UIT DE M HELD
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
van ZATERDAG 12 MEI 1928.
De gebroken vaas. En bet
handige vrouwtje.
VALKEN.
Tob Nooit Hookjo.
't Juttertje
329. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
GESCHIEDENIS DER OLYMPISCHE
SPELEN.
De gcecMedeaiis.
De meeste beroemde van de 4 groote
feestspelen der Grieken werden in de
oudheid alzoo genaamd naar het dal van
den Olytmipus, waar zij oan de 4 jaar ter eere
van Zeus, den oppergod gevierd werden.
Hun stichting werd reeds vroeg verbon
den met allerlei sagen, hun historische
stichting of hervorming werd toegekend
aan Iphitoe uit Elis, die ook, maar men
vermeldt, met den Spartaansohen wet
gever Lykurgos den algemeen en vrede
heeft afgekondigd, welke gedurende den
tijd der Olympische Spelen, In geheel
Griekenland moest gehandhaafd worden.
Sedert 770, toen Koeroebas in den wed
loop de overwinning behaalde, werden de
namen der overwinnaars opgeteekend. De
bloeitijd dezer spelen valt in de 6e en 6e
eeuw vóór dhr. tot aan den Peloponnesi-
sohen oorlog, hoewel zij ook later werden
gevierd, zoodat zelfs Nero de eer van den
overwinningskrans zocht te verwerven.
Het feest had plaats ten tijde van volle
maan na den zomerzonnestand en duurde
eerst één dag, later 6 dagen toen het
aantal kampspelen zich uitbreidde, bij den
eenvoudigen wedloop ook de dubbele
wedloop, de langste loop, de vijfkamp, het
vuistgevecht enz. toegevoegd werden. Tot
de plechtigheden behoorden optochten, en
feestelijke offeranden door vertegenwoor
digers van bepaalde staten of door over
winnaars gebracht en vooral de heka-
tombe, als dankoffer door de bewoners
van Elis aan Zeus gewijd. Tot den
strijd werden /alleen vrije onbesproken
Hellenen toegelaten, die zich minstens 10
maanden op een Grleksoh „Gymnasium"
hadden geoefend. Om de volgorde werd
geloot, en voor het standbeeld van den
eedwrekenden Zeus moesten zij zweren,
dat zij een eerlijken strijd zouden voeren.
De belooning van den overwinnaar was
een krans, gevlochten van de takken van
den heiligen olijfboom, door een knaap
wiens ouders nog leefden, met een gou
den mes afgesneden. Bi) de bekroning
werd de naam van den overwinnaar, als
mede dien van zijn vader en van zijn va
derland door een heraut verkondigd. De
overwinnaars hadden het recht hun
standbeeld te plaatsen in het heilige
bosoh, er werden gastmalen gegeven te
hunner eer en de meest gevierde dichters
verheerlijkten hen in hun liederen.
In hun geboorteplaats werden de over
winnaars Ingehaald met oen triomphtooht
en men deed standbeelden te hunner eer
verrijzen. Te Athene werden zU levens
lang gespijzigd en in Sparta mochten zij
vechten naast den koning. Zij waren vrij
gesteld van alle belastingen en genoten
daarenboven verscheiden voorrechten.
Uit alle oorden van Griekenland stroom
den toeschouwers naar de Olympische
spelen, doch voor vrouwen was de toe
gang zeer beperkt Door de Spelen ont
stonden drukke markten, waar allerlei wa
ren te koop aangeboden werden. Kunste
naars stelden hun werken ten toon, en
dichters en redenaars lazen ze voor. In
894 n. Chr. hief Theodosius De Groote de
spelen op.
De Olympische spelen zfln thans her
leefd. Dit dankt men aan het Internatio
naal Olympisch Oomité. De eerste Olym
piade ln nieuwen vorm werd in 1890 te
Athene gehouden. Meerdere Spelen von-
8CHERVEN.
Erg bevallen deed Lilly1 b buiten
gewone toegevendheid hem niet
Ilij bleld niet van uitersten en vooral
zulke plotselinge omkeeringen vertrouw
de Ml niet a
Tot zjjn verbazing vond Herbort ln de
huiskamer alles donker.
„Maar Lilly, wat doe Je toch! Zit Je
hier in donker, lieveling?"
Geen antwoord.
Een nieuwe bliksemstraal gaf hem ge
legenheid te zien, dat er niemand was.
Het arme kindl Zeker was ze van angst
naar bed gegaan en lag ze met het hoofd'
diep onder de dekens.
Maar neen, ook op de slaapkamer was
te niet t
„Lilly, vrouwtje, waar ben Je™
Nergens ln het heele huis was se te
vinden.
Jtf aar Bertha," vroeg de beer des hui
zee ongerust «waar Is mevrouw?"
„Weet ik dat?" klonk het opvallend on-
beèobaAouL JSÜeheele poos geleden heb
den nog plaats in 1900 te Parijs, ln 1904
te St. Louis, in 1908 te Londen, en ln 1912
te Stockholm. De inrichting van deze mo
derne kampen is natuurlek geheel ver
schillend van die der klassieke speler?.
Thans demonstreert men bij de Olym
pische spelen schier alle takken van sport,
zooals athletiek, worstelen, zwemmen,
roeien, schermen enz. Tijdens den oorlog
vonden er uit den aard der zaak geen spe
len plaats. Het is een bijzondere eer voor
de gastvrijheid van het Nederlandsche
volk, dat detze spelen thans in Amster
dam gehouden worden. Wij zijn over
tuigd dat Nederland zich de eer waardig
zal toonen en sluiten ons artikel met den
bekenden sport-broederwensoh „Let the
best man win."
Het herkenningsteekon der Olympische
Spelen is een 6-tal in elkaar gevlochten
ringen. Zij stellen voor hoe de v(|f wereld-
deelen eendrachtig samenwerken tot het
welslagen der Olympiade.
Geel staat daarbij voor AziS. Zwart voor
Afrika, Rood voor Amerika, Groen voor
Europa en Blauw voor Australië.
DE OORZAAK?
Een goede.fee, die eerst een booze fee
leek, omdat door omstandigheden de
kachel maar niet weg scheen te kunnen
komen, had beslist, dat dat warmte-instru
ment zou blijven staan en, na de heerlijke
zomersche dagen, bleek het toch, dat de
goede fee gelijk had gehad. Ze had het
schijnbaar al in de kieren, dat er reactie
zou komen op het weelderig gedoe der
voorste dagen van Mei en dat er nog wat
in petto was om het den menschen duide
lijk te maken, dat het nog geen weer was
geweest voor stroohoeden der mannen en
zomerkleedjes der Jofferen.
Gelukkig dus dat de goede fee de
kaohel had laten staan en we schraapten
ln het kolenhok de verspreid liggende
stukken anthraoiet nog wat bij elkaar,
hakten wat houtjes en een prop kranten
papier met een lucifer Meipen me om ln
een oogwenk een' behagelijke warmte ln
de kamer te hebben.
i^eet heugt het best en daarom denken
we misschien, dat het eigenlijk Mei niet
geoorloofd is er wintersche allures op na
te houden. Maar als we even ln gedaohten
memoreeren, dan weten we, dat we elk
Jaar weer aan grapjes maken op de dich
terlijke ontboezemingen over de liefelijke
maand MeL Dat bewijst dan toch, dat de
Meimaand wel vaker uit den band is ge
sprongen. Vermoedelijk zullen we het dus
ook niet kunnen toeschrijven aan Nobile,
die met zijn luchtecMp „Italia" de Noord-
poolomgeving zóó ln beroering heeft ge
bracht, dat de koude luchtlagen het
hazenpad hebben gekozen naar zuide
lijker gelegen gebieden.
Het spreekt, dat we tasten naar aller
lei oorzaken. We willen nu eenmaal graag
het naadje van de kous weten en omdat
we dat naadje toch niet zullen te aan-
sohouwen krijgen, fant#seeren we om
trent die oorzaken er maar zoo'n beetje
op los. We hebben de feiten slechte te
aanvaarden.
Het is er misschien ook mee als met de
werking van de Krakatau. Er zijn allerlei
bespiegelingen over de oorzaak van ztJji
werking, hoewel de eigenlijke deskun
digen zich aeer gereserveerd uitlaten.
Deze weten wellicht ook wel, dat ze veel
weten, maar toch lang niet allee en dat ze
ik ze naar buiten zien gaan!"
Liily's zachtmoedigheid had haar man
te meer verbaasd, daar de dienstbode wel
is waar in de laatste dagen niets meer
brak, maar daarentegen met den dag bru
taler en onbehoorlijker scheen te worden
en het babbelen met Jochem van den
smid, die zoo ongunstig bekend! stond,
eer scheen te zoeken dan te vermijden.
„Naar buitenP" vroeg Herbert verbaasd.
„Is mevrouw naar buiten gegaan?"
Blootshoofds snelde Mi den tuin ln.
Allerlei onmogelijke veronderstellingen
en histories van menschen, die plotseling
krankzinnig geworden waren of zich in
een aanval van zwaarmoedigheid te kort
hadden gedaan, spookten hem door het
hoofd.
„Lilly, Lilly, ben Je hier bulten?" riep
hij angstig. De donder maakte zijn ge
roep onverstaanbaar, en een nieuwe wind
stoot ging huilend door het gebladerte.
Wezenlijk verschrikt ging hij verder,
telkens roepend, tot opeens de stem van
zdjn vrouwtje vlak achter hen klonk.
„Hier ben ik beste man. Ik zag Je staan
juist toen lk over de waranda naar bin
nen wilde gaan. Kom gauw in huis, Je
bent Ln Je bdoote hoofd."
„Nu, JU toch ook," sprak hiJi, zwaar
ademend van den doorgestanen schrik,
„waar ben je toch zoolang geweest, kind?"
„Zoolang?" klonk het verbaasd. „Ik
ben nog geen kwartier buiten geweest"
„Bertha zegt van veel langer," sprak
Frank scherper dan hU bedoeld had. „Jij,
die nog zoo kort geleden zoo vreeslijk
bang was voor onweer, JIJ gaat na in zulk
in dat binnenste van zoo'n heftig beroerd
monster nog nooit een blik hebben kun
nen slaan. Het blijft dus altijd veronder
stelling.
En zoo zal het ook wol run met het wtn-
tersche weer van de Meimaand. Als het
feit er Is, weten we dat het zoo is, maar
over de voorgeschiedenis ervan tasten we
ln het onzekere.
Men veronderstelt b.v., dat het uitblij
ven van de ansjovis te wijten Is aan de
oostelijke winden en de nu opgetreden
koude. Ik dat zoo? Of oomhineert men de
dingen nu ma ar zoo, omdat dat een plau
sibele oorzaak kan genoemd worden.
En het niet ln gesloten drommen aan-
stuwen van de geep wijt men ook al aan
dezelfde oorzaken.
Gelukkig voor 's menschen evenwicht
is het vaak, dat er een aanneembare oor
zaak kan worden verondersteld. Want,
hoezeer ook de feiten niet anders ge
maakt kunnen worden, heeft men een
maal een voor het gevoel of verstand aan
neembare oorzaak gevonden, dan geeft
dat dadelijk een zeker gevoel van rust en
aanvaardt men de feiten gemakkelijker.
Dat neemt niet weg, dat er geducht ge
klaagd wordt.
De man met zijn groentetuintje over
zjjn doppertjes en slaplantjes, die maar
staan te wurmen; de viseoher over de
ansjovis en de geep, die maar verzuimen
te verschijnen en de handelaars idem,
idem, die meenen daardoor niet voldoen
de handelsobjecten te hebben.
En gelukkig ook vaak, dat er wat valt
te klagen. Ook dat kan dikwijls zelfs de
menschen in evenwicht houden al zullen
ze meest altijd niet tot die bekentenis wil
len of kunnen komen.
Dat alles neemt niet weg, dat we thans,
inplaats van hagel, liever een malsch
regentje hebben met zoo nu en dan een
vroolljke scheut zonneschijn.
Doch ook dat zal reg kom, zooals er in
het leven ten slotte nog zooveel „reg"
komt.
Laten we daar maar aan vasthouden.
Het is vaak een stroohalm, maar als we
die stroohalm ook niet meer hadden, dan
zouden we nooit anders dan de put zien,
die ons duizelig maakte. En dat is nu ook
niet van het beste. Daarom nog liever
maar de stroohalm!
Robtnaon.
GESTRAFTE NIEUWSGIERIGHEID.
Bij een schoenmaker, die kamers ver
huurde, kwam een jongmensah, en nadat
men het over de huur was eens geworden,
betrok laatstgenoemde zijn nieuwe wo
ning.
Hij bracht geen andere bagage mede
dan een klein handkoffertje.
Den volgenden morgen, toen de vrouw
van den schoenmaker de kamer wilde ve
gen, vond zij de deur gesloten. Een paar
uur later kwam zij nog eens, dezelfde
ervaring.
Zou de Jonge man nog slapen? Onmo
gelijk. Zou hem ook Iets overkomen zijn?
Zij klopt eerst zacht, daarna harder en
eindelijk geeft de bewoner weinig min
zaam ten antwoord: „Maak dat je weg
komt; ik ga vóór vanavond niet uit."
Tegen den avond ging hij heen, sloot
de deur af en zei: „Ik zal zelf het bed wel
opmaken."
Diezelfde scène herhaalde zich de vol
gende dagen; de Jonge man liet niemand
in zijn kamer toe. Den vijfden dag werd
de schoenmaker toch onrustig; hij keek
door het sleutelgat. Na lang kloppen en
met de politie gedreigd te hebben, kreeg
hij eindelijk gehoor. De Jongeman ver
klaarde te zullen openen en toen dit
eindelijk geschiedde, zag de schoenmaker
niets verdachts. HU drukte zijn verwonde
ring uit, „dat meneer nooit uitging en
geen sterveling bij zich toeliet."
'De ander gaf g<>en opheldering; 't ging
niemand aan, zeide hijin zijn eigen ka
mer kon hij doen en laten wat hi] wilde.
Na een langdurige woordenwisseling
sloot de huurder de deur af en zei: „Kun
je zwijgen?"
„Ja wel," antwoordde de schoenmaker.
weer naar buiten? Waar ben Je geweest,
vrouw?"
„Ik? In den tuin," sprak ze verlegen,
want als hij kort-af „vrouw" zei, was ze
altijd een beetje bang voor hem.
„Zoo, en durfde Je dat bij die felle don
derslagen? Voelde je Je daarbuiten zoo
veilig en dacht je er niet aan dat Je wel
ziek kon worden? Bertha."
„Waar heb je met Bertha over gespro
ken?" vroeg ze plotseling op haar oude
heftige manier.
„Hoor eens vrouwtje," sprak Herbert
heel ernstig, Je verbergt iets voor mij.
Diezelfde Bertha, die je voor eenige we
ken nog zoo scherp beoordeelde en
die je wegBturen wou, kan nu geen kwaad
meer bij je doen, ofschoon ze dagelijks
onbehoorlijker wordt. En je schijnt al ze
nuwachtig te worden als je haar naam
maar hoort noemen. Dan loop Je ln zulk
een noodweer een half nur lang bulten
zonder reden er moet bepaald iets ge
beurd zijn, wat ik niet weten mag."
„O, neen man, er is heusoh niets ge
beurd," sprak het vrouwtje bevend.
Hoofdschuddend keek hij zijn Lilly aan,
die beurtelings rood en bleek werd.
Na een oogenblik vroeg hij:
„Wees toch verstandig kind," nog meer
verontrust, „je hebt me al eenmaal
misschien onnoodigen angst aangejaagd.
Zeg mij wat er gebeurd is. Denk Je dat ik
gisteren je behuilde gezichtje niet gezien
heb. Vertel mij wat er Mer in huis om
gaat, als Je niet wilt dat lk Bertha
„O neen, doet dat alsjeblieft niet! Dan
zal ik je liever zelf zeggen, wat lk niet
„Je sehfjnt me een verstandig menseh
toe; lk zal je lm vertrouwen nemen en*
als je lust hebt, kunt ge aan mijn onder
neming deelnemen. Je hebt dan maar te
zorgen, diat lk niet gestoord word. Ik
maak valsoh bankpapier - dit bankje ls
juist klaargekomenI"
De schoonmaker ontzet, ziet den Jon
gen man lang aan en zegt eindelijk: „We
zullen zien; 't schijnt me zeer goed nage
maakt te zijn ik zal 1 laten wisselen
om te zien, of het voor echt wordt aan
genomen."
Het bankbiljet werd door den leerjongen
gewisseld; die kreeg er zonder bezwaar
tien gulden voor.
„Zie je, lk versta mijn kunst; van elk
bankbiljet, dat ik maak, krijg je een gul
den zonder eenig risico; je hebt maar
te zorgen, dat ik ongestoord werken kan,
en niet door de politie kan overvallen
worden."
„Hoe lang hebt ge noodig om zoo'n
briefje te maken?" vroeg de heer des hui
zes, wien de negotie scheen te bevallen.
„Zoo wat drie dagen."
„Dat is een magere verdienste; waar
om maak je geen bankjes van honderd."
„Dat zou ik graag doen, maar 't model
daarvoor ontbreekt me. Ik heb maar één
muntbiljet".
„Dus je zou die. evengoed kunnen ma
ken?"
„Wel zeker als ik er maar één heb."
De schoenmaker bezon zich niet lang,
haalde een bankbiljet van honderd gul
den uit zijn kast en bedong twintig gul
den provisie per stuk; de jonge man nam
daar genoegen mee en beloofde hem de
meest mogelijke spoed en de grootst
mogelijke vlijt
Na 'n dag of drie klopte onze schoen
maker weer zacht aan de.deur van zijn
commensaal. Geen antwoord.
„Ik ben het, doe open."
Weder geen antwoord.
Eindelijk trapte hij de deur open
maar, de kamer was leeg.
De jonge man, die nooit valsche bank
biljetten gemaakt had, was met het bank
biljet van honderd gulden verdwenen en
zocht zijn kwartier niet meer op.
Eh de bedrogen schoenmaker kon hem
niet eens laten vervolgen want het was
met zijn eigen geweten niet zuiver.
B.
De valk wat in den Riddertijd
Een dier ran hooge waarde,
Indien hij goed was afgericht,
En 'n valkenier 't verklaarde:
Dan toog men er wel mee ter jacht,
Om reigers buit te maken;
Men droeg den valk dan op de hand,
Wanneer jachtlust deed blaken.
Eu had de valk zijn best gedaan,
En buit na btfh verkregen,
Dan kreeg hg 't loon, door hem verdiend,
En ieder lacht' hem tegen.
Men sprak dan teed're naampje* uit,
Schonk hem een sierlijk hnifje,
En, wat hij nog veel liever had,
Een malsch en lekker duifje.
Men denkt niet meer aan valkenjacht,
Vervolgt zoo'n dier als roover,
Want menig vogel is zijn prooi,
Zoowel uit 't veld als 't loover.
Vooral wanneer hij jongen heeft,
Is niets meer voor hem veilig.
Dan rooft hg 't kroost uit ieder nest,
Doch.... eigen horst is veilig.
De Slechtvalk is de grootste soort,
Die ziet men aan de kusten;
De Roodvalken men sparen moet,
Daar die graag muizen lusten.
De Boomvalk leeft alleen van vieesch,
Van vogels, haarwild, visschen;
De Smellekens de kleinste zijn,
Maar.... die hun prooi niet missen.
J. DAALDER Dz.
Prettig.
Zij, na hem een blauwtje te hebben
laten loopen: Neem het nu niet te ern
stig op. Er zijn genoeg mooiere en jonge
re meisjes, bijvoorbeeld Suse, Anny of
Kitty, die een veel betere vrouw voor je
zullen zijn dan ik.
Hij, treurig: Daar heb Je gelijk in. Maar
die heb lk alle drie al gevraagd voor ik
bij Jou terecht kwam.
langer kan verbergen!"
Met gebogen hoofd stond ze voor hem
en dikke tranen rolden over haar wangen.
„Maar spreek dan toch Lilly, maak me
niet angstiger dan ik al ben."
„Die prachtige vaas van neef Johan
waar Je me zoo voor gewaarschuwd hebt
die.
„Heeft Bertha die toch gebroken? Nu,
dat zou te overwinnen zijn. Maar ze staat
daar toch op haar gewone plaats!"
Meteen strekte hif de hand uit naar het
kostbare geschenk van zijn neef en de
vaas viel in stukken op den vloer.
„Dus hoeft ze dat ding toch gebroken?
Arm kind, en heb je daarvoor jezelf en je
man zulk een schrik op het lijk gehaald?
Maar die Bertha ls dan toch wel heel
lomp."
„O, man het is nog veel erger dan je
denkt. Bertha heeft die vaas niet gebro
ken. Ik heb er zelf schuld aan en die
mooie kristallen glazen van oom Albert
ook H
Een hartelijk gelach klonk tussohen
haar gesnik door.
„Wou je haar laten zien hoe je met
zulk» kostbare dingen moet omgaan?"
vroeg hij teeder.
„Ja, snikte ze," en toen de vaas gebro
ken was, hebben we de stukken ln elkaar
gezet, zoadat Je 'r niets van zien kon. Ik
was bang, dat je er veel verdiet van zou
hebben."
„En toen," klonk het hartelijk, „heb Je
Bertha te vriend gehouden, opdat ze het
niet vertellen zou, nietwaar?"
Ze knikte berouwvoL
WIJSHEID.
„Wijsheid is kostelijker dan
koralen en geen kleinood!én
evenaren haar.
Spreuken 6 11.
Ie het wonder, dat de Laidsche hoog
leeraar G. J. P. J. Bolland deze spreuk
aanhaalt op de eerste bladzijde van zijn
„Zuivere Rede"; is het te verwonderen,
dat hij in een tijd, waarin verstand, Intelr
lect het winnen van de ware wijsheid,
zijn stem laat hooren ook tegenover zijn
collega's, zoowel in als buiten Lelden?
Voorzeker niet en Jammer is het, dat
deze wijze te spoedig verscheiden ging
om een plaats achter te laten, die nie
mand in den lande vermag in te nemen
op een manier zooals hij. Maar het is
nèg erger, dat zijn woorden zoo spoedig
verklonken zijn, misschien ook nooit ge
klonken hebben, voor hen, die ze stellig
noodig hadden: kooplieden in weten
schap, hooggeleerden en minder hoog
geleerden. Want al wensoht men Bolland
niet te volgen in zijn Hegelsohen uit
bouw en opbouw, toch zal men zich moe
ten oefenen om wijsheid te leggen in zijn
wetenschap, vooral wanneer men zelf
geroepen is aan Universiteit of gym
nasium anderen voorlichting te geven
bij hun wetenschappelijk zoeken.
Maar er is geen zuivere wetenschap
zoder wijsheid, noch op de school noch
in het leven. Daarom ook moet gij de
wijsheid der ouderen niet versmaden, die
uw meerderen zijn in kennis, want gij
weet meer dan James Watt van stoom
werktuigkunde, maar hij was wijzer dan
gijzelf rijt, omdat hij de verschijnselen
om zich heen denkend beschouwde en gij
slechts koelie zijt van de kennis van an
deren. Het doode intellect, het verstand
dat verlegen staat in het licht der wijs
heid, heeft met wijsheid niets te maken.
Niemand hoorde ooit van: „levensver
stand", wel van levenswijsheid. Laten wij,
geleerden of ongeleerden, naar het be
kende woord toch de wijsheid zoeken,
want met ons verstand alleen zijn wij zoo
hulpeloos
Winkelier te EL
Gij denkt, door van levensrichting te
veranderen, dat gij de fouten en gebre
ken, die gij jaren met u hebt imeegetorst,
alleen al door uw voornemen van u af
kunt schudden, ipaar gif vergeet, dat die
inventaris van verkeerdheden niet zoo
in eens is opgeruimd. Terecht heeft de
kerkvader Augustinus gezegd, dat een
jong scholier tijd behoeft en van trap tot
trap klimt en zoo iemand het weten kon,
dan was het Augustinus,die na zijn Kar-
thaagschen studietijd een geheel ander
mensch in zich wakker riep.
Gij moet niet al te spoedig na verande
ring van levensrichting, verandering in
uw wezen willen waarnemen. Alles behoeft
tijd oan te groeien en zij die een half
leven hebben noodig gehad, oan de idee
voor levensverandering te doen rijpen,
moeten maar een beetje geduld oefenen.
Jongeling te H.
Foei wat «amber en dat op uw Jongen
leeftijd. Die teleurstelling komt gij wel
weer te boven. Verdiep u voorloopig
maar in uw werk en zorg er voor een
goede positie te gaan bekleeden in d"
toekomst. Bouw voor uzelf idealen op en
houd u daaraan vast en spoedig zult gij
bemerken dat het leven u nog alles kan
bieden. Door strijd wordt men sterk, be
denk dat wel en veracht niet allee wat
strijd veroorzaakt.
Verzonden brieven:
N. J. te H.; Mevr. 8. te H.; MeJ. E. te N.
Voor de lezers van ons blad geeft onze
psychologische medewerker Dr. Jos. de
Cook, van Merlenstraat 120, 'e-Graven-
hage gratis zielkundige adviezen, o.m.
over de wijze waarop zij hun geest kan
nen verfrisschen en hun wilskracht en
energie kunnen versterken.
Pe vragen worden geregeld in dit blad
behandeld. Mochten de beantwoordingen
te uitvoerig worden dan direct schrifte
lijk aan de aanvragers.
Wanneer smart ons nfet heiligt, rooit
zij al de teeder held van ons hart.
„Ja, maar de glazen heb ik alleen ge
broken; ik liet ze vallen, toen ik ze schoon
wou maken, en daarom was ik met dat
weer in den tuin, om de scherven in den
grond te begraven
Ik heb me zoo geschaamd."
„Ja, dat wil ik gelooven! Mijn Lilly,
die zoo bekend staat als een handige huis
houdster."
„Ja, dat is het Juist. Waarom hebben ze
eigenlijk zooveel van mij verteld. Veel be
wijzen had ik er toch niet van gegeven.
Het is allemaal zoo mooi in theorie, zie je.
En dan heb ik van een meisje dat heele-
maal nooit met zulke dingen omgegaan
heeft, verlangd dat ze nooit iets zou bre
ken. Ik wou Bertha laten zien hoe voor
zichtig men zoo'n vaas behandelen moet,
en pas had ik ze in mfln handen, of
knap was het Je moet namelijk heel lang
zaam en voorzichtig zoo'n vaas afdrogen.
En ik, die haar zoo dikwijls beknord
heb over haar langzaam afdrogen van ons
porcelein.
En ben Je nu niet een beetje boos op
mij, man? Natuurlijk kan Je nu niet meer
zooveel van mö houden als vroeger,
maar
„Integendeel kindje," sprak Herbert
hartelijk, „lk heb nog nooit zooveel van je
gehouden als op dit oogenblik. Geef mfj
die scherven van onze huwelijksgeschen
ken, we zullen te trouw bewaren, als het
kostbaarste, wat we ln huls hebben."
En h]j kuste haar tranen uit de oogen.
B.