Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
VAN 'S LEVENS
WIJSGEERIGEN KANT u,
?SVh.,n eindelij te
van Zateidag 18 Augustus 1928.
343. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
MUZIEK
zonder nadenken aan de hand van een
Huid haar en ras.
Er is aangetoond, dat in het algemeen de
rug donkerder is dan de borat of buik en
de strekzijden der extremiteiten (ledema
ten) donkerder zfln dan de bulgzijde. Dit
zelfde komt vaak voor ook bij zoogdieren,
speoiaal bij versohlllende aapsoorten. Na
tuurlijk is de invloed van het zonlicht op
de huid, niet te loooheneu, echter is dit al
leen niet voldoende, om de bovenvermelde
verdeeling der kleurstoffen te verklaren.
Volgens Schwalbe is het een eigensohap,
die de mensch langs den weg der over
erving van zijn voorvaderen heeft overge
nomen. Vergelijken wij de huid van ver
schillende rassen, dan vinden w]j geheel
afgezien van de zoo verscheidene huid
kleuren, aanmerkelijke verschillen. Zoo is
bijv. de huid der negers bijzonder glad en
zacht. De voor enkele rassen karak
teristieke reuk wijst ook op verschillen
wat betreft zweet- en talkkllertjes.
Tob Nooit Hookje.
De Voorzienigheid stitjdl
steeds aan den kant dar laat
ste reserve,
Napoleon L
GOUDIÏV AVOND.
Men Bpreekt van „Sprookjesachtig" als
er iets moois valt te iewonderen. Deze uit
drukking benadcit din ook misschien het
meest dsn indruk, die iemand krijgt als
men ee» uitleg wil g»ven hoe mooi het
eigenlijk was, hetgeen men heelt aan
schouwd
Zoo o)k zou ik willei spreken van
„sprook,esachtig" om eeiflgszins te bena
deren den indruk, die Woensdagavond de
luchtsciakeering op me maakte tegen den
tijd van zonsondergang.
Zij, dia niet het circus bevolkten, en uit
trokken om van den zonsondergang te ge
nieten, tullen beamen, dat eigenlijk geen
woord ian weergeven van welk een be-
toovererde pracht dien avond het schouw
spel wel was.
Het was een totaal bewolkte lucht; al
leen daar, waar de zon onderging, was een
spleet, vaar het licht doorheen geworpen
kon worlen. En nu was het meest eigen
aardige, dat rondom aan het firmament tot
aan den horizon en in het zenith, overal,
de luchbewolking werd gezet in een,
eigenlijk niet precies te definieeren, gloed,
in een kfeurenovergang van rose-achtig
tot vermiljoenrood. Scherp kwam daarbij
uit de vorming der wolken. Zag men oor
spronkelijk niets dan een egaal grauw
wolkenfloen, toen het machtige, door niets
te evenaren en te overtreffen, schijnlicht
der zon er oj werd geworpen, zag men hoe
die sombere wolkendeken bestond uit wol
len dotten, waarvan elk rafeltje belicht
werd, zoodat de kleuren-weelde door het
uit anderen itand opgenomen licht over
weldigend wte.
Lest heugt het best, zegt men, doch ik
herinner me aiet een dergelijken, indruk-
wekkenden zonsondergang ooit te hebben
aanschouwd.
Het was een totaal windstille avond en
het watervlak was rimpelloos. Hei-goud
lag op het wder en niet als een gouden
eenvormigheid doch ook daarin was een
nuance van oteindige verscheidenheid.
Een kotter doorkliefde tuffend dat gou
den kleid en zelfs het door de oliedampen
bezoedede zeil,kreeg een gouden toetsen
het opbiuisendj boegwater zwom in een
pareling van sbfgoud.
Een viftal vsschersvaartuigen in „ko-
pelmuilen" silhouetteerden scherp tegen
den wondervolleu, gloedlaaienden, achter
grond en üe mai van de wacht daar aan
boord, moAt wel bewust of onbewust, heb
ben onderftaun hst majestueuze van deze
natuurpradjt en let moet hem hebben be
ïnvloed op jen wjjie, die hem rustig maak
te en vol nn dankhare ontroering.
Langzaam vervaagd de ingloed-zettlng
van het garsche wohendek, doch daar,
waar de zon was weggezakt, bleef nog de
nawerking v*i haar
pracht.
Lang zaten we op hi
steeds itiller-wo-denden
goudgloed vormde lang
westeinder.
Het sprookje doo*4e
doch diep had het ee» vod- getrokken in
ons dankbaar gemoed, waarin geborgen is
iverende kleuren-
bankje van den
dijk, doch de
og den noord-
ïngzaam weg,
Wat mensch«iir<xirrten niet
vermogen
Joe wist dat hij sterven moest Het
schot, dat de verraderlijke Vdiaan uit
zijn hinderlaag gelost had, wa doodelijk.
Vrees kende Joe echter niet, 1^ was niet
bang. Een paar dagen zou het V>g duren,
en dan wss het afgeloopen. Day ^u bqj
hem mee terugnemen, waar hijUgraven
zou wordei, en waar Bill gehang™ werd.
Een grijnslach vertoonde zich opL's ge_
laat, zijn jlinsterende oogen weien tot
een speet loegeknepen, en op dalogen.
blik was hj beslist valsch, en ln be.
greep het grvaar, waarin hij eenigeWen
geleefd ha(. Hö voelde walging iizioh
opkomen tn wendde het hoofd anjjy
wenschte wel weg te loopen, om Joe^.
ter te laten, en hem als een hond te \en
sterven, ei om zelf te vluchten -
zijn geliefd» naaldhosschen,
de blijde herinnering aan de overdaad
van gouden licht en gouden kleur.
Roblnaon.
HET GROOTE EN HET KLEINE.
De betrekkelijkheid der dingen.
V at maken wij het ons vaak moeilijk
met onze willekeurige taxatie van wat
groot is en klein! Toch is het zoo echt
menschelijk en we zouden de vraag kun
nen stellen: kunnen we eigenlijk wel an
ders? We zouden misschien een heel eind
verder komen als we ons konden los
maken van het oordeel van de wereld en
tevreden zijn met onopgemerkt te arbeiden
voor eigen voldoening alleen. Want voor
ons zeiven doorzien we het wel. Het kost
ons niet zoo heel veel moeite er ons zeiven
van te overtuigen dat er heel wat kleine
dingen zijn, die minstens even gewichtig
zijn als de groote. Welke zorgzame moe
der is niet volkomen overtuigd van het be
lang dier duizenden kleinigheden, welke
zij haar kind tracht bij te brengen voor
dat het zijn loopbaan in de wereld begint!
Welke twee gelukkigen, die elkaar ge
vonden hebben, hechten in hun herinne
ring niet de hoogste waarde aan die eerste
schuchtere teekenen van toenadering, aan
die ondeelbare oogenblikken van plotse
ling inzicht in elkander, waaruit hun
groote onsterfelijke liefde werd geborenl
En zijn het niet de kleine liefdebewijzen,
het rekening houden met elkanders eigen
aardigheden, het elkander steunen bij de
dagelijksche kleine moeilijkheden, die den
huwelijksband versterken, en bestendi
gen? Zijn de onderdeelen, de details van
een gebouw van minder waarde dan de
conceptie van het geheel?
In werkelijkheid is het kleine onont
beerlijk als fundament, waarop het groote
moet steunen; wat groot is en niet uit het
kleine is opgegroeid of opgebouwd is hol
en loopt gevaar ineen te storten. De onder
scheiding is dan ook zuiver menschelijk
en berust op onze zintuigen en ons bevat
tingsvermogen. We kunnen ons voorstel
len, nu reeds dat ze vanuit een hooger
standpunt bezien, niet bestaat. Nergens in
de natuur vinden we datgene, wat wij
klein noemen, misdeeld of veronacht
zaamd. Het kleinste insect is voorzien van
alles, wat hem tot beweging en zelfverde
diging moet dienen, de kleinste bloem is
een nooit volprezen wonder. Het is alsof
het fijnste penseel, de onberispelljkste
smaak zich voor elk in het bijzonder heb
ben ingespannen; en dat alles lag stil ge
leed en gevouwen in de kleinste zaad
korrel, in de bijna onzichtbare knop.
We zijn aan die wondere schoonheid en
verscheidenheid gewend geraakt en we
nemen dat alles en nog zooveel meer bijna
Maoht, die we niet kunnen doorgronden.
Maar we zijn ons bewust van haar aan
wezigheid, altijd en overal, lp het kleine
zoowel als in het groote herkennen wij de
zelfde onveranderlijke wet. ten we zeggen
het met vreugde den dichter na: voor die
Macht, die aan alles het aanzijn geeft, die
zich bellohaamt in mlllioenen vormen, kan
er geen groot en geen klein bestaan 1
Welk een troost, welk een heerlijke ge
dachte als onze arbeid ons nederig voor
komt, en gering, als we meenen niet tot
degenen te behooren, die tot groote dingen
zijn uitverkoren 1 Welk een steun als we
het voelen en weten: alles, zelfs het klein
ste en onaanzienlijkste, telt in den samen
hang van al wat leeft; voor alles hebben
we het recht dezelfde hulp, dezelfde be
langstelling te vragen.
B.
waar vr
met het leven zou moeten betalen, De
ronde, openhartige, stoere kerels hadden
het niet onder stoelen en bank gestoken,
en beide personen was het ter oore ge
komen. Bill had ongeloovig geglimlacht,
en had verklaard, dat hij Joe tot zooiets
niet in staat achtte. Doch Joe had niets
gezegd, had zwijgend de lippen op elkaar
geklemd, en de anderen hadden Bill voor
hem gewaarschuwd.
En Bill was voorzichtig geweest. „Jon
gens", had hij gezegd, „ik zal oppassen,
doch mocht ik niet terugkomen, bescherm
mijn vrouwtje, mijn Ivonne dan, totdat
mijn zoon, mijn klein, kereltje groot ge
noeg is, om mijn plicht te vervullen."
Zwijgend hadden zijn kameraden hem de
hand gedrukt; ze wisten wat er met dien
plicht bedoeld werd: het wreken van den
vader. Ze zouden den moordenaar laten
leven, totdat het kind groot was, totdat de
jager gereed was, en.... misschien het
wild'< eveneens.
Doch nu was Joe stervend, en stervend
nog wilde hij zegevieren over zijn vijand,
hem in 't verderf storten, hem berooven
Over reukstoffen.
Wij kunnen de reuk van een voorwerp
daardoor waarnemen dat deeltjes er van
zich in de ons omgevende lucht bevinden.
Omtrent de agregatietoestand, waarin zich
deze deeltjes bevinden, bestaan zeer ver
schillende meeningen. De eene beweert,
dat vaste deeltjes van het voorwerp in
quaestie afgeslingerd worden, de ander
neemt aan dat een ontwikkeling, feitelijk
een omzetting in gasvorm plaats vindt.
Bij de verdamping van muskus wor
den, volgens schatting van Berthelot
0.000.000.000.000.0001 gram en volgens an
deren een nog kleinere hoeveelheid door
de reuk waargenomen, terwijl de chemi
sche proef veel grootere hoeveelheden
behoeft om een stof te onderkennen. Onze
neus bewijst alzoo een bijzonder fijn in
strument te zijn. Merkwaardig is, dat wij
de reuk alleen dan als zoodanig waar
nemen, als de reukstof zich als gas of
damp in de lucht vervluchtigt of als zeer
kleine deeltjes (atomen) in de lucht ge
slingerd wordt. Komen daarentegen reuk
stoffen als een fijn poeder direct met de
slijmhuid der neus in aanraking, dan heb
ben deze een geheel andere uitwerking
ten gevolge, als wanneer men diezelfde
stof alleen als reukstof waarneemt.
Ook is de reukprikkel bij de menschen
zeer uiteenloopend.- Merkwaardigerwijze
zouden vrouwen minder fijn van lucht zijn,
dan mannen, vandaar ook wellicht de
voorliefde der vrouwen voor meer inten
sieve parfums.
De echte raskenmerken zijn: de schedel
vorm en de vorm der haren. Vervolgens
zijn andere kenmerken lichaamsgrootte, li
chaamverhoudingen, hersengewicht, huid
kleur, enz.
In den nieuweren tijd worden ook de
spieren, de samenstelling der huidfunc
ties als raskenmerk gewaardeerd. Terwijl
in vroegere tijden de kleur der huid als
onderscheidingsmerk der menschelijke
rassen van groote beteekenis werd geacht,
is men heden ten dage van deze overschat
ting teruggekomen, omdat verscheidene
kleurschakeeringen bij één en hetzelfde
ras naast elkaar kunnen voorkomen. Bij
voorbeeld gele en bruine tinten bij de
roodhuiden, bijmenging van rood in de
zwartachtige grondkleur van de negers.
Intusschen is de huidkleur uit een ander
oogpunt bekeken, zeer interessant, n.L
met betrekking tot de afstammelingsleer.
heerschte, naar zijn heldere beken
grooteche, wondermooie natuur....
toch deed lij het niet, de wet der mei
scheliikheidhield hem ervan terug, dwonlyan haar> hij niet bezitten mocht, en
hem te bitben bij Joe, totdat die gestor-vvier hezit hij dan niet aan een ander gun-
j. i,„„ ir»o™n l: gen wiide jaloezie maakte zich van
ten doode opgesohrevene meester,
herinnerde zich den tijd, dat hij ken-
maakte met Bill en zijn vrouwtje Ivon-
n\het vrouwtje, dat elk kende in het fort,
ieder van hield, die elk een groote
hoVachting toedroeg; het teere vrouwtje
da^emidden der ruwe mannen woonde,
vouwtje met haar schitterende oogen,
haamlijden glimlach, en haar goudglan
zend^^ dat als een aureool van een
heilig om haar voorhoofd lag. En Joe,
de gr^te sterke Joe, die zich aan geen
mensclof dier stoorde, was van haar
gaan hCden. Een onblusohbare hartstooht
brak biJhem los, hij kon zich niet meer
bedwing^, hij moest haar hebben, hij
moest.
En toej was het gebeurd, dat zijn lief
de in had veranderde. Hartstocht veran
dert zoo duw in haatl Bill had hen ge
vonden, t«n ze met elkaar vochten, zij
om haar er, hij om haar bezit. Haar
oud haarwas los gegaan, hij had zijn
ippen er pgedrukt, met halfverstikte
kreten en 4 had gevochten en vrekrabd,
ven was, er opdat hij terug kon keeren
om gehangm te wordenl...
Joe en Bil waren twee leden van de Be-
reden Pnlite van Canada. Hun neeie
1,™ haddei ze niets =n^'7hfne<la""h?e'rn
menschen gejaagd, ™en8i^®^d.i faeer
volgd zooas een nooit vermoeide jager
het wild doitl Hun plicht en hun wet de
harde Canaieesche wet, schreef het hun
voor, en zij voltooiden alles, watgebeuren
moest. Ze varen nbt hard, neen. 00 y
waren memohen, miar zij moesten üet
doen. Onvermoeidl „leden ^"„id,
en.
en
schoot, zooals hij nu Joe had gedaan Tn
het fort heerschte de vaste overtmgh,
dat een van deze beide mannen den to<*
Ir
maar hij wist, dat niemand hen hooren
zou, hier in de eenzame hut en ook wist
hij, dat Bill weg was, om te kijken naar
zijn vallen. Toen had hij zich plotseling
voelen vastpakken, hij was in een hoek
geslingerd, en opkijkende had hij Bill ge
zien, die hem met fonkelende oogen aan
keek, terwijl zijn vrouwtje zich schaam
rood aan zijn borst had verborgen. Haar
gouden haren golfden over haar rug. Dat
haar, dat had hem bijna krankzinnig ge
maakt!
„Hond!" had Bill hem toegeworpen,
„hond! Ik wil niet voor jou hangen, of
twintig jaar gevangenisarbeid voor je op
knappen, maar anders schoot ik je daar
neer."
Een wilde vreugde kwam in het naar
haat dorstende hart van Joe. Nu zou Bill
toch hangen 1 En aan Ivonne zou hij niet
behooren dan slechts als een moordenaar
of een vogelvrij verklaarde....
Deze satanische vreugde deed hem bij
na stikken, een rauwe hoest wrong zich
uit zijn keel. Steunend liet hij zich ach
terover vallen. Een bloedgolf vloeide van
tusschen de blauwe lippen; dadelijk stond
Bill, de man, dien hij ter dood veroor
deeld had, bij zijn legerstede, en hielp
hem. Toch kwam er geen greintje men
schelijk gevoel bij hem op, geen dank
baarheid, hij voelde, dat Bill niets meer,
en niets minder deed< dan hem de men
schelijke wet voorschreef, en daarvoor
was, of liever behoefde hij niet dankbaar
té" zijn.
„Joe, je staat nu voor de poorten van
den hemel, of van de hel? Moet je je ziel
niet zuiveren, heb je nu niets anders te
doen, dan mij te haten? Moet je je gewe
ten nu ontlasten van de wroeging over
een daad, die je nog na je dood wenscht
te bedrijven? Je weet wat ze in het fort
van ons denken, je weet, wat ze mij ten
laste zullen leggen. Ik kan me niet verde
digen, slechts mijn zuiver geweten kan
mij vrijwaren, doch wat helpt dat tegen
over de Canadeesche wet, die onverbid
delijk oordeelt naar het feit, dat wij vijan
den zijn, en niet naar het vermoeden, dat
ik nog eens onschuldig kon wezen. Je
weet, wat mijn straf zal zijn: doe wat in
je vermogen staat, om mij te redden."
Joe antwoordde niet Zijn orgen cch!4-
De vorm der haren behoort tot de meest
gewichtige menschelijke ondersoheldings-
teekenen. De groote beteekenis der hoofd
haren voor de indeeling der menschen-
rassen is reeds lang toegegeven en op
grond van dezen haarvorm deelen wij de
menschen in in sluik-, kroes- en wolhari-
gen. Een veel grootere belangstelling ver
dient het microscopisch onderzoek der
hoofdhuid. Want op den keper beschouwd,
bestaan de verschillen der eigenlijke ha
ren, in verschillen aan de organen, waar
uit zij zich ontwikkelen.
De haarzakjes der wolharigen, bijvoor
beeld negers, boschjesmannen, papoea's,
zijn sterk sabelvormig gekromd, die der
sluikharigen (bijv. Chhieezen en Japanee-
zen), opvallend recht, die der kroeshari-
gen recht of licht gekromd.
De groepeering is feitelijk bij alle ras
sen hetzelfde.
De haren komen meestal bij bundeltjes
van 26 uit de hoofdhuid. Rassenonder
scheid bestaat met betrekking tot deze
eigenschap niet. Ook de bundelstand bij
de negers komt op de zelfde groepenver-
deeling neer.
Zeeklimaat en bloedvormlntg.
Proeven, die in volle zee genomen zijn,
hebben den invloed der meteorologische
en physische gesteldheid der zeelucht op
het menschelijk organisme klaar bewezen.
Van 16 waargenomen personen kregen er
14 een verhooging van het gehalte aan
kleurstoffen van het bloed, van de 2 per
sonen waarvan het kleurstofgehalte het
zelfde bleef, was er een in hooge graad
bloedarmoedig. Zes van acht personen, die
een reis over de Middellandsche Zee van
Genua naar Smyrna en terug naar Vene
tië meemaakten hadden aan het slot van
de reis een vermeerdering van het aantal
roode bloedlichaampjes en zes van hen ook
een vorhooging van het kleurstofgehalte
gekregen.
Bij 10 van 19 personen was een ge
wichtstoename te constateeren. Denkt mep
nu nog aan het geringe bacteriëngehalte
der lucht in volle zee tegenover de land
lucht, dan is het duidelijk, dat de dok
toren een zeereis als het beste genees
middel voor vele ziekten toeschrijven. De
groote geneeskracht der zeelucht, is ove
rigens niet alleen haar reinheid, maar
veelmeer haar hoog zoutgehalte. Het eer
ste symptoom van de werking der zee
lucht is een verhoogde eetlust en alleen
reeds daardoor gaat de algemeene toe
stand vooruit.
De levensenergie wordt opgewekt, en de
depressie der ziel (neerslachtigheid), die
zoo vaak hand in hand gaat met lijden,
vermindert. Ongelukkigerwijze echter zijn
lange zeereizen nog geheel en al buiten
het bereik van onbemiddeldén en zullen
dit wel steeds blijven; zoodoende blijft de
zee het geneesmiddel voor de kapitaal
krachtigen. B.
terden harder terwijl zijn lippen stijver
op elkaar geknepen waren. En Bill pleitte
verder: „Joe, denk aan Ivonne. Als je
haar liefhebt red mij dan om harentwille.
Ze zal sterven als ze mij verliest, ze zal
wegkwijnen als een bloem zonder zon,
Joe, toe, doe het om haar. Ik ben niet bang
voor den dood, neen heelemaal niet, alleen
voor Ivonne."
„Ik haat je. Jij hebt mij haar ontno
men".... sprak de stervende. „Ik ben lü
mijn recht"
Bill stond op. Hij begreep, dat het geen
nut meer ha<L om langer te praten. Een
traan biggelde over zijn wang. Lang bleef
hij in de deur staan en tuurde naar bui
ten. Daar strekte zich het groote naald
woud uit waarboven de maan stond. Het
zilverachtige licht stroomde over de den
nen, over de beek, en ovef het gezicht van
Bill, dat vertrokken was van smart, van
angst om zijn vrouwtje Ivonne. Wat
moest er van haar worden, als hij er niet
meer was? En dan zijn kereltje, zijn lief,
blond kereltje, waarom mooht hij hem niet
groot zien worden? En terwijl hij daar zoo
stond, begreep hij, dat dit den laatsten
keer was, dat hij dit wonder aanschouw
de, dit: de groote ontzaglijke natuur. Hij
wilde afscheid nemen, voor altijd. Bin
nen een paar dagen zou hij wegrijden,
dan zou hij aankomen in 't fort, ze zou
den kort proces maken, en dan zou hij
sluimeren in deze aarde, onder wuivende
dennetakken, en hij1 zou in slaap gezongen
worden door hun heerlijk zacht ge-
ruisch.En toch kon hij vluchten I Maar
hij wilde niet. O, als Ivonne eens dacht,
dat hij het gedaan had, als ze meende, dat
haar ventje een moordenaar tot vader
had, was dat niet verschrikkelijker dan al
het andere. Neen, dan was het beter te
sterven!
Bill nam zijn viool, welke hij altijd bij
zich droeg als hij verre tochten moest
doen, en die hem door de groote eenzaam
heid heen hielp. Zacht streek hij over de
snaren, en direct vertoefden zijn gedaoh-
ten weer bij vrouw en kind. Hij speelde
een wiegeliedje voor zijn jongen, dan een
liefdelied, vol reine toegenegenheid, voor
zijn Ivonne. Heerlijke tonen zweefden
door de heldere lucht, en trilden na In de
REHERVEa
Wanneer een groot krijgskundig ge-
nie als Napoleon tot een uitspraak als de
bovenstaande komt, dan zegt hij dit maar
niet zoo op goed geluk af. Wie ooit aan
phrases moge zijn gestorven, de groote
Fransohe Keizer zeker niet en wij kun
nen verzekerd zijn, dat deze uitspraak op
de ervaringen van dezen grooten strateeg
berust en op die van zijn grootste voor
gangers, die hU ijverig heeft bestudeerd.
Van zoo'n ulispraak kunnen wij leeren, al
behoeven wij geen veldslagen te leveren,
mitff wt) er den kern maar uit weten te
puren voor onszelf.
Ondanks alle gepraat over vrede, on
danks alle pogingen, die in de geheele be
schaafde wereld worden aangewend, om
de oorlogen te doen verdwijnen, blijft deze
wereld er een van strijd en het is een abso
lute negatie van den ingeboren aard der
menschen, wanneer men hem in een scha
penvacht wil steken. Dat is de soldaat niet
een lam de mensch in zijn burger-
pakje evenmin. Strijden moet de mensch,
zoo in den oorlog als in vredestijd!
Van Napoleon moeten wij leeren, dat hij
die reserves heeft de overwinning zal be
halen. Reserves moet de mensch hebben-
op allerlei gebied: reserves in geld en
goed, reserves in kracht en moed, reser
ves in edelmoedigheid en mensohelijkheid.
Naast de materieele middelen, moet de
mensch voor de reserves van zijn ziel zor
gen, want niet de sterke met de wapenen
in de vuist alleen overwint, maar boven
al hij die in vredestijd een reserveleger
van geestelijke krachten weet te mobili-
seeren op het oogenblik, dat het noodig
is. En het allerbeste is, dat gij uw reserve
troepen niet zoodanig achterhoudt, dat
een ieder ze'kan zien. 't Beste reserveleger
is dat, waarvan gij alleen de kracht kent,
waarvan gij alleen de plaats weet en dat
gij alleen kunt oommandeeren. Dat leger
vindt gij in uzelf, in uw zielskracht en in-
derlijke sterkte, die gij voortdurend moet
doen toenemen. Daarin moet uw reserve
leger liggen, waarmee gij in vrede en oor
log moet strijden.
Dr. JOS. DE COCK.
N. N. te H. Wat praat gij toch over
lotsbeschikking. Friedrich von Schiller
heeft gezegd: „Uw lot rust in uw eigen
boezem." Hoezeer gij de gedachte aan de
Voorzienigheid moogt bewaren, nooit
mag deze gedachte u verleiden tot een
leven van slapheid en berusting.
Kracht en energie, arbeid en door
zettingsvermogen vraagt het leven van
ons allen. In de allereerste plaats gij, wien
het geluk den rug schijnt te hebben toe
gewend, gij moot wakker worden; dubbele
inspanning, vierdubbele krachtsontwikke
ling, honderdvoudig vertrouwen in de toe
komst hebt gij noodig.
Lot, noodlot, zijn woorden, die meestal
gebruikt worden door zwakkelingen, die
hun levensomstandigheden toeschrijven
aan een macht, buiten hen staande, waar
tegen zij zich niet kunnen verzetten. Die
macht daarbuiten heeft echter nooit ge
wild en wil dit nog niet, dat de mensch
berust en willoos afwacht, tot het geluk
en de betere omstandigheden hem toege
worpen worden. Die macht wil arbeid en
krachtsontwikkeling en zij bedreigt den
lamlendige terecht met ondergang.
Iemand te N. Wij waren blij te ver-
diepe donkerten van het woud, dat in al
zijn majestueuse pracht den adem scheen
in te houden en te luisteren, om geen
toon, geen klank, niets van dit goddelijk
spel te missen.
En daarbinnen werd een hart ontroerd,
menschelijke gevoelens stroomden er
naar toe, en deden het geheel ontdooien.
Dat was de muziek, die ook hij gehoord
had in den nacht, volgende op de over
rompeling.
Dezelfde muziek, onderbroken door het
wilde gesnik van het zenuwachtige vrouw
tje; dezelfde muziek, die hem als een ge
slagen hond had doen wegsluipen, en die
hem voor zichzelf schaamte had doen ge
voelen.
„Bill."
Hij voelde een hand op zijn schouder.
Weg was het mooie tooverland!
„Maar Joe, dat kost je je leven."
Joe knikte, stom, met een glimlach op
zijn gezicht. Hij wist wel dat zijn wond nu
heftiger zou bloeden, en dat hij binnen
een kwartiertje sterven zou. Reeds begon
het hem te duizelen. Bill moest hem naar
zijn legerstede dragen. Daar lag hij roer
loos neer. Eensklaps stoof hij overeind.
Fen gulp bloed vloog over zijn kleeren.
„Bill vergeef me...."
Doch Bill behoefde niet meer te ver
geven. Bill klemde zijn lippen opeen, om
het niet uit te schreeuwen van spijt en
wanhoop. Langzaam liet hij het hoofd in
de handen zakken, en staarde voor zich
uit. Wat nu?.... Gedachtenloos nam hij
een stuk papier van den grond. Hij las,
maar het drong slechts langzaam tot hem
door.... tot hij het plotseling besefte
Hij was vrij!vrij.... Met groote,
duidelijke letters, onderteekend door Joe,
stond daar:
„Hiermee verklaar lk, dat een Indiaan
mij neerschoot, en niet, zooals men den
ken zou, Bill Langer.
Joe Devraux."
Nu was hij gered. Teruggegeven aan
het mooie zonnige leven, aan zijn vrouw
en aan zijn zoon!
Snikkend van geluk en dankbaarheid
knielde hij bij den doode neer, en kuste
diens hand....