KWINKSLAGEN Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van ZATERDAG 17 DEC. 1927. Tob Nooit Hoekje. KEIZERIN JOSEPHTNE EN HAAR GARDEROBE. Een plelzlerlg baantje. B. „Mijn familie wil wlsts met mjj te ma- *ea ksbbea". DEVENTER KOEK. DE STEM UIT DE LUCHT. „Js bent niet altijd aoo gewaagt!" De morgenstond verjaagde alle ge RUST. la de stilte zullen de groote en h? uj ti jgen van het leven rtjpen en zal de mensch Innerlijk ventJkt worden. 't Jutte rtje 308. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). Joséphine, Napoleon'a eerste vrouw, geld In de historie voor een der meest ver kwistende vorstinnen die onze goede oud" wereld ooit kende. Men zal zich dus kunnen voorstellen dat de dame, die aan haar hof benoemd werd om Hare erkwistbnde Majesteit te beschermen én tegen haar leveranciers en de tusschen- prrsonen daarvan én.... t-fgeu haar keizerlijke spilzucht, geen bijster dank bare of aangename rol had te vervullen. Deze functie nu werd onmiddellijk na de plechtige kroning opgedragen aan Mm. de Lavalette. Haar echtgenoot, voor heen Alide-de-Camp van Napoleon,, was in deze dagen van glorie directeur-gene raal der Posterijen geworden en Mme kreeg den titel van Dame d'Atours hetgeen niet veel anders wil zeggen dan vorstelijk kamenier van Joséphine. Voor een dergelijk baantje was Mme de Lavalette intuaschen allerminst geschikt. Om het maar eens huiselijk uit te druk ken: Het werk vereischte een haaibaai, glad van tong en handig, kwaliteiten die de zachtaardige dame d'Atours ten eenen- male miste. Ze werd genegeerd en waar mogelijk geregeerd door de garderobe dames die reeds lang in Joséphine's dienst waren. En de leveranciers en der gelijke zagen haar kalm voorbij en wisten zich meestal rechtstreeks tot de keizerin te wenden. Hetgeen natuurlijk groot ge knoei gaf met de rekeningen die ter goed keuring kwamen bij de dame d'Atours. Z# had ook niet de minste medewerking van Joséphine, die op deze door haar ge maal ingestelde inmenging in haar toilet-affaires geenszins gesteld was. De 'kelssrln schepte er een boosaardig plel- zler ln alle mogelijke bestellingen te doen buiten Madame de Lavalette om, ten bewijze dat zij niet van zins was zich op eenigerlel wijze te laten kortwieken. En van een besnoeiing der ontzettend hooge toiletuitgaven der Keizerin kwam dus niets. Met zachtheid en overreding kreeg Na poleon op dit gebied van zijn vrouw niets gedaan. En om nu toch een einde te maken aan dezen ohaotischen toestand be noemde hij een tweede dame ditmaal met den titel van „Intendante d'Atours". Het was Madame Hamelin, die werd geplaatst rechtstreeks onder Madame Lavalette. Zij moest de bestellingen doen, in ont vangst nemen en zorgen dat de daarvoor toegestane oredieten niet werden over schreden. Helaas ook deze maatregel bleek vergeefsch. Spoedig had de Keizerin Madame Hamelin geheel voor zich ge wonnen tn samen waren ze er nu opuit om Madame Lavalette zooveel mogelijk voor den gek te houden. Alle mogelijke en onmogelijke listen werden bedacht om de bestellingen te vergrooten, om geld op te nemen bij geldschieters enz. Geen wonder dan ook dat de verhouding tus- achen de Dame en de Intendant© d'Atours eenigszins gespannen was. Om nu eens een kijkje te geven in de garderobe van Joséphine: men vond daarin duizenden Japonnen van fluweel, van mousseline, van stof.... Er waren 498 chemises, 200 paar zijden kousen: wit, rosé, vleeschkleurig.... Er waren ontelbare dessous, gegarneerd met aller lei soort van kostbare kant, peignoirs, rokken en honderden hoeden. Het spreekt haast vanzelf dat op deze wijze ieder oogenblik stapels kleeding- stukken werden afgedankt ook al waren ze niet of ternauwernood gedragen. Iede re nieuwe modegril bracht nieuwe voor raad. Is het wonde; dat Napoleon die waar lijk geen gierigaard was, met kracht hier tegen opkwam? Maar Madame Hamelin voer er wel bij. ant de „afgedankte kledingstuk ken" kwamen voor een groot deel haar ten goede Op een keer bijv. kreeg de Dame d'Atours een lijst in handen waar op vermeld stonden: 46 stukken witte kant, 26 stukken zwarte, 13 Galatoiietten, 60 Japonnen van allerlei aard, 9 Cos- tuums, een groot aantal stukken lingeries zoo goed als nimmer gebruikt, tien Sjaals, 214 paar nieuwe rose zijden kou sen, over alle welke kleedingstukken blijkens een onderschrift Madame Hame lin „beschikken" mocht Begrijpelijker wijs werden heel wat min-vriendelijke briefjes gewisseld tusschen Madame de Lavalette en de Intendante, maar ook al weer: vergeeis. De eerste moest tenslotte den ongelij- ken strijd eenvoudig opgeven. Ze liet eindelijk Gods water maaï over Gods ak ker loopen en de garderobe-zaken in handen van de begeerige meer onderge schikte dienaressen. De geschiedenis ver mag niet haar de eer na te geven dat ze er in geslaagd is orde te scheppen in den toiletten-chaos van een Keizerin die het Noblesse Oblige opvatte in den geest van: Hoe meer geld men rondstrooit, hoe vorstelijker het gebaar. Mevrouw Jansen wensdhte de nieuwe dienstbode moreel te sterken door een woord van lof. Wat heb Je netjes gestreken, Johan- na! sprak ze bewonderend, op het onbe rispelijk gestreken goed wijzende. Doch het van dichterbij beziende voeg de ze er dadelijk verwonderend aan toe: O, maar dat ls je eigen goed, zie lkl Ja, antwoordde Johanna, in 't ge heel niet uit het veld geslagen, maar zoo zou ik 't uwe net eender doen aia ik tijd hadl DE KLOK. Tot het leven terug. Novelle door Elise. De pet scheef op het hoofd, de handen üi de broekzakken, de te wijde broeks pijpen bij eiken stap slordig om zijn boe nen slobberend, slenterde Barend de Jong naar zijn hok, zooals hij het Miaer- kamertje noemde dat hij in een tamelijk ver van de kom van het dorp gelegen huisje huurde. De vrouw bij wie hij inwoonde, stond, een luchtje scheppend, op den drempel, vullend de deur-opening met haar bree- de figuur; hij groette haar met een vroo- lijk „goedenavond". „Er ia een brief voor je gekomen sprak ze, ln antwoord op zijn groet. „Een brief", vroeg hij met een verwon derde uithaal. J«" „Je zal Je vergissen". „Neen, je naam staat er duidelijk op". „Och kom, wie zou er mij nu wat te schrijven hebben?" „Dat weet ik niet Je hebt toch zeker wel familie en....H Gemeentelijke voorschriften. De oorsprong dezer vermaarde lekker nij dateert van voor eenige eeuwen. In het archief der stad Deventer bevindt zich nl. een boek, waarin de secretaris Nioo- laas Verheijden in het jaar 1684 een aan- teekening schreef van dezen inhoud: „Het is te weten dat het ambacht van Koecken te backen een old ambacht is bynnen der stad Deventer sedert hundert Jaren". In dit jaar achtte de stedelijke regee ring de Deventerkoek-bakkerjj dus reeds van genoegzaam belang om er haar aan dacht aan te wijden. Niet alleen dat zij er zekere bepalingen voor begon vast te stellen; zij nam het bedrijf zelfs geheel onder haar toezicht. Zoowel de zeemers bereiders van het honig-zeem als de mengers en de bakkers oefenden toen hun bedrijf onder eede uit Ook hadden de bakkers zich aan het voorgeschreven gewicht te houden. De lange smalle koeken moesten uit drie en de korte uit twee pond Deventer gewicht bestaan. Voorts mocht er geen muf koren gebruikt worden op boete van 26 oude sohilden. Ten einde de controle mogelijk te maken met welk toezicht de daartoe aangestelde Olderluden belast werden, waren de bakkers verplicht alle koeken te voorzien van hun eigen merk. Tot het midden der vorige eeuw bleven al deze bepalingen nog van kracht. Daar de Deventer-koek groote vermaardheid had verworven, is het niet te verwonde ren dat men ook elders het gebak ging bereiden. Zoo vinden wf| in het Stadt-boek van Zwolle een in het jaar 1668 door sche pen en Raedt uitgevaardigde ordonnan tie, welke groote overeenkomst vertoont met de besluiten van Deventer. Na Zwol le volgden ook Utrecht en Amsterdam in welke stad bepaald was dat het gewicht niet minder mocht zijn dan 7 vierendeel pond gewicht; koeken welke aan dien eisch niet voldeden werden verboden- Zoo gebeurde het dat zeker Deventer burger, Albert Kremer, die in het eerste jaar van deze verordening zijn te lichte koek te Amsterdam te koop bood, door de „Broetwegers" gesnapt werd, waarna zijn voorraad verbeurd verklaard werd. Even wel zou de zaak een gunstige afloop heb ben, want nadat Kremer bij de Regee ring van Deventer zijn beklag had inge diend, zond deze haar Schepen Meester Basterts naar Amsterdam om aldaar te onderhandelen met gevolg dat voortaan de Deventer koek op Deventer gewicht gemaakt ook in Amsterdam verkocht mocht worden. De oudste rechten golden hier. Want 'mmere, aldus redeneerde de Schepen voornoemd, „die van Amstelredam behoo- ren zich yeelmeer te regulieren "naa die ordonnantie van Deventer, die de olste is, dan die van Deventer zich regulieren sol len na die ordonnantie nu binnen Am stelredam gemaakt". Bovendien liet hij niet na er op te wijzen dat de in Deven ter gebakken koek van veel beter kwa liteit dan de Amsterdamsdie moest zijn, daar het water in eerstgenoemde pl«ate zoet en de laaste plaats brak was, terwijl voorts in Deventer ordonnantiën beston den, betreffende het zeemen en mengen, de hoedanigheid van het meel etc. Geen wonder aldus beweerde voorts de Schepen dat de Amsterdammers hun koeken zwaarder maken, opdat het gewicht vergoede hetgeen aan de kwali teit ontbreekt Dat de Deventer koek overal begeerd werd, blijkt o.a. uit een brief van het koekbakkersgild te Groningen uit het jaar 1640, waaruit blijkt dat op de De venter koek niet van toepassing was het verbod van invoer van vreemde koek. Alle andere koeken mochten nimmer an ders worden verdocht dan door de broe ders van het Gilde. Intusschen, t' vermaarde gebak vond zijn weg nog veel verder dan naar Groningen. Het werd zelfs verscheept naar Noor wegen. Volgens oude opgaven zijn er jaren geweest in welke meer dan een half millioen peperkoeken van een oude el lang en acht Nederlandsche onsen wegen* de, werden uitgevoerd. Op het etiket der „Van ouds gekroonde Allemansgading" welke opgericht werd in het jaar 1593, staan dan ook niet zonder reden de woor den: „Dagelijks verzending naar alle dee- len der wereld". B. Harmsen is de oudste patiënt van 't groote ziekenhuis, d.w.z. hij ligt er het langst van allen. Harmsen hoort bij den inventaris van zaal 30. Hij kan niet zien en zal dat ook nooit weer kunnen. Hij kan niet loopen en zal dat nooit weer leeren. Hij kan zich absoluut niet bewegen, maar is vroplijk en welgemoed, vol belangstel ling voor alles wat om hem gebeurt. Hij is een waar vrind voor doktoren en pa tiënten, voor zusters en dienstmeisjes, kortom voor ieder, die langen of korteren tijd op zaal 30 aanwezig moet zijn. „Dat is je eigen schuld". „Natuurlijk", gaf hij lachend toe. „Je moest je schamen!" „Waarom? Ik steel niet, ik drink niet, ik 'doe niemand kwaadl" „Dat moest er ook nog bijkomen! Zoo als het is is het al erg genoeg! Je bent de grootste luiaard, die er op twee bee- nen rondloopt! Het is een schande, dat een flinke jonge man op die manier zijn leven vermorst; een zwerver ben je, al tijd ongeregeld, altijd arm, altijd slordig; inplaats van weer een baas te zoeken, werk je liever hier en daar eens een uur tje, om de rest van je tijd te verlummelen: je gaat met den dag achteruit, je verwaar loost hoe langer hoe meer! En als je maar wilt, kan je werk genoeg krijgen; je bent een knap timmerman; Dries Bijl zei nog onlangs. „Hou op, hou op", riep hij met een quasi-angstig gebaar de handen tegen de ooren drukkend. „Ga asjeblieft niet pree- ken! Daar kan ik niet tegen!" „Dat kan mij niet schelenl Ik wil toch zeggen, wat ik van je denkl" „En wat is dat dan?" „Dat je beter bent, dan je je voordoet. Je hart is goed, dat zie ik wel, als je met mijn kinderen bezig bent. Als je maar eens flink aanpakte en weer aan het werk ging zou je er zelf pleizier in krijgen en etn heel ander mensch worden!" Hoor 66HB moeder begon hij gemoe- deïijk" ik vind het goed en lief van jo, dat je 'zoo spreekt, maar breek je hoofd niet langer over zoo'n nietsnut als ik ben! Aan mij is niets te veranderen, ik ben nu eenmaal zooals ik ben!" De radio ia s'n alles. Uren kan hij lig gen luisteren, Duitsche of Engelsohe les, 't doét er niet toe, Harmsen heeft con tact met de buitenwereld, Hooren toch is 't eenige wat hij goed kan en o! hJJ hoort aoo graag! Die Zondagochtenden.. Krek of je sóó bi) de preekstoel alt, zegt Harmsen. En als t zingen komt.. Daar wachten de andere patiënten al op. Want dan klinkt plotseling, schril, valsoh en trillend Hermsen's stem door de «aal. galmt hij alle liederen mee, zich aan nie mand of niets storend. De dokter komt binnen; onmlddelijk zwijgen allen. Al len.. behalve Harmsen. Want och, zien kan Harmsen den dokter niet en i hoo ren wordt hem belet door de radio. De dokter stapt op hem toe neemt voorzich tig de telephoon van zijn hoofd. „Goeie morgen", „Goeie morgen", zegt Harm sen vriendelijk, of „wilt u ook eens luis teren. Ga gerust uw gang hoor, ze zin gen op 't oogenblik, ziet u!" Een groote dag 27 November. Harm- sen's jaardag. Aan felicitaties geen ge brek, iedereen in 't ziekenhuis kent im mers oud'e Harmsen en houdt van hem. Maar 't bezoekuur.... niemand die Harmsen gezelschap komt houden. Een zaam en zielig ligt hij daar, z'n trouwste vriend, de radio vergeet hem niet. Maar Harmsen geniet niet als anders van 't ge zellige Woensdagmiddag-programma. „Wilt u eens meeluisteren, zuster, 't is zóó mooie muziek!" Ik ga een poosje naast hem zitten, hij is toch ook jarig.Tie- nekte van Heulen passeert na de kermis van Rupelmonde de revue. Daar begint een dame te spreken en plotseling.... „Wij feliciteeren Hann Harmsen in 't Juliana Ziekenhuis te Z. hartelijk met z'n verjaardag". Haastig zie ik op naar oude Harmsen. Hij ziet vuurrood, wordt dan plotseling doodsbleek: Hij wil spreken., er komt geen geluid. Angstig ziet hij me aan rukt heftig de radio van z'n hoofd. ..Zeg zuster, ben ik gèk geworden of heeft u 't óók gehoord?" „Ja". ,,'t Kan immers ook niet anders, 'k heb 't duidelijk gehoord. Harm Harmsen dat ben ik toch, heb u ze dat geschreven, och och, hoe is 't in de wereld mogelijk. En heelemaal uit Hilversum, hoe kan 't, wal een eer, wat een eer, dat 'k uat nog be leven mocht.." Dien avond was er feest op zaal 80. De oudste patiënt uit 't ziekenhuis verjaar de. Harm Harmsen vierde niet mee. HIJ wilde nietB eten, niets drinken. Stil lag hij ln z'n hoekje, zoo nu en dan verhelder de een blijde glimlach zijn gerimpeld ge zicht. Dan fluisterde zijn droge lippen: „Och, och, hoe kan 'tl Wat een eer, wat een eert" Hbld. „Neen, maar dat is langzamerhand zoo gekomen en zeg nu zelf eens, of ik geen best leven heb! Altijd vroolijk en fideel, zelfs al knoit mijn m&ag wel eens on vriendelijk". Hoofdschuddend wilde zij antwoorden, maar hij gunde haar daartoe geen tijd. „Mijn brief! Waar is mijn brief nu? Dien zou ik glad vergeten!" „Binnen, op de tafel!" Met den brief in de hand stommelde Barend het smalle wenteltrapje op naar zijn kamertje onder de dakpannen; het avondlicht, dat door het openstaande raampje naar binnen viel, gaf niets dan een wazige schemering in het kleine ver trek, zoodat hij een stompje kaars aan stak, om bij het flakkerende vlammetje den géheimzinnlgen brief te lezen; een glimlach trok daarbij over zijn gezicht. Men meldde hem, dat een verre bloed verwant van hem eenigen tijd geleden ge storven was, al wat hij bezat nalatend aan zijn kinderen met uitzondering van een wandklok, waarop rondom de wijzerplaat eenige tafereelen uit de geschiedenis van Robinson Crusoë waren afgebeeld; deze klok, zoo had hij gezegd, moest gegeven worden aan zijn neef Barend de Jong, „omdat die jongen die met zooveel eer biedige bewondering zat te bekijken, als hij hem eens een enkele maal kwam be kijken". Het had tijd gevorderd, zijn verblijf plaats te vinden, zoo schreef men ver der, want ln jaren had de familie niets van hem gehoord; als hij echter dezen brief ontvangen had, en zijn adres nauw- Waar is de eigenaar van dit restau rant? Die is uitgegaan om te eten. Wat denk je van Muller? O, dat is een onbetrouwbaar mensoh. Zoo een, die je in je gezicht op je rug klopt en je achter je rug een stomp in je oog geeft. Oom: En als je nu groot bent, Henk, wat wil je dan worden? Vijfjarige Henk: Noordpoolreiziger. Oom: Mooi beste jongen. Een Noord poolreiziger wordt meestal een beroemd man. Henk: Ja, en hij hoeft zijn gezicht nooit te wasschen. Weet je nu werkelijk niets beters uit te voeren, dan je tijd te verdoen' met tegen de deur te hangen? sprak de buurman streng tot zijn buurjongetje. Ik verdoe mijn tijd heelemaal niet, sprak de jongen beleedlgd. Uw zoon zit in de voorkamer met mijn zuster, en nu krijg ik een kwartje van hem om uit te kijken of pa er niet aankomt Mfl keurig opgaf, zou de klok, een stuk van waarde hem toegezonden worden. Uitgestrekt liggend op zijn armoedig, maar zindelijk gehouden bed, zag Ba rend zich, half wakend, half droomend, terug in de rustige kamer van den over ledene, dien hij in zijn kinderjaren „oom" noemde; hij zag zichzelf als een kleinen jongen, frisoh gewasschen en met glad gekamde haren aan moeders hand binnentreden en onmiddellijk zijn oogen wenden naar het wonder aan den wand, de klok met de koperen figuurtjes erop; moeder moest er dan aan herinneren, dat hij oom begroeten moest, hij dacht daar aan niet, opstarend, maar wat zijn ver beelding telkens opnieuw zoo levendig trof. Grooter wordtend, was hij steeds een zekere voorliefde voor die klok blijven gevoelen. Met gespannen aandacht had hij toe geluisterd, als oom hem de geschiedenis vertelde van de koperen mannetjes met een bonten muts op, een parasol boven zijn hoofd en een papegaal op een stok je naast zich, hij meende nu nog oom's stem te hooren klinken, als hij, afdwa lend van het verhaal, hem opmerkzaam maakte op het nadrukkelijk tikken van de klok, die scheen te vermanen: „De tijd gaat snel, gebruikt hem well" Hoe lang was dat al geleden! Hoe was het mogelijk, dat de goede oude man na zooveel jaren de geestdrift van den klei nen jongen herinnerde, dien hij geheel uit het oog had verloren. Het was een vriendelijke gedaohte ge weest om hem die klok te vermaken 1 Zou oom geweten hebben? Onrustig draaide Barend zich om. Prol R. Oaalmir. De moderne mensoh, wil hij het gevaar ontkomen om onder te gaan ln den maal stroom van zijn tijd, moet probeeren met dien tjjd in oontaot te blijven, één ermee te worden en ten tintte het tempo van de tijd strooming aannemen. Alleen ai) die der wereld den rug toekeeren en zich terugtrekken om als kloosterling en klui zenaar te leven, behoeven zich niets aan te trekken van hun tijd: zij kunnen hun leefwijze inrichten naar eigen behoeften en voor zichzelf bepalen in hoeverre zij het oontaot met de maatschappij wen- schen te bewaren. Maar overigens dient de mensoh rekening te houden met de stroomingen, die ln de samenleving ge beuren. Maar zoo nu en dan behoort de mo derne mensoh zich eens af te wenden van de wereld en de stilte te zoeken, om zich zelf weer eens te worden, onbekommerd de werveling van het maatschappelijk jachten. Het zal hem gaan als de wande laar door de Kalverstraat, de drukste winkelstraat van Amsterdam, die even een steeg ingaat en uit de volste drukte zich terstond bevindt te midden der se reenste stilte van het Begijnhof. Door de tegenstellingen leert de mensch waar- deeren Niets is heerlijker dan na ver moeiend werken zich over te geven aan de rust en „in de stilte te gaan". Want ongehinderd door het jachten des levens komen ln de stilte gedachten tot klaar- en rijpheid, die nooit zouden zijn ge groeid te midden van het raderzwaaien en gonzen van de dagelijksche arbeids- werkplaats. Wij moeten de oogenblikken van stilte en rust zoeken als de lavende oasen voor den geest te midden der dorre woestenij onzer dagelijksche eentonigheid. Nooit mogen wij ons indien dit slechts even mogelijk is de momenten van stilte on rust laten ontnemen, want zf) zijn het, die ons bewaren voor overspanning en ziekte; zij werken bevruchtend ook op die ge dachten in ons, die nooit zouden rijpen, wanneer niet die stilte en de rust daar waren. Laten wij die oogenblikken vasthouden en ons door „in de stilte te gaan" ver rijken en louteren. Dr. Job. de Oosk. Vader te H. Neen, duizendmaal neen, met opsluiten en slaan bereikt gij niets bij een kind. Ouders, die zich de moeite niet willen getroosten hun kinderen nauwkeurig gade te slaan, gaan tot der gelijke middelen over, die werkelijk de femakkelijkste zijn. Natuurlijk moet een ind wel eens bestraft worden, maar dan met overleg. De opvoeding der kinderen eischt zorg en nadenken en in geen ge val een gedachteloos handelen. Denkt gij, dat een kind in een donker hok tot betere gedachten komt? Neen immers. Angst kweekt gij daarmede aan en harde gevoe lens tegen de ouders, terwijl de grond toon liefde moet zijn, die gij bij uw kin deren moet aankweeken. Een kinder zieltje is zoo vatbaar en teer, ook al lijkt een kind soms ruw. Probeer het heusoh eens met zachtheid bij uw jongen, beloon hem en prijs hem wanneer hjj iets goed doet, dan zult u zien, dat het goede (wat werkelijk aanwe zig is) boven komt. Aan onderstaande adressen is persoon lijk antwoord gezonden, aangezien beant woording in dit blad te uitvoerig werd: S. J. te H., Mevr. G. te H., Mej. L. te H. Voor de lezere van ons blad geeft onze psychologische medewerker Dr. Jos. de Cock, van Merlenstraat 120, 's-Graven- hage gratis zielkundige adviezen, ojbl over de wijze waarop zij hun geest kun nen rerfrisschen en hun wilskracht en energie kunnen versterken. De vragen worden geregeld in dit blad behandeld. Mochten de beantwoordingen te uitvoerig worden dan direct schrifte lijk aan de aanvragen. peins en vroolijk vertelde hij aan de vrouw beneden: „Ik krijg een erfenis moeder". „Een erfenis? Jij? 't Is zonde!" „Wat zonde?" „Van het goede geld dat op die manier weggegooid wordt!" „Het is geen geld". „Wat is het dan wel?" „Een klok, en wat een mooie ook!" „Zool Nu, je zult er niet dikwijls op kijken. De tijd heeft voor jou toch geen waarde!" „Brrr," plaagde hij, „wat ben jij weer slecht gemutst! Ik maak dat ik weg kom!" Een deuntje fluitend, sloeg hij den weg naar het dorp in, kocht bij den bakker een broodje dat hij droog opat en schreef aan bet postkantoor aan den afzender van den brief, dien hij ontvangen had, meldend zijn juist adres, eraan toevoe gend, dat het hem verheugen zou, de klok in zijn bezit te hebben. Twee dagen later vond hij, thuisko mend van zijn omzwervingen, een stevig dichtgespijkerde kist, die voor hem be zorgd was. „Daar is mijn klok", deelde hij mee aan - de vrouw en de nieuwsgierig toekijkende kinderen. „Nu zul je eens wat moois zien". Onder het vechten met de koppige spij kers, die het hout niet wilden loslaten, bekroop hem de lust, het ding maar stil letjes in de kist te laten; waarom maakte hij zich eigenlijk ook zoo druk? Wat had hij er aan? Nog al een mooie kamer, waar de klok zou komen te hangen! Een vlag op aan modderschuit zou hst ztjnl Maar

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1927 | | pagina 7