Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, VAN 'S LEVENS WIJSGEERIGEN KANT u, ?SVh.,n eindelij te van Zateidag 18 Augustus 1928. 343. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). MUZIEK zonder nadenken aan de hand van een Huid haar en ras. Er is aangetoond, dat in het algemeen de rug donkerder is dan de borat of buik en de strekzijden der extremiteiten (ledema ten) donkerder zfln dan de bulgzijde. Dit zelfde komt vaak voor ook bij zoogdieren, speoiaal bij versohlllende aapsoorten. Na tuurlijk is de invloed van het zonlicht op de huid, niet te loooheneu, echter is dit al leen niet voldoende, om de bovenvermelde verdeeling der kleurstoffen te verklaren. Volgens Schwalbe is het een eigensohap, die de mensch langs den weg der over erving van zijn voorvaderen heeft overge nomen. Vergelijken wij de huid van ver schillende rassen, dan vinden w]j geheel afgezien van de zoo verscheidene huid kleuren, aanmerkelijke verschillen. Zoo is bijv. de huid der negers bijzonder glad en zacht. De voor enkele rassen karak teristieke reuk wijst ook op verschillen wat betreft zweet- en talkkllertjes. Tob Nooit Hookje. De Voorzienigheid stitjdl steeds aan den kant dar laat ste reserve, Napoleon L GOUDIÏV AVOND. Men Bpreekt van „Sprookjesachtig" als er iets moois valt te iewonderen. Deze uit drukking benadcit din ook misschien het meest dsn indruk, die iemand krijgt als men ee» uitleg wil g»ven hoe mooi het eigenlijk was, hetgeen men heelt aan schouwd Zoo o)k zou ik willei spreken van „sprook,esachtig" om eeiflgszins te bena deren den indruk, die Woensdagavond de luchtsciakeering op me maakte tegen den tijd van zonsondergang. Zij, dia niet het circus bevolkten, en uit trokken om van den zonsondergang te ge nieten, tullen beamen, dat eigenlijk geen woord ian weergeven van welk een be- toovererde pracht dien avond het schouw spel wel was. Het was een totaal bewolkte lucht; al leen daar, waar de zon onderging, was een spleet, vaar het licht doorheen geworpen kon worlen. En nu was het meest eigen aardige, dat rondom aan het firmament tot aan den horizon en in het zenith, overal, de luchbewolking werd gezet in een, eigenlijk niet precies te definieeren, gloed, in een kfeurenovergang van rose-achtig tot vermiljoenrood. Scherp kwam daarbij uit de vorming der wolken. Zag men oor spronkelijk niets dan een egaal grauw wolkenfloen, toen het machtige, door niets te evenaren en te overtreffen, schijnlicht der zon er oj werd geworpen, zag men hoe die sombere wolkendeken bestond uit wol len dotten, waarvan elk rafeltje belicht werd, zoodat de kleuren-weelde door het uit anderen itand opgenomen licht over weldigend wte. Lest heugt het best, zegt men, doch ik herinner me aiet een dergelijken, indruk- wekkenden zonsondergang ooit te hebben aanschouwd. Het was een totaal windstille avond en het watervlak was rimpelloos. Hei-goud lag op het wder en niet als een gouden eenvormigheid doch ook daarin was een nuance van oteindige verscheidenheid. Een kotter doorkliefde tuffend dat gou den kleid en zelfs het door de oliedampen bezoedede zeil,kreeg een gouden toetsen het opbiuisendj boegwater zwom in een pareling van sbfgoud. Een viftal vsschersvaartuigen in „ko- pelmuilen" silhouetteerden scherp tegen den wondervolleu, gloedlaaienden, achter grond en üe mai van de wacht daar aan boord, moAt wel bewust of onbewust, heb ben onderftaun hst majestueuze van deze natuurpradjt en let moet hem hebben be ïnvloed op jen wjjie, die hem rustig maak te en vol nn dankhare ontroering. Langzaam vervaagd de ingloed-zettlng van het garsche wohendek, doch daar, waar de zon was weggezakt, bleef nog de nawerking v*i haar pracht. Lang zaten we op hi steeds itiller-wo-denden goudgloed vormde lang westeinder. Het sprookje doo*4e doch diep had het ee» vod- getrokken in ons dankbaar gemoed, waarin geborgen is iverende kleuren- bankje van den dijk, doch de og den noord- ïngzaam weg, Wat mensch«iir<xirrten niet vermogen Joe wist dat hij sterven moest Het schot, dat de verraderlijke Vdiaan uit zijn hinderlaag gelost had, wa doodelijk. Vrees kende Joe echter niet, 1^ was niet bang. Een paar dagen zou het V>g duren, en dan wss het afgeloopen. Day ^u bqj hem mee terugnemen, waar hijUgraven zou wordei, en waar Bill gehang™ werd. Een grijnslach vertoonde zich opL's ge_ laat, zijn jlinsterende oogen weien tot een speet loegeknepen, en op dalogen. blik was hj beslist valsch, en ln be. greep het grvaar, waarin hij eenigeWen geleefd ha(. Hö voelde walging iizioh opkomen tn wendde het hoofd anjjy wenschte wel weg te loopen, om Joe^. ter te laten, en hem als een hond te \en sterven, ei om zelf te vluchten - zijn geliefd» naaldhosschen, de blijde herinnering aan de overdaad van gouden licht en gouden kleur. Roblnaon. HET GROOTE EN HET KLEINE. De betrekkelijkheid der dingen. V at maken wij het ons vaak moeilijk met onze willekeurige taxatie van wat groot is en klein! Toch is het zoo echt menschelijk en we zouden de vraag kun nen stellen: kunnen we eigenlijk wel an ders? We zouden misschien een heel eind verder komen als we ons konden los maken van het oordeel van de wereld en tevreden zijn met onopgemerkt te arbeiden voor eigen voldoening alleen. Want voor ons zeiven doorzien we het wel. Het kost ons niet zoo heel veel moeite er ons zeiven van te overtuigen dat er heel wat kleine dingen zijn, die minstens even gewichtig zijn als de groote. Welke zorgzame moe der is niet volkomen overtuigd van het be lang dier duizenden kleinigheden, welke zij haar kind tracht bij te brengen voor dat het zijn loopbaan in de wereld begint! Welke twee gelukkigen, die elkaar ge vonden hebben, hechten in hun herinne ring niet de hoogste waarde aan die eerste schuchtere teekenen van toenadering, aan die ondeelbare oogenblikken van plotse ling inzicht in elkander, waaruit hun groote onsterfelijke liefde werd geborenl En zijn het niet de kleine liefdebewijzen, het rekening houden met elkanders eigen aardigheden, het elkander steunen bij de dagelijksche kleine moeilijkheden, die den huwelijksband versterken, en bestendi gen? Zijn de onderdeelen, de details van een gebouw van minder waarde dan de conceptie van het geheel? In werkelijkheid is het kleine onont beerlijk als fundament, waarop het groote moet steunen; wat groot is en niet uit het kleine is opgegroeid of opgebouwd is hol en loopt gevaar ineen te storten. De onder scheiding is dan ook zuiver menschelijk en berust op onze zintuigen en ons bevat tingsvermogen. We kunnen ons voorstel len, nu reeds dat ze vanuit een hooger standpunt bezien, niet bestaat. Nergens in de natuur vinden we datgene, wat wij klein noemen, misdeeld of veronacht zaamd. Het kleinste insect is voorzien van alles, wat hem tot beweging en zelfverde diging moet dienen, de kleinste bloem is een nooit volprezen wonder. Het is alsof het fijnste penseel, de onberispelljkste smaak zich voor elk in het bijzonder heb ben ingespannen; en dat alles lag stil ge leed en gevouwen in de kleinste zaad korrel, in de bijna onzichtbare knop. We zijn aan die wondere schoonheid en verscheidenheid gewend geraakt en we nemen dat alles en nog zooveel meer bijna Maoht, die we niet kunnen doorgronden. Maar we zijn ons bewust van haar aan wezigheid, altijd en overal, lp het kleine zoowel als in het groote herkennen wij de zelfde onveranderlijke wet. ten we zeggen het met vreugde den dichter na: voor die Macht, die aan alles het aanzijn geeft, die zich bellohaamt in mlllioenen vormen, kan er geen groot en geen klein bestaan 1 Welk een troost, welk een heerlijke ge dachte als onze arbeid ons nederig voor komt, en gering, als we meenen niet tot degenen te behooren, die tot groote dingen zijn uitverkoren 1 Welk een steun als we het voelen en weten: alles, zelfs het klein ste en onaanzienlijkste, telt in den samen hang van al wat leeft; voor alles hebben we het recht dezelfde hulp, dezelfde be langstelling te vragen. B. waar vr met het leven zou moeten betalen, De ronde, openhartige, stoere kerels hadden het niet onder stoelen en bank gestoken, en beide personen was het ter oore ge komen. Bill had ongeloovig geglimlacht, en had verklaard, dat hij Joe tot zooiets niet in staat achtte. Doch Joe had niets gezegd, had zwijgend de lippen op elkaar geklemd, en de anderen hadden Bill voor hem gewaarschuwd. En Bill was voorzichtig geweest. „Jon gens", had hij gezegd, „ik zal oppassen, doch mocht ik niet terugkomen, bescherm mijn vrouwtje, mijn Ivonne dan, totdat mijn zoon, mijn klein, kereltje groot ge noeg is, om mijn plicht te vervullen." Zwijgend hadden zijn kameraden hem de hand gedrukt; ze wisten wat er met dien plicht bedoeld werd: het wreken van den vader. Ze zouden den moordenaar laten leven, totdat het kind groot was, totdat de jager gereed was, en.... misschien het wild'< eveneens. Doch nu was Joe stervend, en stervend nog wilde hij zegevieren over zijn vijand, hem in 't verderf storten, hem berooven Over reukstoffen. Wij kunnen de reuk van een voorwerp daardoor waarnemen dat deeltjes er van zich in de ons omgevende lucht bevinden. Omtrent de agregatietoestand, waarin zich deze deeltjes bevinden, bestaan zeer ver schillende meeningen. De eene beweert, dat vaste deeltjes van het voorwerp in quaestie afgeslingerd worden, de ander neemt aan dat een ontwikkeling, feitelijk een omzetting in gasvorm plaats vindt. Bij de verdamping van muskus wor den, volgens schatting van Berthelot 0.000.000.000.000.0001 gram en volgens an deren een nog kleinere hoeveelheid door de reuk waargenomen, terwijl de chemi sche proef veel grootere hoeveelheden behoeft om een stof te onderkennen. Onze neus bewijst alzoo een bijzonder fijn in strument te zijn. Merkwaardig is, dat wij de reuk alleen dan als zoodanig waar nemen, als de reukstof zich als gas of damp in de lucht vervluchtigt of als zeer kleine deeltjes (atomen) in de lucht ge slingerd wordt. Komen daarentegen reuk stoffen als een fijn poeder direct met de slijmhuid der neus in aanraking, dan heb ben deze een geheel andere uitwerking ten gevolge, als wanneer men diezelfde stof alleen als reukstof waarneemt. Ook is de reukprikkel bij de menschen zeer uiteenloopend.- Merkwaardigerwijze zouden vrouwen minder fijn van lucht zijn, dan mannen, vandaar ook wellicht de voorliefde der vrouwen voor meer inten sieve parfums. De echte raskenmerken zijn: de schedel vorm en de vorm der haren. Vervolgens zijn andere kenmerken lichaamsgrootte, li chaamverhoudingen, hersengewicht, huid kleur, enz. In den nieuweren tijd worden ook de spieren, de samenstelling der huidfunc ties als raskenmerk gewaardeerd. Terwijl in vroegere tijden de kleur der huid als onderscheidingsmerk der menschelijke rassen van groote beteekenis werd geacht, is men heden ten dage van deze overschat ting teruggekomen, omdat verscheidene kleurschakeeringen bij één en hetzelfde ras naast elkaar kunnen voorkomen. Bij voorbeeld gele en bruine tinten bij de roodhuiden, bijmenging van rood in de zwartachtige grondkleur van de negers. Intusschen is de huidkleur uit een ander oogpunt bekeken, zeer interessant, n.L met betrekking tot de afstammelingsleer. heerschte, naar zijn heldere beken grooteche, wondermooie natuur.... toch deed lij het niet, de wet der mei scheliikheidhield hem ervan terug, dwonlyan haar> hij niet bezitten mocht, en hem te bitben bij Joe, totdat die gestor-vvier hezit hij dan niet aan een ander gun- j. i,„„ ir»o™n l: gen wiide jaloezie maakte zich van ten doode opgesohrevene meester, herinnerde zich den tijd, dat hij ken- maakte met Bill en zijn vrouwtje Ivon- n\het vrouwtje, dat elk kende in het fort, ieder van hield, die elk een groote hoVachting toedroeg; het teere vrouwtje da^emidden der ruwe mannen woonde, vouwtje met haar schitterende oogen, haamlijden glimlach, en haar goudglan zend^^ dat als een aureool van een heilig om haar voorhoofd lag. En Joe, de gr^te sterke Joe, die zich aan geen mensclof dier stoorde, was van haar gaan hCden. Een onblusohbare hartstooht brak biJhem los, hij kon zich niet meer bedwing^, hij moest haar hebben, hij moest. En toej was het gebeurd, dat zijn lief de in had veranderde. Hartstocht veran dert zoo duw in haatl Bill had hen ge vonden, t«n ze met elkaar vochten, zij om haar er, hij om haar bezit. Haar oud haarwas los gegaan, hij had zijn ippen er pgedrukt, met halfverstikte kreten en 4 had gevochten en vrekrabd, ven was, er opdat hij terug kon keeren om gehangm te wordenl... Joe en Bil waren twee leden van de Be- reden Pnlite van Canada. Hun neeie 1,™ haddei ze niets =n^'7hfne<la""h?e'rn menschen gejaagd, ™en8i^®^d.i faeer volgd zooas een nooit vermoeide jager het wild doitl Hun plicht en hun wet de harde Canaieesche wet, schreef het hun voor, en zij voltooiden alles, watgebeuren moest. Ze varen nbt hard, neen. 00 y waren memohen, miar zij moesten üet doen. Onvermoeidl „leden ^"„id, en. en schoot, zooals hij nu Joe had gedaan Tn het fort heerschte de vaste overtmgh, dat een van deze beide mannen den to<* Ir maar hij wist, dat niemand hen hooren zou, hier in de eenzame hut en ook wist hij, dat Bill weg was, om te kijken naar zijn vallen. Toen had hij zich plotseling voelen vastpakken, hij was in een hoek geslingerd, en opkijkende had hij Bill ge zien, die hem met fonkelende oogen aan keek, terwijl zijn vrouwtje zich schaam rood aan zijn borst had verborgen. Haar gouden haren golfden over haar rug. Dat haar, dat had hem bijna krankzinnig ge maakt! „Hond!" had Bill hem toegeworpen, „hond! Ik wil niet voor jou hangen, of twintig jaar gevangenisarbeid voor je op knappen, maar anders schoot ik je daar neer." Een wilde vreugde kwam in het naar haat dorstende hart van Joe. Nu zou Bill toch hangen 1 En aan Ivonne zou hij niet behooren dan slechts als een moordenaar of een vogelvrij verklaarde.... Deze satanische vreugde deed hem bij na stikken, een rauwe hoest wrong zich uit zijn keel. Steunend liet hij zich ach terover vallen. Een bloedgolf vloeide van tusschen de blauwe lippen; dadelijk stond Bill, de man, dien hij ter dood veroor deeld had, bij zijn legerstede, en hielp hem. Toch kwam er geen greintje men schelijk gevoel bij hem op, geen dank baarheid, hij voelde, dat Bill niets meer, en niets minder deed< dan hem de men schelijke wet voorschreef, en daarvoor was, of liever behoefde hij niet dankbaar té" zijn. „Joe, je staat nu voor de poorten van den hemel, of van de hel? Moet je je ziel niet zuiveren, heb je nu niets anders te doen, dan mij te haten? Moet je je gewe ten nu ontlasten van de wroeging over een daad, die je nog na je dood wenscht te bedrijven? Je weet wat ze in het fort van ons denken, je weet, wat ze mij ten laste zullen leggen. Ik kan me niet verde digen, slechts mijn zuiver geweten kan mij vrijwaren, doch wat helpt dat tegen over de Canadeesche wet, die onverbid delijk oordeelt naar het feit, dat wij vijan den zijn, en niet naar het vermoeden, dat ik nog eens onschuldig kon wezen. Je weet, wat mijn straf zal zijn: doe wat in je vermogen staat, om mij te redden." Joe antwoordde niet Zijn orgen cch!4- De vorm der haren behoort tot de meest gewichtige menschelijke ondersoheldings- teekenen. De groote beteekenis der hoofd haren voor de indeeling der menschen- rassen is reeds lang toegegeven en op grond van dezen haarvorm deelen wij de menschen in in sluik-, kroes- en wolhari- gen. Een veel grootere belangstelling ver dient het microscopisch onderzoek der hoofdhuid. Want op den keper beschouwd, bestaan de verschillen der eigenlijke ha ren, in verschillen aan de organen, waar uit zij zich ontwikkelen. De haarzakjes der wolharigen, bijvoor beeld negers, boschjesmannen, papoea's, zijn sterk sabelvormig gekromd, die der sluikharigen (bijv. Chhieezen en Japanee- zen), opvallend recht, die der kroeshari- gen recht of licht gekromd. De groepeering is feitelijk bij alle ras sen hetzelfde. De haren komen meestal bij bundeltjes van 26 uit de hoofdhuid. Rassenonder scheid bestaat met betrekking tot deze eigenschap niet. Ook de bundelstand bij de negers komt op de zelfde groepenver- deeling neer. Zeeklimaat en bloedvormlntg. Proeven, die in volle zee genomen zijn, hebben den invloed der meteorologische en physische gesteldheid der zeelucht op het menschelijk organisme klaar bewezen. Van 16 waargenomen personen kregen er 14 een verhooging van het gehalte aan kleurstoffen van het bloed, van de 2 per sonen waarvan het kleurstofgehalte het zelfde bleef, was er een in hooge graad bloedarmoedig. Zes van acht personen, die een reis over de Middellandsche Zee van Genua naar Smyrna en terug naar Vene tië meemaakten hadden aan het slot van de reis een vermeerdering van het aantal roode bloedlichaampjes en zes van hen ook een vorhooging van het kleurstofgehalte gekregen. Bij 10 van 19 personen was een ge wichtstoename te constateeren. Denkt mep nu nog aan het geringe bacteriëngehalte der lucht in volle zee tegenover de land lucht, dan is het duidelijk, dat de dok toren een zeereis als het beste genees middel voor vele ziekten toeschrijven. De groote geneeskracht der zeelucht, is ove rigens niet alleen haar reinheid, maar veelmeer haar hoog zoutgehalte. Het eer ste symptoom van de werking der zee lucht is een verhoogde eetlust en alleen reeds daardoor gaat de algemeene toe stand vooruit. De levensenergie wordt opgewekt, en de depressie der ziel (neerslachtigheid), die zoo vaak hand in hand gaat met lijden, vermindert. Ongelukkigerwijze echter zijn lange zeereizen nog geheel en al buiten het bereik van onbemiddeldén en zullen dit wel steeds blijven; zoodoende blijft de zee het geneesmiddel voor de kapitaal krachtigen. B. terden harder terwijl zijn lippen stijver op elkaar geknepen waren. En Bill pleitte verder: „Joe, denk aan Ivonne. Als je haar liefhebt red mij dan om harentwille. Ze zal sterven als ze mij verliest, ze zal wegkwijnen als een bloem zonder zon, Joe, toe, doe het om haar. Ik ben niet bang voor den dood, neen heelemaal niet, alleen voor Ivonne." „Ik haat je. Jij hebt mij haar ontno men".... sprak de stervende. „Ik ben lü mijn recht" Bill stond op. Hij begreep, dat het geen nut meer ha<L om langer te praten. Een traan biggelde over zijn wang. Lang bleef hij in de deur staan en tuurde naar bui ten. Daar strekte zich het groote naald woud uit waarboven de maan stond. Het zilverachtige licht stroomde over de den nen, over de beek, en ovef het gezicht van Bill, dat vertrokken was van smart, van angst om zijn vrouwtje Ivonne. Wat moest er van haar worden, als hij er niet meer was? En dan zijn kereltje, zijn lief, blond kereltje, waarom mooht hij hem niet groot zien worden? En terwijl hij daar zoo stond, begreep hij, dat dit den laatsten keer was, dat hij dit wonder aanschouw de, dit: de groote ontzaglijke natuur. Hij wilde afscheid nemen, voor altijd. Bin nen een paar dagen zou hij wegrijden, dan zou hij aankomen in 't fort, ze zou den kort proces maken, en dan zou hij sluimeren in deze aarde, onder wuivende dennetakken, en hij1 zou in slaap gezongen worden door hun heerlijk zacht ge- ruisch.En toch kon hij vluchten I Maar hij wilde niet. O, als Ivonne eens dacht, dat hij het gedaan had, als ze meende, dat haar ventje een moordenaar tot vader had, was dat niet verschrikkelijker dan al het andere. Neen, dan was het beter te sterven! Bill nam zijn viool, welke hij altijd bij zich droeg als hij verre tochten moest doen, en die hem door de groote eenzaam heid heen hielp. Zacht streek hij over de snaren, en direct vertoefden zijn gedaoh- ten weer bij vrouw en kind. Hij speelde een wiegeliedje voor zijn jongen, dan een liefdelied, vol reine toegenegenheid, voor zijn Ivonne. Heerlijke tonen zweefden door de heldere lucht, en trilden na In de REHERVEa Wanneer een groot krijgskundig ge- nie als Napoleon tot een uitspraak als de bovenstaande komt, dan zegt hij dit maar niet zoo op goed geluk af. Wie ooit aan phrases moge zijn gestorven, de groote Fransohe Keizer zeker niet en wij kun nen verzekerd zijn, dat deze uitspraak op de ervaringen van dezen grooten strateeg berust en op die van zijn grootste voor gangers, die hU ijverig heeft bestudeerd. Van zoo'n ulispraak kunnen wij leeren, al behoeven wij geen veldslagen te leveren, mitff wt) er den kern maar uit weten te puren voor onszelf. Ondanks alle gepraat over vrede, on danks alle pogingen, die in de geheele be schaafde wereld worden aangewend, om de oorlogen te doen verdwijnen, blijft deze wereld er een van strijd en het is een abso lute negatie van den ingeboren aard der menschen, wanneer men hem in een scha penvacht wil steken. Dat is de soldaat niet een lam de mensch in zijn burger- pakje evenmin. Strijden moet de mensch, zoo in den oorlog als in vredestijd! Van Napoleon moeten wij leeren, dat hij die reserves heeft de overwinning zal be halen. Reserves moet de mensch hebben- op allerlei gebied: reserves in geld en goed, reserves in kracht en moed, reser ves in edelmoedigheid en mensohelijkheid. Naast de materieele middelen, moet de mensch voor de reserves van zijn ziel zor gen, want niet de sterke met de wapenen in de vuist alleen overwint, maar boven al hij die in vredestijd een reserveleger van geestelijke krachten weet te mobili- seeren op het oogenblik, dat het noodig is. En het allerbeste is, dat gij uw reserve troepen niet zoodanig achterhoudt, dat een ieder ze'kan zien. 't Beste reserveleger is dat, waarvan gij alleen de kracht kent, waarvan gij alleen de plaats weet en dat gij alleen kunt oommandeeren. Dat leger vindt gij in uzelf, in uw zielskracht en in- derlijke sterkte, die gij voortdurend moet doen toenemen. Daarin moet uw reserve leger liggen, waarmee gij in vrede en oor log moet strijden. Dr. JOS. DE COCK. N. N. te H. Wat praat gij toch over lotsbeschikking. Friedrich von Schiller heeft gezegd: „Uw lot rust in uw eigen boezem." Hoezeer gij de gedachte aan de Voorzienigheid moogt bewaren, nooit mag deze gedachte u verleiden tot een leven van slapheid en berusting. Kracht en energie, arbeid en door zettingsvermogen vraagt het leven van ons allen. In de allereerste plaats gij, wien het geluk den rug schijnt te hebben toe gewend, gij moot wakker worden; dubbele inspanning, vierdubbele krachtsontwikke ling, honderdvoudig vertrouwen in de toe komst hebt gij noodig. Lot, noodlot, zijn woorden, die meestal gebruikt worden door zwakkelingen, die hun levensomstandigheden toeschrijven aan een macht, buiten hen staande, waar tegen zij zich niet kunnen verzetten. Die macht daarbuiten heeft echter nooit ge wild en wil dit nog niet, dat de mensch berust en willoos afwacht, tot het geluk en de betere omstandigheden hem toege worpen worden. Die macht wil arbeid en krachtsontwikkeling en zij bedreigt den lamlendige terecht met ondergang. Iemand te N. Wij waren blij te ver- diepe donkerten van het woud, dat in al zijn majestueuse pracht den adem scheen in te houden en te luisteren, om geen toon, geen klank, niets van dit goddelijk spel te missen. En daarbinnen werd een hart ontroerd, menschelijke gevoelens stroomden er naar toe, en deden het geheel ontdooien. Dat was de muziek, die ook hij gehoord had in den nacht, volgende op de over rompeling. Dezelfde muziek, onderbroken door het wilde gesnik van het zenuwachtige vrouw tje; dezelfde muziek, die hem als een ge slagen hond had doen wegsluipen, en die hem voor zichzelf schaamte had doen ge voelen. „Bill." Hij voelde een hand op zijn schouder. Weg was het mooie tooverland! „Maar Joe, dat kost je je leven." Joe knikte, stom, met een glimlach op zijn gezicht. Hij wist wel dat zijn wond nu heftiger zou bloeden, en dat hij binnen een kwartiertje sterven zou. Reeds begon het hem te duizelen. Bill moest hem naar zijn legerstede dragen. Daar lag hij roer loos neer. Eensklaps stoof hij overeind. Fen gulp bloed vloog over zijn kleeren. „Bill vergeef me...." Doch Bill behoefde niet meer te ver geven. Bill klemde zijn lippen opeen, om het niet uit te schreeuwen van spijt en wanhoop. Langzaam liet hij het hoofd in de handen zakken, en staarde voor zich uit. Wat nu?.... Gedachtenloos nam hij een stuk papier van den grond. Hij las, maar het drong slechts langzaam tot hem door.... tot hij het plotseling besefte Hij was vrij!vrij.... Met groote, duidelijke letters, onderteekend door Joe, stond daar: „Hiermee verklaar lk, dat een Indiaan mij neerschoot, en niet, zooals men den ken zou, Bill Langer. Joe Devraux." Nu was hij gered. Teruggegeven aan het mooie zonnige leven, aan zijn vrouw en aan zijn zoon! Snikkend van geluk en dankbaarheid knielde hij bij den doode neer, en kuste diens hand....

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1928 | | pagina 7