje meegaf, dat hy een paar uur te
voren moest laten staan, ornaat hij gaan
geld had.
Zoo had Kobus1 moeder op Sinterklaas
i1\r _,vetP1|mtje, maar Kobus «ijn aapje
niet. Toen Moeder hem vroeg, watr zyn
aapje gebleven was, zei hij. dat hij het
rari k P ®interklaas hsd gegeven.
»J;i bent een schat van een jongen", zal
moeder, „en we zullen aamen net zoo-
ang zoeken, totdat we het winkeltje heb
ban gavonden. Dan krrjg la van aJJ a«B
mauw aagja aadaau".