Wieringen.
waaronder bouw-, Hinderwet
vergunningen een voorname
en keten
oplaats in
nemen. Het vele werk hieraan verbonden
moet niet worden onderschat, vooral om
dat het aantal dezer vergunningen steeds
toeneemt. Het controleeren dezer aan
vragen en het toetsen daarvan aan de
voorschriften eischt zonder twijfel veel
tijd. Verder wijzen wij op de sterke ver
meerdering van de uitgevoerde openbare
werken. Daarvoor zijn herhaaldelijk om
vangrijke becijferingen, het bijeenbrengen
van gegevens en opneming ter plaatse
noodig, terwijl na de voteering van de
noodige gelden door den Raad, meestal
de noodige bestekken moeten worden
ontworpen, gevolgd door het toezien op de
uitvoering. Vooral ingeval van opeenhoo-
ping van vergunningsaanvragen, kan hij
soms nauwelijks voldoende gelegenheid
vinden om deze op tijd af te doen.
Dit alles was ons natuurlijk zeer goed
bekend en meer dan eens hebben wij dan
ook overwogen een voorstel tot salaris-
verhooging bij uw College in te dienen,
ware het niet, dat wij daarvan werden
weerhouden door de omstandigheid, dat er
gerechtvaardigde aanmerkingen waren te
maken, niet op het door hem verrichte
werk zelve, doch op het langzame tempo,
waarop het werk werd afgedaan. Uit den
aard der zaak is hem hierop van on-
zentwege herhaaldelijk gewezen, doch
aanvankelijk met weinig resultaat. Door
den opzichter werd er dan op gewezen, dat
hij van het tegenwoordige salaris niet kon
leven en hij daardoor genoodzaakt was,
ook minder werk op zich te nemen. Hoe
wel verklaarbaar, is deze opvatting echter
o.i. niet de juiste. Naar onze meening had
in de eerste plaats moeten worden gezorgd
voor een tijdige afdoening van het ge
meentewerk, waarna eene salarisverhoo
ging niet zou zijn uitgebleven.
Hoe dit zij, wij moeten erkennen, dat
de tegenwoordige staat van zaken niet be
vredigend is. Eenerzijds is in de huidige
omstandigheden een spoediger afdoening
der zaak noodig, anderzijds moet worden
toegegeven, dat het onredelijk is diensten
van een ambtenaar te vorderen, die niet
voldoende bezoldigd worden. Wij zijn
dan ook tot de overtuiging gekomen, dat,
gezien de ontwikkeling, die de gemeente
Wieringen doormaakt, de tijd is aangebro
ken om over zijn volle werkkracht ten be
hoeve der gemeente te beschikken. De
jaarwedde zal daarmede dan echter in
overeenstemming moeten worden ge
bracht, zoodat wij U voorstellen deze, in
gaande 1 Januari 1929, te bepalen op
2000.— 'sjaars.
De opzichter heeft daartegenover ver
klaard, dat hij in dat geval andere func-
tiën zal opgeven en zich geheel aan de ge
meente zal wijden, zoodat ovef zijn -werk
geen klachten- meer zullen worden verno
men. Wij meenen intusschen, dat het ge-
wenscht is een proéftermijii vast te stellen,
weshalve wij tevens voorstellen de nieuwe
jaarwedde uitsluitend te doen gelden voor
één jaar. Gedurende dien tijd heeft hij dan
voldoende gelegenheid zich van zijn goede
zijde te toonen, waarna opnieuw beslist
kan worden.
Ten slotte willen wij niet nalaten uit
drukkelijk te vermelden, dat hoezeer op
het tempo van afdoening van het werk
aanmerkingen waren te maken, dit geens
zins geldt voor het werk zelve. Wij kun
nen niet anders verklaren, dan dat daar
over ten volle onze tevredenheid kan wor
den betuigd.
De Raad vindt het wat veel,
maar neemt nochtans het voorstel
aan.
De heer Jb. Lont vraagt hoe hoog het
salaris nu is.
De Voorzitter: 1000.
De heer Jb. Lont: Dat is dus een ver
hooging van 100
De Voorzitter: Ja, B. en W. hebben hier
toe besloten op de toezegging van den op
zichter, dat geen klachten zullen worden
vernomen.
De heer Jb. Lont: Als hij het krijgt en
het gaat net als nu, dan zijn die 1000.
vertrokken.
De heer Oden is bang, dat we er niet
veel mee zullen opschieten. Capaciteiten
heeft hij wel, maar werkkracht niet veel.
De heer Jb. Lont vindt het een groote
verhooging.
De Voorzitter antwoordt, dat het geen
prettig idee is diensten te vragen, die niet
worden betaald.
De heer Lub stelt voor een proef te ne
men voor een half jaar met een verhoo
ging van 500.—.
De heer Jn. Lont zou dan liever voor
een jaar willen probeeren en als het niet
goed gaat, 500.intrekken.
De heer Jb. Lont is voor het voorstel-
Lub.
De heer Jn. Kooy meent dat men in een
half jaar niet een voldoende oordeel kan
vellen. En als er dan verschillende din
gen onafgewerkt blijven.
De heer Lub: Dat heb je over een jaar
ook.
niet meer werk doet, dan hem volgens zijn
instructie is opgedragen.
De voorzitter merkt op, dat zijn tegen
woordige salaris is berekend naar de halve
werkkracht.
De heer Oden zegt, dat hij destijds is
benoemd op een salaris van J 400,Van
een halve kracht is niets bekend.
De Voorzitter zegt, dat het werk toen
zijn halve k racht vorderde.
De heer Oden: De opzichter is benoemd
voor de gemeente en niet voor zijn halve
werkkracht. Spr. is niet tegen deze ver
hooging, maar hij komt op tegen de non
chalante manier van uitvoering van zijn
werk.
Het voorstel van B. en W., hierna in
stemming gebracht, wordt met 7 tegeii 8
stemmen, die van de heeren Oden, Lub en
Jb. Lont, aangenomen.
De heer Oden vindt het wenschelijk in
de eerste de beste vergadering van het
volgend jaar een volledig rapport over
zijn werkzaamheden uit te brengen.
De Voorzitter zegt, dat dit toch wel zou
gebeuren.
mevr. KaanLont is benoemd.
In de vacature Minnes wordt met alge-
meene stemmen benoemd de heer G. J.
Bosker.
Rondvraag.
Verdieeling van de gemeente
in stemdistricten.
Door de groote toename van het getal
kiezers, is het, met het oog op de bepaling
der Kiesvoorschriften, dat elk stemdistrict
niet meer dan 1000 kiezers zal bevatten,
gewenscht het aantal stemdistricten voor
de verkiezing der leden van den Ge
meenteraad van 8 op 5 te brengen. In ver
band hiermede stellen B. en W. voor tot
vaststelling over te gaan van eene nieuwe
verordening, Bij de nieuwe indeeling is
getracht in elk district een ongeveer ge
lijk aantal kiezers onder te brengen. Te
vens zullen door B. en W. stappen wor
den gedaan om eene gelijke indeeling te
bevorderen voor de verkiezing der leden
van de Tweede Kamer der Staten-Gene-
raal en die van de Provinciale Staten.
Wordt aangenomen.
Benoeming leerkrachten
het lager onderwijs.
bij
plaats aan de
B. en W. deelen mede, dat zij overeen
komstig hun vroegere mededeeling het
noodige hebben verricht om te komen tot
vervulling der vacatures bij het openbaar
lager onderwijs in deze gemeente. In over
leg met den Inspecteur werd het wen
schelijk geacht de vacature-Ten Broek
aan de school te Hippolytushoef weder
door een mannelijke leerkracht te doen
bezetten en een oproep van sollicitanten
tejioen, zoodat de voordracht daartoe wel
dra kan worden tegemoet gezien.
Omtrent de vacature voor een derde
plaats aan de school te Westerland is het
overleg nog gaande, weshalve thans al
leen wordt voorgesteld over te gaan tot
benoeming van 2 leerkrachten aan de
school te Oosterland en 1 aan die te Hip
polytushoef. B. en W. hebben gemeend
alle hier tijdelijk fungeerende onderwijze
ressen tot sollicitatie te moeten uitnoodi-
gen.
De voordrachten luiden:
Vacature Mej. K. J. Duyvetter aan de
school te Oosterland:
1. Mej. M. G. Dekker,
2. Mej.. E. F. de Wit,
8. Mej. E. M. Mulders;
vacature voor een 4e
school te Oosterland:
1. Mej. E. F. de Wit,
2. Mej. M. G. Dekker,
3. Mej. E. M. Mulders;
vacature mej. A. Jonker aan de school
te Hippolytus:
1. Mej. E. M. Mulders;
2. Mej. C. A. Dito,
3. Mej. N. Wiegel.
De stukken der sollicitanten, alsmede
het advies van den Inspecteur van het
lager onderwijs en de berichten der be
trokken hoofden van scholen worden over
gelegd.
B. en W. stellen voor de benoemingen
te doen ingaan op 1 Februari a.s.
In de vacature mej. K. J. Duyvetter werc
benoemd Mej. M. G. Dekker. Op mej. de
Wit wordt 1 stem uitgebracht
Voor de 4e plaats aan de school te Oos
terland wordt benoemd mej. E. F. de Wit
mek 8 stemmen. Op mej. Mulders worden
2 stemmen uitgebracht.
In de vacature mej. A. Jonker aan de
school te Hippolytushoef wordt benoemd
mej. E. M. Mulders met 9 stemmen. Mej.
Dito verwierf 1 stem.
Met de vaststelling van den datum van
ingang der benoeming op 1 Februari
wordt accoord gegaan.
In verband met het ingekomen schrij
ven den heer P. Veerdig e.a. vraagt de
heer Jn. Kooy of' het verzetten van de
hekken voor de verbreeding van den
hoofdweg nu al in orde is.
Voorzitter zegt: Niet heelemaal.
De heer Oden zegt, dat Jb. Dekker hem
heeft gevraagd hoe het staat met de be-
bestrating van den grond die door de ge
meente gekocht is. Dekker beweerde, dat
dit bij den verkoop is bedongen, dat er
een straat gelegd zou worden. Spr. heeft
hem al geantwoord, dat het vermoedelijk
wel wacht op de herbestrating van
lieele gemeente.
De Voorzitter gelooft niet, dat Dekker
daar recht op heeft.
De heer Jb. Lont heeft al driemaal een
klacht van aannemers gehoord over de
adviescommissie voor de bouwontwerpen.
Spr. zou graag de voorwaarden willen
vernemen en of de commissie bevoegd is
eischen te stellen, en dwang uit te oefenen.
De Voorzitter zegt, dat besloten is alle
teekeningen om advies te zenden. De aan
nemers kunnen dit echter ook zelf recht
streeks doen, hetgeen de vlugge afdoe
ning der plannen bevordert. Op- of aan
merkingen worden anders door B. en W.
ter kennis van de aanvragers gebracht.
Worden dan gegronde bezwaren aange
voerd, dan wordt nooit op wijziging aange
drongen. Dit hangt geheel van B. en W.
af.
Dit is juist de vraag van den heer Lont,
kan de commissie dwingen?
Voorzitter: Neen, enkel adviseeren, en
B. en W. zijn juist zeer soepel in de uit
voering. Er-zijn echter ook dikwijls wijzi
gingen, waarvan gebruik wordt gemaakt.
De heer Jb. Lont informeert verder of
er al* een opzichter is voor den school-
bouw te Hippolytushoef. Oden heeft laatst
iemand genoemd. Is hierop ingegaan?
Voorzitter antwoordt dat hierover met
den heer Saai is gesproken en ook met
iemand hier op Wieringen. Het resultaat
is ten slotte, dat hoewel B. en W. ook lie
ver een Wieringer hadden, het met het
oog op de verantwoordelijkheid van B.
en W. beter is het niet te doen.
De heer Jb. Lont zag juist iemand bij
Saai staan en vraagt er daarom naar.
Voorzitter zegt, dat er wel ernstig over
gedacht is een Wieringer te nemen.
De heer Jb. Lont: Net als bij den Mi
nister, die denkt er ook ernstig over.
De heer Jn. Lont is er voor het aantal
zitdagen voor den ontvanger met 1 uit te
breiden. Het aantal zitdagen is thans
en dit lijkt hem te kort, ten gerieve van
de bevolking, vooral nu, blijkens het aan
gevoerde bij de salarisverhooging, het zoo
druk is. En voor het salaris kan het nu
ook w.el.
De voorzitter zegt, dat dit in B. en W.
besproken zal worden.
Hierna sluiting.
JAARVERGADERING VAN HET
VISSCHERSFONDS.
Wethouder Tijsen vindt een jaar proef
beter.
De heer Kaan gelooft, dat de voorzitter
er van overtuigd is, dat de opzichter meer
werk doet, dan waarvoor hij betaald wordt.
De heer Lub zegt, dat hij betaald wordt
voor het werk, dat hij volgens zijn instruc
tie moet doen.
De heer Kaan wijst b.v. op het maken
van de plannen voor de uitbreiding voor
de Oosterlanderschool. Vroeger was er
een bouw- en woningopzichter, doch die
werd voor zulk werk betaald, waardoor hij
hooger kwam.
De heer Lub blijft volhouden, dat hij
Commissie van toezicht op het
lager onderwijs.
Op 1 Januari moest volgens rooster als
lia der commissie van toezicht op het lager
onderwijs aftreden Mevr. G. KaanLont.
Voorts moet worden voorzien in de
vacature, ontstaan door het ontslag nemen
van den heer M. Minnes als lid.
Ter vervulling dezer vacature doen B.
en W., na gepleegd overleg der Commis
sie de volgende aanbevelingen toekomen:
Vacature-Mevr. Kaan—Lont (categorie
niet tot de ouders van schoolgaande kin
deren of tot het onderwijzend personeel
behoorende meerderjarige inwoners):
1. Mevr. G. KaanLont, aftredend,
2. Mevr. T. Kat—Scheltus;
Vacature-Minnes (categorie ouders van
op eene openbare lagere school ingeschre
ven leerlingen):
1. de heer C. J. Bosker,
2. de heer N. Kaan.
In de vacature Mevr. G. KaanLont
worden 7 stemmen uitgebracht op mevr.
G. Kaan—Lont, 2 stemmen op mevr. T.
Kat—Scheltus en 1 stem blanco, zoodat
op Zondag 27 Januari, n.m. 3 uur, in het
Hotel M. de Haan.
Aanwezig 24 leden.
De Voorzitter, de heer A. Zomerdijk,
opent de vergadering met een woord van
welkom en wijt de geringe opkomst aan
de ijssport.
De notulen van de vorige jaarverga
dering worden door den secretaris, den
heer S. P. de Vries, voorgelezen en
zonder wijzigingen goedgekeurd.
Voorzitter deelt mede, dat in den loop
van het vorige jaar de heer D. Duijnker
ontslag heeft verzocht als boekhouder
van den vischafslag. Het bestuur heeft
dit ontslag eervol verleend en stelt nu
voor om namens de vergadering hem
dank te betuigen voor de langdurige
diensten. Hiertoe wordt besloten.
Verder brengt hij in herinnering het
overlijden van het lid H. Krommedam,
die van de oprichting af bode is geweest
en altijd trouw en accuraat zijn werk
heeft gedaan.
Ingekomen is een schrijven van het
Gemeentebestuur, houdende mededeeling,
dat het verzoek om uitkeering van de
rente van het kapitaal der zeegras-exploi-
tati^ aan het Visschersfonds, niet inge
willigd kan worden. Verder een verzoek
van de wed. KrommedamPot om het
ophalen van de contributie te mogen
voortzetten. Dit laatste wordt goedge
vonden.
Naar aanleiding van het eerste stuk
stelt de heer Jac. Kaptein voor, om op
nieuw een verzoek bij de gemeente in te
dienen. Hierover ontstaat een vrij lang
durige discussie. Allen stemmen in met
het voorstel-Kaptein, doch verschillenden
verwachten er niet veel resultaat van,
zoolang een raadslid van de visschers
tegenstemt. De houding van dit raadslid
wordt algemeen afgekeurd.
De heer S. P. de Vries zegt, dat er
wel motieven zijn, om nogmaals te vragen.
Weliswaar is het kapitaal van het fonds
groot genoeg om de uitkeeringen iets te
verhoogen, doch eenige vermeerdering
toch wel noodig voor de toekomst.
De rente is nergens beter op zijn plaats
dan by het visschersfonds. Men heeft
an^ere bestemming ge
zocht zoo is er b.v. geprobeerd of hpt
losplaats wou maken met subsidie uit
deze rente. Naderhand bleek er aan zoo'n
haventje geen behoefte, omdat er geen
wier meer aankwam.
Er is ook gezegd: Niet alle maaiers
die tot het ontstaan van het kapitaal heh'
ben meegewerkt, zijn lid van het Visschers
fonds en deze zouden er dus buiten staan
indien het fonds de rente kreeg. Dat i§
waar, er hebben b.v. ook boeren gemaaid
maar dat ging dan ook ten koste van'
andere maaiers, want de hoeveelheid, die
iedere maaier kon leveren, werd daardoor
kleiner. Echter zou spreker om aan dit
bezwaar tegemoet te komen, willen vra
gen om een deel van de rente.
De heer M. Kooy is ook voor een nieuw
verzoek. De gemeente heeft geen recht
op winst, het doel van het gemeentebe-
drijf is indertijd geweest, te zorgen, dat
de particulieren de maaiers niet konden af.
1 zetten. Voor de gemeente moet er dan
ook geen winst en geen verlies zijn. gpi.
zou graag weten, wat hierover in het
pachtcontract staat.
De heer De Vries antwoordt, dat hij
indertijd in verband met de staking der
maaiers inzage heeft gehad van het con
tract. Dat was toen zoo, dat aan de maaiers
f 4.15 per 100 K.G. moest worden uitbe
taald. Daaraan werd voldaan, verder waren
er geen verplichtingen. Er staat niets over
in, aan wie de winst moet worden uitge-
keerd. De laatste jaren is de winst, op
voorstel van het raadslid Oden, aan de
maaiers uitgekeerd en consequent zou het
daarom zijn, ook de rente aan de belang
hebbenden te geven.
De heer Jn. Lont vraagt of ook de
Texelsche maaiers geen recht op een ge
deelte hebben. Voorz. antwoordt, dat daar
nooit winst is gemaakt.
Na nog eenige besprekeningen, waarbij
als motikven voor een nieuw verzoek wor
den aangevoerd de achteruitgang van de
vischafslag en het feit, dat de ondersteu
ningen hooger moeten zijn, wordt beslo
ten, overeenkomstig het voorstel Kaptein
een nieuw verzoek in te dienen.
Nu volgt rekening en verantwoording
van den penningmeester, den heer Jac.
Bakker Cz. De ontvangsten hebben be
dragen f 1119.025, de uitgaven f 341.10
batig saldo f 777.925, waarvan '/8 of f 259,31
voor de ouden van dagen en 8/s of f 518.62
voor het weduwen en weezenfonds. De
rekening is door de heeren Jac. Kaptein
en Jac. Boersen nagezien en accoord be
vonden. Voorz. dankt de heeren P. Takes
en D. Koorn voor een gift van 1' 20.71
aan het weduwen- en weezenfonds.
Hierna komt het verslag der visch
afslag. Te Den Oever zijn afgeslagen
7385 balen alikruiken, 2852 balen wulken,
3907 oesters en 6878 K.G. ansjovis; ali
kruiken, oesters en wulken tot een bedrag
van f 83229.108 ansjovis voor f 4981.55. Te
De Haukes zijn afgeslagen in het voorjaar
142 balen alikruiken voor f 605.51in het
laatste seizoen ongeveer 40 balen voor
f 260verder 7592 K.G. ansjovis voor
f 6009.79. De totale opbrengst is dus ge
weest f95085.83 (vorig jaar f 142154.99),
dus bijna f 50000 minder. Het fonds heeft
'uit de afslagen f 817 inkomsten getrokken.
Bij de hierna volgende bestuursver
kiezing worden de aftredende leden J.
Koorn, C. Metselaar Jz. en S. P de Vries
met algemeene stemmen herkozen.
Voorz. deelt nog mede, dat de f3000,
die op de Nat. Bank zijn belegd, uitgezet
kunnen worden op hypotheek, wat 1%
meer geeft. Dit wordt goedgevonden en
zal dus geschieden.
Rondvraag.
Ingevolge een mededeeling van den heer
J. Koorn, wordt de bel van den afslag
te De Haukes aan een aannemer ver
huurd voor f 0.25 per week.
De penningmeester deelt mede, dat
voor zoover hem bekend is, 37 ouden
van dagen in aanmerking komen voor
een uitkeering en dat die uitkeering Jdit
jaar f7 zal bedragen.
Op een vraag van den heer C. Metselaar
Jz. antwoordt voorzdat de afslag te
De Haukes verhuurd is aan de M. A. Z.
voor pakhuis.
De heer K. ten Bokkel vraagt maat
regelen dat de uitbetaling van het geld
door de kooplieden niet meer op verschil
lende plaatsen geschieden zal, maar op
één plaals en dan 'sZaterdags. De heer
P. Kaleveld heeft zich bereid verklaard
om tegen '/4 °/0 de uitbetalingen te doen.
Het bestuur zal met de kooplieden
overleg plegen.
De heer Jn. Lont vraagt of ook het
puf niet over den afslag kan.
De heer J. Wiegman zou ook de haring
willen afslaan. Een en ander zal door
het bestuur onderzocht worden.
Een oud-lid, dat weer heeft verzocht
te mogen toetreden, krijgt daartoe de
gelegenheid, mits de contributie wordt
bijbetaald en op conditie, dat hij de eerste
vier jaren geen recht op ouderdomsuit-
keering heeft.
De heer Jn. Tijsen wil iets geven voor
de verongelukten met de reddingboot
«Prins der Nederlanden», doch daar er
volgens de berichten al genoeg geld zou
zijn, wordt dit punt aangehouden.
De heer M. Kooy zegt, dat er personen
zijn, die ondersteuning hoog noodig heb
ben en informeert, of het wed. Klaas
Lont-fonds niet kan bespringen. Voorz.
antwoordt, dat deze zaak in dat fonds
al besproken is, dat er toen nog geen
beslissing genomen is, doch dat het wel
genegen is, de bedoelde personen te
helpen.
Nadat voorz. nog de hoop heeft uitge
sproken, dat het jaar 1929 een verbeterde
steunwet zal brengen, sluit hij de ver-
gadering.