UIT DE WIE WERELD UIT DE OUDE DOOS. van Zaterdag *5 December 1928. UIT VLEGELJAREN de blauwe kleur van den oceaan. Iie macht van het onmetelijk kleine. Iedereen kent de blauwe kleur van den mÜT'rM misschien van hooren zeg gen. Grijsblauw is de open zee in het hooge hoorden, blauwgroen in gematigde wateren, maar in warmere gebieden ver toont zij die diepblauwe tint, die verza digde indigo, waarvan reizigers, die daar voor gevoelig zijn, met verrukking getui- Wle door de Middellandsche Zee op een mailstoomer vaart, ziet vanaf het hooge dek het blauwe oppervlak, waarin de voorsteven van het vaartuig twee uiteen- wijkende, sneeuwwitte voren ploegt, die verdwijnen in de krinkelende schuim- arabesken en zich eindeloos rondom uit breiden. Aan den horizon het Intense ko baltblauw, dat scherp afsteekt tegen don iots bleekeren hemel, maar daar waar on- diepten zijn neemt het water een meer of minder groene kleur aan; op plaatsen van zeer geringe diepte schemert de grijswitte bodem, bedekt met zand of fijn kalkgruia, door. Een wolk glijdt voorbij de zon; daaronder ziet men op het oppervlak der zee, een grijsblauwe schaduw. Wat is na tuurlijker dan dat men sinds onheugelijke tijden het diepe blauw der oceanen, voor al in warmer klimaat, eenvoudig aan weer kaatsing van den helderen hemel toe schreef? Onze Noordzee met haar schaar- sche dagen van zonneschijn is slechts zel den blauw, althans in haar over het alge meen ondiepe kustwateren; meest ziet men hier de grijze sombere kleur die wij bij bedekte lucht waarnemen. Belichting, diepte, helderheid en licht heid van het water, dit zijn de voornaam ste factoren, die de kleur van het zeewater bepalen. Volkomen zuiver water van voldoende diepte, zou voor ons oog vol komen zwart zijn, daar alle invallende lichtstralen eenvoudig geabsorbeerd, op geslorpt zouden worden; zulk water komt, zooals vanzelf spreekt in de natuur niet voor. Maar hoe armer de zee aan plankton is, zooals in den open oceaan, b.v. in de Sargasso-zee, des te intenser is de blauwe kleur. Zelfs schijnt aan den horizont die scherp afgeteekend is, de tint nog veel dieper dan die van den hemel daarboven; maar dit verklaart zich, doordat aan den einder door opstijgenden damp de hemel altijd bleeker schijnt dan rondom het ze- nith, althans wanneer er geen wolken zijn. Donkere wolkschaduwen veranderen direct het beeld. Overigens is de subjectieve indruk, dien de kleur der zee op ons maakt, voor een groot deel gezichtsbedrog, dat op ons oog door allerlei verstrooid licht wordt teweeg gebracht. Wil men de werkelijke kleur zoo goed mogelijk waarnemen, dan moet men door een hollen koker, met zwart ge- verfden binnenwand op het water kijken; eerst dan kan men alle zijdelings inval lende lichtstralen onderscheppen en men ziet slechts het uit het water teruggewor pen licht. Het is dan altijd het blauw in alle schakeeringen, tot groen en zelfs tot grijs. De Blauwe Zee" zou een pleonasme zijn. Maar wij hebben toch wel een Roode, een Gele, een Zwarte, een Witte Zee. Het laat ste is gemakkelijk te begrijpen. Maar die andere benamingen, hoe zijn die dan ont staan? De Roode Zee schijnt haren naam, die uit de oude tijden dagteekent, te dan ken te .hebben aan het optreden van een rood draadwier (trichodesmium), dat hier in onnoemelijke hoeveelheid tot bundels vereen gd, aan het water een karakteris tieke kleur verleent. Misschien heeit bij de benaming de roode tint van het woestijnzand en van de rotsen langs de kust, ook een rol gespeeld. In de omgeving van Kaap Hoorn, drijven soms lange, roode slierten in het water, welke bij onderzoek blijken te bestaan uit ontzaglijke menigten van zwemmende kreeftdiertjes. De Gele Zee is genoemd naar de wol ken van löss, die door de Hoang-Ho tot ver in zee worden gestuwd. Met de Zwarte Zee is het eenigszins anders gesteld; deze is natuurlijk niet zwart. De benaming schijnt afkomstig te zijn van de oudste Grieksche zeevaarders, die haar Pontus axenos ongastvrije zee noemden. Want die eigenschap trad wel zeer op den voorgrond door het gemis aan havens. Het is waar, dat er geen Blauwe Zee bestaat, maar de groote zeestrooming van Japan naar Californië wordt Kuro-Shiwo genoemd, hetgeen blauwe zee beteekent. Inderdaad kenmerkt deze zeestrooming, evenals de Golfstroom in den Atlantischen Oceaan, zich door een diepblauwe kleur, die vooral opvalt als contrast-werking, wanneer b.v. de Golfstroom aan de ran den der New-Foundlandbank rechthoekig stoot op de koude, groene wateren van den Labradorstroom en in rafels uiteen valt. Het hoogere zoutgehalte van het warmere water kan op de kleur eenigszins invloed hebben; maar grooter is zeker de rol der plankton-organismen, die in myria den in 't water van lagere temperatuur le ven, terwijl in den Golfstroom het plank tori veel schaarscher, hoewel in soorten meer gevarieerd is. Zoo zijn hier ook, in de betrekkelijke nabijheid van nevelige en gevaarlijke kusten, en in een gebied, waar gevaar van ijsbergen dreigt, groene slier ten in het donkerblauwe water voor den zeeman een aanwijzing. Het groene, niet het blauwe water, blijkt uit deze uiteen zetting tevens het meer belangrijke, het vruchtbare gebied voor het eigen leven der zee. En wij kunnen dit niet juister en korter uitdrukken dan met de woorden van Schtitt, den deelnemer aan de Duit- sche plankton-expeditie, ongeveer veer tig jaren geleden: „Blauw is de woestijn- kleur der oceanen." door K. SMELIK. X. De Rotterdammer" bleef dus in den vriendenkring, welke zich intusschen. tot nieuwe wapenfeiten en avonturen gereed maaide Zooals de lezer(es) wellicht reeds hebben bemerkt, bestond de hechte hoedenbond uit leden, welke zich met voor- ^iHMnozen üver bekwaamden voor de functie van machinist ter groote stoom- Sart. Streelenden gezegd: voor scheeps- Nu is dat een functie W jmn nieuwen tijd: Wanneer de thee- AuSlïè hevorren en voor een Sr honderd-en-tachtig ree- siap gru t uitreis wel te ver erf dacht nog geen enkel welopgevoed gtaan, daoh g toekomiSftjg bestaan als ZC^?n1st Met een weldadig optimisme SSS oFarind.n gedurende meer du üondert rgon: •™tó»i'ïK>iSle5 gS«nE"dan blo™dc schoepsstemming «leoht een verwijfde slappeling. De sche pen waren van hout, maar de mannen van staal. Toen kwam een meer dan droeve ver anderingDe stalen schepen, die hou ten mannenWanneer d© gezagvoer der van de „Savannah" ruim honderd Jaar HET MOOISTE MEISJE VAN FRANKRIJK. In vroeger jaren. Het mooiste meisje van Frankrijk I Al dus noemt de Bussy, in zijn 17-eeuwsche Mémoires de dochter van Madame de Sévigné. Mademoiselle de Sévigné was 16 jaar oud, toen zij, in 1662, aan het hof van den Zonnekoning werd gepresenteerd. Ze was toen reeds een erkende kleine schoonheid, blank en blond met een benijdenswaardige teint, een fijn mondje, een elegant figuur tje. Natuurlijk had ze aanstonds haar be- nijdsters -r- wie heeft ze niet? die zelfs durfden beweren dat de kleine Sévigné scheel zag.... maar dat was pure laster en waar het jonge meisje zich vertoonde, doken bewonderaars op. Voor beiden! Want Madame de Sévigné de moeder van de kleine schoone, was omstreeks dien tijd niet ouder dan 36 jaar, blank en blond als haar dochter. Beiden bezaten de nut tige eigenschap om snel en bekoorlijk te kunnen blozen, wanneer de behoefte aan een blosje zich mooht doen gevoelen, en dat was nog wel eens noodig aan het ga lante Fransche Hof, waar menige hove ling het zijn dure plicht rekende gedurf de vleierij te fluisteren in het oor van een hooggekapte en blankgepoeierde schooneI Mademoiselle de Sévigné had een benij denswaard ge gave voor den dans en het ballet en dat was in die dagen aan het Fransche hof in hooge eere. Zoo gebeur de het, dat zij een plaats aangewezen kreeg in het Ballet Royal des Arts, waar in ook de Koning, in hoogst eigen per soon, meedanste, voorts zijn schoonzuster, Madame, gelijk men de vrouw van Gaston van Orléans in de wandeling Monsieur geheeten noemde en verder de groot sten onder de grooten aan het koninklij ke hof. Benserade, de galante hof-poëet, zette deze balletten ineen en zij vloeiden over van zoete romantiek. Men danste b.v. her dersspelen, waarin Zijne Majesteit een charmant herder voorstelde, terwijl Mada me, Mademoiselle de Sévigné en andere |onge meisjes, onder wie ook zekere made moiselle de Mortemart, die later beroemd en gehaat zou worden onder den naam van Madame de Montespan, onschuldige her derinnetjes uitbeeldden. In een ander bal let, Les Amours dóguisés genaamd, stel dé mooie Mademoiselle de Sévigné een zeenimf voor en in het ballet: De geboorte van Venus, was zij de Godin Omphale. Al deze creaties brachten velen in ver rukking en de hofpoëet Benserade kon het niet nalaten, het eene galante gedioht na het andere te wijden uan de jeugdige schoone, waarin de ondeugende toespelin gen niet ontbraken. Waarlijk: het talent van gemakkelijk blozen kwam goed te pasl Natuurlijk telde zij tal van aanbidders, maar het jonge meisje was, hetgeen haar moeder noemde: très-sage! Tijdgenooten klagen over haar onverschilligheid, haar koelheid. Zelfs de attenties van den jon gen markies De Villroy, een jeugdig gun steling des grooten Lodewijks, die, be roemd om zijn galanterie, zijn mooie fi guur, zijn knap gezicht, van de Fransche edelvrouwen den bijnaam van le Char mant had gekregen, vermochten het niet haar hart in vuurgloed te zetten. In 1668 begonnen zich duidelijk kenteekenen te vertoonen, die wezen op een naderende scheiding tusschen den koning en zijn schoone vriendin mademoiselle de la Val- lière. Wie zoo vroeg men zich in de hofkringen af zou de opvolgster zijn? Men wedde en men wees aan. Sommigen waagden ook pogingen in zekere richtin gen 1 Zoo deed de hertog De Rohan wat hij vermocht om zijn zuster madame De Soubise, te doen stijgen, maar de sieur de la Feuillade pleitte voor de mooie Sévigné. Men was er namelijk nog niet van op de hoogte, dat Lodewijk's ruime hart al voor driekwart geopend was voor de latere madame de Montespan. Een feit is intusschen dat de Sévigné's moeder en dochter, uitgenoodigd waren op het souper dat de koning den löden Juli gaf, na afloop van een schitterend feest te Versailles. Dit souper had een intiem karakter en de koning had het er op ge zet daar een keus te maken en te bepalen wie de opvolgster zou worden van de mademoiselle de la Vallière. Mademoisel le de Sévigné had tot haar geluk een moeder, die haar niet alleen verafgoodde, maar ook begreep het weinig benijdens waardige van het lot der toch zoo benijd de maitressen des konings. Haar toewij ding voor hem had trouwens zijn grenzen. En, gewapend met haar bijna beruchte koele onverschilligheid, wist het gewaar schuwde meisje het wel zóó te sturen, dat geleden 't commando kreeg over het nieuwe sohip en naar Liverpool zou koersen, puilden z'n oogen van vreemde schrik. Want inplaats van e©n sch-oonge- schuurd scheepsdek, ontwaarde z'n ver baasde zeemansblik één zwarte kolen- massa, welke hardnekkig door alle naden heendrong. En toen z'n stuurman zich kwam presenteeren en tegelijkertijd het bevuilde dek verontschuldigde, volgde hem een onooglijk vuil mannetje, welke zich bekend maakte als: de meester van 't schip. De'm:ester van 't schip?!?! Maar was hiér en gunder! de kapitein dan geen meester van z'n schip?! En wat beteekende bij zi'n baard! zoo'n ongepaste grap?! V, Was voor den kapitein om 'r bij te sneven!. Dan was 't onooglijk mannetje komen vertellen, dat-i een maagdelijke onschuld, geenszins bedoeld had de kapitein te be naderen. Want dat „meester van 't schip" beteekende enkel en alleen maar dat-i machinist over de machine van 't schip was en doordat 'n machinist meester ge noemd wérd, hij' dus als de meester van het schip betiteld behoorde te worden. Meer pretenties had de man niet. Echter de gramstorige gezagvoerder had «Hechts matig voor die vernieuwing kunnen voelen. En zelfs als het onooglijk kereltje voor den tweemaal snelleren over tocht had zorg gedragen, was de kapitein 't droevig bevuilde dek niet kunnen ver geten en waren z'n antipathieën er niet minder op geworden. En dit-werd zeker niet heter, toen op een rampzaligen dag zoo'n „meester" tot den officiersstand schrede deed in de verblijven der offi cieren. Dat was het summum! De gezagvoerder en stuurlui zwoeren eeuwige wraak. En zoo was de haat tusschen dek en machinekamer er door. Vele jaren heeft 't nog geduurd voor die gevoelens luwden.... Üverig deden de machines hun best. En toen na jaren ervaring bet lukte de reizen meer dan belangrijk korter te maken, automatisch de stuurlui hun vrouw meer zagen, over won het betere in den mensch en wer den de machisten hun vrienden. Zoo, vrijwel algemeen, was de toestand oen de „Lustige Caramboletrekkers" zich opmaakten machinist te worden. De stuurlui, alhoewel oude tegenvoeters, wa ren intieme vrienden geworden en de verhoudingen vlotten best. Maar toch, ondanks dat, was er iets wat, vooral in verband met onze drang naar werkelijke zeemansdaden, ons onprettig aandeed en we als een grievend' onrecht voelden. Bij geruchte hadden we namelijk vernomen, dat onze school de beschikking had over een schoener, met welk vaartuig de ad- spirant-stuurlieden van tijd tot tijd een oefenocht(je) maakten. Wat niet weinig onze afgunst wekte. Deze schoener moest in de binnenhaven liggen, en, na gehou den krijgsraad, werd op Zaterdagmorgen onzerzijds aangevangen een expeditie te organiseeren met het kennelijk doel den reeds veel besproken schoener te ont dekken. Daartoe was niet weinig onder nemingsgeest noodig. want met uitzonde ring van „Rust" wisten geen van al 'de aanstaande zeelieden het vensohil tus- niet zij de uitverkorene werd. In dat zelfde jaar 1668 werd het mooiste meisje van Frankrijk door haar moeder uitgehuwe lijkt. Niet aan een even moolen jongen zooals haar moeder schertsend neer schreef, maar aan een edelman, uit een oud en voornaam Provenoaalsch ge slacht, Frangols Adhémar, graaf de Grig- nac. Hij was omstreeks 40 jaar toen hij met zijn 22-jarig vrouwtje in het huwe lijk trad. Zij was zijn derde echtgenoote! Mooi was hij stellig niet, maar hij wist, volgens zijn schoonmoeder een grandioos gebruik te maken van het recht der man nen om leeiljk te zijnl En dan: zijn stam boom reikte tot in de 11de eeuw en daar' vóór. Het mooiste meisje van Frankrijk had met dezen marlage de raison tevre den te zijn. En zij kon haar schitteren aan het galantste hof ter wereld herdenken, gedurende de lange dagen" die ze kreeg door te brengen op het slot in Provence, waarheen haar man, luitenant in die provincie haar voerde. HOE ZIET DE WERELD EP TEGENWOORDIG UIT? Voor 4 mllllardi drank per Jaar. De bevolking van het Vereenigd Ko ninkrijk gaf het vorig jaar 886.600.000 uit voor sterken drank, tegen 164.000.000 in 1914; dat is 8.150 per hoofd. U. K. Allianoe. Winst op schilderijen. Een oud Italiaansch paneeischilderij van Taddeo Gaddl, voorstellende de Ma donna met Kind en Heiligen, bracht bij Christie's 63.000 op; dit werk verwissel de 9 jaar geleden voor 18.200 van elge naar en ging in 1867 voor 1602 van de hand. Truth. La Belle Hélènecolffure. Polka-haar en aanverwante coiffures zijn te Parijs in den ban en hebben plaats ge maakt voor het eenvoudige, gladde kapsel, dat men Grieksch noemt en bestaat uit een wrong achter in den nek. Do modistes ma ken reeds groote schaduwrijke hoeden, die op dezen wrong komen te rusten. Eve. Echts cheidings-sport Een rechter Chicago heeft ontslag ge nomen, omdat hij naar zijn zeggen beu is van het aanhooren van echtsoheidinga- problemen. Het huwelijk beteekent niets meer, verklaarde hij aan een journalist, Tal van vrouwen trouwen, alleen om zich zoo gauw mogelijk te laten scheiden; dan zjjn ze aantrekkelijker in de oogen van de mannen. Persbericht. De gulden „Lichte Kunst". Een paar Hollandsche kellners kregen eenigen tijd geleden den inval zich op „songs" toe te leggen. De een heeft thans een villa te Scheveningen en zijn kame raad een te Rijswijk. Merkwaardig is het, dat de lichte kunst haar beoefenaars met goud overstrooit, terwijl de ernstige kunst juist zoo'n moeilijk bestaan heeft. Vaderland. Belasting-geneugten elders Het is oud nieuws dat men mij een mil- lioen dollars heeft aangeboden voor de cinema-rechten op mijn tooneelstukken, doch ik heb bevonden dat de drievoudige inkomstenbelasting, die ik van die som zou moeten betalen, (n.1. aan Engeland, Amerika en den staat New-York) een mil- lioen zeventienduizend dollar zou bedra gen. G. B. Shaw. Dultschland's toekomst ter zee. Duitschland's hoofddoel moet zijn: de wederopbouw van zijn handelsvloot. Het is beter van onderaf te beginnen en voor- loopig vreemde schepen als hulpmiddel te bezigen, dan gedurende lange jaren af hankelijk te blijven van anderen. Zelfs zonder schepen zijn wij een factor, waar mede buitenlandsche scheepsbouwers re kening hebben te houden. Jaarverslag Norddeutscher L. verheven, z'n schamper proletarische schen een schoener en welk ander zedl- vaartuig ook. Hun kennis spekte dan ook niet verder dan die wetenschap, dat- het oen zeilschip moest zijn. Ook Rust als deskundige wist niet meer mee te dee- len dan dat het een zeilschip moest zijn met twee masten. De achtermast langer dan de voormast en, naar hij meende. „met touwladder jes van de reeling naar de toppen der masten". Toegerust met deze wetenschap bereik'en we de haven. In patrouilles verspreidde zich onze af- deeling om het terrein te onderzoeken. „De neus" en d© Rotterdammer met on- gekenden moed voorwaarts snellende, waren de eersten die meenden den schat ontdekt te hebben. Een afgetuigd vaar tuig, ©enige gelijkenis vertoonende met een Scheveninger bom, was het lijdend voorwerp van hun scherpzinnigen speur zin. Dat moest het vaartuig wezen. In hun opgetogenheid over de snelle vondst waren ze Rust's deskundige verklaring, dat het schip twee masten moest hebben, maar geheel vergeten. In minder dan geen tijd was de geheele afdeeling aan dek van het vaar'uig verzameld. De tand des tijds was ijverig bezig geweest haar invloed op het schip te doen gelden, als gevolg waarvan het er minder welvarend uitzag. Het geheel wekte dan ook den indruk veeleeT in een slooperij dan op het ruime sop thuis te behooren. Wat niet verhinderd© de vrienden int d© meening te doen verkeeren werkelijk het gezochte gevonden te hebben; al kwam het enke len vreemd vpor geen enkel touw of eindje te ontdekken. Belangstellend! in formeerde „de neus" waar zich het zeil dan wel mocht bevinden. Deze puzzle wist Damman echter handig op te lossen met I de stellig© verklaring, dat het zeil altijd Tob Nooit Hoekje. Het is een uitstekende gewoonte, zich bij alles wat men doet te laten lelden door een vaste regeling. Wie zonder systeem door het leven wil gaan, die gelijkt op den schipper die den oceaan wil oversteken zonder oompas. Natuurlijk is hoofdzaak, dat men geen principe tot leiddraad neemt, waarvan men niet vooraf het nut en de degelijkheid heeft overwogen. Beter immers nog geen oompas, dan een, dat geforceerd r, ,.en waarvan de naald naar Westen of Zuiden of Oosten wijst? Bovendien is een vaste regel iets, waar van men op het gepaste oogenbllk moet durven afwijken. Niets is zoo hatelijk, zoo dwaas teven ais ongegronde Prlnolpen- reiterei. Er zijn altijd omstandigheden in het leven, bij dewelke het zelfs kan zijn, een levensregel te durven opofferen aan het onmiddellijke belang, vooraL wanneer men er zich zeiven niet door sohoadt en anderen nuttig kan zijn. Onlangs kwam een man bij zijn patroon en vroeg aarzelend om een voorschot op zijn salaris. De man was handelsreiziger en hetgeen hij vroeg, was niets anders dan een afrekening van de hem toekomende provisie, waarop hij dus ten volle recht had. Slechts door omstandigheden ge dwongen stelde hij die vraag, vertrouwend ip een beetje goedwilligheid. De patroon weigerde hem deze tegemoetkoming onder voorwendsel dat het in zijn zaak steeds de vaste gewoonte was in het begin der maand af te rekenen. De vrouw van den man was ziek. Ter wille van die afwijzing moest ze een ge deelte der verzorging missen, die haar wellioht had kunnen genezen, Hoe gemak kelijk was het voor dien werkgever ge weest, door een kleine afwijking heel wat leed bitterheid te voorkomen! Zulke stokpaardjesrijderij is nooit goed te keuren. In de meeste gevallen getuigt zij van onverschilligheid, harteloosheid ofeigenwaan. Het is alsof men zeker is, dat zijn zelfopgebouwde regel zoo on- overtreffelljk is, dat men er zelfs men- schelijkheld, of althans het geluk van an deren, mag aan opofferen. De meeste rnenschen weten geen onder- scheld te maken tusschen levensregel en prinzipenrelterei. De eerste ontaardt steeds in het laatste, wanneer ze verwordt tot een ongemotiveerde wet, waarvan men zich tot slaaf maakt. Slavernij is altijd immoreel niet slechts dan wanneer men slaaf is van menschon. Er is geen erger slavernij ten slotte, dan die eener verkeorde gewoonte. Van deze laatste hebben wij er doorgaans reeds genoeg, zonder dat we hun aantal nog met een komen ver- grooten. En misschien kan hetzelfde ge zegd worden van principes in het alge meen. We verwarren er ten slotte in. Mis schien deed men er beter aan hun aantal te verminderen en we zouden er allen wel bij varen. Dr. JOS. DE COCK. Vrager te H. Als gij even nadenkt, zult gij begrijpen, dat het afloeren van een verkeerde gewoonte en het aannemen van een andere, niet maar in eens kan geschie den. Gij moet weten, dat iedere gewoonte ontstaat, door een telkens herhaalde zelfde handeling en dat aan iedere handeling een gedachte voorafgaat. Het is dus zaak, dat gij in uw brein een nieuw denkbeeld op bouwt en daarnaar handelt. In dezelfde mate, als gij de kracht uwer gedachte ge bruikt, in die mate zal zij ook toenemen en voor u een onschatbare hulp zijn in uw str d tegen verkeerde gewoonten. Een gedachte goed of slecht een daad, later een gewoonte, dat is de wet van het leven, h oe gij leeft In uwe gedachtenwereld, dat vindt gij vroeger op later verwe zenlijkt in uw leven. Waldo Trine. Verzonden brieven: L. K. te H., J. te H., V. S. te H„ P. te N. Voor de lezers van ons blad geeft onze psychologische medewerker Dr. Jos. de Cock, van Merlenstraat 120, 's-Graven- hage gratis zielkundige adviezen, o.m. over de wijze waarop zij hun geest kun nen verfrisschen en hun wilskracht en energie kunnen versterken. De vragen worden geregeld in dit blad behandeld. Mochten de beantwoordingen te uitvoerig worden dan direct schrifte lijk aan de aanvragers. in het vooronder werd opgeborgen wan neer het schip 'buiten- dienst was. „Dan is het zeker al een behoorlijk poosje uit dienst," onderstelde Billy met een blik op den deplorablen toestand van wat waarschijnlijk eens een schip was. Nick echter, zich bewust de man te zijn, die alleen deze kwestie kon oplossen, kwam gedecideerd verklaren, dat het schip de bewuste sohoener niet 'zijn kon, daar één van de masten ontbrak, welke beslist niet gestreken kon wezen en bo vendien mis e dit schip de bij een .schoe ner behoorend© „galjoensteven". Onder den indruk van zulk een uitgebreide zee- manskennis waagden de anderen zich niet aan tegenspraak en allen klauterden weer aan wal, teneinde het onderzoek voort te zetten. Hetwelk .spoedig bekroond werd. Het open zeemansoog van „de neus" n.1. ontwaarde aan den wal een dier man nen, welke zich steeds aan de havens op houden en dientengevolge met elk, zelfs het kleinste vaartuig, bekend zijn. Of-i ook den schoener van de zeevaart school wist te liggen informeerde de neus. „Als de heeren nou goed uit cterlul oogen hadden gekeken, hadden ze 'm daar al zien liggen" betoogde niet on vriendelijk de man en wees met zijn rech terhand in de richting van een, er vrij' goed verzorgd uitziend vaartuig, hetwelk vrijwel in onze nabijheid aan de kade lag en op waarlijk onbegrijpelijke wijze aan onj spiedend oog ontsnapt was. (Wordt vervolgd), 't Juttertje (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). B.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1928 | | pagina 7