UIT DE M HELD Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven van ZATERDAG 12 MEI 1928. De gebroken vaas. En bet handige vrouwtje. VALKEN. Tob Nooit Hookjo. 't Juttertje 329. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). GESCHIEDENIS DER OLYMPISCHE SPELEN. De gcecMedeaiis. De meeste beroemde van de 4 groote feestspelen der Grieken werden in de oudheid alzoo genaamd naar het dal van den Olytmipus, waar zij oan de 4 jaar ter eere van Zeus, den oppergod gevierd werden. Hun stichting werd reeds vroeg verbon den met allerlei sagen, hun historische stichting of hervorming werd toegekend aan Iphitoe uit Elis, die ook, maar men vermeldt, met den Spartaansohen wet gever Lykurgos den algemeen en vrede heeft afgekondigd, welke gedurende den tijd der Olympische Spelen, In geheel Griekenland moest gehandhaafd worden. Sedert 770, toen Koeroebas in den wed loop de overwinning behaalde, werden de namen der overwinnaars opgeteekend. De bloeitijd dezer spelen valt in de 6e en 6e eeuw vóór dhr. tot aan den Peloponnesi- sohen oorlog, hoewel zij ook later werden gevierd, zoodat zelfs Nero de eer van den overwinningskrans zocht te verwerven. Het feest had plaats ten tijde van volle maan na den zomerzonnestand en duurde eerst één dag, later 6 dagen toen het aantal kampspelen zich uitbreidde, bij den eenvoudigen wedloop ook de dubbele wedloop, de langste loop, de vijfkamp, het vuistgevecht enz. toegevoegd werden. Tot de plechtigheden behoorden optochten, en feestelijke offeranden door vertegenwoor digers van bepaalde staten of door over winnaars gebracht en vooral de heka- tombe, als dankoffer door de bewoners van Elis aan Zeus gewijd. Tot den strijd werden /alleen vrije onbesproken Hellenen toegelaten, die zich minstens 10 maanden op een Grleksoh „Gymnasium" hadden geoefend. Om de volgorde werd geloot, en voor het standbeeld van den eedwrekenden Zeus moesten zij zweren, dat zij een eerlijken strijd zouden voeren. De belooning van den overwinnaar was een krans, gevlochten van de takken van den heiligen olijfboom, door een knaap wiens ouders nog leefden, met een gou den mes afgesneden. Bi) de bekroning werd de naam van den overwinnaar, als mede dien van zijn vader en van zijn va derland door een heraut verkondigd. De overwinnaars hadden het recht hun standbeeld te plaatsen in het heilige bosoh, er werden gastmalen gegeven te hunner eer en de meest gevierde dichters verheerlijkten hen in hun liederen. In hun geboorteplaats werden de over winnaars Ingehaald met oen triomphtooht en men deed standbeelden te hunner eer verrijzen. Te Athene werden zU levens lang gespijzigd en in Sparta mochten zij vechten naast den koning. Zij waren vrij gesteld van alle belastingen en genoten daarenboven verscheiden voorrechten. Uit alle oorden van Griekenland stroom den toeschouwers naar de Olympische spelen, doch voor vrouwen was de toe gang zeer beperkt Door de Spelen ont stonden drukke markten, waar allerlei wa ren te koop aangeboden werden. Kunste naars stelden hun werken ten toon, en dichters en redenaars lazen ze voor. In 894 n. Chr. hief Theodosius De Groote de spelen op. De Olympische spelen zfln thans her leefd. Dit dankt men aan het Internatio naal Olympisch Oomité. De eerste Olym piade ln nieuwen vorm werd in 1890 te Athene gehouden. Meerdere Spelen von- 8CHERVEN. Erg bevallen deed Lilly1 b buiten gewone toegevendheid hem niet Ilij bleld niet van uitersten en vooral zulke plotselinge omkeeringen vertrouw de Ml niet a Tot zjjn verbazing vond Herbort ln de huiskamer alles donker. „Maar Lilly, wat doe Je toch! Zit Je hier in donker, lieveling?" Geen antwoord. Een nieuwe bliksemstraal gaf hem ge legenheid te zien, dat er niemand was. Het arme kindl Zeker was ze van angst naar bed gegaan en lag ze met het hoofd' diep onder de dekens. Maar neen, ook op de slaapkamer was te niet t „Lilly, vrouwtje, waar ben Je™ Nergens ln het heele huis was se te vinden. Jtf aar Bertha," vroeg de beer des hui zee ongerust «waar Is mevrouw?" „Weet ik dat?" klonk het opvallend on- beèobaAouL JSÜeheele poos geleden heb den nog plaats in 1900 te Parijs, ln 1904 te St. Louis, in 1908 te Londen, en ln 1912 te Stockholm. De inrichting van deze mo derne kampen is natuurlek geheel ver schillend van die der klassieke speler?. Thans demonstreert men bij de Olym pische spelen schier alle takken van sport, zooals athletiek, worstelen, zwemmen, roeien, schermen enz. Tijdens den oorlog vonden er uit den aard der zaak geen spe len plaats. Het is een bijzondere eer voor de gastvrijheid van het Nederlandsche volk, dat detze spelen thans in Amster dam gehouden worden. Wij zijn over tuigd dat Nederland zich de eer waardig zal toonen en sluiten ons artikel met den bekenden sport-broederwensoh „Let the best man win." Het herkenningsteekon der Olympische Spelen is een 6-tal in elkaar gevlochten ringen. Zij stellen voor hoe de v(|f wereld- deelen eendrachtig samenwerken tot het welslagen der Olympiade. Geel staat daarbij voor AziS. Zwart voor Afrika, Rood voor Amerika, Groen voor Europa en Blauw voor Australië. DE OORZAAK? Een goede.fee, die eerst een booze fee leek, omdat door omstandigheden de kachel maar niet weg scheen te kunnen komen, had beslist, dat dat warmte-instru ment zou blijven staan en, na de heerlijke zomersche dagen, bleek het toch, dat de goede fee gelijk had gehad. Ze had het schijnbaar al in de kieren, dat er reactie zou komen op het weelderig gedoe der voorste dagen van Mei en dat er nog wat in petto was om het den menschen duide lijk te maken, dat het nog geen weer was geweest voor stroohoeden der mannen en zomerkleedjes der Jofferen. Gelukkig dus dat de goede fee de kaohel had laten staan en we schraapten ln het kolenhok de verspreid liggende stukken anthraoiet nog wat bij elkaar, hakten wat houtjes en een prop kranten papier met een lucifer Meipen me om ln een oogwenk een' behagelijke warmte ln de kamer te hebben. i^eet heugt het best en daarom denken we misschien, dat het eigenlijk Mei niet geoorloofd is er wintersche allures op na te houden. Maar als we even ln gedaohten memoreeren, dan weten we, dat we elk Jaar weer aan grapjes maken op de dich terlijke ontboezemingen over de liefelijke maand MeL Dat bewijst dan toch, dat de Meimaand wel vaker uit den band is ge sprongen. Vermoedelijk zullen we het dus ook niet kunnen toeschrijven aan Nobile, die met zijn luchtecMp „Italia" de Noord- poolomgeving zóó ln beroering heeft ge bracht, dat de koude luchtlagen het hazenpad hebben gekozen naar zuide lijker gelegen gebieden. Het spreekt, dat we tasten naar aller lei oorzaken. We willen nu eenmaal graag het naadje van de kous weten en omdat we dat naadje toch niet zullen te aan- sohouwen krijgen, fant#seeren we om trent die oorzaken er maar zoo'n beetje op los. We hebben de feiten slechte te aanvaarden. Het is er misschien ook mee als met de werking van de Krakatau. Er zijn allerlei bespiegelingen over de oorzaak van ztJji werking, hoewel de eigenlijke deskun digen zich aeer gereserveerd uitlaten. Deze weten wellicht ook wel, dat ze veel weten, maar toch lang niet allee en dat ze ik ze naar buiten zien gaan!" Liily's zachtmoedigheid had haar man te meer verbaasd, daar de dienstbode wel is waar in de laatste dagen niets meer brak, maar daarentegen met den dag bru taler en onbehoorlijker scheen te worden en het babbelen met Jochem van den smid, die zoo ongunstig bekend! stond, eer scheen te zoeken dan te vermijden. „Naar buitenP" vroeg Herbert verbaasd. „Is mevrouw naar buiten gegaan?" Blootshoofds snelde Mi den tuin ln. Allerlei onmogelijke veronderstellingen en histories van menschen, die plotseling krankzinnig geworden waren of zich in een aanval van zwaarmoedigheid te kort hadden gedaan, spookten hem door het hoofd. „Lilly, Lilly, ben Je hier bulten?" riep hij angstig. De donder maakte zijn ge roep onverstaanbaar, en een nieuwe wind stoot ging huilend door het gebladerte. Wezenlijk verschrikt ging hij verder, telkens roepend, tot opeens de stem van zdjn vrouwtje vlak achter hen klonk. „Hier ben ik beste man. Ik zag Je staan juist toen lk over de waranda naar bin nen wilde gaan. Kom gauw in huis, Je bent Ln Je bdoote hoofd." „Nu, JU toch ook," sprak hiJi, zwaar ademend van den doorgestanen schrik, „waar ben je toch zoolang geweest, kind?" „Zoolang?" klonk het verbaasd. „Ik ben nog geen kwartier buiten geweest" „Bertha zegt van veel langer," sprak Frank scherper dan hU bedoeld had. „Jij, die nog zoo kort geleden zoo vreeslijk bang was voor onweer, JIJ gaat na in zulk in dat binnenste van zoo'n heftig beroerd monster nog nooit een blik hebben kun nen slaan. Het blijft dus altijd veronder stelling. En zoo zal het ook wol run met het wtn- tersche weer van de Meimaand. Als het feit er Is, weten we dat het zoo is, maar over de voorgeschiedenis ervan tasten we ln het onzekere. Men veronderstelt b.v., dat het uitblij ven van de ansjovis te wijten Is aan de oostelijke winden en de nu opgetreden koude. Ik dat zoo? Of oomhineert men de dingen nu ma ar zoo, omdat dat een plau sibele oorzaak kan genoemd worden. En het niet ln gesloten drommen aan- stuwen van de geep wijt men ook al aan dezelfde oorzaken. Gelukkig voor 's menschen evenwicht is het vaak, dat er een aanneembare oor zaak kan worden verondersteld. Want, hoezeer ook de feiten niet anders ge maakt kunnen worden, heeft men een maal een voor het gevoel of verstand aan neembare oorzaak gevonden, dan geeft dat dadelijk een zeker gevoel van rust en aanvaardt men de feiten gemakkelijker. Dat neemt niet weg, dat er geducht ge klaagd wordt. De man met zijn groentetuintje over zjjn doppertjes en slaplantjes, die maar staan te wurmen; de viseoher over de ansjovis en de geep, die maar verzuimen te verschijnen en de handelaars idem, idem, die meenen daardoor niet voldoen de handelsobjecten te hebben. En gelukkig ook vaak, dat er wat valt te klagen. Ook dat kan dikwijls zelfs de menschen in evenwicht houden al zullen ze meest altijd niet tot die bekentenis wil len of kunnen komen. Dat alles neemt niet weg, dat we thans, inplaats van hagel, liever een malsch regentje hebben met zoo nu en dan een vroolljke scheut zonneschijn. Doch ook dat zal reg kom, zooals er in het leven ten slotte nog zooveel „reg" komt. Laten we daar maar aan vasthouden. Het is vaak een stroohalm, maar als we die stroohalm ook niet meer hadden, dan zouden we nooit anders dan de put zien, die ons duizelig maakte. En dat is nu ook niet van het beste. Daarom nog liever maar de stroohalm! Robtnaon. GESTRAFTE NIEUWSGIERIGHEID. Bij een schoenmaker, die kamers ver huurde, kwam een jongmensah, en nadat men het over de huur was eens geworden, betrok laatstgenoemde zijn nieuwe wo ning. Hij bracht geen andere bagage mede dan een klein handkoffertje. Den volgenden morgen, toen de vrouw van den schoenmaker de kamer wilde ve gen, vond zij de deur gesloten. Een paar uur later kwam zij nog eens, dezelfde ervaring. Zou de Jonge man nog slapen? Onmo gelijk. Zou hem ook Iets overkomen zijn? Zij klopt eerst zacht, daarna harder en eindelijk geeft de bewoner weinig min zaam ten antwoord: „Maak dat je weg komt; ik ga vóór vanavond niet uit." Tegen den avond ging hij heen, sloot de deur af en zei: „Ik zal zelf het bed wel opmaken." Diezelfde scène herhaalde zich de vol gende dagen; de Jonge man liet niemand in zijn kamer toe. Den vijfden dag werd de schoenmaker toch onrustig; hij keek door het sleutelgat. Na lang kloppen en met de politie gedreigd te hebben, kreeg hij eindelijk gehoor. De Jongeman ver klaarde te zullen openen en toen dit eindelijk geschiedde, zag de schoenmaker niets verdachts. HU drukte zijn verwonde ring uit, „dat meneer nooit uitging en geen sterveling bij zich toeliet." 'De ander gaf g<>en opheldering; 't ging niemand aan, zeide hijin zijn eigen ka mer kon hij doen en laten wat hi] wilde. Na een langdurige woordenwisseling sloot de huurder de deur af en zei: „Kun je zwijgen?" „Ja wel," antwoordde de schoenmaker. weer naar buiten? Waar ben Je geweest, vrouw?" „Ik? In den tuin," sprak ze verlegen, want als hij kort-af „vrouw" zei, was ze altijd een beetje bang voor hem. „Zoo, en durfde Je dat bij die felle don derslagen? Voelde je Je daarbuiten zoo veilig en dacht je er niet aan dat Je wel ziek kon worden? Bertha." „Waar heb je met Bertha over gespro ken?" vroeg ze plotseling op haar oude heftige manier. „Hoor eens vrouwtje," sprak Herbert heel ernstig, Je verbergt iets voor mij. Diezelfde Bertha, die je voor eenige we ken nog zoo scherp beoordeelde en die je wegBturen wou, kan nu geen kwaad meer bij je doen, ofschoon ze dagelijks onbehoorlijker wordt. En je schijnt al ze nuwachtig te worden als je haar naam maar hoort noemen. Dan loop Je ln zulk een noodweer een half nur lang bulten zonder reden er moet bepaald iets ge beurd zijn, wat ik niet weten mag." „O, neen man, er is heusoh niets ge beurd," sprak het vrouwtje bevend. Hoofdschuddend keek hij zijn Lilly aan, die beurtelings rood en bleek werd. Na een oogenblik vroeg hij: „Wees toch verstandig kind," nog meer verontrust, „je hebt me al eenmaal misschien onnoodigen angst aangejaagd. Zeg mij wat er gebeurd is. Denk Je dat ik gisteren je behuilde gezichtje niet gezien heb. Vertel mij wat er Mer in huis om gaat, als Je niet wilt dat lk Bertha „O neen, doet dat alsjeblieft niet! Dan zal ik je liever zelf zeggen, wat lk niet „Je sehfjnt me een verstandig menseh toe; lk zal je lm vertrouwen nemen en* als je lust hebt, kunt ge aan mijn onder neming deelnemen. Je hebt dan maar te zorgen, diat lk niet gestoord word. Ik maak valsoh bankpapier - dit bankje ls juist klaargekomenI" De schoonmaker ontzet, ziet den Jon gen man lang aan en zegt eindelijk: „We zullen zien; 't schijnt me zeer goed nage maakt te zijn ik zal 1 laten wisselen om te zien, of het voor echt wordt aan genomen." Het bankbiljet werd door den leerjongen gewisseld; die kreeg er zonder bezwaar tien gulden voor. „Zie je, lk versta mijn kunst; van elk bankbiljet, dat ik maak, krijg je een gul den zonder eenig risico; je hebt maar te zorgen, dat ik ongestoord werken kan, en niet door de politie kan overvallen worden." „Hoe lang hebt ge noodig om zoo'n briefje te maken?" vroeg de heer des hui zes, wien de negotie scheen te bevallen. „Zoo wat drie dagen." „Dat is een magere verdienste; waar om maak je geen bankjes van honderd." „Dat zou ik graag doen, maar 't model daarvoor ontbreekt me. Ik heb maar één muntbiljet". „Dus je zou die. evengoed kunnen ma ken?" „Wel zeker als ik er maar één heb." De schoenmaker bezon zich niet lang, haalde een bankbiljet van honderd gul den uit zijn kast en bedong twintig gul den provisie per stuk; de jonge man nam daar genoegen mee en beloofde hem de meest mogelijke spoed en de grootst mogelijke vlijt Na 'n dag of drie klopte onze schoen maker weer zacht aan de.deur van zijn commensaal. Geen antwoord. „Ik ben het, doe open." Weder geen antwoord. Eindelijk trapte hij de deur open maar, de kamer was leeg. De jonge man, die nooit valsche bank biljetten gemaakt had, was met het bank biljet van honderd gulden verdwenen en zocht zijn kwartier niet meer op. Eh de bedrogen schoenmaker kon hem niet eens laten vervolgen want het was met zijn eigen geweten niet zuiver. B. De valk wat in den Riddertijd Een dier ran hooge waarde, Indien hij goed was afgericht, En 'n valkenier 't verklaarde: Dan toog men er wel mee ter jacht, Om reigers buit te maken; Men droeg den valk dan op de hand, Wanneer jachtlust deed blaken. Eu had de valk zijn best gedaan, En buit na btfh verkregen, Dan kreeg hg 't loon, door hem verdiend, En ieder lacht' hem tegen. Men sprak dan teed're naampje* uit, Schonk hem een sierlijk hnifje, En, wat hij nog veel liever had, Een malsch en lekker duifje. Men denkt niet meer aan valkenjacht, Vervolgt zoo'n dier als roover, Want menig vogel is zijn prooi, Zoowel uit 't veld als 't loover. Vooral wanneer hij jongen heeft, Is niets meer voor hem veilig. Dan rooft hg 't kroost uit ieder nest, Doch.... eigen horst is veilig. De Slechtvalk is de grootste soort, Die ziet men aan de kusten; De Roodvalken men sparen moet, Daar die graag muizen lusten. De Boomvalk leeft alleen van vieesch, Van vogels, haarwild, visschen; De Smellekens de kleinste zijn, Maar.... die hun prooi niet missen. J. DAALDER Dz. Prettig. Zij, na hem een blauwtje te hebben laten loopen: Neem het nu niet te ern stig op. Er zijn genoeg mooiere en jonge re meisjes, bijvoorbeeld Suse, Anny of Kitty, die een veel betere vrouw voor je zullen zijn dan ik. Hij, treurig: Daar heb Je gelijk in. Maar die heb lk alle drie al gevraagd voor ik bij Jou terecht kwam. langer kan verbergen!" Met gebogen hoofd stond ze voor hem en dikke tranen rolden over haar wangen. „Maar spreek dan toch Lilly, maak me niet angstiger dan ik al ben." „Die prachtige vaas van neef Johan waar Je me zoo voor gewaarschuwd hebt die. „Heeft Bertha die toch gebroken? Nu, dat zou te overwinnen zijn. Maar ze staat daar toch op haar gewone plaats!" Meteen strekte hif de hand uit naar het kostbare geschenk van zijn neef en de vaas viel in stukken op den vloer. „Dus hoeft ze dat ding toch gebroken? Arm kind, en heb je daarvoor jezelf en je man zulk een schrik op het lijk gehaald? Maar die Bertha ls dan toch wel heel lomp." „O, man het is nog veel erger dan je denkt. Bertha heeft die vaas niet gebro ken. Ik heb er zelf schuld aan en die mooie kristallen glazen van oom Albert ook H Een hartelijk gelach klonk tussohen haar gesnik door. „Wou je haar laten zien hoe je met zulk» kostbare dingen moet omgaan?" vroeg hij teeder. „Ja, snikte ze," en toen de vaas gebro ken was, hebben we de stukken ln elkaar gezet, zoadat Je 'r niets van zien kon. Ik was bang, dat je er veel verdiet van zou hebben." „En toen," klonk het hartelijk, „heb Je Bertha te vriend gehouden, opdat ze het niet vertellen zou, nietwaar?" Ze knikte berouwvoL WIJSHEID. „Wijsheid is kostelijker dan koralen en geen kleinood!én evenaren haar. Spreuken 6 11. Ie het wonder, dat de Laidsche hoog leeraar G. J. P. J. Bolland deze spreuk aanhaalt op de eerste bladzijde van zijn „Zuivere Rede"; is het te verwonderen, dat hij in een tijd, waarin verstand, Intelr lect het winnen van de ware wijsheid, zijn stem laat hooren ook tegenover zijn collega's, zoowel in als buiten Lelden? Voorzeker niet en Jammer is het, dat deze wijze te spoedig verscheiden ging om een plaats achter te laten, die nie mand in den lande vermag in te nemen op een manier zooals hij. Maar het is nèg erger, dat zijn woorden zoo spoedig verklonken zijn, misschien ook nooit ge klonken hebben, voor hen, die ze stellig noodig hadden: kooplieden in weten schap, hooggeleerden en minder hoog geleerden. Want al wensoht men Bolland niet te volgen in zijn Hegelsohen uit bouw en opbouw, toch zal men zich moe ten oefenen om wijsheid te leggen in zijn wetenschap, vooral wanneer men zelf geroepen is aan Universiteit of gym nasium anderen voorlichting te geven bij hun wetenschappelijk zoeken. Maar er is geen zuivere wetenschap zoder wijsheid, noch op de school noch in het leven. Daarom ook moet gij de wijsheid der ouderen niet versmaden, die uw meerderen zijn in kennis, want gij weet meer dan James Watt van stoom werktuigkunde, maar hij was wijzer dan gijzelf rijt, omdat hij de verschijnselen om zich heen denkend beschouwde en gij slechts koelie zijt van de kennis van an deren. Het doode intellect, het verstand dat verlegen staat in het licht der wijs heid, heeft met wijsheid niets te maken. Niemand hoorde ooit van: „levensver stand", wel van levenswijsheid. Laten wij, geleerden of ongeleerden, naar het be kende woord toch de wijsheid zoeken, want met ons verstand alleen zijn wij zoo hulpeloos Winkelier te EL Gij denkt, door van levensrichting te veranderen, dat gij de fouten en gebre ken, die gij jaren met u hebt imeegetorst, alleen al door uw voornemen van u af kunt schudden, ipaar gif vergeet, dat die inventaris van verkeerdheden niet zoo in eens is opgeruimd. Terecht heeft de kerkvader Augustinus gezegd, dat een jong scholier tijd behoeft en van trap tot trap klimt en zoo iemand het weten kon, dan was het Augustinus,die na zijn Kar- thaagschen studietijd een geheel ander mensch in zich wakker riep. Gij moet niet al te spoedig na verande ring van levensrichting, verandering in uw wezen willen waarnemen. Alles behoeft tijd oan te groeien en zij die een half leven hebben noodig gehad, oan de idee voor levensverandering te doen rijpen, moeten maar een beetje geduld oefenen. Jongeling te H. Foei wat «amber en dat op uw Jongen leeftijd. Die teleurstelling komt gij wel weer te boven. Verdiep u voorloopig maar in uw werk en zorg er voor een goede positie te gaan bekleeden in d" toekomst. Bouw voor uzelf idealen op en houd u daaraan vast en spoedig zult gij bemerken dat het leven u nog alles kan bieden. Door strijd wordt men sterk, be denk dat wel en veracht niet allee wat strijd veroorzaakt. Verzonden brieven: N. J. te H.; Mevr. 8. te H.; MeJ. E. te N. Voor de lezers van ons blad geeft onze psychologische medewerker Dr. Jos. de Cook, van Merlenstraat 120, 'e-Graven- hage gratis zielkundige adviezen, o.m. over de wijze waarop zij hun geest kan nen verfrisschen en hun wilskracht en energie kunnen versterken. Pe vragen worden geregeld in dit blad behandeld. Mochten de beantwoordingen te uitvoerig worden dan direct schrifte lijk aan de aanvragers. Wanneer smart ons nfet heiligt, rooit zij al de teeder held van ons hart. „Ja, maar de glazen heb ik alleen ge broken; ik liet ze vallen, toen ik ze schoon wou maken, en daarom was ik met dat weer in den tuin, om de scherven in den grond te begraven Ik heb me zoo geschaamd." „Ja, dat wil ik gelooven! Mijn Lilly, die zoo bekend staat als een handige huis houdster." „Ja, dat is het Juist. Waarom hebben ze eigenlijk zooveel van mij verteld. Veel be wijzen had ik er toch niet van gegeven. Het is allemaal zoo mooi in theorie, zie je. En dan heb ik van een meisje dat heele- maal nooit met zulke dingen omgegaan heeft, verlangd dat ze nooit iets zou bre ken. Ik wou Bertha laten zien hoe voor zichtig men zoo'n vaas behandelen moet, en pas had ik ze in mfln handen, of knap was het Je moet namelijk heel lang zaam en voorzichtig zoo'n vaas afdrogen. En ik, die haar zoo dikwijls beknord heb over haar langzaam afdrogen van ons porcelein. En ben Je nu niet een beetje boos op mij, man? Natuurlijk kan Je nu niet meer zooveel van mö houden als vroeger, maar „Integendeel kindje," sprak Herbert hartelijk, „lk heb nog nooit zooveel van je gehouden als op dit oogenblik. Geef mfj die scherven van onze huwelijksgeschen ken, we zullen te trouw bewaren, als het kostbaarste, wat we ln huls hebben." En h]j kuste haar tranen uit de oogen. B.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1928 | | pagina 7