't Juttertje UIT DE WIJDE WEIEED Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van ZATERDAG 16 JUNI 1928. 334. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). VROEGE MORGEN. Eken morgen opnieuw beleven wij het groote stralende wonder: den lichtbren- genden dag te zien verrijzen uit de som ber* duisternis van den nacht. Langzaam en statig verheft zich de dagvorstin uit haar legerstede, door purperen wolken omifeven. Nog is allee wat stoffelijk ls in iluimvr verzonken; nog heerscht alom een plechtig zwijgen. Maar deze stille, ongerepte stonde noemen de dichters een heiig uur. Het is de wondere Natuur, die alles tot nieuw leven wekt. En zij, die het eerst haar stem verstaan, het zijn de vogtls, de lichtgewiekte, die zloh los we ten van de aarae. Hoor. zij ontwaken de een na den ander; eerst schuchter en vra gend, dan Jubelend van blijde verruk king roepen ze elkaar en der gansche wereld van uit ket trillende loover liun bldjce boodschap toe. Zinrijk beeldl Is het niet volkomen toe passelijk op den tijd, dien wij beleven? Wachter, wat is er van den nacht? Zie, ooi wij zijn gekomen aan het uur van eer nieuwen dRgeraad. Overal teekenen vat ontwakend geestesleven, schuchter nog wel ls waar, zoekend en vragend, maar onmiskenbaar voor wie waarneemt en gelooft. Hoe banger de nacht, des te biijier de morgen! Llt tijden van grooten zUennood ontwaakt de menschheld als heitoren. Zoo ls het geweest na den reu- zeistrijd onzer vaderen; en al werden we thans voor het ergste gespaard, we heften toch medegeloden en zijn gebo- ger gegaan onder den algemeenen gees- teslruk der volken. Laat hij ons dan op nieuw voor oogen komen, de schitteren de bloeitijd op allerlei gebied, die op den grooten worstelstrijd is gevolgd, toen elidelijk, eindelijk het knellende juk was afgevallen, de onafhankelijkheid bevoch ten! Nog slaan we de handen inéén van veibazlng over de dusdanige uiting van scheppende genie, van veelzijdig oor- spionkelijk leven! Het zijn de kunste nairs die, evenals de vogelen, hun vlucht weien te nemen in het hemelruim, die dltgroote, dit onovertroffen tijdperk heb ben ingeluid, tot het zich openbaarde op alla-iel gebied. 2Seen, we behoeven niet de wijken on zer steden te doorkruisen om de onster felijke namen te herlezen van een Ruys- dae, een Rembrandt, een Vondel, een Sweellnok en zoo vele anderen. Groot was de Ujd In alle richtingen; en, als was er een teveel aan kracht, trokken koene zeegaarders naar verre gewesten om de sfea- van het vaderland uit te breiden en nleiwe bronnen van welvaart op te spoien. Ziu het arbeidsveld thans geringer van omvang zijn? Neen! Onafzienbaar zijn de veldsn, die braak liggen, grenzeloos de ultzfchten, torenhoog de stof, die ligt op- gcsttpeld. Maar het geldt niet een moe dig aanvatten alleen, het geldt een aan het verk gaan, doordrongen van een nleuv beginsel, steunende op een te lang vergtten kracht. Voor hen, die ontwaken en ut er ziele luistert Js het ook thans in dit ongerepte morgenuur 'waarneembaar. En als een openbaring ls ons het Inzicht gekonen van wat er aan de oude, onvol doend gebleken beschaving heeft ont broken. Ontzagwekkend ls het gebouw door de wetensdhap opgetrokken; maar thans, nu het ten hemel Btreeft, thans moeten de venters wijd worden opgezet! Thans moei het ten volle ln bézit genomen wor den door den geest der liefde, die tot nu toe slechtB ln schijn aanwezig was. B CYER „PAPA" VAN DER STEUR Wie Papa van der Steur ls? Wij gaan u dit vertellen aan de hand van een cau serie van den lult.-koL der Inf. N.-I. L. B. D., P. J. M. Smith, die gedurende vier jaar lid is geweest van het bestuur van Pa's OranleOJassau-gesticht te Magalang, en, zooals hij In zijn inleiding tot dit werkje zegt: „Pa heeft leeren kennen en waardeeren als een zeer merkwaardig man, zooals men er in dit leven maar zeer weüig ontmoet". Wij clteeren: Johan van der Steur werd den lOden Juli 1835 te Haarlem geboren als kind van eenvoudige, aepr vrome Af heel vroeg had hij neiging deling te worden, maar, zooals gaat, de mensch wikt, maar God beschikt. Johan, die graag veel had wlllen leeren zou zijn Ideaal niet geheel verwezenl^kt zien. Een andere taak was voor hem weg- 8 OnHnanoleele redenen moest hö reeds op elf- arigen leeftijd de schoolbanken vSrffei om een handwerk te leeren en daarmede helpen de zorgen van zijn ouders te verlichten. H11 werd bakkersleerlinf. Zijn ijver en zijne energie verminder- den daardoor echter geenszins. Gedurende de lange nafihten in de bak- ïrarH inflrde ht1 ijverig uit boeken, hem door Ha.rlon.ooh predikant Sn uit boeken, gekocht voor met overwer ken verdiend geld. a„ „i- Na eenige jaren werd hij knecht en ein delijk eigenaar «ener bakkerij. Het zien van veel armoede en ellende in de achterbuurten van Haarlem, vaak het gevolg van drank en prostitutie, deed hem besluiten middernachtszendeling te worden. Zijn bakkerij deed hij van de hand. Vaak toch kwamen arme vrouwen wier mannen geen werk hadden en dus geen geld hadden om te betalen, brood bij hem halen en Johan gaf het haar voor niets. Maar met veel van dergelijke klanten en weinig inkomsten kon de zaak niet blij ven bestaan. Van der Steur werd daarna handels reiziger, maar ook dat gaf hij al spoedig weer op om zich geheel aan de midder nachtszending te wijden. Behalve ln Haarlem werkte hij in Am sterdam, Utrecht en Arnhem en ging ein delijk naar Harderwijk om zich daar spe ciaal bezig te houden met de a.s. Indische militairen. Die ruwe kolonlalenharten waren niet bestand tegen de vriendelijkheid en naas tenliefde van Van der Steur. Door een ziekte tot nadenken gebracht, kwam Johan tot het Inzicht dat hij meer nuttig effect zou kunnen behalen als hij zelf naar Indlë ging om daar de Europee- schè mindere militairen te steunen en te helpen en ze op het rechte pad te brengen. Hij toog met spoed krachtig aan het werk. Den 19en September 1892 arriveerde onze vriend in Indië en vestigde zich te Magelang ln de residentie Kedoe, waar hij een Militair Tehuis oprichtte. In den beginne ging het nu niet bepaald van een leien dakje. Er werden hem veel moeilijk heden in den weg gelegd. Maar van der Steur hield voet bij stuk, overtuigd goed te handelen, liet hij zich door spot noch miskenning ontmoedigen. Het Militair Tehuis mocht zich weldra in een druk bezoek verheugen, omdat onze „Jannen" daar een gezellig interieur vonden, waardoor zij het ouderlijk huls minder misten. Niet alleen echter stelde hij zijn Tehuis voor den soldaat open, hij bezocht hen ln het hospitaal en ln het provoosthuis, voor zag hen van goede lectuur en scheur kalenders, schreef brieven- voor hen aan hun familie in Holland en dat ook bij overlijden, zoodat menig treurend vader en moederhart door zijn mededeelingen vertroost werd. Doch behalve dit alles, wat voor menig een reeds ruim voldoende zou zijn om zijn leven te vullen, begon voor van der Steur een nieuw werk, dat met het andere wel ln verband stond, maar het door zijn snelle groei niet alleen heeft overvleu geld, maar ook eenlgszins naar den ach tergrond heeft gedrongen. Eens kwam er een koloniaal, een ruwe, Drehtsche boer, ln beschonken toestand bij hem en zei tegen van der Steur, dat hij een middel gevonden had om te con- stateeren of v. a. St.'s vroomheid oprecht was. Er was n.1. een gegageerd sergeant gestorven, die een vrouw en vier kinde ren onverzorgd had achtergelaten. Indien hij die ln zijn huls opnam, zou de soldaat respect voor hem hebben. van der Steur zelde den soldaat den volgenden dag, als hij weer nuchter zou zijn, terug te Komen. Daags daarop gingen zij samen naar de Kampong, waar het gezelschap woonde, en nam v. d. St. tot groote verbazing van den soldaat, het gezin ln zijn woning op. De soldaten hadaen er schik in en hiel pen met allerlei: kleeren wasschen en naaien, met de kinderen spelen en zingen. De oudste der kinderen, een Jongen, vroeg al gauw aan zijn pleegvader hoe hij hem moest noemen, mijnheer, Pa of Oom. En toen hij ten antwoord kreeg, dat hij zelf maar moest kiezen, zelde hij: „Dan maar Pa, want dan heb lk meteen weer een Pa." Niet lang daarna kwam hij van school thuis met de boodschap, dat Wlllem's Pa gestorven was, dat Willem en zijn zusje Suze geen eten hadden en ook graag bij Pa in huis zouden komen. Zoo geschiedde. Op een keer gingen ze 's middags aan tafel en toen zag Pa, die we gemakshalve maar verder zoo zullen noemen, een nieuwe jongen zitten en op zijn vraag, wie dat was en wat hij wilde, kreeg hij ten antwoord: „Vader ln de hospitaal, amplr dood, moeder weggeloopen met an deren soldaat." Bij onderzoek bleek dat helaas waar en de knaap bleef. Telkens kwamen er zoo kinderen bij en gaande weg veranderde het Militair Tehuis ln „De inrichting van den heer van der Steur te Magelang". Aan dat adres wer den wel eens kinderen gezonden bij wijze van postpakket of afgezet in het donker, terwijl de brenger snel wegreed. Het eerste jaar was het moeilijkste Jaar. Pa moest kousen stoppen, kleeren maken, eten koken, enz. Toen hij geen tijd meer had om kousen te stoppen, knipte hij de voeten eraf, naaide er een bandje aan en noemde ze dan souspiedkousen. Door het snel wassend aantal kinderen ontstonden allerlei moeilijkheden. De baleh balehs (slaapbanken), waarop men des nachts sliep, werden 's morgens opgeborgen, maar 's avonds moesten de soldaten het lokaal ontruimen om plaats te maken voor de slapende kleinen. De militairen trok ken dan naar de achtergalerij. Dat was echt behelpen en tobben, waar bij kwam, dat Pa ook al eenige meisjes onder zijn beschermelingen telde en hij als man natuurlijk minder geschikt was deze geheel te verzorgen. Het gevolg daarvan was, dat zijn zuster Marie uit Holland naar Magalang kwam om hem te helpen en het duurde niet lung of zij had aller harten veroverd en heette zü de „Moe" van Magelang, en dat was ze ook inderdaad. Kol. Smith vertelt dan hoe de inrich ting zich steeds uitbreidde en hoe er moeilijkheden kwamen tengevolge van ziekte. Eerst moest Pa's zuster (in 1902) naar Holland tot herstel van gezondheid. Zij keerde niet meer naar Indië terug en in 1908 moest, van der Steur zelf wegens ernstige ziekte, zijn krachten hadden te veel geleden door het werk, naar Holland. Hij verzamelde tijdens zijn verblijf tevens geld voor uitbreiding van zijn stichting en wist een bedrag van 20.000 gulden bij elkaar te krijgen. (Slot volgt.) DE FILM ALS MODE-PLAAT. Eon bewijs van den sterken Invloed van de film op de dames ls wel het volgende. Sedert de bioscoop op het eiland Jamaica is ingeburgerd en het ook voor de neger bevolking bon-ton werd deze regelmatig te bezoeken, heeft hier een aanzienlijke verandering plaats gegrepen onder de da mes ln het uiterlijk. Of deze ln het voordeel ls der negerin nen, zij voorzichtigheidshalve in het mid den gelaten. De kwestie ls dat de donkere dames van Jamaica de film gebruiken als modeblad en de aantrekkelijke coiffure en kleedij van een Mary Pickford, Betsle Narrlscale, Erna Morena, Pola Negri, en hoe deze grootste filmsterren meer mo gen heeten, getrouwelijk pogen na te bootsen. Hoe zij daarin slagen, moge uit het onderstaande blijken. De dames van Jamaica, knippen haar zwarte wollige lokken kort af. Zij bedek ken haar donkere huid met een dikke laag witte poeder, waarna zij zich op ver schillende plaatsen donker-rood beschil deren. Aldus vertrouwende een prach tige teint te hebben verkregen, juist zoo als deze of gene film-heldin. Vroeger lie pen de negerinnen blootshoofds en barre voets, doch onder den invloed van de film-elegance, dragen de meest-gefortu- neerden harer, thans lederen dag, en de minderbemiddelde op zijn minst Zondags, zijden kousen in de bontste kleuren. In plaats van de zelfgevlochten stroo- hoeden zijn reusachtige opgedirkte hoe den met veeren en linten gekomen en wil de zwarte schoone de filmster het aller meest nabijkomen, dan bindt ze zich nog een Carmen-achtige sjaal om.... Ook de onschuldige negerdansjes op het eentonige rythme van den trommel zijn verdwenen. De Jamalca-negerln jazzt zoo goed als haar Europeesche zusteren, ze heeft den pas van de film afgezien. En het spreekt vanzelf dat deze „mo derniseering" haar recht geeft haar eischen wat hooger te stellen, dan vroe ger, toen ze blootsvoets ging, „spooning ln the moonlight" en al dankbaar was wanneer haar zwarte minnaar haar een kokosnoot vereerde. Tegenwoordig moet die minnaar juist als op de film haar meenemen naar een duur restau rant, waar tijdens het souper gedanst wordt en waar men van aardige prijsjes weet. En behalve al deze onheilen, ls het' allerergste, door de film op het zwarte Jamaica gesticht wel dat ze erde dienstboden-misère Introduceerde. Wat de film gemaakt heeft van de meisjes was te zien aan een der kellnerlnnetjes van een groot restaurant te Kingston. Lucln- da, het zwarte kellnerinnetje had een ge zichtje, dat wit-gekalkt en ter afwisseling rood geschminkt was. Het dikke zwarte haar was kort geknipt en zóó Ingezet met vet, dat het stijf rondom haar hoofd uit stond. Een helblauw rokje met een kan ten strook reikte haar tot de knieën om de volle pracht van een paar dunne vuur- roode zijden kousen ten toon te spreiden. Vol trots keek ze de bezoekers aan. En dan te weten dat zij bij lange na niet de ergste was. uit die situatie wel een voordeeltje te ha len was. Dus bood hij zich bij een der oudere visschers aan, om tegen belooning van 5 cent het benoodigde te halen. Maar deze scheen niet op 't aanbod in te willen gaan. Waarschijnlijk wekte z'n uiterlijk weinig vertrouwen. De rafelige pet op den groezeligen kop, het overhemd, waar de ellebogen doorstaken, de versleten broek, de afgezakte kousen waar de vuile knieën door bloot kwamen, de gummie schoenen, in verregaanden staat van ont binding, dit alles scheen weinig bevor derlijk om vertrouwen te wekken. Hét goed-gemeende aanbod werd dan ook be antwoord met de schampere opmerking: „Wil jij dat doen? Als ik je 15 cent geef om pier te halen, zie ik je nooit meer terug." Dit antwoord had de knaap zeker niet verwacht. Het scheen hem ln zijn eer te krenken, want hij keerde zich om met iets in zijn oogen van „wat denk je wel kerel?" en bleef een oogenblik naden kend staan. Hij overwoog blijkbaar dat de kans om vijf cent te verdienen inderdaad groot was. Toen wendde hij zich tot den oudere: „Natuurlijk kom ik terug, want ik moet toch m'n scharretjes nog balen". „Waar heb je die dan?" „Op den wal, onder den uithouwer." „Nu, goed dan, maar zet je scharretjes dan hier op 't vlot, bij mij". De jongen aarzelde. De man twijfelde aan z'n eerlijkheid, dat stond vast. En de zin om pier te halen scheen verdwenen. Maar na een oogenblik deed hij een stap dichter tot den vlsscher, stamp voette en zelde: „Ik heb u toch gezegd, dat lk terug zou komen, en dat zou ik óók doen als ik géén vlsch terug moest komen halen." Toen scheen de andere overtuigd, haalde de portemonnaie uit z'n zak, gaf geld en zelde: „Hier ls 20 cent. Haal dan 15 cent pier." En zoo vlag als hij kon snelde hij langs den buitenkant in de richting van het Havenplein. Ik ging verder, en dacht na over het gesprek tusschen den jongen en den oudere. Het gesprek van een havelooze knaap en een visscher die hem, waar schijnlijk om die havelooze kleeding, wan trouwde. Maar mijn sympathie was aan den kant van den knaap. Bij mij stond het vast, dat hij terug zou komen, óók wanneer er géén scharretjes terug te ha len waren. De schittering in die blauwe oogen, toen aan z'n eerlijkheid werd ge twijfeld, die blik van „wat denk je eigen lijk wel, kerel?" schonk mij de overtui ging dat onder die havelooze kleeding een eerlijk hart klopte. Th. J. V. LANGS DE STRAAT. De eerlijke jongen. Een wandeling 's avonds langs de Bui tenhaven bij mooi, stil weer,' is een waar genot, omdat er altijd iets en iets anders te zien is dan gisteren of eergisteren. Wc drentelden langs den steiger. Op één der vlotten, dicht Dij 't Wachtschip, waren eenige jongelui en ouderen aan net schar- renvisschen. Voor dat scharrenvlsschen is niet veel vlschtuig noodig. Een lange lijn met een niet al te zwaar voorwerp aan 't eind en een cM. of 10 lager een vlschhaakje met een pier eraan, dat is alles. Deze lijn wordt in zee gegooid, en wanneer je voelt „tuk" te hebben, haal je haar binnen. Er kwam dien avond gebrek aan aas. De visschers hadden elkaar al eens ge holpen, want er heerschte ln dit opzicht op net vlot een kameraadschappelijke geest, doch de voorraad raakte uitgeput en het was nog geen tijd om naar huls to gaan. Nu was er één Jongen op 't vlot die niet vlschte, en toch scharretjes had. Hoe-le er aan kwam, weten we niet, den kelijk gekregen, maar hij had ze, en zorgvuldig weggeborgen onder een -der uithouwers op den wal. Nu bij den één, dan weer bij den ander staande, was 't gebrek aan aas ook hèm niet ontgaan. Het scheen hem toe, dat er HOE ZIET DE WERELD ER TEGENWOORDIG UIT? De mllllonalrs-Btad. In Ztlrich wonen op het oogenblik 884 mlllionalrs. De meesten zijn voor de koperen gescheiden. Eén echtpaar op de elfduizend komt aan zijn diamanten bruiloft toe. Petit Parlsien. Vandaar onze trouw. De hartslag van een mensch en die van een hond zijn nagenoeg gelijk. Hamburger Nachrichten. Weduwe en Weduwnaar. Weduwnaars leven gemiddeld nog ne gen jaar na den dood van hun vrouw, weduwen gemiddeld nog elf jaar na het verlies van hun man. Toronto Press. Parelende schoonheid. Cecile Sorel beweert dat ze haar schoon heid dankt aan het feit, dat ze tweemaal per week een champagne-bad neemt. Ze weigerde een engagement voor Ame rika, omdat ze daarheen geen champagne mocht meenemen. Pearson's Weekly. Berlijn en de loterij. Vóór den oorlog speelden gemiddeld 500.000 personen ln Groot-Berlijn ln de Staatsloterij. Tijdens den oorlog daalde dit getal tot omstreeks 880.000, om de laat ste twee jaar weer geleidelijk te stijgen tot 680.000. Berllner Tageblatt. De liefde-strijd. Water loopt den berg af, doch liefde loopt tegen den berg op; de berg is er en zal er altijd blijven, en1 de liefde zal er steeds tegenop moeten. De krachtige lief de die een man bezielt voor een vrouw, of voor de wereld rondom hem, zal hij on ophoudelijk moeten verdedigen tegen een vijandige macht, evenals de liefde ge boren is uit tegenstrijdige elementen. Times Literary Sup. Toevlucht voor levensmoeden. Te Neurenberg is een anti-zelfmoord opgericht. Levensmoeden kunnen zich tot dit bureau wenden, waar men zal trachten hen van zelfmoord terug te houden. Hamb. Nachrichten. Mlllloenen aan vleermulzenmest. De Oostenrijksche regeering heeft het bergplateau van den Karst aan de Ita- liaansche grens systematisch laten onder zoeken en men heeft tal van diepe grotten gevonden, sommige met een oppervlakte van 2 H.A., waar op den bodem meters dik de vleermulzenmest lag. De „Drachen höhle" bij Mixnitz, in Stiermarken, kan bijv. per dag wagons van dezen uitste kenden mest leveren en men denkt uit deze grot alleen reeds voor een waarde van 225 millloen kronen te halen. Tob Nooit Hoekje. LEZEN. Een geleerd barbarendom heeft ons aan het vele lezen gewend. G. O. Lichtenberg. Wanneer de tijd nadert, dat de zomer- sche dagen schaarsch worden en dat het herfsttij den winter gaat naderen, wordt de mensch huiselijker en ziet hij uit naar. een ontspanningsmiddel in zijn woning, daar het gure weer geen of weinig ont spanning buitenshuls gedoogt. Dan wordt al gauw naar het boek gegrepen om den tijd in gepaste ontspanning door te bren gen: het lezen vormt voor velen het mid del, om de lange winteravonden te pas- seeren. Er zijn bewijzen te geven van de leeswoede in dien tijd, die ons versteld zouden doen staan van de stapels, die er verslonden worden ln die tijden, waarin het weer den mensch op zijn huis aan wijst. De statistieken van openbare biblio- theeken en van particuliere leesinrichtin- gen vertellen ons heel veel van aantal en aard der gelezen werken. Die statistieken zijn zeer leerzaam, vooral voor hem, die eens wil weten in welke richting zich de smaak van bepaalde personen beweegt. Zij leggen getuigenis af van een bepaald deel der menschelijke psyche en vormen een belangrijke bijdrage voor de beant woording der vraag .hoe bepaalde groe pen hun vrijen tijd in den winter gebrui ken. Voor de sociologie zijn zij belangrijk in verband met den achturigen werkdag en nog veel andere vraagstukken. Een feit is. dat al die statistieken wijzen op veel lezen, slechts lezen, lezen van roman literatuur en dat zoo goed als niets erop wijst, dat aan ernstige lectuur tijd wordt geschonken of dat de lectuur behoorlijk wordt overdacht en verwerkt. Wie werkelijk iets wil hebben aan zijn lectuur beschouwe haar als geestelijk voedsel, dat gekauwd moet worden even als onze spijzen,' wil onze geest er voed sel van kunnen hebben en er die sappen uithalen, die eruit moeten worden ge haald. Niets is hinderlijker voor den geest dan halfverteerde lectuur, niets schadelijker voor een verstandig oordeel dan een hoofd volgepropt met de gedach ten en ideeën van allerlei schrijvers, die in onszelf niet hebben gegist en ten slotte zijn uitgekristalliseerd tot waarden voor onszelf, van onszelf, in onszelf. Wanneer een geleerd barbarendom ons aan veel lezen heeft gewend, dan ls het niet minder waar, dat een te groote hoe veelheid lectuur een half-barbarendom heeft gekweekt van menschen, die meer nakletsen kunnen dan denken. Dr. JOS. DE COCK. P. V. te N. Door enkel te nemen, kan niemand gelukkig worden. Gij moet uw leven anders inrichten. Wanneer men iets begeert dan geschiedt zulks meestal uit de al dan niet bewuste overweging dat het bezit van het verlangde het eigen geluk zal vergrooten. Het verlangen nu maakt momenteel gelukkig. Is echter het voorwerp eenmaal in het bezit, dan ls er geen verlangen meer, waardoor het geluk weer verdwijnt. Maar, door zichzelf te ma ken tot een rijk-vloeiende bron, waaraan anderen hun dorst kunnen lesschen, door te leven als een wijs mensch, blijmoedig van zin en tot helpen bereid, schept men zichzelf een Innerlijk blijvend geluk. Nu is het eigenaardige, dat hoemeer men ln dien zin geeft, hoe rijker men wordt. Groot zal dan het aantal zijn van hen, die zelf wel beseften, wat zij aan u hebben; die gedachte van liefde en erkentelijk heid tot u zullen uitzenden en u zullen omringen door den beschuttenden muur hunner welwillendheid, zoodat u zich sterk zult gaan gevoelen. Wat gij ande ren geeft, hetzij materleele hulp, hetzij geestelijken steun, gij zult het ln veel voud terug ontvangen in den vorm van dingen, die waarlijk kunnen bijdragen tot verhooging van uw levensgeluk. Drager te Hh— Slapeloosheid is zeker lastig en daarover is het laatste woord nog niet gezegd. Zij kan allerlei oorzaken hebben en als wij de oorzaak niet weten, kunnen wij u moeilijk raad geven, maar het ls in ieder geval goed een uurtje voor het naar bed gaan een wandeling te ma ken. Voorts geen zware lectuur te lezen en uzelf te houden in een opgewekte stemming. Begin u daar maar eens mede en zoo het niet helpt, schrijft u ons nog maar eens wat uitvoeriger. Verzonden brieven: J. M. te H.; Moe der te H. Voor de lezers van ons blad geeft onze psychologische medewerker Dr. Jos.. de Cock, van Merlenstraat 120, 's-Graven- hage gratis zielkundige adviezen, o.m. over de wijze waarop zij hun geest kun nen verfrisschen en hun wilskracht en energie kunnen versterken. De vragen worden geregeld ln dit blad behandeld. Mochten de beantwoordingen te uitvoerig worden dan direct schrifte lijk aan de aanvragers. Frankl. Zeitung. Spanje, land der tegenstellingen. Spanje werd rijk in den oorlog; tus schen 1913 en 1917 steeg de waarde van den vruchtenoogst tot het drievoudige; het dividend van een Bilbaosche scheep vaartonderneming groeide van 85 peseta's tot 1775; de bankdeposito's namen toe met 1800 millioen gulden; de peseta is heden bijna 2 francs waard. Toch ondanks zware belastingen, grootendeels indirect, toont het eerste budget na den oorlog een defl- [cit van 860 millioen gulden en het'Jand bevindt zich in een wanhoplgen toestand van armoede en onwetendheid. 12 millioen Spanjaarden zijn volslagen analphabeten, de wegen zijn op schandelijke wijze ver- 1 waarloosd. Zijn werk te Magalang.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1928 | | pagina 7