't Juttertje
UIT DE WIJDE WEIEED
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van ZATERDAG 16 JUNI 1928.
334. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
VROEGE MORGEN.
Eken morgen opnieuw beleven wij het
groote stralende wonder: den lichtbren-
genden dag te zien verrijzen uit de som
ber* duisternis van den nacht. Langzaam
en statig verheft zich de dagvorstin uit
haar legerstede, door purperen wolken
omifeven. Nog is allee wat stoffelijk ls
in iluimvr verzonken; nog heerscht alom
een plechtig zwijgen. Maar deze stille,
ongerepte stonde noemen de dichters een
heiig uur. Het is de wondere Natuur,
die alles tot nieuw leven wekt. En zij, die
het eerst haar stem verstaan, het zijn de
vogtls, de lichtgewiekte, die zloh los we
ten van de aarae. Hoor. zij ontwaken de
een na den ander; eerst schuchter en vra
gend, dan Jubelend van blijde verruk
king roepen ze elkaar en der gansche
wereld van uit ket trillende loover liun
bldjce boodschap toe.
Zinrijk beeldl Is het niet volkomen toe
passelijk op den tijd, dien wij beleven?
Wachter, wat is er van den nacht? Zie,
ooi wij zijn gekomen aan het uur van
eer nieuwen dRgeraad. Overal teekenen
vat ontwakend geestesleven, schuchter
nog wel ls waar, zoekend en vragend,
maar onmiskenbaar voor wie waarneemt
en gelooft. Hoe banger de nacht, des te
biijier de morgen! Llt tijden van grooten
zUennood ontwaakt de menschheld als
heitoren. Zoo ls het geweest na den reu-
zeistrijd onzer vaderen; en al werden
we thans voor het ergste gespaard, we
heften toch medegeloden en zijn gebo-
ger gegaan onder den algemeenen gees-
teslruk der volken. Laat hij ons dan op
nieuw voor oogen komen, de schitteren
de bloeitijd op allerlei gebied, die op den
grooten worstelstrijd is gevolgd, toen
elidelijk, eindelijk het knellende juk was
afgevallen, de onafhankelijkheid bevoch
ten! Nog slaan we de handen inéén van
veibazlng over de dusdanige uiting van
scheppende genie, van veelzijdig oor-
spionkelijk leven! Het zijn de kunste
nairs die, evenals de vogelen, hun vlucht
weien te nemen in het hemelruim, die
dltgroote, dit onovertroffen tijdperk heb
ben ingeluid, tot het zich openbaarde op
alla-iel gebied.
2Seen, we behoeven niet de wijken on
zer steden te doorkruisen om de onster
felijke namen te herlezen van een Ruys-
dae, een Rembrandt, een Vondel, een
Sweellnok en zoo vele anderen. Groot was
de Ujd In alle richtingen; en, als was er
een teveel aan kracht, trokken koene
zeegaarders naar verre gewesten om de
sfea- van het vaderland uit te breiden en
nleiwe bronnen van welvaart op te
spoien.
Ziu het arbeidsveld thans geringer van
omvang zijn? Neen! Onafzienbaar zijn de
veldsn, die braak liggen, grenzeloos de
ultzfchten, torenhoog de stof, die ligt op-
gcsttpeld. Maar het geldt niet een moe
dig aanvatten alleen, het geldt een aan
het verk gaan, doordrongen van een
nleuv beginsel, steunende op een te lang
vergtten kracht. Voor hen, die ontwaken
en ut er ziele luistert Js het ook thans in
dit ongerepte morgenuur 'waarneembaar.
En als een openbaring ls ons het Inzicht
gekonen van wat er aan de oude, onvol
doend gebleken beschaving heeft ont
broken.
Ontzagwekkend ls het gebouw door de
wetensdhap opgetrokken; maar thans, nu
het ten hemel Btreeft, thans moeten de
venters wijd worden opgezet! Thans
moei het ten volle ln bézit genomen wor
den door den geest der liefde, die tot nu
toe slechtB ln schijn aanwezig was.
B
CYER „PAPA" VAN DER STEUR
Wie Papa van der Steur ls? Wij gaan
u dit vertellen aan de hand van een cau
serie van den lult.-koL der Inf. N.-I. L.
B. D., P. J. M. Smith, die gedurende vier
jaar lid is geweest van het bestuur van
Pa's OranleOJassau-gesticht te Magalang,
en, zooals hij In zijn inleiding tot dit
werkje zegt: „Pa heeft leeren kennen en
waardeeren als een zeer merkwaardig
man, zooals men er in dit leven maar zeer
weüig ontmoet".
Wij clteeren: Johan van der Steur werd
den lOden Juli 1835 te Haarlem geboren
als kind van eenvoudige, aepr vrome
Af heel vroeg had hij neiging
deling te worden, maar, zooals
gaat, de mensch wikt, maar God beschikt.
Johan, die graag veel had wlllen leeren
zou zijn Ideaal niet geheel verwezenl^kt
zien. Een andere taak was voor hem weg-
8 OnHnanoleele redenen moest hö reeds
op elf- arigen leeftijd de schoolbanken
vSrffei om een handwerk te leeren en
daarmede helpen de zorgen van zijn
ouders te verlichten.
H11 werd bakkersleerlinf.
Zijn ijver en zijne energie verminder-
den daardoor echter geenszins.
Gedurende de lange nafihten in de bak-
ïrarH inflrde ht1 ijverig uit boeken, hem
door Ha.rlon.ooh predikant
Sn uit boeken, gekocht voor met overwer
ken verdiend geld. a„ „i-
Na eenige jaren werd hij knecht en ein
delijk eigenaar «ener bakkerij.
Het zien van veel armoede en ellende
in de achterbuurten van Haarlem, vaak
het gevolg van drank en prostitutie, deed
hem besluiten middernachtszendeling te
worden.
Zijn bakkerij deed hij van de hand.
Vaak toch kwamen arme vrouwen wier
mannen geen werk hadden en dus geen
geld hadden om te betalen, brood bij hem
halen en Johan gaf het haar voor niets.
Maar met veel van dergelijke klanten en
weinig inkomsten kon de zaak niet blij
ven bestaan.
Van der Steur werd daarna handels
reiziger, maar ook dat gaf hij al spoedig
weer op om zich geheel aan de midder
nachtszending te wijden.
Behalve ln Haarlem werkte hij in Am
sterdam, Utrecht en Arnhem en ging ein
delijk naar Harderwijk om zich daar spe
ciaal bezig te houden met de a.s. Indische
militairen.
Die ruwe kolonlalenharten waren niet
bestand tegen de vriendelijkheid en naas
tenliefde van Van der Steur.
Door een ziekte tot nadenken gebracht,
kwam Johan tot het Inzicht dat hij meer
nuttig effect zou kunnen behalen als hij
zelf naar Indlë ging om daar de Europee-
schè mindere militairen te steunen en te
helpen en ze op het rechte pad te
brengen.
Hij toog met spoed krachtig aan het
werk.
Den 19en September 1892 arriveerde
onze vriend in Indië en vestigde zich te
Magelang ln de residentie Kedoe, waar
hij een Militair Tehuis oprichtte. In den
beginne ging het nu niet bepaald van een
leien dakje. Er werden hem veel moeilijk
heden in den weg gelegd. Maar van der
Steur hield voet bij stuk, overtuigd goed
te handelen, liet hij zich door spot noch
miskenning ontmoedigen.
Het Militair Tehuis mocht zich weldra
in een druk bezoek verheugen, omdat
onze „Jannen" daar een gezellig interieur
vonden, waardoor zij het ouderlijk huls
minder misten.
Niet alleen echter stelde hij zijn Tehuis
voor den soldaat open, hij bezocht hen ln
het hospitaal en ln het provoosthuis, voor
zag hen van goede lectuur en scheur
kalenders, schreef brieven- voor hen aan
hun familie in Holland en dat ook bij
overlijden, zoodat menig treurend vader
en moederhart door zijn mededeelingen
vertroost werd.
Doch behalve dit alles, wat voor menig
een reeds ruim voldoende zou zijn om
zijn leven te vullen, begon voor van der
Steur een nieuw werk, dat met het andere
wel ln verband stond, maar het door zijn
snelle groei niet alleen heeft overvleu
geld, maar ook eenlgszins naar den ach
tergrond heeft gedrongen.
Eens kwam er een koloniaal, een ruwe,
Drehtsche boer, ln beschonken toestand
bij hem en zei tegen van der Steur, dat
hij een middel gevonden had om te con-
stateeren of v. a. St.'s vroomheid oprecht
was. Er was n.1. een gegageerd sergeant
gestorven, die een vrouw en vier kinde
ren onverzorgd had achtergelaten. Indien
hij die ln zijn huls opnam, zou de soldaat
respect voor hem hebben.
van der Steur zelde den soldaat den
volgenden dag, als hij weer nuchter zou
zijn, terug te Komen.
Daags daarop gingen zij samen naar de
Kampong, waar het gezelschap woonde,
en nam v. d. St. tot groote verbazing van
den soldaat, het gezin ln zijn woning op.
De soldaten hadaen er schik in en hiel
pen met allerlei: kleeren wasschen en
naaien, met de kinderen spelen en zingen.
De oudste der kinderen, een Jongen,
vroeg al gauw aan zijn pleegvader hoe
hij hem moest noemen, mijnheer, Pa of
Oom. En toen hij ten antwoord kreeg, dat
hij zelf maar moest kiezen, zelde hij: „Dan
maar Pa, want dan heb lk meteen weer
een Pa."
Niet lang daarna kwam hij van school
thuis met de boodschap, dat Wlllem's Pa
gestorven was, dat Willem en zijn zusje
Suze geen eten hadden en ook graag bij
Pa in huis zouden komen. Zoo geschiedde.
Op een keer gingen ze 's middags aan
tafel en toen zag Pa, die we gemakshalve
maar verder zoo zullen noemen, een
nieuwe jongen zitten en op zijn vraag,
wie dat was en wat hij wilde, kreeg hij
ten antwoord: „Vader ln de hospitaal,
amplr dood, moeder weggeloopen met an
deren soldaat." Bij onderzoek bleek dat
helaas waar en de knaap bleef. Telkens
kwamen er zoo kinderen bij en gaande
weg veranderde het Militair Tehuis ln
„De inrichting van den heer van der
Steur te Magelang". Aan dat adres wer
den wel eens kinderen gezonden bij wijze
van postpakket of afgezet in het donker,
terwijl de brenger snel wegreed.
Het eerste jaar was het moeilijkste Jaar.
Pa moest kousen stoppen, kleeren maken,
eten koken, enz. Toen hij geen tijd meer
had om kousen te stoppen, knipte hij de
voeten eraf, naaide er een bandje aan en
noemde ze dan souspiedkousen. Door het
snel wassend aantal kinderen ontstonden
allerlei moeilijkheden. De baleh balehs
(slaapbanken), waarop men des nachts
sliep, werden 's morgens opgeborgen,
maar 's avonds moesten de soldaten het
lokaal ontruimen om plaats te maken voor
de slapende kleinen. De militairen trok
ken dan naar de achtergalerij.
Dat was echt behelpen en tobben, waar
bij kwam, dat Pa ook al eenige meisjes
onder zijn beschermelingen telde en hij
als man natuurlijk minder geschikt was
deze geheel te verzorgen. Het gevolg
daarvan was, dat zijn zuster Marie uit
Holland naar Magalang kwam om hem te
helpen en het duurde niet lung of zij had
aller harten veroverd en heette zü de
„Moe" van Magelang, en dat was ze ook
inderdaad.
Kol. Smith vertelt dan hoe de inrich
ting zich steeds uitbreidde en hoe er
moeilijkheden kwamen tengevolge van
ziekte. Eerst moest Pa's zuster (in 1902)
naar Holland tot herstel van gezondheid.
Zij keerde niet meer naar Indië terug en
in 1908 moest, van der Steur zelf wegens
ernstige ziekte, zijn krachten hadden te
veel geleden door het werk, naar Holland.
Hij verzamelde tijdens zijn verblijf tevens
geld voor uitbreiding van zijn stichting
en wist een bedrag van 20.000 gulden bij
elkaar te krijgen.
(Slot volgt.)
DE FILM ALS MODE-PLAAT.
Eon bewijs van den sterken Invloed van
de film op de dames ls wel het volgende.
Sedert de bioscoop op het eiland Jamaica
is ingeburgerd en het ook voor de neger
bevolking bon-ton werd deze regelmatig
te bezoeken, heeft hier een aanzienlijke
verandering plaats gegrepen onder de da
mes ln het uiterlijk.
Of deze ln het voordeel ls der negerin
nen, zij voorzichtigheidshalve in het mid
den gelaten. De kwestie ls dat de donkere
dames van Jamaica de film gebruiken als
modeblad en de aantrekkelijke coiffure
en kleedij van een Mary Pickford, Betsle
Narrlscale, Erna Morena, Pola Negri, en
hoe deze grootste filmsterren meer mo
gen heeten, getrouwelijk pogen na te
bootsen. Hoe zij daarin slagen, moge uit
het onderstaande blijken.
De dames van Jamaica, knippen haar
zwarte wollige lokken kort af. Zij bedek
ken haar donkere huid met een dikke
laag witte poeder, waarna zij zich op ver
schillende plaatsen donker-rood beschil
deren. Aldus vertrouwende een prach
tige teint te hebben verkregen, juist zoo
als deze of gene film-heldin. Vroeger lie
pen de negerinnen blootshoofds en barre
voets, doch onder den invloed van de
film-elegance, dragen de meest-gefortu-
neerden harer, thans lederen dag, en de
minderbemiddelde op zijn minst Zondags,
zijden kousen in de bontste kleuren.
In plaats van de zelfgevlochten stroo-
hoeden zijn reusachtige opgedirkte hoe
den met veeren en linten gekomen en wil
de zwarte schoone de filmster het aller
meest nabijkomen, dan bindt ze zich nog
een Carmen-achtige sjaal om....
Ook de onschuldige negerdansjes op
het eentonige rythme van den trommel
zijn verdwenen. De Jamalca-negerln jazzt
zoo goed als haar Europeesche zusteren,
ze heeft den pas van de film afgezien.
En het spreekt vanzelf dat deze „mo
derniseering" haar recht geeft haar
eischen wat hooger te stellen, dan vroe
ger, toen ze blootsvoets ging, „spooning
ln the moonlight" en al dankbaar was
wanneer haar zwarte minnaar haar een
kokosnoot vereerde. Tegenwoordig moet
die minnaar juist als op de film
haar meenemen naar een duur restau
rant, waar tijdens het souper gedanst
wordt en waar men van aardige prijsjes
weet.
En behalve al deze onheilen, ls het'
allerergste, door de film op het zwarte
Jamaica gesticht wel dat ze erde
dienstboden-misère Introduceerde. Wat
de film gemaakt heeft van de meisjes was
te zien aan een der kellnerlnnetjes van
een groot restaurant te Kingston. Lucln-
da, het zwarte kellnerinnetje had een ge
zichtje, dat wit-gekalkt en ter afwisseling
rood geschminkt was. Het dikke zwarte
haar was kort geknipt en zóó Ingezet met
vet, dat het stijf rondom haar hoofd uit
stond. Een helblauw rokje met een kan
ten strook reikte haar tot de knieën om
de volle pracht van een paar dunne vuur-
roode zijden kousen ten toon te spreiden.
Vol trots keek ze de bezoekers aan. En
dan te weten dat zij bij lange na niet de
ergste was.
uit die situatie wel een voordeeltje te ha
len was. Dus bood hij zich bij een der
oudere visschers aan, om tegen belooning
van 5 cent het benoodigde te halen. Maar
deze scheen niet op 't aanbod in te willen
gaan. Waarschijnlijk wekte z'n uiterlijk
weinig vertrouwen. De rafelige pet op
den groezeligen kop, het overhemd, waar
de ellebogen doorstaken, de versleten
broek, de afgezakte kousen waar de vuile
knieën door bloot kwamen, de gummie
schoenen, in verregaanden staat van ont
binding, dit alles scheen weinig bevor
derlijk om vertrouwen te wekken. Hét
goed-gemeende aanbod werd dan ook be
antwoord met de schampere opmerking:
„Wil jij dat doen? Als ik je 15 cent geef
om pier te halen, zie ik je nooit meer
terug."
Dit antwoord had de knaap zeker niet
verwacht. Het scheen hem ln zijn eer te
krenken, want hij keerde zich om met
iets in zijn oogen van „wat denk je wel
kerel?" en bleef een oogenblik naden
kend staan. Hij overwoog blijkbaar dat de
kans om vijf cent te verdienen inderdaad
groot was. Toen wendde hij zich tot den
oudere: „Natuurlijk kom ik terug, want
ik moet toch m'n scharretjes nog balen".
„Waar heb je die dan?"
„Op den wal, onder den uithouwer."
„Nu, goed dan, maar zet je scharretjes
dan hier op 't vlot, bij mij".
De jongen aarzelde. De man twijfelde
aan z'n eerlijkheid, dat stond vast. En de
zin om pier te halen scheen verdwenen.
Maar na een oogenblik deed hij een
stap dichter tot den vlsscher, stamp
voette en zelde: „Ik heb u toch gezegd,
dat lk terug zou komen, en dat zou ik
óók doen als ik géén vlsch terug moest
komen halen." Toen scheen de andere
overtuigd, haalde de portemonnaie uit z'n
zak, gaf geld en zelde: „Hier ls 20 cent.
Haal dan 15 cent pier."
En zoo vlag als hij kon snelde hij langs
den buitenkant in de richting van het
Havenplein.
Ik ging verder, en dacht na over het
gesprek tusschen den jongen en den
oudere. Het gesprek van een havelooze
knaap en een visscher die hem, waar
schijnlijk om die havelooze kleeding, wan
trouwde. Maar mijn sympathie was aan
den kant van den knaap. Bij mij stond
het vast, dat hij terug zou komen, óók
wanneer er géén scharretjes terug te ha
len waren. De schittering in die blauwe
oogen, toen aan z'n eerlijkheid werd ge
twijfeld, die blik van „wat denk je eigen
lijk wel, kerel?" schonk mij de overtui
ging dat onder die havelooze kleeding
een eerlijk hart klopte.
Th. J. V.
LANGS DE STRAAT.
De eerlijke jongen.
Een wandeling 's avonds langs de Bui
tenhaven bij mooi, stil weer,' is een waar
genot, omdat er altijd iets en iets anders
te zien is dan gisteren of eergisteren. Wc
drentelden langs den steiger. Op één der
vlotten, dicht Dij 't Wachtschip, waren
eenige jongelui en ouderen aan net schar-
renvisschen.
Voor dat scharrenvlsschen is niet veel
vlschtuig noodig. Een lange lijn met een
niet al te zwaar voorwerp aan 't eind en
een cM. of 10 lager een vlschhaakje met
een pier eraan, dat is alles. Deze lijn
wordt in zee gegooid, en wanneer je voelt
„tuk" te hebben, haal je haar binnen.
Er kwam dien avond gebrek aan aas.
De visschers hadden elkaar al eens ge
holpen, want er heerschte ln dit opzicht
op net vlot een kameraadschappelijke
geest, doch de voorraad raakte uitgeput
en het was nog geen tijd om naar huls
to gaan.
Nu was er één Jongen op 't vlot die
niet vlschte, en toch scharretjes had.
Hoe-le er aan kwam, weten we niet, den
kelijk gekregen, maar hij had ze, en
zorgvuldig weggeborgen onder een -der
uithouwers op den wal.
Nu bij den één, dan weer bij den ander
staande, was 't gebrek aan aas ook hèm
niet ontgaan. Het scheen hem toe, dat er
HOE ZIET DE WERELD ER
TEGENWOORDIG UIT?
De mllllonalrs-Btad.
In Ztlrich wonen op het oogenblik 884
mlllionalrs.
De meesten zijn voor de koperen
gescheiden.
Eén echtpaar op de elfduizend komt aan
zijn diamanten bruiloft toe.
Petit Parlsien.
Vandaar onze trouw.
De hartslag van een mensch en die van
een hond zijn nagenoeg gelijk.
Hamburger Nachrichten.
Weduwe en Weduwnaar.
Weduwnaars leven gemiddeld nog ne
gen jaar na den dood van hun vrouw,
weduwen gemiddeld nog elf jaar na het
verlies van hun man.
Toronto Press.
Parelende schoonheid.
Cecile Sorel beweert dat ze haar schoon
heid dankt aan het feit, dat ze tweemaal
per week een champagne-bad neemt. Ze
weigerde een engagement voor Ame
rika, omdat ze daarheen geen champagne
mocht meenemen.
Pearson's Weekly.
Berlijn en de loterij.
Vóór den oorlog speelden gemiddeld
500.000 personen ln Groot-Berlijn ln de
Staatsloterij. Tijdens den oorlog daalde
dit getal tot omstreeks 880.000, om de laat
ste twee jaar weer geleidelijk te stijgen
tot 680.000.
Berllner Tageblatt.
De liefde-strijd.
Water loopt den berg af, doch liefde
loopt tegen den berg op; de berg is er en
zal er altijd blijven, en1 de liefde zal er
steeds tegenop moeten. De krachtige lief
de die een man bezielt voor een vrouw,
of voor de wereld rondom hem, zal hij on
ophoudelijk moeten verdedigen tegen een
vijandige macht, evenals de liefde ge
boren is uit tegenstrijdige elementen.
Times Literary Sup.
Toevlucht voor levensmoeden.
Te Neurenberg is een anti-zelfmoord
opgericht. Levensmoeden kunnen zich tot
dit bureau wenden, waar men zal trachten
hen van zelfmoord terug te houden.
Hamb. Nachrichten.
Mlllloenen aan vleermulzenmest.
De Oostenrijksche regeering heeft het
bergplateau van den Karst aan de Ita-
liaansche grens systematisch laten onder
zoeken en men heeft tal van diepe grotten
gevonden, sommige met een oppervlakte
van 2 H.A., waar op den bodem meters
dik de vleermulzenmest lag. De „Drachen
höhle" bij Mixnitz, in Stiermarken, kan
bijv. per dag wagons van dezen uitste
kenden mest leveren en men denkt uit
deze grot alleen reeds voor een waarde
van 225 millloen kronen te halen.
Tob Nooit Hoekje.
LEZEN.
Een geleerd barbarendom heeft
ons aan het vele lezen gewend.
G. O. Lichtenberg.
Wanneer de tijd nadert, dat de zomer-
sche dagen schaarsch worden en dat het
herfsttij den winter gaat naderen, wordt
de mensch huiselijker en ziet hij uit naar.
een ontspanningsmiddel in zijn woning,
daar het gure weer geen of weinig ont
spanning buitenshuls gedoogt. Dan wordt
al gauw naar het boek gegrepen om den
tijd in gepaste ontspanning door te bren
gen: het lezen vormt voor velen het mid
del, om de lange winteravonden te pas-
seeren. Er zijn bewijzen te geven van de
leeswoede in dien tijd, die ons versteld
zouden doen staan van de stapels, die er
verslonden worden ln die tijden, waarin
het weer den mensch op zijn huis aan
wijst. De statistieken van openbare biblio-
theeken en van particuliere leesinrichtin-
gen vertellen ons heel veel van aantal en
aard der gelezen werken. Die statistieken
zijn zeer leerzaam, vooral voor hem, die
eens wil weten in welke richting zich de
smaak van bepaalde personen beweegt.
Zij leggen getuigenis af van een bepaald
deel der menschelijke psyche en vormen
een belangrijke bijdrage voor de beant
woording der vraag .hoe bepaalde groe
pen hun vrijen tijd in den winter gebrui
ken. Voor de sociologie zijn zij belangrijk
in verband met den achturigen werkdag
en nog veel andere vraagstukken. Een
feit is. dat al die statistieken wijzen op
veel lezen, slechts lezen, lezen van roman
literatuur en dat zoo goed als niets erop
wijst, dat aan ernstige lectuur tijd wordt
geschonken of dat de lectuur behoorlijk
wordt overdacht en verwerkt.
Wie werkelijk iets wil hebben aan zijn
lectuur beschouwe haar als geestelijk
voedsel, dat gekauwd moet worden even
als onze spijzen,' wil onze geest er voed
sel van kunnen hebben en er die sappen
uithalen, die eruit moeten worden ge
haald. Niets is hinderlijker voor den
geest dan halfverteerde lectuur, niets
schadelijker voor een verstandig oordeel
dan een hoofd volgepropt met de gedach
ten en ideeën van allerlei schrijvers, die
in onszelf niet hebben gegist en ten slotte
zijn uitgekristalliseerd tot waarden voor
onszelf, van onszelf, in onszelf.
Wanneer een geleerd barbarendom ons
aan veel lezen heeft gewend, dan ls het
niet minder waar, dat een te groote hoe
veelheid lectuur een half-barbarendom
heeft gekweekt van menschen, die meer
nakletsen kunnen dan denken.
Dr. JOS. DE COCK.
P. V. te N. Door enkel te nemen,
kan niemand gelukkig worden. Gij moet
uw leven anders inrichten. Wanneer men
iets begeert dan geschiedt zulks meestal
uit de al dan niet bewuste overweging
dat het bezit van het verlangde het eigen
geluk zal vergrooten. Het verlangen nu
maakt momenteel gelukkig. Is echter het
voorwerp eenmaal in het bezit, dan ls er
geen verlangen meer, waardoor het geluk
weer verdwijnt. Maar, door zichzelf te ma
ken tot een rijk-vloeiende bron, waaraan
anderen hun dorst kunnen lesschen, door
te leven als een wijs mensch, blijmoedig
van zin en tot helpen bereid, schept men
zichzelf een Innerlijk blijvend geluk. Nu
is het eigenaardige, dat hoemeer men ln
dien zin geeft, hoe rijker men wordt.
Groot zal dan het aantal zijn van hen, die
zelf wel beseften, wat zij aan u hebben;
die gedachte van liefde en erkentelijk
heid tot u zullen uitzenden en u zullen
omringen door den beschuttenden muur
hunner welwillendheid, zoodat u zich
sterk zult gaan gevoelen. Wat gij ande
ren geeft, hetzij materleele hulp, hetzij
geestelijken steun, gij zult het ln veel
voud terug ontvangen in den vorm van
dingen, die waarlijk kunnen bijdragen tot
verhooging van uw levensgeluk.
Drager te Hh— Slapeloosheid is zeker
lastig en daarover is het laatste woord
nog niet gezegd. Zij kan allerlei oorzaken
hebben en als wij de oorzaak niet weten,
kunnen wij u moeilijk raad geven, maar
het ls in ieder geval goed een uurtje voor
het naar bed gaan een wandeling te ma
ken. Voorts geen zware lectuur te lezen
en uzelf te houden in een opgewekte
stemming.
Begin u daar maar eens mede en zoo
het niet helpt, schrijft u ons nog maar
eens wat uitvoeriger.
Verzonden brieven: J. M. te H.; Moe
der te H.
Voor de lezers van ons blad geeft onze
psychologische medewerker Dr. Jos.. de
Cock, van Merlenstraat 120, 's-Graven-
hage gratis zielkundige adviezen, o.m.
over de wijze waarop zij hun geest kun
nen verfrisschen en hun wilskracht en
energie kunnen versterken.
De vragen worden geregeld ln dit blad
behandeld. Mochten de beantwoordingen
te uitvoerig worden dan direct schrifte
lijk aan de aanvragers.
Frankl. Zeitung.
Spanje, land der tegenstellingen.
Spanje werd rijk in den oorlog; tus
schen 1913 en 1917 steeg de waarde van
den vruchtenoogst tot het drievoudige;
het dividend van een Bilbaosche scheep
vaartonderneming groeide van 85 peseta's
tot 1775; de bankdeposito's namen toe met
1800 millioen gulden; de peseta is heden
bijna 2 francs waard. Toch ondanks zware
belastingen, grootendeels indirect, toont
het eerste budget na den oorlog een defl-
[cit van 860 millioen gulden en het'Jand
bevindt zich in een wanhoplgen toestand
van armoede en onwetendheid. 12 millioen
Spanjaarden zijn volslagen analphabeten,
de wegen zijn op schandelijke wijze ver-
1 waarloosd.
Zijn werk te Magalang.