't Juttertje
UIT DE WIJDE WEIELD
DE
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
van Zaterdag 25 Augustus 1928.
Tob Nooit Hookje.
344. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
EEN STRENGE STRAF.
Getrouwdgescheiden.
Op een winteravond van het jaar 1861
zou een jonge dame, te Petrograd, de
dochter van een hoog ambtenaar, met
haar ouders voor het eerst een bal bezoe
ken, en wachtte op haar kapper.
Daar deze zoo lang op zich liet wachten
en er niemand bij de hand was om een
boodschap te sturen, besloot de ongedul
dige jonge dame even zeil te gaan, daar
het zeer dicht in de buurt was.
Juist toen zij de straat overstak kwam
een slede aan, deze hield stil en eer het
meisje goed wist wat er gebeurde, voelde
zij, dat ze werd opgetild en in de slede
gezet, die als de wind verder vloog.
Intusschen waren de ouders doodelijk
ongerust over hun dochter die zoo plotse
ling verdwpnen was. Eindelijk omstreeks
ell uur, hield èen troika (slede) voor het
huis stil, de jonge dame sprong eruit, en
verzocht den bediende die de deur opende,
den koetsier te betalen. Toen snelde ze
naar binnen, waar zij in onmacht viel Na
dat men haar had bijgebracht vertelde zij
haar tffeangstigde ouders het volgende:
Men had haar in een slede gezet, haar een
doek om het hoofd gebonden en haar ge
dreigd te vermoorden als zij een geluid uit
zou brengen. Zij was van schrik en angst
als verlamd geweest. Zoo was men een
heel eind buiten de stad gereden. Einde
lijk hield de koetsier stil en men tilde haar
uit de slede en bracht haar in een schitte
rend verlichte zaaL Haar ontvoerders, die
de uniform van het 5e garde cavalerie
regiment hadden gedragen en ook andere
aanwezige officieren, hadden haar ver
zocht met hen te soupeeren; ten slotte
werd een der aanwezige heeren zoo op
dringerig, dat zij in haar vertwijfeling een
tafelmes greep en hem daarmee in het ge
laat verwonde. Daardoor ontstond zulk een
paniek dat zij het oogenblik kon benutten
om het huis te ontvluchten.
Verontwaardigd wendde de vader zich
in den loop van den volgenden dag tot het
hoofd van de politie, generaal Trepow, die
de ontvoering der jonge dame aan den kei
zer meldde.
De keizer liet het meisje naar het win
terpaleis ontbieden. Zij moest alles vertel
len en daarna verzocht de keizer haar den
volgenden morgen om elf uur in zijn ka
binet te verschijnen, dan zou haar volko
men genoegdoening geworden.
Toen de jonge dame den volgenden mor
gen verscheen, vroeg de keizer haar of zij
haar ontvoerders zou herkennen, waarop
zij „ja" antwoordde.
Daarop verzocht de keizer haar hem te
volgen en doorliep met haar een zaal waar
al de officieren van het 5e regiment waren
opgesteld. Zij herkende haar ontvoerders
dadelijk, maar zij miste den hoofdschul
dige onder hen.
„Zijn alle officieren present?" vroeg de
tsaar aan den commandant, en deze rap
porteerde: „Slechts luitenant Vorst R. is
niet present, hij heeft zich ziek gemeld."
„Vorst R. moet dadelijk verschijnen en
wordt in het ergste geval met zijn bed
hierheen gedragen," beval Alexander Dl.
Spoedig daarop verscheen de luitenant
waarin de jonge dame, ofschoon hij een
groot verband over zijn gelaat droeg, den
hoofdschuldige herkende.
Alexander IH mat den jongen officier
met strengen blik, en sprak boos tot hem:
„Na de beleediging welke gij deze jonge
dame hebt aangedaan, zult gij ze trouwen."
Op een wenk des keizers verscheen de
pope in vol ornaat en voltrok de huwe
lijksplechtigheid
Nauwelijks was dit geschied toen trad
de Metropoliet van Petrograd nader en
ontbond op bevel van den tsaar het zoo
even gesloten huwelijk.
Toen moest vorst R. een dokument tee
kenen, waarin hij zich verplichtte de helft
van zjjn fortuin aan zijn gescheiden gema
lin af te staan. Nadat dit alles was ge
schied, werden vorst R. en de drie andere
ontvoerders tot gemeen soldaat gedegra
deerd en naar den Kaukasus gestuurd in
een infanterie-kazerne.
B.
DE WEST-INDISCHE COMPAGNIE.
Van grootheid tot verval!
Dezer dagen was het drie honderd jaar
geleden, dat de West-Indische Compagnie
werd gesticht. Zij was oorspronkelijk ge
heel geschoeid op de leest van de Oost-
Indische Compagnie, die toendertijd reeds
aanzienlijke voordeelen behaald had. Als
deze Compagnie op breeder voet was be
handeld, en haar bewindvoerders, toen het
wat minder voorspoedig ging, krachtiger
op waren getreden, zouden de eindresul
taten allicht grooter geweest zijn.
Thans hebben zij in de West niet meer
dan Suriname, en een paar eilandjes,
waarvan Ouragao het voornaamste is.
De groote propagandist voor deze on
derneming Willem Usselinox, een koop
man uit Antwerpen, die nadat deze stad
door Parma veroverd was, zich te Amster
dam had gevestigd, een aantal geschriften
had uitgegeven om te betoogen, dat het
volvoeren van zijn ontwerp niet alleen
de belangen van den handel bevorderen
zouden, maar ook een gelegenheid te meer
zou bieden om de Spanjaarden in Ame
rika te bestoken.
Tot hetgeen de Compagnie onder haar
beheer kreeg, behoorde ook een land
streek in Noord-Amerika. In 1609 had
Henry Hudson bij het zoeken van een
Noordelijke doorvaart voor onze Oost-In
dische compagnie een breede rivier gevon
den (Hudson of Noord-rivier) en een
nieuwe landstreek Nieuw Nederland ge-
uoemd. Amsterdamsche reeders bouwden
op het eiland Manhattan in de riviermon
ding eenige woningen. Het eiland werd
voor 60.van de Indianen gekocht.
Hier werd een fort opgericht in 1626,
waarbij de stad Nieuw Amsterdam ver
rees, thans New York. Tijdens den twee
den Engelschen zee-oorlog, ging Noord-
Amerika voor ons verloren.
Nu had Spanje de gewoonte eens per
jaar in dezen tijd een groote retourvloot
uit Zuid-Amerika naar het moederland te
zenden, zwaar beladen met kostbaarheden
en zilver. Aan admiraal Piet Hein werd
opgedragen om zoo mogelijk die vloot buit
te maken. In 1627 ontsnapte de buit, doch
het volgend jaar had hij het geluk in de
baai van Matanzas (Noordkust van Cuba)
de zilvervloot aan te treffen. Dat was in
die dagen van de zeilvaart eigenlijk niet
meer dan toeval. Zoo goed als zonder te
genweer viel de vloot in Piet Hein's han
BL a
Thans zullen we iets ^vertellen over d
maan, uit een niatuurkuno^i
schouwd. V
Na vele gedane waarnemingen kan men
met zekerheid vaststellen, dójtt haar opper
vlakte een groot aantal oneffenheden be
vat men heeft duidelijk kun Ven waarne
men, dat hooge bergen en du\pe valleien
er elkaar afwisselen.
Reeds eeuwen geleden heeft v men
maan nauwkeurig bestudeerd. De
teekenlng, da© uien van de maan maarte,
gaf aan de trekken van ©en monschelijk
gelaat, en werkelijk kan men dergelijke
vormen, vooral bij volle maan dmdel^jk
onderscheiden, ofschoon daarbij dient te
worden opgemerkt, dat de persoon, wiens
evenbeeld door de maan wordt voorge
steld, wel ©en beklagenswaardig kiespijn-
»pd. maan-
oppervlakte met het bloote oog kan waar
nemen, is toch het aantal, dat door goode
kijkers kan worden onderscheiden, Qon^:
dig talrijker. Naar aanleiding van die
waarnemingen, rijn er reeds vele kaarten
van d© maan geteekeöd. Daar de oudste
teekenaars van maankaarten meenden,
dat do donkere vlekken, die wij op de maan
kunnen waarnemen ,;zeeën" waren, vin
den we op een maankaart herhaaldelijk
namen, die op zeeën betrekking hebben,
bv. Buienzee, Stille Zee, Helderheidszee,
de maan aanwezig is als op eenig ander
deel der maanoppervlakte
Behalve deze reusachtige inzinkingen
zijn er door een astronomischen kijker
ook tal van bergen op de maan te onder
scheiden. Reeds met het bloote oog kun
nen wij op het onderste gedeelte der
oogpunt biv maanschijf een schitterend wit punt waar
omen van waaruit een stralenbundel
ggt. Dezen grooten berg, den grootsten,
did men op de maan heeft waargenomen,
hein men den naam Tycbo gegeven. Hij
yrio«{ut ons een nagenoeg ronden, zeer
rijden krater, waarvan de doorsnede 85
'KM. bedraagt. Wanneer men nu nagaat,
dat dit een afstand 1b, gelijk aan dien van
Helder naar Amsterdam, dan kan men
zich een denkbeeld' vormen van de reus
achtige afmetingen van dergelijke onef
fenheden op de maanoppervlakte. Deze
berg is bjj nauwkeurig onderzoek geble
ken het centrum te rijn van een stelsel
van vulcaanketens, die over de geheele
maan verspreid1 rijn. Door langdurige
waarnemingen heeft men reeds meer dan
50.000 bergen op de maan leeren kennen.
De hoogte van de voornaamste maan
bergen komt, volgens de berekeningen
onzer sterrenkundigen, nagenoeg over
een met die der hoogste bergen en vul-
eanen op onze aarde. De allerhoogste
berg is ruim 7600 M. hoog, terwijl de hoog
ste berg op aarde, die Gaurisankar in het
Himalaja Gefcrgte op de grens van
Britsch-Indië en Tibet, 8840 M. hoog is.
Toch zouden de maanbergen bij' nadere
beschouwing een veel grootscher en
machtiger indruk maken; terwijl wij zoo-
even bij den Tyoho zeiden, dat de middel
den. De buit aan goud en zilver, paarlen
en edelgesteenten en specerijen was zeer
groot. Matig berekend, vertegenwoordig
den de buitgemaakte kostbaarheden alleen
reeds ll1/» millioen. De schepen die naar
het vaderland terugkeerden kraakten on
der het gewicht van den kostbaren last.
Toen alles behoudon aan land was ge
bracht, behalve dat, wat de matrozen ver
donkeremaand hadden, kreeg Piet Hein
een belooning van slechts 7000 gulden en
elke matroos 17 maanden extra-soldij.
Tot aan 1636 was er een bloeitijd. Ruim
800 schepen met 67.000 koppen werden in
zee gezonden en het gedeelte van Brazilië,
liggend tusschen de rivieren St. Francisoo
en Rio Grande werd veroverd. Tot land
voogd werd graaf Johan Maurits van
Nassau benoemd. Onder zijn bestuur werd
het wingewest behoorlijk georganiseerd.
Kerken en scholen werden gebouwd en
een behoorlijke rechtspraak werd inge
voerd.
Curagao, St. Eustatius en St Martin
werden veroverd, benedens St. George del
Mina West-kust van Afrika). Maar de
bewindhebbers waren te zuinig. In plaals
van aar. Johan Maurits voldoende midde
len te verschaffen om de strijdkrachten
te versterken, riepen zfj hem in 1644 terug.
Na zijn vertrek uit Brazilië begon de ach-
t< ruitgang dezer bezitting.
Langzamerhand verloor de Compagnie
telkens een invloedsfeer. Eindelijk in 1654
veroverden de Portugeezen de weinige
forten, die men nog op het Recif bezat. In
1661 werd in Den Haag een verdrag ge
sloten, waarbij Portugal beloofde in 16
jaar tijds 4 millioen gouden crusado's (8
millioen gulden) te zullen betalen, waar
tegenover wij volledig afstand van Bra
zilië deden.
Het verlies van Brazilië deed de Com
pagnie in verval geraken, en ten laatste
was zij niet meer in staat eenige uit-
deeling te doen of rente te betalen. En
daar zij langzamerhand 6 millioen schuld
had gekregen besloten de Staten de Com
pagnie in 1674 te ontbinden.
B.
BIBLIOMANIE.
Boeken koopen per meter.
Er zjjn ten alle tijden boekenverzame
laars geweest, bij wie de liefde voor het
boek een passie werd, en veranderde in
een manie, een verzamelwoede, welke dik
wijls tot merkwaardige excessen leidde."
Een der bekendste voorbeelden hiervan
is geweest de Parijsehe Notaris Antoine
Boulard, die omstreeks 1800 leefde. Boa-
lard scheen zijn tijd enkel door te bren
gen met het koopen van boeken. Dagelijks
wandelde hjj langs de Parijsehe straten,
voorzien van een duimstok en £3h!;ld in
een wantel met talrijke zakken, speoiaal
voor het bergen van boeken in elk for
maat ingericht. Zoo bevonden zich in dit
kleedingstuk zelfs twee zakken voor
kwarto-deelen. Dan bracht hij zijn gewone
bezoeken aan de handelaars in oude boe
ken, die „Père Boulard" graag zagen ko
men. Voor het gemak mat hij met zfjn
duimstok de boekenrijen en kocht ze per
meter, waarvoor hij dan ongeveer 50
francs betaalde. Keerde hij huiswaarts,
i dan volgden hem meest een of twee hand-
karren beladen met nieuw aangekoohte
boeken. Zoo wist hij langzamerhand z]jn
I huls van 5 verdiepingen geheel te vullen;
in de kamers reikten de stapels tot den
zolder en sleohte smalle gangen waren
l langs de ramen en deuren vrijgelaten,
i Zelfs in zjjn slaapkamer lagen in 2 sta
pels 18000 boeken opgestouwd.
Een andere groep van Bibliomanen
vormen de verzamelaars van bijzondere
boeken. Uit de 19de eeuw is bekend, de
z.g. Elzeviermanie, de mode om uitgaven
der beroemde 17de eeuwsche Hollandsche
uitgevers firma Elzevier te verzamelen,
Het werd een wedstrijd, om van een be
paalde Elzevier-uitgave het grootst be
kende exemplaar te bezitten, ö.L met de
breedste marges. Hiervoor bestond zelfs
een speciale maat, de Elzevierometer.
Voor een soort kookboekje, „Le patissier
francais", waaraan niets opmerkelijks is te
zien dan dat het een Elzevier-uitgave is,
werden door Elzevier-maniakken prijzen
betaald tot 10.000 francs.
De jacht op zeldzame boeken, zoo moge
lijk „exemplaire uniques", waarvan door
toevallige omstandigheden slechts één
exemplaar meer bekend is, vormde steeds
voor de „bookhunters" een aantrekkelijk
soort. Een amusante bijdrage tot de ge
schiedenis van dit soort bibliomanie is de
z.g .Vente Fortsas te Mons (Bergen) in het
jaar 1840. In dat jaar werd een veiling
aangekondigd van een verzameling boe
ken, welke had toebehoord aan den over
leden graaf De Fortsas te Mons in België.
Hoewel deze collectie klein was (52 nrs.)
had ze de eigenaardigheid dat ieder boek
eenig in zijn soort was.
Deze aankondiging en de in den cata
logus opgesomde werken veroorzaakten in
bibliophilenkringen groot opzien en zelfs
de beste boekenkenners kwamen niet op
de gedachte van eenig bedrog.
Uit alle landen kwamen op den dag der
veiling koopers opdagen, doch in Mons
bleek niemand iets van een veiling te we
ten, noch van een graaf de Fortsas ge
hoord te hebben. Men was het slachtoffer
geworden van een grappenmaker, die, spe-
culeerend op de exclusieve neigingen van
hem bekende bibliophilen met veel ken
nis van zaken een catalogus in elkaar had
gezet van louter gefingeerde boektitels.
Later ontpopte hij zich als de Belgische
Chalon.
Een verzameling boeken van zeer klein
formaat is de collectie Salomon te Parijs,
betstaande uit ongeveer 1000 deeltjes
microscopisch klein, waarvan de grootste
4 bij 5 c.M. zijn. Sommigen zijn niet groo
ter dan een postzegel.
NIKS BIZONDERS I
'n Hoed van honderd gulden 't Is de moeite waard. Och, me goeie mensch
In m'n jonge jaren liep ik daar geregeld alle dagen mee I
daar op deze plaatsen evenmin water op lijn van dezen berg 66 KAL was, la de
middellijn van den grootsten krater op
aarde, den Goenoeng Kendeng op Java
rog geen KM. lang, terwijl de bekende
krater op den Vesuvius, de Monta Somma,
slechts een doorsnede heeft van 360 M.
Behalve dit opmerkelijk verschil tus
schen de afmetingen der maan- en aard-
kraters, moet ook nog de aandacht wor
den gevestigd op het groote onderscheid,
dat er bestaat tusschen den vorm en bouw
der gebergten.
Alle maanbergen zijn hoi en hun diep
ste gedeelte is bijna altijd lager dan de
gemiddelde hoogte der maanoppervlakte;
dikwijls is die hoogte van den buitensten
wal slechts 1/3 van de diepte van den
krater.
Over het algemeen bestaat er dus in
den natuurlijken toestand van de maan-
en aardoppervlakten een zeer gering ver
schil. Wat ons echter omtrent den toestand
der maanoppervlakte bekend is, geldt uit
sluitend voor het naar de aarde toege
keerde maanhalfrond. Het is ni. altijd de
zelfde rijd© van de maan, die naar onze
aarde is toegekeerd. De beweging der
maan om onze aarde zou men dus kunnen
vergelijken met de beweging van een
schip, dat een reis om de aarde maakt.
Immers zal daarvan altijd de kiel naar
het aardoppervlak zijn toegekeerd, tot
groote gerustheid van alle opvarenden,
die bij het tegendeel niet bepaald aange
naam zouden worden verrnst Ook voor
iemand, die een wandeling rondom de aar
de zou willen maken, is het zeer gelukkig,
dat zijn beenen steeds naar het mTddri-
punt der aarde gericht blijven. He' hel
derste beeld van de beweging van mae^
om de aarde geef' ons en rH«? van een
luchtballon. De ballon draait tijdens
de rondreis juist eenmaal om zijn as. Als
hij bij onze tegenvoeters gekomen is, is
zijn richting juist tegenovergesteld aan
die, welke hij bij ons had. Hieruit volgt
dus, dat ook de maan om een as wentelt
in denzelfden tijd, waarin zij zich om de
aarde beweegt Deed zij dit niet dan zou
den wij bf iedere omwenteling achtereen
volgens alle doelen van de maan moeten
kunnen waarnamen.
Is er dus geologisch betrekkelijk wei
nig verschil tusschen maan en aarde, an
ders is het uit een oogpunt van natuur
lijk© historie. Dit komt, doordat de maan
niet, zooals de aarde, door een dampkring
is omgeven; is dit toch het geval, dan is
deze lucht zóó ijl, dat geen der voor de
aarde georganiseerde wezens, zoowel die
ren, als planten, er ook maar een uur zou
den kunnen leven. De invloed van den
dampkring is in dit opricht zeer groot. Hij
is de onmisbare factor voor den prachti-
gen plantengroei, die de geheele aarde
overdekt en die vooral in de tropen zoo
schitterend tot zijn recht komt. Zonder die
middenstof zou op aarde geen leven denk
baar rijn; bij een mensch of dier, die ook
maar een oogenblik belet wordt, zich de
longen ermede te vullen, heeft dit gemis
zelfs dén dood tengevolge. Ook leeft op
aarde geen enkele plant, die in het lucht
ledig© kan blijven voortbestaan; de In
drukwekkendste bosschen, de prachtigste
bloemen, de saprijkste en smfkelijkste
vruchten, dit alles danken wij aan de aan-
wazigheid van deze 800 K.M. hooge damp
te ag, die onze aarde als een sluier om-
t>^% en die ook, onder invloed van de
PLICHT.
Plicht dwingt mij kalm te zijn
en sterk.
Ook als itniti 't harte bloedt,
En als lk ween dan zegt hij:
werk
Als ik niet kan: gij moet
Van wie de woorden rijn, die wij hier
boven uit het hoofd citeeren ia ons onbe
kend, maar als de dag van gisteren her
inneren wij ons, waar wij ze voor het eerkt
lazen. Het was op een almanaksblaadje in
de wachtkamer van een dokter, toen wij
angstig zaten te wachten op het resultaat
van een onderzoek, dat bezig was te ge
schieden met iemand, die ons zeer lief was.
Ons oog viel op het kalenderblaadje en
wel twintig maal lazen wij' het, alsof het
er speciaal voor ons op dien dag moest
hangen. En merkwaardig: onze kalmte
kwam en onze plicht, om voor den patiënt
een •trooster te zijn en rustig te spreken
kwam mèt die kalmte. Het moest im
mers, zei het kalenderblaadja
Wij hebben in ons leven nog dikwijls aan
het kal enderblaadje moeten denken; dik
wijls beeft het ons geholpen, wanneer wij
dreigden te verslappen in hetgeen van ons
werd gevergd. Thans hebben wij het mid
deltje niet meer noodig: wij doen onze
plicht, ook al spannen allerlei omstandig
heden samen om ons er af te houden. Het
is ons tot gewoonte geworden, maar vóór
dat die gewoonte er was, hebben wij in
onze jeugd vaak steun gehad aan dit een
voudige verste, dat niet poëtisch en niet
schoon, maar krachtig en opwekkend ls.
Lezeressen en lezers, wij hebben het
neergeschreven, zooals wij het langer dan
twintig jaren in ons hoofd hebben. Ook
gij zult oogenblikken hebben in uw leven,
dat gij op het punt staat uw zelfbeheer-
sching en uw kalmte te verliezen; ook gij
kunt omstandigheden krijgen, dat uw hart
bloedt en gij uw werk in den steek wilt
laten, om uzelf over te geven aan smart
en geklag; maar bedenk dan, dat uw plicht
u dwingt, om' niet af te laten van den ar
beid, dien gij moet verrichten en dat het
vervuilen van uw plicht de balsem zal rijn
voor alle wonden, die het leven slaat. Wan
neer dit simpel© versie voor u dOet, wat
bet voor ons gedaan heeft in onze jeugd;
dan zult gt) den dag zegenen, dat gtj dit
„Tob Nooit" hoekje laast.
Dr. JOS. DE COCK.
Leider te H.:
Gij zljit veel te pessimistisch. Uit alles
wat men doet, ook al ondervindt men
tegen-lag en mislukking, kan men iets
leeren. In ieder geval wordt het geduld'
op een bijzondere wijze geoefend, als men
na iederen tegenslag weer met nieuwen
moed en nieuwe* opgewektheid aan het
zelfde of wel aan anderen arbeid' begint.
Menschen, die overtuigd zjjn, dat hun toe
komst verzekerd is, laten in den regel de
best© jaren van werk- en denkkracht ver
loren gaan en hebben op ouderen leeftijd
geen levensrichting, noch ervaring noch
«Ie heerlijke terugblik op een arbeidzaam
even. Zij, die vroegttdig de zorg leerden
kennen, werden gehard en gelouterd door
den strijd, hun wil en persoonlijkheid wer
den er door gesterkt en juist door dén
tegenslag werden zij bruikbare en nuttige
menschen in de maatschappij. Bedenk dit
alles eens, alvorens gij het leven wilt op
nemen als een last. Wat opgewekter den
ken zou als bij tooverslag glans werpen
op al uw arbeid. Denk alvorens gij 's mor
gens aan uw werk gaat eenige oogenblik
ken over blijd'achap en vreugde en gij zult
bemerken, dat iets van die gedachte zich
in den loop van den dag in uw werk weer
spiegelt Wij schreven eens een Tob Nooit-
hoekje getiteld „Zonlicht in U". Dat hoek
je zenden wfj u toe, in de hoop, dat gij het
aandachtig zult lezen en er uw voordeel
mee zult doen.
Verzonden brieven: G. M. te H.; Mevr.
D. te H.; Aannemer te H.; Mej. 8. te N.
Wie zich zelf op een hoogte plaatst, be
hoeft voor den afgrond niet te zorgen.
reeds vroeger besproken aantrekkings
kracht der aarde, deze bij haar duizeling
wekkend snellen tocht door het heelal
overal zal blijven vergezellen.
Verder is ook die dampkring noodzake
lijk voor de vorming van water. Waar
een wereldbol niet door dampkring is om
geven, is ook geen vorming van wolken
aan den hemel en dientengevolge ook
geen regen denkbaar. Zouden onze aard-
eobe organismen dus ook al blijven voort
bestaan zonder middenstof, die aan' de
voortdurende behoefte van versche lucht
in de longen kan voldoen, dan zou toch
dit tweede gebrek, het totaal moeten ont
beren van water, de mogelijkheid van
blijven voortleven uitsluiten.
Er zijn verschillende omstandigheden
waaruit zelfs een leek kan opmaken, dat
een dampkring op de maan ontbreekt. Een
aandachtige waarneming van de maan
toont reeds daelijk aan, dat, zoo er al een
dampkring om de maan zou bestaan,
daarin geen wolken gevormd worden; die
wolken toch zouden sommige "©deelten
der maan-oppervlakte voor ons bedekken
of ze ons althans in oen warigen toestand
doen zien, en wij zouden dan telkens wit
te, min of meer uitgestrekte vlekken moe
ten kunnen onderscheiden, aan versohllr
lende bewegingen onderworpen. Dit is
echter niet zoo; wij kunnen alle doelen
der maanoppervlakte steeds onbelemmerd
waarnemen. Hieruit volgt dus dadelijk
dat, als de maan een dampkring heeft,
deze zeer ijl is en niet een zoodanige hoe
veelheid damp bevat, dat door condensa
tie wolken kunnen worden gevormd.
(Slot volgt.,