VOOR DE VROUWEN. 23 HOOGE PRIJS. Een van mijn beste kennissen, die ei voor bekend stond dat hij heel wat mee gemaakt had in den tijd, toen buiten onze vaderlandsche grenzen de oorlogsgeesel in zijn volle wreedheid heerschte, vertelde EEN LIEF VROUWTJE. Mijn vriend had ongenoegen gehad in zijn sociëteit; een bagatel, eigenlijk niet de moeite waard. Doch mijn vriend is een kribbebijter, en hij wilde volstrekt het geschil door de wapenen beslechten. „Maar dat is onzinnig," zeide zijn vrouw mg onlangs de volgende episode die hij hem j)at tweegevecht zou schandaal had beleefd als grenswachter in 1916. maken en op den koop toe gij kunt „Zooals ik je wel eens meer verteld verwond raken, zelfs gedood worden, heb, liep er op een tien minuten afstand ranipzalige." van ons wachthuis een klein paadje yervoigens tot een andere gedachten- gang komen, hernam zij: „En wat zou er van mij worden? Voor- dwars over de grens. Die post was bij ons douanen, zeer berucht. Want zonder twij fel kwamen er van de tien smokkela u-s zeker zes over dat bewuste weggetje. Op ld zyn y00rt8 ZOu ik tot armoede ver een goeden, later bleek het een bar sle h- vallenwant al het fortuin komt van ten, avond werd ik door den sergernt u en daar gy geen testament hebt naar dat gedeelte van het bosch gezonden, gemaakt; zou anes aan je familie ko- hetwelk ons zoo wel bekend was. i men Pluvius had zich niet beter over kward- ^eic'er niet lieve ik heb een testament willende individuen kunnen ontfermen. ge'maakt) waarbij ik u alles nalaat wat ik Een kleine maansikkel gluurde telkens, ziehier." als de wild voortjagende wolkgevaarten da^ jg voortreffelijk riep mevrouw babbeluurtje over mode. Een logeer-garderobe. De tijd voor reizen en trekken is weer aangebroken. Onze garderobe wordt ge heel geregeld naar den aard van ouzo lopeer-bestemming. Gaat men naar een mooi stil dorpje om gedurende de vacantie eens heerlijk tot rust te komen, dan spreekt he^ van zelf dat we aan onze gar derobe geen hooge eischen behoeven te eerst zou ik levenslang in rouw gedom-1 stellen; dan is wat wij bezitten meestal ruimschoots voldoende Én voor alle zekerheid dragen we ook nog met ons mee, zoo'n dun, heelemaal niets wegend of plaats innemend crêpe georgette jurkje. Zoo noodig, zijn we dan geheel en al in staat om geheel volgens de eisch naar den schouwburg te gaan. fer met kleeren kon meenemen en toen £n wUt u nu voikomen op uw gemak kon je eigenlijk niet buiten eenige ver- ruim dfln nog een klein hoekje van schillende soorten kleedingstukken. koffertje in voor 'n fijn los licht peig- Je gastvrouw tracteert je b v op een wle weet wat voor plelzler ge er fijne schouwburgplaats, nou dat kan je hebt 's morgens vroeg of 's avonds toch niet accepteeren in je reispakje. Je wil nog een paar visite's mee gaan ma- Corry Brena. ken. Ook al niet prettig in je reispak. Of 's morgens een uur je tennissen. Ja, zoo zijn we. Al gaan we voor een paar dagen op reis; er tip top uitzien even uit elkaar gingen, droevig-geel naar beneden, om dan vervolgens weer achter de compacte nevelmassa's te verdwijnen. Elk oogenblik sloeg een fijne motregen, door een straffen wind voortgejaagd, r nj in 't gelaat en met weemoed dacht ik op dat moment aan m'n collega's, die nu in de cantine bezig waren met spelen en drinken. Dienst gaat echter voor en dus zette ik al die genoegens uit m'n hoofd en keek vast uit naar een goede dekplaats, vanwaar ik de grens goed observeeren kon. Al spoedig had ik dekking gevonden achter een van onder dikbegroeide den, en na m'n kapotjas behoorlijk onder mij gelegd te hebben om tenminste kou en vocht, die uit den bodem opstegen, te waren, legde ik me neer. Het zag er daar in dat bosch alleronbe- haaglijkst uit. De kaarsrechte mastboo? men schudden elk oogenblik een ware fontein van waterdruppels over mij uit en lieten een zwaarmoedig zuchten hooren als de wind er door heen joeg. Het was akelig donker en ik kon me niet voorstellen iemand eerder te zien, voor hij vijf meter van mij af was. Hoe lang ik daar gelegen heb weet ik niet pre cies, maar ik voelde dat een stijfheid zich van me meester gemaakt had en mij dwong om zooveel mogelijk in de zelfde houding te blijven. Het bleef doodstil in het bosch en al leen wérd de stilte af en toe verbroken .door een rauwe schreeuw van een nacht vogel, ergens ver weg in 't geboomte. Plotseling zat ik recht op. Al m'n aan dacht concentreerde zich op een punt in de richting van de grens. Kroop daar iets door 't struikgewas of was het verbeel ding? Ik schoof zoo stil mogelijk eenige passen terug en bleef strak in de richting turen, waar ik 't onraad bespeurd had. Het was echter volmaakt rustig daar tusschen 't akkermaalshout en niets ont waarde ik als de grillige schaduwen van de meters lange dennen die als schadu wen van den komenden dood zich her en derwaarts bewogen. ToenI Gpen twijfel mogelijk; daar kroop een gestalte over den grond, een veertig voet van mij af. Ik kon nu duide lijk het hooge gewas zien neerbuigen en zich weer opheffen als de persoon er door was geslopen. Deze bevond zich evenwel nog aan gene zijde van de grens maar ging zonder twijfel naar het bewuste pad. Het duurde wel een half uur alvorens ik het vrij slecht geïmiteerde geschreeuw van een uil hoorde. Stramheid en kou was nu vergeten en elke zenuw was gespannen. Ik kon mij, door de dekking van de boomen goed ver bergen en was binnen vijf minuten bij 't sluikweggetje aangeland. Juist op dat oogenblik werden aan mijn andere zijde de takken ter zijde gebogen en hoe was ik verwonderd, toen niet zoo als ik verwachtte een man te voorschijn trad, maar een vrouw zich bij hem voegde. Ik kon nu op m'n gemak alles gade slaan en zag dat den man een paar kleine zakjes werden overhandigd waarna zij zich verwijderde. Spiedend vooroverge bogen verkende de man de grens om ver volgens langzaam in mijn richting te na deren. Nu was hij op verboden grondge bied nog een oogenblik en,halt sta!" Hoog hief de man zich op; radeloos stond hij daar. Maar ook slechts voor een oogenblik, las een tijger vluchtte hij weg, in schuine richting van mij, op die manier zijn dood tegemoet gaande. Nogmaals sommeerde ik hem te blijven staan en een achtste minuut later ging er fluitend een kogel door 't bosch, weg ratelend ging de knal het geboomte door, alles in opschudding brengend waar hij gehoord werd. Gelijk met mij kwamen twee andere collega's bij het slachtoffer aan. Bij het licht van onze zaklantaarns bleek dat de kogel den rug doorboord had en zich hoogstwaarschijnlijk in 't hart bevond. Ik zag naast hem de zakjes lig gen die hij had willen overbrengen en nieuwsgierig bekeek ik den inhoud. Twee pondspakjes koffie bleek onze buit te zijn en daarvoor was een men- schenleven vernietigd. Toen m'n kameraden den sluikhande laar op een jas naar de wacht hadden getransporteerd zocht ik m'n plaats bij de den weer op en ifras benieuwd of de vrouw zou terugkomen. En mijn voorge voel bedroog me niet. Nog geen uur later werden vlak voor mij de takken wild ter zijde gebogen en stond daar die vrouw. Doodstil bleef ze daar staan als uit steen gehouwen. En toen, als in een hef tige razernij ontstoken, bracht ze haar gebalde vuist in mijn richting en zag ik haar enkele malen, als in vervloeking de arm heen en weer schudden. Hierop verdween ze en nooit heb ik meer een spoor van haar gezien. En, kameraad, of het nu moeder en zoon was, ik weet 't niet, maar ik ver zeker je dat die gebeurtenis mjj altijd in de herinnering zal blijven. v. K. uit, het testament van begin tot eind door loopénd. Dat is edelmoedig. Welnu," ver volgde zij, het papier in haar zak stekeh- Je, „geef me een kus, manlief en ga vechten." DE WEERVERWACHTING. De ondankbare taak van „De Bilt". „Natuurlijk is het weer niet uitgeko men!" zegt men. „Het" is de weervoorspelling van De Bilt. Daar over is het publiek het vrij wel eens, die weervoorspellingen komen nooit uit. Er zijn weinig instellingen, die zooveel dankbaarheid zouden verdienen als de weerdienst in de Bilt, en weinige die zooveel en zoo aanhoudend gesmaad worden. Het oordeel van „den man op straat" over het al dan niet uitkomen van de weervoorspellingen berust natuurlijk op vage indrukken: één sterke afwijking, liefst op Pinksteren of Paschen, als ieder een uitgaat, doet honderd goede uitkom sten te niet; de eerste blijft in het geheu gen hangen, de andere worden vergeten of als vanzelfsprekend aanvaard. Hier heerscht een wanbegrip: al aller eerst ten aanzien van het karakter van die dagelijksche waarschuwingen van het Instituut. Het wil er bij den gewonen mensch maar niet uit, dat het weer-voor- spellingen zijn, die gegeven worden, ook al staat er iederen keer boven: „weers verwachting". Het onderscheid is voor den lezer misschien onbeteekenend, maar inderdaad is het principieel, en maakt alle verschil. Het Instituut voorspelt nóóit, en wie even nadenkt, begrijpt waarom. Voorspellingen zijn goed voor kwakzalvers en sensationeel-aangelegden, en aangezien kwakzalverij en sensatie in dezen tijd troef zijn, meer dan ooit, komt de man, die niet méér zegt dan hij kan en mag zeggen, er kaal af. Wel verre van den eerlijken geleerde daarvoor te dan ken, neemt het publiek hem die beschei denheid (dit is in dit geval eerlijkheid) erg kwalijk, want het wil nog liever be drogen worden dan zich vergenoegen met het weinige dat echt is. Het Instituut in de Bilt is een wetenschappelijke instel ling en eigenlijk is het een schoorvoetend gedane concessie, dat door een dergelijke instelling weers-verwachtingen worden uitgegeven. Want in het bijzonder in ons klimaat is het opstellen van zulk een ver wachting zelfs voor een zoo klein land als het onze een moeilijk en hachelijke zaak. Men kan niet in elk weerbericht zeggen dat zelfs over het weer van ander- halven dag na opstelling van het bericht met eenige. zekerheid niets te beweren valt, en dat zou men toch eigenlijk in het grootste deel der gevallen moeten doen. De berichten, door de Bilt en institu ten van denzelfden aard uitgezonden, de „Weersverwachtingen" dus, zijn zóó inge richt, dat de „kans" die men op weten schappelijke gronden voorziet, door vast gestelde uitdrukkingen omschreven wor den; bijv. „zwaarbewolkt tot betrokken", „matige wind", alles volgens een schaal opgemaakt, en voorts dat zoo mogelijk ook het gebied nog nader wordt aange duid, bijv. „in het Zuiden versterkte on weerskans". Wie niet geregeld het weer bericht bijhoudt, vat misschien de betee- kenis^ van die termen niet altijd; „matige wind" om iets te noemen, zal in de meeste gevallen door den leek op meteorologisch gebied eerder een stevig windje genoemd worden. En het zou misschien goed zijn, indien de vaste tekst van elk weerkaartje een korte handleiding bevatte, waarin tel kens op de beteekenis van al die termen wordt gewezen. Uit het verslag van het K. N. M. Insti- tgut oVer 1927 blijkt intusschen dat vol gens de waarnemers géén stormen zijn voorgekomen waarvoor niet gewaarschuwd was; de anemometers hadden echter op één dag gedurende enkele uren wind kracht 8 geregistreerd (op het randje van stormkracht) zonder dat er een sein hing. Men ziet dat de controle scherp genoeg Is. Als algemeen resultaat over de laat ste 4 jaren krijgt men de percentages 92, 97, 88 en 97 voor het uitkomen van de stormseinen en er zal wel niemand zijn die dat niet mooi vindt. Het publiek houdt echter vast aan den onvervulbaren eisch, dat het Instituut voor elk plekje in Ne derland zou moeten voorspellen of men zijn parapluie moet meenemen of thuis laten; en ook, of het „weer mooi" zal wor den dan „leelijk". Wie in ons klimaat te gen nat-worden gewaarborgd wil zijn, neme „altijd een parapluie mee, dat is eenvoudig genoeg. Gaat 't er echter om: dat wij die va- cantie-reis als een drukke, vol afwisseling zijnde afleiding willen zien op ons min of meer eentonige dagelijksche leven,, ja, dan komt er meer kijken dan onze een voudig voorziene kleerkast biedt. Dan wordt er gewikt-en gewogen, gekocht en besproken, dan komt er dit nog bij en dat nog.... dan is het aanvullen van de garderobe al een prettige voorbode van de ons wachtende roes van allerlei aange name gebeurlijkheden. Maar 't komt ook voor dat we bij tijd moeten wij.... En met een beetje goede wil gaat dit ook best. Als we nu voor de reis eens gebruiken een aardige losse kasha-mantel, die kan dan gelijkertijd dienst doen als avond mantel en ook voor de wandeling. Bij deze mantel hebben we dan van de zelfde kasha een leuke sportieve jurk, zooals de teekening 2 laat zien. Wel, die kan dienst doen als reisjurk, voor het tennisveld, voor te fietsen, voor een wan deling en wat dies meer zij. Voor aan tafel en voor de te maken BQ den boekbandelaar. Vrouw van parvenu.' Zeg eens, heeft Schiller geen boeken in rooden pracht band geschreven? Jammer. Heb je genoeg vertrouwen in me, om me vijftig gulden te leenen? Vertrouwen heb ik wel, maar geen vijftig gulden. Ook een antwoord. Waarom spreek je altijd kwaad van je vrienden? Wat wou je dan? Ik ken geen an dere menschen. Verdacht bezoeker. Gast: Kijk eens hier, kastelein, daar zwemt een vlieg in m'n bier! Kastelein (ter zijde): Alweer zoo'n vegetariër. Verschil. A.: Ik hoor dat Nelly en jij zoo ge lukkig getrouwd zijn? B.: Dat is te zeggen.... hm.... zij is gelukkig en ik ben getrouwd. Voorzichtig. Ik hoor dat je oom is gestorven, Charles. Ja, gisteren. Het was een excentrieke vent Ge loof je, dat hij recht bij 't hoofd was? Kerel, dat zou ik je onmogelijk kun nen zeggen, eer het testament is voor gekomen. Krijgslist. Jansen (vertrouwelijk): Agent hoor je die jonge dame zingen? Agent: Zeker! Ze woont naast mij. Nu, wat zou dat? Je krijgt van mij een kistje sigaren» als je even aanschelt, en vraagt wie daar vermoord wordt KINDEREN. Pa, zei het zoontje van d n geleer den professor, is de zee een uur diep? De professor was verdient in een hoop papieren. Hij keek op en snauwde: Da; weet ik niet! Het zoontje keek teleurgesteld. Toen vroeg het: Pa, ls de maan van Hollandsche kaas gemaakt? Dat weet ik niet. Weer k ek het zoontje verbaasd. En na éen stilte klonk het: Pa! Hebben de menscheneters tan denstokers? Zoo woest als een menscheneter snauw de de professor: Dat weet ik niet! Pa. sprak het zoon'je. Wie zijn de menschen die denken, dat u geleerd bent? en wij le eens zoo'n dag of drie, vier uit logeeren gaan, „en dat vind ik eigen lijk nog moeilijker dan een grootere reis", zuchtte* eens een jong vrouwtje. Het lastige was, vond zij, dat je voor drie dagen logeeren toch geen groote kof- RAADSELS. Oplossingen der vorige raadsels. L H oor Assen portier O B t Z O g e I rekenen zegel .hen I Nieuwe raadsels. lezen n Xde naam van XOp de 2e rij 4e rij sappige vruchten; op de 6e rij de oorspronkelijke bewoners van Noord- Amerika; op de 6e rij onmisbare ge bouwen; op de 7e rij een Nederl. eiland op de 8e rij een smakelijk knolletje; op de 9e rij een eetbaar zaad; op de 10e rij een vogel; op de 11e rij een persoonlijk voornaamwoord; op de 12e rij een mede klinker. visites zorgen we voor een donker crêpe-'F. A. d. B.; H. B.; J. B.; M. G. D.; W. de-chine toiletje opgefleurd met een kan- D.; W. C. v. D.; A. E.; J. v. E. G.; F. ten jabot.of shawl of iets dergelijks. Zoo'n F,; A. H.; L. H.; H. K.; P. K.; T. W. toiletje staat altijd keurig, eischt niet K.; G. L.; A. v. d. M.; K. en M. M.; L. veel zorg van toilet maken en neemt niet v. d. M.; A. 3.; J. Chr. S.; S. T W T.J veel plaats ln van het kleine handkoffer- M. W. en W. W. B. Gestolen goed gedijt niet. P Welke bloemennamen kun je hieronder 1 bertmetlood. 2' o r p o 1 k a s. 3 j o t i v e 1 o. XXXXXXXXXXX X Op de kruis- Xjeslijnen komt Xiets, dat velen Xspoedig zullen X h6bben. X een jonge ezel; X op de 8e rij een X buizenstelsel X onder den X grond; op de Goéde oplossingen werden ontvangen van:

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1928 | | pagina 8