't Juttertje UIT DE WIJDE WEIELD DE Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven van Zaterdag 25 Augustus 1928. Tob Nooit Hookje. 344. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). EEN STRENGE STRAF. Getrouwdgescheiden. Op een winteravond van het jaar 1861 zou een jonge dame, te Petrograd, de dochter van een hoog ambtenaar, met haar ouders voor het eerst een bal bezoe ken, en wachtte op haar kapper. Daar deze zoo lang op zich liet wachten en er niemand bij de hand was om een boodschap te sturen, besloot de ongedul dige jonge dame even zeil te gaan, daar het zeer dicht in de buurt was. Juist toen zij de straat overstak kwam een slede aan, deze hield stil en eer het meisje goed wist wat er gebeurde, voelde zij, dat ze werd opgetild en in de slede gezet, die als de wind verder vloog. Intusschen waren de ouders doodelijk ongerust over hun dochter die zoo plotse ling verdwpnen was. Eindelijk omstreeks ell uur, hield èen troika (slede) voor het huis stil, de jonge dame sprong eruit, en verzocht den bediende die de deur opende, den koetsier te betalen. Toen snelde ze naar binnen, waar zij in onmacht viel Na dat men haar had bijgebracht vertelde zij haar tffeangstigde ouders het volgende: Men had haar in een slede gezet, haar een doek om het hoofd gebonden en haar ge dreigd te vermoorden als zij een geluid uit zou brengen. Zij was van schrik en angst als verlamd geweest. Zoo was men een heel eind buiten de stad gereden. Einde lijk hield de koetsier stil en men tilde haar uit de slede en bracht haar in een schitte rend verlichte zaaL Haar ontvoerders, die de uniform van het 5e garde cavalerie regiment hadden gedragen en ook andere aanwezige officieren, hadden haar ver zocht met hen te soupeeren; ten slotte werd een der aanwezige heeren zoo op dringerig, dat zij in haar vertwijfeling een tafelmes greep en hem daarmee in het ge laat verwonde. Daardoor ontstond zulk een paniek dat zij het oogenblik kon benutten om het huis te ontvluchten. Verontwaardigd wendde de vader zich in den loop van den volgenden dag tot het hoofd van de politie, generaal Trepow, die de ontvoering der jonge dame aan den kei zer meldde. De keizer liet het meisje naar het win terpaleis ontbieden. Zij moest alles vertel len en daarna verzocht de keizer haar den volgenden morgen om elf uur in zijn ka binet te verschijnen, dan zou haar volko men genoegdoening geworden. Toen de jonge dame den volgenden mor gen verscheen, vroeg de keizer haar of zij haar ontvoerders zou herkennen, waarop zij „ja" antwoordde. Daarop verzocht de keizer haar hem te volgen en doorliep met haar een zaal waar al de officieren van het 5e regiment waren opgesteld. Zij herkende haar ontvoerders dadelijk, maar zij miste den hoofdschul dige onder hen. „Zijn alle officieren present?" vroeg de tsaar aan den commandant, en deze rap porteerde: „Slechts luitenant Vorst R. is niet present, hij heeft zich ziek gemeld." „Vorst R. moet dadelijk verschijnen en wordt in het ergste geval met zijn bed hierheen gedragen," beval Alexander Dl. Spoedig daarop verscheen de luitenant waarin de jonge dame, ofschoon hij een groot verband over zijn gelaat droeg, den hoofdschuldige herkende. Alexander IH mat den jongen officier met strengen blik, en sprak boos tot hem: „Na de beleediging welke gij deze jonge dame hebt aangedaan, zult gij ze trouwen." Op een wenk des keizers verscheen de pope in vol ornaat en voltrok de huwe lijksplechtigheid Nauwelijks was dit geschied toen trad de Metropoliet van Petrograd nader en ontbond op bevel van den tsaar het zoo even gesloten huwelijk. Toen moest vorst R. een dokument tee kenen, waarin hij zich verplichtte de helft van zjjn fortuin aan zijn gescheiden gema lin af te staan. Nadat dit alles was ge schied, werden vorst R. en de drie andere ontvoerders tot gemeen soldaat gedegra deerd en naar den Kaukasus gestuurd in een infanterie-kazerne. B. DE WEST-INDISCHE COMPAGNIE. Van grootheid tot verval! Dezer dagen was het drie honderd jaar geleden, dat de West-Indische Compagnie werd gesticht. Zij was oorspronkelijk ge heel geschoeid op de leest van de Oost- Indische Compagnie, die toendertijd reeds aanzienlijke voordeelen behaald had. Als deze Compagnie op breeder voet was be handeld, en haar bewindvoerders, toen het wat minder voorspoedig ging, krachtiger op waren getreden, zouden de eindresul taten allicht grooter geweest zijn. Thans hebben zij in de West niet meer dan Suriname, en een paar eilandjes, waarvan Ouragao het voornaamste is. De groote propagandist voor deze on derneming Willem Usselinox, een koop man uit Antwerpen, die nadat deze stad door Parma veroverd was, zich te Amster dam had gevestigd, een aantal geschriften had uitgegeven om te betoogen, dat het volvoeren van zijn ontwerp niet alleen de belangen van den handel bevorderen zouden, maar ook een gelegenheid te meer zou bieden om de Spanjaarden in Ame rika te bestoken. Tot hetgeen de Compagnie onder haar beheer kreeg, behoorde ook een land streek in Noord-Amerika. In 1609 had Henry Hudson bij het zoeken van een Noordelijke doorvaart voor onze Oost-In dische compagnie een breede rivier gevon den (Hudson of Noord-rivier) en een nieuwe landstreek Nieuw Nederland ge- uoemd. Amsterdamsche reeders bouwden op het eiland Manhattan in de riviermon ding eenige woningen. Het eiland werd voor 60.van de Indianen gekocht. Hier werd een fort opgericht in 1626, waarbij de stad Nieuw Amsterdam ver rees, thans New York. Tijdens den twee den Engelschen zee-oorlog, ging Noord- Amerika voor ons verloren. Nu had Spanje de gewoonte eens per jaar in dezen tijd een groote retourvloot uit Zuid-Amerika naar het moederland te zenden, zwaar beladen met kostbaarheden en zilver. Aan admiraal Piet Hein werd opgedragen om zoo mogelijk die vloot buit te maken. In 1627 ontsnapte de buit, doch het volgend jaar had hij het geluk in de baai van Matanzas (Noordkust van Cuba) de zilvervloot aan te treffen. Dat was in die dagen van de zeilvaart eigenlijk niet meer dan toeval. Zoo goed als zonder te genweer viel de vloot in Piet Hein's han BL a Thans zullen we iets ^vertellen over d maan, uit een niatuurkuno^i schouwd. V Na vele gedane waarnemingen kan men met zekerheid vaststellen, dójtt haar opper vlakte een groot aantal oneffenheden be vat men heeft duidelijk kun Ven waarne men, dat hooge bergen en du\pe valleien er elkaar afwisselen. Reeds eeuwen geleden heeft v men maan nauwkeurig bestudeerd. De teekenlng, da© uien van de maan maarte, gaf aan de trekken van ©en monschelijk gelaat, en werkelijk kan men dergelijke vormen, vooral bij volle maan dmdel^jk onderscheiden, ofschoon daarbij dient te worden opgemerkt, dat de persoon, wiens evenbeeld door de maan wordt voorge steld, wel ©en beklagenswaardig kiespijn- »pd. maan- oppervlakte met het bloote oog kan waar nemen, is toch het aantal, dat door goode kijkers kan worden onderscheiden, Qon^: dig talrijker. Naar aanleiding van die waarnemingen, rijn er reeds vele kaarten van d© maan geteekeöd. Daar de oudste teekenaars van maankaarten meenden, dat do donkere vlekken, die wij op de maan kunnen waarnemen ,;zeeën" waren, vin den we op een maankaart herhaaldelijk namen, die op zeeën betrekking hebben, bv. Buienzee, Stille Zee, Helderheidszee, de maan aanwezig is als op eenig ander deel der maanoppervlakte Behalve deze reusachtige inzinkingen zijn er door een astronomischen kijker ook tal van bergen op de maan te onder scheiden. Reeds met het bloote oog kun nen wij op het onderste gedeelte der oogpunt biv maanschijf een schitterend wit punt waar omen van waaruit een stralenbundel ggt. Dezen grooten berg, den grootsten, did men op de maan heeft waargenomen, hein men den naam Tycbo gegeven. Hij yrio«{ut ons een nagenoeg ronden, zeer rijden krater, waarvan de doorsnede 85 'KM. bedraagt. Wanneer men nu nagaat, dat dit een afstand 1b, gelijk aan dien van Helder naar Amsterdam, dan kan men zich een denkbeeld' vormen van de reus achtige afmetingen van dergelijke onef fenheden op de maanoppervlakte. Deze berg is bjj nauwkeurig onderzoek geble ken het centrum te rijn van een stelsel van vulcaanketens, die over de geheele maan verspreid1 rijn. Door langdurige waarnemingen heeft men reeds meer dan 50.000 bergen op de maan leeren kennen. De hoogte van de voornaamste maan bergen komt, volgens de berekeningen onzer sterrenkundigen, nagenoeg over een met die der hoogste bergen en vul- eanen op onze aarde. De allerhoogste berg is ruim 7600 M. hoog, terwijl de hoog ste berg op aarde, die Gaurisankar in het Himalaja Gefcrgte op de grens van Britsch-Indië en Tibet, 8840 M. hoog is. Toch zouden de maanbergen bij' nadere beschouwing een veel grootscher en machtiger indruk maken; terwijl wij zoo- even bij den Tyoho zeiden, dat de middel den. De buit aan goud en zilver, paarlen en edelgesteenten en specerijen was zeer groot. Matig berekend, vertegenwoordig den de buitgemaakte kostbaarheden alleen reeds ll1/» millioen. De schepen die naar het vaderland terugkeerden kraakten on der het gewicht van den kostbaren last. Toen alles behoudon aan land was ge bracht, behalve dat, wat de matrozen ver donkeremaand hadden, kreeg Piet Hein een belooning van slechts 7000 gulden en elke matroos 17 maanden extra-soldij. Tot aan 1636 was er een bloeitijd. Ruim 800 schepen met 67.000 koppen werden in zee gezonden en het gedeelte van Brazilië, liggend tusschen de rivieren St. Francisoo en Rio Grande werd veroverd. Tot land voogd werd graaf Johan Maurits van Nassau benoemd. Onder zijn bestuur werd het wingewest behoorlijk georganiseerd. Kerken en scholen werden gebouwd en een behoorlijke rechtspraak werd inge voerd. Curagao, St. Eustatius en St Martin werden veroverd, benedens St. George del Mina West-kust van Afrika). Maar de bewindhebbers waren te zuinig. In plaals van aar. Johan Maurits voldoende midde len te verschaffen om de strijdkrachten te versterken, riepen zfj hem in 1644 terug. Na zijn vertrek uit Brazilië begon de ach- t< ruitgang dezer bezitting. Langzamerhand verloor de Compagnie telkens een invloedsfeer. Eindelijk in 1654 veroverden de Portugeezen de weinige forten, die men nog op het Recif bezat. In 1661 werd in Den Haag een verdrag ge sloten, waarbij Portugal beloofde in 16 jaar tijds 4 millioen gouden crusado's (8 millioen gulden) te zullen betalen, waar tegenover wij volledig afstand van Bra zilië deden. Het verlies van Brazilië deed de Com pagnie in verval geraken, en ten laatste was zij niet meer in staat eenige uit- deeling te doen of rente te betalen. En daar zij langzamerhand 6 millioen schuld had gekregen besloten de Staten de Com pagnie in 1674 te ontbinden. B. BIBLIOMANIE. Boeken koopen per meter. Er zjjn ten alle tijden boekenverzame laars geweest, bij wie de liefde voor het boek een passie werd, en veranderde in een manie, een verzamelwoede, welke dik wijls tot merkwaardige excessen leidde." Een der bekendste voorbeelden hiervan is geweest de Parijsehe Notaris Antoine Boulard, die omstreeks 1800 leefde. Boa- lard scheen zijn tijd enkel door te bren gen met het koopen van boeken. Dagelijks wandelde hjj langs de Parijsehe straten, voorzien van een duimstok en £3h!;ld in een wantel met talrijke zakken, speoiaal voor het bergen van boeken in elk for maat ingericht. Zoo bevonden zich in dit kleedingstuk zelfs twee zakken voor kwarto-deelen. Dan bracht hij zijn gewone bezoeken aan de handelaars in oude boe ken, die „Père Boulard" graag zagen ko men. Voor het gemak mat hij met zfjn duimstok de boekenrijen en kocht ze per meter, waarvoor hij dan ongeveer 50 francs betaalde. Keerde hij huiswaarts, i dan volgden hem meest een of twee hand- karren beladen met nieuw aangekoohte boeken. Zoo wist hij langzamerhand z]jn I huls van 5 verdiepingen geheel te vullen; in de kamers reikten de stapels tot den zolder en sleohte smalle gangen waren l langs de ramen en deuren vrijgelaten, i Zelfs in zjjn slaapkamer lagen in 2 sta pels 18000 boeken opgestouwd. Een andere groep van Bibliomanen vormen de verzamelaars van bijzondere boeken. Uit de 19de eeuw is bekend, de z.g. Elzeviermanie, de mode om uitgaven der beroemde 17de eeuwsche Hollandsche uitgevers firma Elzevier te verzamelen, Het werd een wedstrijd, om van een be paalde Elzevier-uitgave het grootst be kende exemplaar te bezitten, ö.L met de breedste marges. Hiervoor bestond zelfs een speciale maat, de Elzevierometer. Voor een soort kookboekje, „Le patissier francais", waaraan niets opmerkelijks is te zien dan dat het een Elzevier-uitgave is, werden door Elzevier-maniakken prijzen betaald tot 10.000 francs. De jacht op zeldzame boeken, zoo moge lijk „exemplaire uniques", waarvan door toevallige omstandigheden slechts één exemplaar meer bekend is, vormde steeds voor de „bookhunters" een aantrekkelijk soort. Een amusante bijdrage tot de ge schiedenis van dit soort bibliomanie is de z.g .Vente Fortsas te Mons (Bergen) in het jaar 1840. In dat jaar werd een veiling aangekondigd van een verzameling boe ken, welke had toebehoord aan den over leden graaf De Fortsas te Mons in België. Hoewel deze collectie klein was (52 nrs.) had ze de eigenaardigheid dat ieder boek eenig in zijn soort was. Deze aankondiging en de in den cata logus opgesomde werken veroorzaakten in bibliophilenkringen groot opzien en zelfs de beste boekenkenners kwamen niet op de gedachte van eenig bedrog. Uit alle landen kwamen op den dag der veiling koopers opdagen, doch in Mons bleek niemand iets van een veiling te we ten, noch van een graaf de Fortsas ge hoord te hebben. Men was het slachtoffer geworden van een grappenmaker, die, spe- culeerend op de exclusieve neigingen van hem bekende bibliophilen met veel ken nis van zaken een catalogus in elkaar had gezet van louter gefingeerde boektitels. Later ontpopte hij zich als de Belgische Chalon. Een verzameling boeken van zeer klein formaat is de collectie Salomon te Parijs, betstaande uit ongeveer 1000 deeltjes microscopisch klein, waarvan de grootste 4 bij 5 c.M. zijn. Sommigen zijn niet groo ter dan een postzegel. NIKS BIZONDERS I 'n Hoed van honderd gulden 't Is de moeite waard. Och, me goeie mensch In m'n jonge jaren liep ik daar geregeld alle dagen mee I daar op deze plaatsen evenmin water op lijn van dezen berg 66 KAL was, la de middellijn van den grootsten krater op aarde, den Goenoeng Kendeng op Java rog geen KM. lang, terwijl de bekende krater op den Vesuvius, de Monta Somma, slechts een doorsnede heeft van 360 M. Behalve dit opmerkelijk verschil tus schen de afmetingen der maan- en aard- kraters, moet ook nog de aandacht wor den gevestigd op het groote onderscheid, dat er bestaat tusschen den vorm en bouw der gebergten. Alle maanbergen zijn hoi en hun diep ste gedeelte is bijna altijd lager dan de gemiddelde hoogte der maanoppervlakte; dikwijls is die hoogte van den buitensten wal slechts 1/3 van de diepte van den krater. Over het algemeen bestaat er dus in den natuurlijken toestand van de maan- en aardoppervlakten een zeer gering ver schil. Wat ons echter omtrent den toestand der maanoppervlakte bekend is, geldt uit sluitend voor het naar de aarde toege keerde maanhalfrond. Het is ni. altijd de zelfde rijd© van de maan, die naar onze aarde is toegekeerd. De beweging der maan om onze aarde zou men dus kunnen vergelijken met de beweging van een schip, dat een reis om de aarde maakt. Immers zal daarvan altijd de kiel naar het aardoppervlak zijn toegekeerd, tot groote gerustheid van alle opvarenden, die bij het tegendeel niet bepaald aange naam zouden worden verrnst Ook voor iemand, die een wandeling rondom de aar de zou willen maken, is het zeer gelukkig, dat zijn beenen steeds naar het mTddri- punt der aarde gericht blijven. He' hel derste beeld van de beweging van mae^ om de aarde geef' ons en rH«? van een luchtballon. De ballon draait tijdens de rondreis juist eenmaal om zijn as. Als hij bij onze tegenvoeters gekomen is, is zijn richting juist tegenovergesteld aan die, welke hij bij ons had. Hieruit volgt dus, dat ook de maan om een as wentelt in denzelfden tijd, waarin zij zich om de aarde beweegt Deed zij dit niet dan zou den wij bf iedere omwenteling achtereen volgens alle doelen van de maan moeten kunnen waarnamen. Is er dus geologisch betrekkelijk wei nig verschil tusschen maan en aarde, an ders is het uit een oogpunt van natuur lijk© historie. Dit komt, doordat de maan niet, zooals de aarde, door een dampkring is omgeven; is dit toch het geval, dan is deze lucht zóó ijl, dat geen der voor de aarde georganiseerde wezens, zoowel die ren, als planten, er ook maar een uur zou den kunnen leven. De invloed van den dampkring is in dit opricht zeer groot. Hij is de onmisbare factor voor den prachti- gen plantengroei, die de geheele aarde overdekt en die vooral in de tropen zoo schitterend tot zijn recht komt. Zonder die middenstof zou op aarde geen leven denk baar rijn; bij een mensch of dier, die ook maar een oogenblik belet wordt, zich de longen ermede te vullen, heeft dit gemis zelfs dén dood tengevolge. Ook leeft op aarde geen enkele plant, die in het lucht ledig© kan blijven voortbestaan; de In drukwekkendste bosschen, de prachtigste bloemen, de saprijkste en smfkelijkste vruchten, dit alles danken wij aan de aan- wazigheid van deze 800 K.M. hooge damp te ag, die onze aarde als een sluier om- t>^% en die ook, onder invloed van de PLICHT. Plicht dwingt mij kalm te zijn en sterk. Ook als itniti 't harte bloedt, En als lk ween dan zegt hij: werk Als ik niet kan: gij moet Van wie de woorden rijn, die wij hier boven uit het hoofd citeeren ia ons onbe kend, maar als de dag van gisteren her inneren wij ons, waar wij ze voor het eerkt lazen. Het was op een almanaksblaadje in de wachtkamer van een dokter, toen wij angstig zaten te wachten op het resultaat van een onderzoek, dat bezig was te ge schieden met iemand, die ons zeer lief was. Ons oog viel op het kalenderblaadje en wel twintig maal lazen wij' het, alsof het er speciaal voor ons op dien dag moest hangen. En merkwaardig: onze kalmte kwam en onze plicht, om voor den patiënt een •trooster te zijn en rustig te spreken kwam mèt die kalmte. Het moest im mers, zei het kalenderblaadja Wij hebben in ons leven nog dikwijls aan het kal enderblaadje moeten denken; dik wijls beeft het ons geholpen, wanneer wij dreigden te verslappen in hetgeen van ons werd gevergd. Thans hebben wij het mid deltje niet meer noodig: wij doen onze plicht, ook al spannen allerlei omstandig heden samen om ons er af te houden. Het is ons tot gewoonte geworden, maar vóór dat die gewoonte er was, hebben wij in onze jeugd vaak steun gehad aan dit een voudige verste, dat niet poëtisch en niet schoon, maar krachtig en opwekkend ls. Lezeressen en lezers, wij hebben het neergeschreven, zooals wij het langer dan twintig jaren in ons hoofd hebben. Ook gij zult oogenblikken hebben in uw leven, dat gij op het punt staat uw zelfbeheer- sching en uw kalmte te verliezen; ook gij kunt omstandigheden krijgen, dat uw hart bloedt en gij uw werk in den steek wilt laten, om uzelf over te geven aan smart en geklag; maar bedenk dan, dat uw plicht u dwingt, om' niet af te laten van den ar beid, dien gij moet verrichten en dat het vervuilen van uw plicht de balsem zal rijn voor alle wonden, die het leven slaat. Wan neer dit simpel© versie voor u dOet, wat bet voor ons gedaan heeft in onze jeugd; dan zult gt) den dag zegenen, dat gtj dit „Tob Nooit" hoekje laast. Dr. JOS. DE COCK. Leider te H.: Gij zljit veel te pessimistisch. Uit alles wat men doet, ook al ondervindt men tegen-lag en mislukking, kan men iets leeren. In ieder geval wordt het geduld' op een bijzondere wijze geoefend, als men na iederen tegenslag weer met nieuwen moed en nieuwe* opgewektheid aan het zelfde of wel aan anderen arbeid' begint. Menschen, die overtuigd zjjn, dat hun toe komst verzekerd is, laten in den regel de best© jaren van werk- en denkkracht ver loren gaan en hebben op ouderen leeftijd geen levensrichting, noch ervaring noch «Ie heerlijke terugblik op een arbeidzaam even. Zij, die vroegttdig de zorg leerden kennen, werden gehard en gelouterd door den strijd, hun wil en persoonlijkheid wer den er door gesterkt en juist door dén tegenslag werden zij bruikbare en nuttige menschen in de maatschappij. Bedenk dit alles eens, alvorens gij het leven wilt op nemen als een last. Wat opgewekter den ken zou als bij tooverslag glans werpen op al uw arbeid. Denk alvorens gij 's mor gens aan uw werk gaat eenige oogenblik ken over blijd'achap en vreugde en gij zult bemerken, dat iets van die gedachte zich in den loop van den dag in uw werk weer spiegelt Wij schreven eens een Tob Nooit- hoekje getiteld „Zonlicht in U". Dat hoek je zenden wfj u toe, in de hoop, dat gij het aandachtig zult lezen en er uw voordeel mee zult doen. Verzonden brieven: G. M. te H.; Mevr. D. te H.; Aannemer te H.; Mej. 8. te N. Wie zich zelf op een hoogte plaatst, be hoeft voor den afgrond niet te zorgen. reeds vroeger besproken aantrekkings kracht der aarde, deze bij haar duizeling wekkend snellen tocht door het heelal overal zal blijven vergezellen. Verder is ook die dampkring noodzake lijk voor de vorming van water. Waar een wereldbol niet door dampkring is om geven, is ook geen vorming van wolken aan den hemel en dientengevolge ook geen regen denkbaar. Zouden onze aard- eobe organismen dus ook al blijven voort bestaan zonder middenstof, die aan' de voortdurende behoefte van versche lucht in de longen kan voldoen, dan zou toch dit tweede gebrek, het totaal moeten ont beren van water, de mogelijkheid van blijven voortleven uitsluiten. Er zijn verschillende omstandigheden waaruit zelfs een leek kan opmaken, dat een dampkring op de maan ontbreekt. Een aandachtige waarneming van de maan toont reeds daelijk aan, dat, zoo er al een dampkring om de maan zou bestaan, daarin geen wolken gevormd worden; die wolken toch zouden sommige "©deelten der maan-oppervlakte voor ons bedekken of ze ons althans in oen warigen toestand doen zien, en wij zouden dan telkens wit te, min of meer uitgestrekte vlekken moe ten kunnen onderscheiden, aan versohllr lende bewegingen onderworpen. Dit is echter niet zoo; wij kunnen alle doelen der maanoppervlakte steeds onbelemmerd waarnemen. Hieruit volgt dus dadelijk dat, als de maan een dampkring heeft, deze zeer ijl is en niet een zoodanige hoe veelheid damp bevat, dat door condensa tie wolken kunnen worden gevormd. (Slot volgt.,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1928 | | pagina 7