UIT DE WIE WERELD
UIT DE OUDE DOOS.
van Zaterdag *5 December 1928.
UIT VLEGELJAREN
de blauwe kleur van den
oceaan.
Iie macht van het onmetelijk
kleine.
Iedereen kent de blauwe kleur van den
mÜT'rM misschien van hooren zeg
gen. Grijsblauw is de open zee in het
hooge hoorden, blauwgroen in gematigde
wateren, maar in warmere gebieden ver
toont zij die diepblauwe tint, die verza
digde indigo, waarvan reizigers, die daar
voor gevoelig zijn, met verrukking getui-
Wle door de Middellandsche Zee op een
mailstoomer vaart, ziet vanaf het hooge
dek het blauwe oppervlak, waarin de
voorsteven van het vaartuig twee uiteen-
wijkende, sneeuwwitte voren ploegt, die
verdwijnen in de krinkelende schuim-
arabesken en zich eindeloos rondom uit
breiden. Aan den horizon het Intense ko
baltblauw, dat scherp afsteekt tegen don
iots bleekeren hemel, maar daar waar on-
diepten zijn neemt het water een meer of
minder groene kleur aan; op plaatsen van
zeer geringe diepte schemert de grijswitte
bodem, bedekt met zand of fijn kalkgruia,
door. Een wolk glijdt voorbij de zon;
daaronder ziet men op het oppervlak der
zee, een grijsblauwe schaduw. Wat is na
tuurlijker dan dat men sinds onheugelijke
tijden het diepe blauw der oceanen, voor
al in warmer klimaat, eenvoudig aan weer
kaatsing van den helderen hemel toe
schreef? Onze Noordzee met haar schaar-
sche dagen van zonneschijn is slechts zel
den blauw, althans in haar over het alge
meen ondiepe kustwateren; meest ziet
men hier de grijze sombere kleur die wij
bij bedekte lucht waarnemen.
Belichting, diepte, helderheid en licht
heid van het water, dit zijn de voornaam
ste factoren, die de kleur van het zeewater
bepalen. Volkomen zuiver water van
voldoende diepte, zou voor ons oog vol
komen zwart zijn, daar alle invallende
lichtstralen eenvoudig geabsorbeerd, op
geslorpt zouden worden; zulk water komt,
zooals vanzelf spreekt in de natuur niet
voor. Maar hoe armer de zee aan plankton
is, zooals in den open oceaan, b.v. in de
Sargasso-zee, des te intenser is de blauwe
kleur. Zelfs schijnt aan den horizont die
scherp afgeteekend is, de tint nog veel
dieper dan die van den hemel daarboven;
maar dit verklaart zich, doordat aan den
einder door opstijgenden damp de hemel
altijd bleeker schijnt dan rondom het ze-
nith, althans wanneer er geen wolken
zijn. Donkere wolkschaduwen veranderen
direct het beeld.
Overigens is de subjectieve indruk, dien
de kleur der zee op ons maakt, voor een
groot deel gezichtsbedrog, dat op ons oog
door allerlei verstrooid licht wordt teweeg
gebracht. Wil men de werkelijke kleur
zoo goed mogelijk waarnemen, dan moet
men door een hollen koker, met zwart ge-
verfden binnenwand op het water kijken;
eerst dan kan men alle zijdelings inval
lende lichtstralen onderscheppen en men
ziet slechts het uit het water teruggewor
pen licht. Het is dan altijd het blauw in
alle schakeeringen, tot groen en zelfs tot
grijs.
De Blauwe Zee" zou een pleonasme zijn.
Maar wij hebben toch wel een Roode, een
Gele, een Zwarte, een Witte Zee. Het laat
ste is gemakkelijk te begrijpen. Maar die
andere benamingen, hoe zijn die dan ont
staan? De Roode Zee schijnt haren naam,
die uit de oude tijden dagteekent, te dan
ken te .hebben aan het optreden van een
rood draadwier (trichodesmium), dat hier
in onnoemelijke hoeveelheid tot bundels
vereen gd, aan het water een karakteris
tieke kleur verleent.
Misschien heeit bij de benaming de
roode tint van het woestijnzand en van de
rotsen langs de kust, ook een rol gespeeld.
In de omgeving van Kaap Hoorn, drijven
soms lange, roode slierten in het water,
welke bij onderzoek blijken te bestaan uit
ontzaglijke menigten van zwemmende
kreeftdiertjes.
De Gele Zee is genoemd naar de wol
ken van löss, die door de Hoang-Ho tot
ver in zee worden gestuwd. Met de Zwarte
Zee is het eenigszins anders gesteld; deze
is natuurlijk niet zwart. De benaming
schijnt afkomstig te zijn van de oudste
Grieksche zeevaarders, die haar Pontus
axenos ongastvrije zee noemden.
Want die eigenschap trad wel zeer op
den voorgrond door het gemis aan havens.
Het is waar, dat er geen Blauwe Zee
bestaat, maar de groote zeestrooming van
Japan naar Californië wordt Kuro-Shiwo
genoemd, hetgeen blauwe zee beteekent.
Inderdaad kenmerkt deze zeestrooming,
evenals de Golfstroom in den Atlantischen
Oceaan, zich door een diepblauwe kleur,
die vooral opvalt als contrast-werking,
wanneer b.v. de Golfstroom aan de ran
den der New-Foundlandbank rechthoekig
stoot op de koude, groene wateren van
den Labradorstroom en in rafels uiteen
valt. Het hoogere zoutgehalte van het
warmere water kan op de kleur eenigszins
invloed hebben; maar grooter is zeker de
rol der plankton-organismen, die in myria
den in 't water van lagere temperatuur le
ven, terwijl in den Golfstroom het plank
tori veel schaarscher, hoewel in soorten
meer gevarieerd is. Zoo zijn hier ook, in
de betrekkelijke nabijheid van nevelige en
gevaarlijke kusten, en in een gebied, waar
gevaar van ijsbergen dreigt, groene slier
ten in het donkerblauwe water voor den
zeeman een aanwijzing. Het groene, niet
het blauwe water, blijkt uit deze uiteen
zetting tevens het meer belangrijke, het
vruchtbare gebied voor het eigen leven
der zee. En wij kunnen dit niet juister en
korter uitdrukken dan met de woorden
van Schtitt, den deelnemer aan de Duit-
sche plankton-expeditie, ongeveer veer
tig jaren geleden: „Blauw is de woestijn-
kleur der oceanen."
door
K. SMELIK.
X.
De Rotterdammer" bleef dus in den
vriendenkring, welke zich intusschen. tot
nieuwe wapenfeiten en avonturen gereed
maaide Zooals de lezer(es) wellicht reeds
hebben bemerkt, bestond de hechte
hoedenbond uit leden, welke zich met voor-
^iHMnozen üver bekwaamden voor de
functie van machinist ter groote stoom-
Sart. Streelenden gezegd: voor scheeps-
Nu is dat een functie
W jmn nieuwen tijd: Wanneer de thee-
AuSlïè hevorren en voor een
Sr honderd-en-tachtig ree-
siap gru t uitreis wel te ver
erf dacht nog geen enkel welopgevoed
gtaan, daoh g toekomiSftjg bestaan als
ZC^?n1st Met een weldadig optimisme
SSS oFarind.n gedurende meer du
üondert rgon: •™tó»i'ïK>iSle5
gS«nE"dan blo™dc schoepsstemming
«leoht een verwijfde slappeling. De sche
pen waren van hout, maar de mannen
van staal.
Toen kwam een meer dan droeve ver
anderingDe stalen schepen, die hou
ten mannenWanneer d© gezagvoer
der van de „Savannah" ruim honderd Jaar
HET MOOISTE MEISJE VAN
FRANKRIJK.
In vroeger jaren.
Het mooiste meisje van Frankrijk I Al
dus noemt de Bussy, in zijn 17-eeuwsche
Mémoires de dochter van Madame de
Sévigné.
Mademoiselle de Sévigné was 16 jaar
oud, toen zij, in 1662, aan het hof van den
Zonnekoning werd gepresenteerd. Ze was
toen reeds een erkende kleine schoonheid,
blank en blond met een benijdenswaardige
teint, een fijn mondje, een elegant figuur
tje. Natuurlijk had ze aanstonds haar be-
nijdsters -r- wie heeft ze niet? die zelfs
durfden beweren dat de kleine Sévigné
scheel zag.... maar dat was pure laster
en waar het jonge meisje zich vertoonde,
doken bewonderaars op. Voor beiden!
Want Madame de Sévigné de moeder van
de kleine schoone, was omstreeks dien
tijd niet ouder dan 36 jaar, blank en blond
als haar dochter. Beiden bezaten de nut
tige eigenschap om snel en bekoorlijk te
kunnen blozen, wanneer de behoefte aan
een blosje zich mooht doen gevoelen, en
dat was nog wel eens noodig aan het ga
lante Fransche Hof, waar menige hove
ling het zijn dure plicht rekende gedurf
de vleierij te fluisteren in het oor van een
hooggekapte en blankgepoeierde schooneI
Mademoiselle de Sévigné had een benij
denswaard ge gave voor den dans en het
ballet en dat was in die dagen aan het
Fransche hof in hooge eere. Zoo gebeur
de het, dat zij een plaats aangewezen
kreeg in het Ballet Royal des Arts, waar
in ook de Koning, in hoogst eigen per
soon, meedanste, voorts zijn schoonzuster,
Madame, gelijk men de vrouw van Gaston
van Orléans in de wandeling Monsieur
geheeten noemde en verder de groot
sten onder de grooten aan het koninklij
ke hof.
Benserade, de galante hof-poëet, zette
deze balletten ineen en zij vloeiden over
van zoete romantiek. Men danste b.v. her
dersspelen, waarin Zijne Majesteit een
charmant herder voorstelde, terwijl Mada
me, Mademoiselle de Sévigné en andere
|onge meisjes, onder wie ook zekere made
moiselle de Mortemart, die later beroemd
en gehaat zou worden onder den naam van
Madame de Montespan, onschuldige her
derinnetjes uitbeeldden. In een ander bal
let, Les Amours dóguisés genaamd, stel
dé mooie Mademoiselle de Sévigné een
zeenimf voor en in het ballet: De geboorte
van Venus, was zij de Godin Omphale.
Al deze creaties brachten velen in ver
rukking en de hofpoëet Benserade kon
het niet nalaten, het eene galante gedioht
na het andere te wijden uan de jeugdige
schoone, waarin de ondeugende toespelin
gen niet ontbraken. Waarlijk: het talent
van gemakkelijk blozen kwam goed te pasl
Natuurlijk telde zij tal van aanbidders,
maar het jonge meisje was, hetgeen haar
moeder noemde: très-sage! Tijdgenooten
klagen over haar onverschilligheid, haar
koelheid. Zelfs de attenties van den jon
gen markies De Villroy, een jeugdig gun
steling des grooten Lodewijks, die, be
roemd om zijn galanterie, zijn mooie fi
guur, zijn knap gezicht, van de Fransche
edelvrouwen den bijnaam van le Char
mant had gekregen, vermochten het niet
haar hart in vuurgloed te zetten. In 1668
begonnen zich duidelijk kenteekenen te
vertoonen, die wezen op een naderende
scheiding tusschen den koning en zijn
schoone vriendin mademoiselle de la Val-
lière. Wie zoo vroeg men zich in de
hofkringen af zou de opvolgster zijn?
Men wedde en men wees aan. Sommigen
waagden ook pogingen in zekere richtin
gen 1 Zoo deed de hertog De Rohan wat
hij vermocht om zijn zuster madame De
Soubise, te doen stijgen, maar de sieur de
la Feuillade pleitte voor de mooie Sévigné.
Men was er namelijk nog niet van op de
hoogte, dat Lodewijk's ruime hart al voor
driekwart geopend was voor de latere
madame de Montespan.
Een feit is intusschen dat de Sévigné's
moeder en dochter, uitgenoodigd waren op
het souper dat de koning den löden Juli
gaf, na afloop van een schitterend feest
te Versailles. Dit souper had een intiem
karakter en de koning had het er op ge
zet daar een keus te maken en te bepalen
wie de opvolgster zou worden van de
mademoiselle de la Vallière. Mademoisel
le de Sévigné had tot haar geluk een
moeder, die haar niet alleen verafgoodde,
maar ook begreep het weinig benijdens
waardige van het lot der toch zoo benijd
de maitressen des konings. Haar toewij
ding voor hem had trouwens zijn grenzen.
En, gewapend met haar bijna beruchte
koele onverschilligheid, wist het gewaar
schuwde meisje het wel zóó te sturen, dat
geleden 't commando kreeg over het
nieuwe sohip en naar Liverpool zou
koersen, puilden z'n oogen van vreemde
schrik. Want inplaats van e©n sch-oonge-
schuurd scheepsdek, ontwaarde z'n ver
baasde zeemansblik één zwarte kolen-
massa, welke hardnekkig door alle naden
heendrong. En toen z'n stuurman zich
kwam presenteeren en tegelijkertijd het
bevuilde dek verontschuldigde, volgde
hem een onooglijk vuil mannetje, welke
zich bekend maakte als: de meester van
't schip.
De'm:ester van 't schip?!?!
Maar was hiér en gunder! de
kapitein dan geen meester van z'n schip?!
En wat beteekende bij zi'n baard!
zoo'n ongepaste grap?!
V, Was voor den kapitein om 'r bij te
sneven!.
Dan was 't onooglijk mannetje komen
vertellen, dat-i een maagdelijke onschuld,
geenszins bedoeld had de kapitein te be
naderen. Want dat „meester van 't schip"
beteekende enkel en alleen maar dat-i
machinist over de machine van 't schip
was en doordat 'n machinist meester ge
noemd wérd, hij' dus als de meester van
het schip betiteld behoorde te worden.
Meer pretenties had de man niet.
Echter de gramstorige gezagvoerder
had «Hechts matig voor die vernieuwing
kunnen voelen. En zelfs als het onooglijk
kereltje voor den tweemaal snelleren over
tocht had zorg gedragen, was de kapitein
't droevig bevuilde dek niet kunnen ver
geten en waren z'n antipathieën er niet
minder op geworden. En dit-werd zeker
niet heter, toen op een rampzaligen dag
zoo'n „meester" tot den officiersstand
schrede deed in de verblijven der offi
cieren.
Dat was het summum!
De gezagvoerder en stuurlui zwoeren
eeuwige wraak.
En zoo was de haat tusschen dek en
machinekamer er door.
Vele jaren heeft 't nog geduurd voor
die gevoelens luwden.... Üverig deden
de machines hun best. En toen na jaren
ervaring bet lukte de reizen meer dan
belangrijk korter te maken, automatisch
de stuurlui hun vrouw meer zagen, over
won het betere in den mensch en wer
den de machisten hun vrienden.
Zoo, vrijwel algemeen, was de toestand
oen de „Lustige Caramboletrekkers"
zich opmaakten machinist te worden. De
stuurlui, alhoewel oude tegenvoeters, wa
ren intieme vrienden geworden en de
verhoudingen vlotten best. Maar toch,
ondanks dat, was er iets wat, vooral in
verband met onze drang naar werkelijke
zeemansdaden, ons onprettig aandeed en
we als een grievend' onrecht voelden. Bij
geruchte hadden we namelijk vernomen,
dat onze school de beschikking had over
een schoener, met welk vaartuig de ad-
spirant-stuurlieden van tijd tot tijd een
oefenocht(je) maakten. Wat niet weinig
onze afgunst wekte. Deze schoener moest
in de binnenhaven liggen, en, na gehou
den krijgsraad, werd op Zaterdagmorgen
onzerzijds aangevangen een expeditie te
organiseeren met het kennelijk doel den
reeds veel besproken schoener te ont
dekken. Daartoe was niet weinig onder
nemingsgeest noodig. want met uitzonde
ring van „Rust" wisten geen van al 'de
aanstaande zeelieden het vensohil tus-
niet zij de uitverkorene werd. In dat zelfde
jaar 1668 werd het mooiste meisje van
Frankrijk door haar moeder uitgehuwe
lijkt. Niet aan een even moolen jongen
zooals haar moeder schertsend neer
schreef, maar aan een edelman, uit een
oud en voornaam Provenoaalsch ge
slacht, Frangols Adhémar, graaf de Grig-
nac. Hij was omstreeks 40 jaar toen hij
met zijn 22-jarig vrouwtje in het huwe
lijk trad. Zij was zijn derde echtgenoote!
Mooi was hij stellig niet, maar hij wist,
volgens zijn schoonmoeder een grandioos
gebruik te maken van het recht der man
nen om leeiljk te zijnl En dan: zijn stam
boom reikte tot in de 11de eeuw en daar'
vóór. Het mooiste meisje van Frankrijk
had met dezen marlage de raison tevre
den te zijn. En zij kon haar schitteren aan
het galantste hof ter wereld herdenken,
gedurende de lange dagen" die ze kreeg
door te brengen op het slot in Provence,
waarheen haar man, luitenant in die
provincie haar voerde.
HOE ZIET DE WERELD EP
TEGENWOORDIG UIT?
Voor 4 mllllardi drank per Jaar.
De bevolking van het Vereenigd Ko
ninkrijk gaf het vorig jaar 886.600.000
uit voor sterken drank, tegen 164.000.000
in 1914; dat is 8.150 per hoofd.
U. K. Allianoe.
Winst op schilderijen.
Een oud Italiaansch paneeischilderij
van Taddeo Gaddl, voorstellende de Ma
donna met Kind en Heiligen, bracht bij
Christie's 63.000 op; dit werk verwissel
de 9 jaar geleden voor 18.200 van elge
naar en ging in 1867 voor 1602 van de
hand.
Truth.
La Belle Hélènecolffure.
Polka-haar en aanverwante coiffures zijn
te Parijs in den ban en hebben plaats ge
maakt voor het eenvoudige, gladde kapsel,
dat men Grieksch noemt en bestaat uit een
wrong achter in den nek. Do modistes ma
ken reeds groote schaduwrijke hoeden, die
op dezen wrong komen te rusten.
Eve.
Echts cheidings-sport
Een rechter Chicago heeft ontslag ge
nomen, omdat hij naar zijn zeggen beu is
van het aanhooren van echtsoheidinga-
problemen. Het huwelijk beteekent niets
meer, verklaarde hij aan een journalist,
Tal van vrouwen trouwen, alleen om zich
zoo gauw mogelijk te laten scheiden; dan
zjjn ze aantrekkelijker in de oogen van
de mannen.
Persbericht.
De gulden „Lichte Kunst".
Een paar Hollandsche kellners kregen
eenigen tijd geleden den inval zich op
„songs" toe te leggen. De een heeft thans
een villa te Scheveningen en zijn kame
raad een te Rijswijk. Merkwaardig is het,
dat de lichte kunst haar beoefenaars met
goud overstrooit, terwijl de ernstige kunst
juist zoo'n moeilijk bestaan heeft.
Vaderland.
Belasting-geneugten elders
Het is oud nieuws dat men mij een mil-
lioen dollars heeft aangeboden voor de
cinema-rechten op mijn tooneelstukken,
doch ik heb bevonden dat de drievoudige
inkomstenbelasting, die ik van die som
zou moeten betalen, (n.1. aan Engeland,
Amerika en den staat New-York) een mil-
lioen zeventienduizend dollar zou bedra
gen. G. B. Shaw.
Dultschland's toekomst ter zee.
Duitschland's hoofddoel moet zijn: de
wederopbouw van zijn handelsvloot. Het
is beter van onderaf te beginnen en voor-
loopig vreemde schepen als hulpmiddel te
bezigen, dan gedurende lange jaren af
hankelijk te blijven van anderen. Zelfs
zonder schepen zijn wij een factor, waar
mede buitenlandsche scheepsbouwers re
kening hebben te houden.
Jaarverslag Norddeutscher L.
verheven, z'n schamper proletarische schen een schoener en welk ander zedl-
vaartuig ook. Hun kennis spekte dan
ook niet verder dan die wetenschap, dat-
het oen zeilschip moest zijn. Ook Rust
als deskundige wist niet meer mee te dee-
len dan dat het een zeilschip moest zijn
met twee masten. De achtermast langer
dan de voormast en, naar hij meende.
„met touwladder jes van de reeling naar
de toppen der masten". Toegerust met
deze wetenschap bereik'en we de haven.
In patrouilles verspreidde zich onze af-
deeling om het terrein te onderzoeken.
„De neus" en d© Rotterdammer met on-
gekenden moed voorwaarts snellende,
waren de eersten die meenden den schat
ontdekt te hebben. Een afgetuigd vaar
tuig, ©enige gelijkenis vertoonende met
een Scheveninger bom, was het lijdend
voorwerp van hun scherpzinnigen speur
zin. Dat moest het vaartuig wezen. In
hun opgetogenheid over de snelle vondst
waren ze Rust's deskundige verklaring,
dat het schip twee masten moest hebben,
maar geheel vergeten. In minder dan
geen tijd was de geheele afdeeling aan
dek van het vaar'uig verzameld. De tand
des tijds was ijverig bezig geweest haar
invloed op het schip te doen gelden, als
gevolg waarvan het er minder welvarend
uitzag. Het geheel wekte dan ook den
indruk veeleeT in een slooperij dan op
het ruime sop thuis te behooren. Wat niet
verhinderd© de vrienden int d© meening
te doen verkeeren werkelijk het gezochte
gevonden te hebben; al kwam het enke
len vreemd vpor geen enkel touw of
eindje te ontdekken. Belangstellend! in
formeerde „de neus" waar zich het zeil
dan wel mocht bevinden. Deze puzzle wist
Damman echter handig op te lossen met I
de stellig© verklaring, dat het zeil altijd
Tob Nooit Hoekje.
Het is een uitstekende gewoonte, zich
bij alles wat men doet te laten lelden door
een vaste regeling. Wie zonder systeem
door het leven wil gaan, die gelijkt op den
schipper die den oceaan wil oversteken
zonder oompas.
Natuurlijk is hoofdzaak, dat men geen
principe tot leiddraad neemt, waarvan men
niet vooraf het nut en de degelijkheid
heeft overwogen. Beter immers nog geen
oompas, dan een, dat geforceerd r, ,.en
waarvan de naald naar Westen of Zuiden
of Oosten wijst?
Bovendien is een vaste regel iets, waar
van men op het gepaste oogenbllk moet
durven afwijken. Niets is zoo hatelijk, zoo
dwaas teven ais ongegronde Prlnolpen-
reiterei. Er zijn altijd omstandigheden in
het leven, bij dewelke het zelfs kan zijn,
een levensregel te durven opofferen aan
het onmiddellijke belang, vooraL wanneer
men er zich zeiven niet door sohoadt en
anderen nuttig kan zijn.
Onlangs kwam een man bij zijn patroon
en vroeg aarzelend om een voorschot op
zijn salaris. De man was handelsreiziger
en hetgeen hij vroeg, was niets anders dan
een afrekening van de hem toekomende
provisie, waarop hij dus ten volle recht
had. Slechts door omstandigheden ge
dwongen stelde hij die vraag, vertrouwend
ip een beetje goedwilligheid. De patroon
weigerde hem deze tegemoetkoming onder
voorwendsel dat het in zijn zaak steeds de
vaste gewoonte was in het begin der
maand af te rekenen.
De vrouw van den man was ziek. Ter
wille van die afwijzing moest ze een ge
deelte der verzorging missen, die haar
wellioht had kunnen genezen, Hoe gemak
kelijk was het voor dien werkgever ge
weest, door een kleine afwijking heel wat
leed bitterheid te voorkomen!
Zulke stokpaardjesrijderij is nooit goed
te keuren. In de meeste gevallen getuigt
zij van onverschilligheid, harteloosheid
ofeigenwaan. Het is alsof men zeker
is, dat zijn zelfopgebouwde regel zoo on-
overtreffelljk is, dat men er zelfs men-
schelijkheld, of althans het geluk van an
deren, mag aan opofferen.
De meeste rnenschen weten geen onder-
scheld te maken tusschen levensregel en
prinzipenrelterei. De eerste ontaardt steeds
in het laatste, wanneer ze verwordt tot een
ongemotiveerde wet, waarvan men zich tot
slaaf maakt. Slavernij is altijd immoreel
niet slechts dan wanneer men slaaf is
van menschon. Er is geen erger slavernij
ten slotte, dan die eener verkeorde
gewoonte. Van deze laatste hebben wij
er doorgaans reeds genoeg, zonder dat
we hun aantal nog met een komen ver-
grooten. En misschien kan hetzelfde ge
zegd worden van principes in het alge
meen. We verwarren er ten slotte in. Mis
schien deed men er beter aan hun aantal
te verminderen en we zouden er allen wel
bij varen. Dr. JOS. DE COCK.
Vrager te H. Als gij even nadenkt,
zult gij begrijpen, dat het afloeren van een
verkeerde gewoonte en het aannemen van
een andere, niet maar in eens kan geschie
den. Gij moet weten, dat iedere gewoonte
ontstaat, door een telkens herhaalde zelfde
handeling en dat aan iedere handeling een
gedachte voorafgaat. Het is dus zaak, dat
gij in uw brein een nieuw denkbeeld op
bouwt en daarnaar handelt. In dezelfde
mate, als gij de kracht uwer gedachte ge
bruikt, in die mate zal zij ook toenemen
en voor u een onschatbare hulp zijn in uw
str d tegen verkeerde gewoonten.
Een gedachte goed of slecht
een daad, later een gewoonte, dat
is de wet van het leven, h oe gij
leeft In uwe gedachtenwereld, dat
vindt gij vroeger op later verwe
zenlijkt in uw leven.
Waldo Trine.
Verzonden brieven: L. K. te H., J. te H.,
V. S. te H„ P. te N.
Voor de lezers van ons blad geeft onze
psychologische medewerker Dr. Jos. de
Cock, van Merlenstraat 120, 's-Graven-
hage gratis zielkundige adviezen, o.m.
over de wijze waarop zij hun geest kun
nen verfrisschen en hun wilskracht en
energie kunnen versterken.
De vragen worden geregeld in dit blad
behandeld. Mochten de beantwoordingen
te uitvoerig worden dan direct schrifte
lijk aan de aanvragers.
in het vooronder werd opgeborgen wan
neer het schip 'buiten- dienst was.
„Dan is het zeker al een behoorlijk
poosje uit dienst," onderstelde Billy met
een blik op den deplorablen toestand van
wat waarschijnlijk eens een schip was.
Nick echter, zich bewust de man te
zijn, die alleen deze kwestie kon oplossen,
kwam gedecideerd verklaren, dat het
schip de bewuste sohoener niet 'zijn kon,
daar één van de masten ontbrak, welke
beslist niet gestreken kon wezen en bo
vendien mis e dit schip de bij een .schoe
ner behoorend© „galjoensteven". Onder
den indruk van zulk een uitgebreide zee-
manskennis waagden de anderen zich
niet aan tegenspraak en allen klauterden
weer aan wal, teneinde het onderzoek
voort te zetten.
Hetwelk .spoedig bekroond werd.
Het open zeemansoog van „de neus"
n.1. ontwaarde aan den wal een dier man
nen, welke zich steeds aan de havens op
houden en dientengevolge met elk, zelfs
het kleinste vaartuig, bekend zijn.
Of-i ook den schoener van de zeevaart
school wist te liggen informeerde de
neus.
„Als de heeren nou goed uit cterlul
oogen hadden gekeken, hadden ze 'm
daar al zien liggen" betoogde niet on
vriendelijk de man en wees met zijn rech
terhand in de richting van een, er vrij'
goed verzorgd uitziend vaartuig, hetwelk
vrijwel in onze nabijheid aan de kade lag
en op waarlijk onbegrijpelijke wijze aan
onj spiedend oog ontsnapt was.
(Wordt vervolgd),
't Juttertje
(AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
B.