I Jrin- en 2 werden de grootste windsnelheden geregistreerd, van ongeveer 29 Meter. De noordwester stuwde het zeewater tot bui tengewone hoogte op; het gewone vloed- peil bedraagt 0.38 M. -f terwijl thans een stand van ruim 2 Meter -f* werd bereikt. Dat het ondanks dezen buitengewoon hoogen waterstand niet gelukt is de „Eu- genla" al te sleepen, voorspelt omtrent verdere in te stellen pogingen weinig gunstigs. Op het oogenblik Maandag morgen is de barometer rijzende, doch reeds wordt opnieuw ongunstig weer aan gekondigd. Zaterdagmiddag en verder Zondag don geheelen dag was de „Eugenia" het voor werp van groote belangstelling; auto s doorkruisten in allerlei richtingen de stad, want ook aan de Buitenhaven heerschte een intensieve drukte, waar' van elders melding wordt gemaakt Op den dijk, in de nabijheid van het schip, maar vooral op de trap, waar men lekker in het oppertje stond, waren de menschen bijeengeschuild en bespraken het geval. Had men Zaterdagmorgen reeds de be schikking gehad over meerder sleephulp, dan ware het hoogstwaarschijnlijk gelukt het schip, dat toen nog, zooals we zeiden, slechts met den kop op den dijk zat, vlot te sleepen. Maar zooals men weet, was hier alleen beschikbaar de „Drente" en deze sleepboot alléén kon het schip niet houden, te minder, toen de storm opnieuw opstak. Zaterdag in den namiddag werkte het schip sterk. Hoog sloegen de golven tegen de Eugenia op. De wind nam nog in kracht toe en het gevolg was dan ook, dat ongeveer hall vijl in betrekkelijk korten tijd het schip draaide en even wijdig met den dijk op de steenglooiing kwam te liggen. De Eugenia was daardoor in een veel ongunstiger positie gekomen; lag aanvankelijk het schip over pl.m 1/8 van de lengte geboeid1 op de steenen pier, thans lag het over de gehe'ele lengte vast op de steenen van den dijk. Op het oogenblik van het omzwaaien van de Eugenia had een tweede sleepboot goede diensten kunnen bewijzen. De pogingen werden evenwel nog niet opgegeven. Uit Vlaardingen werd door de reederiJ Wijsmuller de sleepboot Fries land ontboden. Deze werd Zaterdagnacht tegen 12 uur hier verwacht. De kapitein had opdracht den bij Callantsoog voor an ker liegenden liohter Peter op te pikken en te Den Helder binnen te brengen. Deze lichter had des avonds nog twee roode lichten getoond, daarna was een wit licht gezien, vervolgens niets meer. De Dorus ijkers was er des nachts nog op uitge zonden, doch had niets kunnen ontdekken. Blijkbaar had de lichter geen enkel licht meer gevoerd; bovendien was het zicht zeer slecht De Friesland echter, die van Vlaardingen ol tegen den storm had op te tornen, kon, in plaats van de 10 a 11 mijl, die deze sleepboot loopen kan, slechts een snel heid bereiken van niet meer dan 4 mijl, en was eerst Zondagmorgen 7 uur nabij den lichter. Een uur later was vastgemaakt en te hall een des middags kwam men de haven binnen, waarna onmiddellijk be gonnen werd met de pogingen, tot afslee- pen van het Grleksche stoomschip, in samenwerking met de Drente, pogin gen, die, we zagen het geen succes had den. Des avonds nam de Noordwester nog in kracht toe. Wild aanschietende golven sloegen met donderend geweld tegen de zijde van de „Eugenie"; hoog stool het water over het schip. Het spreekt vanzell dat ook de sleepbooten het hard te ver antwoorden hadden. Van „trekken" was geen sprake meer; het was zaak de ver binding te behouden en verder te zorgen dat men zeil geen gevaar liep. Voor 2 ankers en met den kop recht in de gol ven danste de „Drenthe" op en neer en het werd er niet beter op toen de vloed met groote kracht doorkwam. „De toestand is vrijwel onhoudbaar maar ik zal doen wat ik kan", aldus seinde kapi tein Kuiper te ongeveer hall 3 van de „Drenthe". Nu, als een dergelijk sein van de „Drenthe" komt, weet iedere Nieuwe- dieper wel, dat het wel buitengewoon bar moet zijn; dat het feitelijk reeds onhoud baar is! In den nacht van Zaterdag op Maan dag heelt de „Eugenia" zwaar gewerkt en is nog hooger op den dijk gezet. De kans op vlot brengen is daarmede sterk ver minderd, en men is bij de berging in dit opzicht dan ook weinig optimistisch ge stemd. Des morgens keerde de „Friesland" naar de haven terug; later op den dag volgde ook de „Drenthe". Ingezonden Mededeelliut DRA13I+1A-VANVALKEMBURG'S'- i ••iLEVERTRAATi ■LEEUWARDEN- Naar men ons mededeelde, zijn de po gingen tot vlotbrengen van de „Eugenia" geenszins opgegeven. Hedenmiddag zou den ankers worden uitgebracht, waarna met hoog water pogingen in het werk ge steld' zullen worden om het schip al te sleepen. De tochten van de Dorus Rijkers. Zeer zware, doch vergeelsche tochten. Hulde aan de bemanning. Dat zijn zware dagen geweest voor schipper Bot en zijn mannen, niet alleen de worsteling tegen den woedenden storm en de zware zeeën maar ook de teleur stelling, dat eigenlijk niet één van de tochten met succes, dat is met het redden van schipbreukelingen, bekroond werd. Onze bewondering voor de dapperheid van de bemanning van de „Dorus Rijkers" is er niet minder om, neen, integendeel, ons respect voor den moed en het uit houdingsvermogen van deze dapperen is gegroeid, want toen na een vergeelschen strijd van 24 uur de „Dorus Rijkers" de haven binnen ronkte en er bij Callantsoog nog gevaar was voor de drie opvarenden, van den daar voor anker liggenden Dult- schen lichter, Peter Schopp, was de be manning van de „Dorus Rijkers", zonder eenig bezwaar, oogenblikkelijk bereid om weer uit te gaan, om weer te vechten te gen de verbolgen elementen, en nog geen hall uur na de binnenkomst zong de mo tor van de reddingboot weer zijn driltlg en gejaagd motorlied en huppelde het kleine, ranke scheepje de haven uit, den donkeren nacht in. De golven grepen het in hun machtigen greep, gooiden het hoog op en wierpen het diep in hun doods valleien; ze bonkten en sloegen het kleine vaartuig onmeedoogenloos en vergden de uiterste kracht van het dappere zestal dat aan boord was. De schipper op zijn post achter het roer, met oogen, die rood en ontstoken waren van het zoute water, dat hem in het gezicht sloeg, turend stond hij daar, zijn krachtige hand aan het roer, de tanden op elkaar, met den wil om den strijd te winnen, maar toch ook met den deemoed ln het hart, het gevoel van men- schelijke kleinheid, tegenover de machtig ontroerde elementen. Bravo mannen, wij brengen jullie ons eerbiedig woord van hulde voor de dap perheid en zelfverloochening ln deze stormdagen getoond. Op het Havenkantoor. Wanneer er buiten gevaar dreigt en de storm zijn dreigend en onheilspellend lied zingt, met benauwende schoonheid, dan is het wel zoo goed als zeker, dat er een of meer van de redactieleden van de Hel- dersche Courant om ol nabij het Haven kantoor zwerft. Dat zij daar staan te pra ten met de mannen, die altijd voor dat kantoor op wacht staan, ol dat zij binnen den Havenmeester gezelschap houden en met dezelfde spanning zitten te luisteren naar het rinkelen van de telefoon, die be richten brengt van de kustwacht, van ln nood verkeerende schepen. Ook Zaterdagavond en een gedeelte van den nacht hebben wij ln het Havenkan toor doorgebracht Het was er lekker warm, dicht achter de openstaande Sala mander-kachel zaten we te wachten, te boomen met den Havenmeester, die ver telde van eigen jeugd en van zijn zwerf tochten door de wereld in den tijd van de zeilschepen. Tochten naar Oost- en naar West-Indië, naar N. Guinea, toen er nog menscheneters waren en het zeer gevaar lijk was om daar aan land te gaan. „Denk er om, zet er niks van in de lvant," waar schuwt de havenmeester. „Je kan jullie krantenmenschen eigenlijk niks vertel len, want de volgende dag zie je het in geuren en kleuren gedrukt slaan en meestal fantaseer je er dan zooveel bij, dat je in het vervolg bang bent om met jullie te praten". „Nee, nee, maak u maar niet bezorgd, dit is entre nous". Rrrrrrr. Rrrrrrr. Daar ratelt de tele foon, het is die van de kustwacht, die in den hoek hangt Vlak bij de deur is de telefoon voor locaal en interlocaal ver keer. „Hallo, havenkantoor!" Een mededeeling van de kustwacht van Callantsoog. Er zijn zoo juist op de plaats waar de Dultsche lichter ligt, twee roole vuurpijlen gezien, daarna nog een wit licht en toen niets meer.... Buiten klettert de regen, slaat fel tegen de ramen. Hu, wat een nacht Niets meer gezien, zou de ankerket ting het begeven hebben, het schip ver loren zijn, de menschen worstelen met den dood. Het blijft stil op het kantoor, de kachel verspreidt een heerlijk warme gloed en dicht kruipen we er achter, op ae tafel liggen wat kranten verspreidt. Een groote kop; „Grieksch stoomschip ge strand" en even verder: „Schip bij Cal lantsoog ln nood". Wat een verschrik king, wat een onuitsprekelijke angst, wat een droefheid in zoo'n stormnacht. Wij zitten hier veilig, heerlijk warm, verder in de stad slapen de menschen en daar rechts van ons ligt de zee en ver, ver op het donkere, onrustige water wor- na te gaan; liet laat zich evenwel aanzien j stelen de menschen, staat de angst ln hun dat deie ook nog al van beteekenls zal oogen, klopt de dood aan de deur van hun l lijn. hart De hooge zee maakte dat er Zondag nacht nog al wat beweging in de „Euge nia" kwam. Regelmatig werd het schip opgenomen en weer op de steenen neer gezet Hierdoor hebben de bewoners van den Kanaalweg weinig nachtrust genoten. De geweldige bonzen, waarmede 't schip telkens en telkens weer werd neerge- smakt, hadden het effect van een aard beving; de huizen trilden en beefden en menige bewoner bracht een angstigen nacht door, niet anders denkend dan zijn huis zou de trillingen niet kunnen door staan. Maandagmorgen waren reeds arbeiders van den Waterstaat op den dijk aan het werk om het gat te herstellen. De „Euge nia" namelijk is met kracht op de stee nen glooiing terechtgekomen en heeft daar een ware verwoesting aangericht; tal van steenen zijn losgeslagen, en ter Slaatse waar het schip aanvankelijk op en dijk liep ls een flinke kuil ontstaan. De schade die het schip verder aan de steenglooiing heeft toegebracht ls nog niet De „Dorus Rijkers" binnen Rikke tikke tikke tikko tik. Daar komt de „Dorus", we hollen naar bulten, Ja bet is hem, het toplicht is reeds te zien en aan den slag van den motor is het te liooren dat het de reddingsboot ia Nu leeft de spanning weer op. Het weer is vrij wat gunstiger geworden, de volle maan hangt rustig tusschen de nog jagen de wolken, bleek en mat valt haar lichii over de slapende stad en het water, dat op flikkert in het schijnsel. Voor het Zoölogisch Station legt de „Dorus Rijkers" aan. De menschen, je begrijpt niet waar ze zoo gauw vandaan komen verdringeh zich aan den kant, „Heb je de menschen aan boord, Bot?" vraagt de commissaris van het Loods wezen. „Een man, de rest wilde er niet af", ant woordt schipper Bok De eerste die van boord komt is de ge redde. Het is de 20-jarige lichtmatroos Ragnas Kappelin, door den oliehoed, die diep over zijn hoofd getrokken is, kun nen wij zijn gezicht niet onderschelden, Schipper Bot springt op den wal, wij druk ken hem de hand en beginnen ons inter view. In het donker schrijven we een paar dingen op, doch dan besluiten we een beter plaats te zoeken en die vinden we in de heerlijk verwarmde gelagzaal van hote Woud op de Binnenhaven. Hier wordt ook de Schipbreukeling onder dak gebracht. Hij zit met een lekker warme grog voor zich en kijkt behagelijk met zijn roetzwar te, ongeschoren gezicht, in yjjt rond. We zetten ons op een stoel naast hem neer en stellen een paar vragen ln het Dultsch, die hij moeilijk beantwoordt. En dan vertelt ons schipper Bot zijn verhaal. „Het was een zware tocht Ik heb nog nooit zulk slecht weer meegemaakt", zegt Bchlpper Bot en vermoeid brengt hij zijn glas punch naar zijn mond. Om onge veer 12 uur was de „Dorus Rijkers", op be richt van de noodseinen, naar de Eier- landsche gronden vertrokken. Er stond oen zware en holle zee en eerst om 5 uur kwamen wij op de plaats van de stran ding, N.N.W. van den toren van Eier- land, pl.m. 800 M. boven de gronden lag de in nood verkeerende Zweedsche houtboot ,Garm", kapitein Hendrik Persson. De boot was bemand met 17 koppen en lag op een zeer gevaarlijke plaats voor 2 an kers en met werkende motoren. Verder had het schip zware slagzij, doordat de ladiiig was gaan werken en naar één kant was verschoven. Ik achtte het dringend noodig vervolgde schipper Bot dat de bemanning het schip zou verlaten en na eenige vergeefsche pogingen ln de gronden was de zee zeer woest kwam ik langszij en verzocht den kapitein en de bemanning over te springen. De kapitein voelde hiervoor echter niet veel en ver zocht sleepboothulp. Nog tweemaal kwamen we langszij, op gevaar af tegen het schip verpletterd te worden. De eer ste keer was de „Dorus Rijkers" met een tamelijke vaart tegen'de houtboot opge botst. Beide keeren weigerde de kapitein over te gaan. Alleen de lichtmatroos, waar schijnlijk' gedachtig aan het woord „liever bange pier, dan dooie pier", waag de den sprong en werd in het net van de boot opgevangen. Toen werd de terugreis aanvaard. Dat wah ongeveer half zes. Om elf uur was de reddingboot hier binnen en Ragnas Kappelin glunderde, dat bij in een zoo heerlijk verwarmd vertrek zat. Later is de „Garm" door twee sleepboo ten van de firma Doeksen ln Terschelling binnengebracht, dank zij het gunstiger weer, waardoor de beide sleepbooten dlch' terbij konden komen. Opnieuw naar zee. Schipper Bot gaat naar huls om wat te eten en na een half uur is hy weer aan de Buitenhaven om opnieuw instructies van den heer Wiersma in ontvangst te nemen. Van de „Friesland", de sleepboot van de My. Wysmuller, die van Vlaardingen zou komen om te assisteeren by het vlotbren gen van de ,Eugenia", en die onder weg naar Den Helder, den lichter by Cal antsoog op zou pikken, is nog niets ge- ïoord en de bemanning van dezen lichter verkeert dus nog steeds in doodsgevaar. Het is dus wel noodig dat er hulp verleend wordt. Moet nu de „Dorus Rykers" op nieuw uit? Is dat niet te veel gevergd van de krachten van de bemanning, die al 24 uur in groote spanning en heftigen stryd ïeeft doorgebracht? Er is geen andere teus, als er menschenlevens op het spel staan, telt vermoeidheid niet. „Ik zou maar heen gaan, Bot," zegt de commissaris en tien minuten later tokkelt de motor van de „Dorus Rykers" weer in de haven. Wy staan voor het Havenkan- oor, getweeën, de havenmeester en uw dienstwillige dienaar, de anderen, die hier stonden, zijn naar huis gegaan. Het is nacht. Wy steken onze hand op ten afscheid, dappere mannen die daar gaan. wy kruipen achter de kachel en wach- ;en en wachten. Zoo nu en dan rinkelt de elefoon en leven we weer op, dan droo men we in de stilte die er heerscht en die ook over de wereld buiten hangt, alleen de zee, we weten het, is woest en ontembaar nog en we volgen de reddingboot ln zyn strijd. Tien minuten voor eenen wordt de „Dorus Rykers" voor den vuurtoren ge signaleerd. Ruim een uur over den tocht van hier naar Huisduinen, dat is een be- wys van het kampen van de boot tegen de ruwe golven. De stroom en wind zyn tegen. Niet voor 8 uur zal de „Dorus Rykers" op de plaats van den lichter zyn en het wordt zeker 4 uur voor schipper Bot en ziin mannen weer in de haven komen .Wy wachten nog een kwartier, een half uur en als de klok op het Haven kantoor half twee aanwyst, groeten wy den havenmeester en peddelen naar huis, naar de Binnenhaven, en even voor tweeën droomen we al van stormweer en reddingen. Zondagmorgen vernamen we van schip per Bot dat deze nachteiyke tocht zonder succes was geweest, omdat ze op de plaats, waar de lichter moest liggen niets haddon gevonden, waarschynlyk had het schip geen lichten op gehad en dan is het zoe ken in den nacht, by een zoo hooge zee, wnarby de reddingboot byna geregeld achter de golven zit, een onmogeiykheid. Onze schatting dat de „Dorus Rijkers" niet voor vieren binnen zou' zyn, was niet ver bezyden de waarheid. Om 8 u. 40 m. kwam de reddingboot binnen en toen kwam er rust voor de mannen. De bemanning van de „Dorus Rykers" bestond uit oude getrouwen. Behalve schipper Bot waren aan boord, monteur R. Eelman, saluut heer Eelman, die me ln doodsbenauwdheid harde scheepsbeschuit en koffie aan bood, de motor is by u in veilige handen. Dan waren er de matrozen KI. Byi, O. Byi, J. v. Veen en J. de Boer. DE DUITSCHE SCHEPEN BIJ CALLANTSOOG. De Fair Play en Peter Schopp binnengebracht De lichter „Peter Schopp", een vaar tuig van 1000 ton, geladen mot hout, en ee.sleept door de „Fair Play" XIV, belde afkomstig van Hamburg, en onderweg van Cuxhaven naar Zaandam, moesten naby Callantsoog den stryd met den storm en de hooge zeeën opgeven. De „Fair Play" had machineschade opgeloo- pen en kon dientengevolge de sleeptaak niet voortzetten; een haven moest worden opgezocht, te meer, daar belde schepen gewonden hadden. De onstuimige zeeën wierpen de bemanningen als kegels door een; op den lichter waren 6, op de sleep boot 12 man personeel. De kok van den lichter kreeg een zware yzeren ketting op zyn been, en voorts verwondingen aan den mond, verder liepen de stuurman en een lichtmatroos verwondingen op. Op de „Fairplay" zelf waren eveneens de stuur man en de eerste-machinlst verwond. Men besloot de gewonden aan boord der „Fairplay" te nemen en te trachten de haven binnen te komen. Dit ging ech ter, zooals men begrypt, by de nooge zeeën en de hevig werkende lading hout lang niet gemakkeUjk. Ontelbare pogin gen zyn gedaan eer men de drie man nen veilig overhad. De lichtmatroos ls te water gesprongen en werd zoo binnen boord gebaald; de 'beide anderen heef' men aan een iyn moeten binnenhalen. Dat de beide schepen nog al eens met el kander in botsing kwamen, behoeft geen betoog; de ingedrukte achtersteven van de „Fairplay" en de ruïne aan boord van de „Peter Schopp" zyn er om te bewyzen, dat deze aanraking niet zeer zachtzinnig was. Toen men de drie mannen aan boord van de „Fairplay" had, is de lichter voor anker gegaan. Binnenkomst van de Fairplay. Zaterdagmiddag omstreeks één uur kwam de „Fairplay" met de vfjf gewenden aan boord, op eigen kracht de haven binnen. Door het Havenkantoor was het Marine- hospitaal gewaarschuwd, zoodat by aan komst personeel van de Marine met bran cards gereed stond. Gelukkig zyn de men schen ndet zwaar gewond, de kok het ergste. Toen wij aan boord kwamen, was men Juist bezig dezen op de brancard te leggen. Er kwam juist een Duitsch polltievaartulg de M 134 binnen. Wy maakten den man nen aan boord van de „Fair Play" hierop attent. „Kiek, dat is en Dtltscherzei een jong matroosje in onvervaisebt Hamburgscb dialect tot zijn collega. „Zijn jelui ook al gewond?" vroeg de verslaggever. „Ja, alle maal hebben we wat, schrammen, bulten, jlaren; 't was me een toestand tan-nacht We werden ala knflcker9 door eikander ge smeten en eer dat we die gewonden aan boord haddenDer Eine lat gesprongen, die anderen haben wir überzdehen mtis- sen1".... Wat deze jongen en de anderen van de gemanning, die we aanspraken, ons vertelden, ls lm het bovenstaande en in het Vervolgende verwerkt. Dat de mannen biy waren in veilige haven te zijn, begrypt men; slechts maakten zü zich ongerust over het ot der achtergebleven drie man aan boord der „Peter Schopp", die thans evenwel ook oinnen zijn. Voor den lichter was gecontracteerd met de firma Wysmuller; en zooals wy boven zeiden, zou de uit Vlaardingen naar Nieuwediep onderweg zynde sleep boot „Friesland" en passant den lichter medebrengen. Reeds vroeg in den morgen kwam be richt dat een sleepboot met een zwaar ge- ïavende lichter het Schulpengat Inkwam. Het duurde evenwel tot 12 uur eer men voor de haven kwam. De sleeptros werd 'ngekort en met de „Peter" op korten af stand achter zich stevende de „Friesland" op de haven aan. De hevige wind en de stroom zetten evenwel de lichter nog sterk om, zoodat het een haartje scheelde of deze was juist vóór de veilige haven nog aan den grond geloopen. Een oogenblik scheen de lichter op het fort de Harssens erecht te zullen komen. De „Peter" schuurde een oogenblik over de steen glooiing doch de „Friesland" trok het schip direct op zy en voorkwam daardoor een vastloopen. Een goed half uur later ag de lichter veilig en wel gemeerd aan de stoelen tegenover het Havenkantoor. 'tabletten bij Verkoudheden en Koorts Aan boord van de „Peter Schopp". Reeds in 't Marsdiep was te zien welk 'n ruïne aan boord van den lichter heerschte; de lading hout was deels verschoven, deels over boord geraakt, enkele planken en delen hingen nog zydelings over het wilde brengen, was spoedig gevonden. Eenmaal aan boord, vonden wy den toe stand nog veel erger dan vermoed was. De kapitein, Baumgarten, was niet in staat ons veel mede te deelen; de man was óp, dryfnat, uitgeput, ziek. HU hinkte, en had een schram op zijn gezicht. „Sind Sie auch verwundet", vroegen wy hem. Hy wenkte afwerend met de hand: „Beln verletzt" (been bezeerd), maar het betee- kende niets. Erger scheen hem zyn klee ding toe; wat hy aanhad, was zyn beste pantalon, het eenige droge kleedingstuk, dat hy nog bezat Daaroverheen het olie goed; een kletsnat kaasbolletje op het hoofd. Hy was heelemaal down. ,31e sind krank", zeiden wy tegen hem. Weer wenkte hy afwerend met de hand: „Be- deutet nichts". Wy moesten intusschen trachten een „wandeling" over het bootje te maken. Dat was op zichzelf een avontuur. Alle ruimte was nameiyk in beslaggenomen door de lading, en aangezien deze aan het werken was gegaan, lagen de balken, delen en hoe ze meer heeten mogen, schots en scheef door elkaar. Wy moes ten ons omhoog werken door een smalle opening, en konden zoo boven op het dek komen. Welk een verwoesting 1 Een der stalen masten was in drieën gebroken en hing gedeeltelik bulten boord. Een deel was tegen de donkeypyp aangevallen en had die in zyn val meegesleept. Deze laatste was daardoor finaal in tweeën ge broken, roetwater sypelde uit de pijp en het afgeknapte deel rookte lustig. Het is onbegrijpelijk, dat deze lichter het, oldus gehavend, heeft uitgehouden en dat niet meer lading verloren ging; onbegrypeiyk ook, dat men het schip den geheelen stormnacht door heeft kunnen houden op slechts één anker. Trouwens hierboven werd reeds vermeld, dat bet vaartuig noodseinen gaf. Aan boord' bevonden zich 140 standaard hout, waarvan pijn. 90 verloren zyn gegaan. Op zoek naar de sleepbooten Utrecht met den lichter Frlsia. Zooals wy hierboven reeds mededeel den, was de sleepboot Friesland des och tends vroeg weder naar binnen gegaan. Des middags te 12 uur werd evenwel weder uitgevaren om een onderzoek in te stellen naar de sleepboot Utrecht, die met den lichter „Frisia' op sleeptouw op weg was van Hamburg naar Rotterdam. Bijleggers. Zaterdagmiddag kwam alhier binnen het Duitsche politie-vaartuig „Zieten", nummer M. 184, een vroegere mynen- veger. Het vaartuig lag naby Terschel ling, vluchtte aldaar voor het noodweer in de haven en vertrok binnendoor naar Nieuwediep voor het innemen van water en om te bunkeren. Verder ls nog binnengekomen de van Stettln komende Flnnland. welke eveneens op weg was van Rotterdam naar Am sterdam. Zondagmorgen hebben de stoomsche pen „M argot", Noord-Holland" en „Gro ningen", op weg van Harllngen naar En geland, getracht hun reis te vervolgen. Er stond buiten evenwel zoo'n hooge zee dat zy terugkeerden. Maandagmiddag hebben zy hun reis voortgezet. Schoener by de Koog gestrand. Zondagmiddag te ongeveer 12 uur werd alhier bericht ontvangen, dat by de' Koog op Texel een tweemast-schoener was ge strand. Het bleek te zyn de Zweedsche schoener „Haydal" geladen met hout. Het schip was evenwel reeds verlaten en zag er gehavend uit De bazaansmast was verdwenen, de beide andere masten wa ren afgeknapt De deklast was overboord geslagen. Het schip zit hoog op het strand. HET LICHTSCHIP HAAKS. Het lichtschip Haaks heeft ln den voor nacht 126 vaam ketting verspeeld. Men kon het lichtschip ovenwei houden met het tweede anker met 160 vaam. Alles weL Hedenmorgen werd de slee<pboot „Drente" met het lichtschip „Haaks" al hier binnenverwacht. DE WATERSTAND. Do hoogste waterstand gedurende den laatsten storm werd waargenomen op 20 Nov. te 5 <u. 80 voormiddiags. Het water bereikte toen een hoogte van 2,06 M. boven A.P. Naar de heer Zeilstra, techn. ambtenaar van den Waterstaat, ons mededeelde, ko men waterstanden van boven de 2 M. slechts sporadisch voor. Hieronder volgt een opgave van de data waarop eveneens een waterstand van meer dan 2 M. hoven A.P. werd bereikt: 10 Ootober 1926, 2,18 M. Dan moet men terug gaan tot 2 Deo. 1917 om weder een stand boven 2 M. te vinden, n.1. 2,20 M. Van het jaar daarvoor is geen nauwkeu rig cyfer bekend, daar de peilschaal toen dtoordon storm waarby verschillende Zuiderzeepolders overstroomden defect geraakt was. Men mag evenwel aanne- schip. En zoodra de „Peter Schopp" in men, dat ook toen een stand van minstens de haven lag, hebben wy een kykje aan2,10 M. werd bereikt. Ingezonden Mededeellng. (787) MIJNHARDTS J i ta" uWctt* boord genomen. Een vlet, die ons er even Dan moet men weder 10 jaar terug, nJ»

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1928 | | pagina 6