VOOR DE VROUWEN KWINKSLASEN KLEINIGHEDEN. KLEINE WIJSHEDEN. n 1 XXXXXXxXXOp de kruisjeslijnen Xkomt de naam van Xeen stad in ons lend. XOp de 2e rij de naar X van een land. X Op de 3e rij ook eei( X stad in ons land. X Op de 4e rij een jon- X gensnaam. n die ons belet het heden waarlijk te be leven. Men gaat naar een middagconcert en plotseling voelt men over zich komen, de gedachte aan hetgeen de avond belooft te brengen en uit Is het met de rust. Het heden verliest zijn bekoring en de toe komst eischen hare rechten op. Op deze wijze leven velen zeer velen in eon altijd durende jacht op ongrijpbare schimmen, terwijl zij de tastbare werkelijikheid van het heden veronachtzamen en voorbij laten gaan. Verzonden brieven: Mevr. G. te H. Voor de lezers van ons blad geeft onze psychologische medewerker Dr. Jos. de Cock, van Merlenstraat 120, 's-Graven- hage -gratis zielkundige adviezen, o,m. over de wijze waarop zij hun geest kun nen verfrisschen en hun wilskraoht en energie kunnen versterken. De vragen worden geregeld in dit blad behandeld. Mochten de beantwoordingen te uitvoerig worden dan direct schmite- üjk aan de aanvragers. De „Oomet". het eerste voor het vervoer van passagiers toestemde stoomschip, 1iep in 1812 op de rivier de Olyde van stapel. Volgens een beroemd oogarts, zien wij niet met onze oogen, doch in werkelijkheid met het achterste gedeelte van onze her senen. Een zeker soort cactus, die in de woestijn vooinkomt, wijst steeds weer naar het Zui den, on vormt aldus een natuurljjlk kompas. Een man mag denken wal hij. wi„ zoo.uiig hij het maar niet uitspreekt; een nmuw mag zeggen wrat ze wil als zit bet m«ar me/ denk» Van de petroleum, welke in deiamp wordt gebrand, Ikomt slechts 3 ten goede aan de verlichting, terwijl 97 in warmte wordt omgezet. De oude Romeinen onderscheidden de kostbare steenen, al roa'i' gelang van hun graad van helderheid h mannelijlke en vrou welijk© soorten. De in sommige gedeelten van Engeland bestaande gewoede om de toruidl bij het ver laten van het miis een ouden schoen ach terna te werden, had oorspronkelijk de be teek enis, cl* de vader geheel afstand deed van. zijm V20*? over zijn dochter. Twee millioen. vrouwen meer dan man nen, htftgeen thans in Engeland het geval is, scherpen, een vraagstuk van zoo enormen omvang, dat slechts weinigen doordrongen ztfi van de bete kenis. De vrouwen zelf noeten dat belang van het vraagstuk inzien m haar rol spelen in de oplossing. Onder de solhcitatiestukken voor de be trekking van politiebeambte in een der Gro ninger derpen was een schrijven van een sollicitant, die aanbood vóóraf een kracht proef te geven, bestaande in het uit den grond trekken van.een paal, die daarin 1.50 meter geheid was. Persbericht. HET VERBRANDEN VAN DEN WINTER IN ZÜRICH. Een oud gebruik. „Den winter verbranden" dat klinkt immers als onzin. Toch heeft deze vertoo ning jaarlijks met veel feestelijkheid te Zürich plaats. Wij behoeven onzen lezers wel niet te verzekeren dat „de strenge wintervorst" slechts in effigie dit wreede vonnis ondergaat en dat de gehee- le verfcooning niets is dan een uiting der blijdschap over den terugkeer der Lente. De Zürichers gaan bij 't vieren van dit feest, overblijfsel uit den bloeitijd der gil den, niet met den kalender te rade. Daar naar gerekend zou de blijde dag op den 21 Maart vallen, zij wachten evenwel tot 't midden of einde van April, wanneer het afnemen der koude werkelijke nadering van de lente aankondigt. Evenals in som mige streken van ons land is het in Zürich gewoonte om in den zomer des avonds te zes uur de klok te luiden, om het werk volk te doen weten dat voor dien dag het werk gedaan is. Op den bewusten feest dag nu, luidt de klok, na den geheelen win ter gerust te hebben, voor de eerste maal, steeds op 'n Maandag, en de burgers ach ten het hun plicht de heugelijke gebeur tenis van den morgen tot den avond fees telijk te gedenken. Dien dag zijn alle werkplaatsen gesloten maar de cafó's en restaurants zijn alle open en maken goede zaken. Want eten en drinken hoort er bij en de bewoners van de omliggende plaatsen komen in grooten getale toestroomen om de verbran ding van den winter bij te wonen en den burgers van Zürioh behulpzaam te zijn in de uitvoering van genoemd deel van het programma. Het feest begint reeds des morgens te acht uur met een optocht der jongelui; aan de jongens en meisjes is het voor recht geschonken om een sneeuwpop, de personificatie van den winter naar de plaats te brengen waar de verbranding zal geschieden. Die pop is alleen van bui ten met sneeuw bekleed; het inwendige bestaat uit in olie gedrenkte katoen waar in een springstof verborgen is. In ver gelijking met de kinderen, die hem op een wagen voorttrekken, is de Bögg, zoo noemt men de sneeuwpop een heele reus. OnDe- wegelijk blikt tü met zijn zwarte oogen neer op de dicóte menigte in de straten; met een bezeiv onder den arm en een pyp in den mond, korit hij eindelijk met zijn geleide aan'op het stadhuisplein. Het ge jubel klinkt het luidst als na het beeld van den „grimuigen" winter dat der „lieve" lente verschijnt, onder een schat van bloemen bedolven. Op het plein wordt de sneeuwpop »P een hoogen paal gezet, die omgeven isjvan licht brandbare stof fen, en vandiar mag de winter een af- scheidsblik slaan op de stad. Daarmee is voor den ochtend de feestelijkheid ge ëindigd. a De kinderm die aan den optocht heb ben deelgen»men, worden inmiddels m een groote zial onthaald. Des middags al weer een oitocht, ditmaal van de gilden. Dan juicht le opgewonden menigte aller lei zinnebeeldige voorstellingen of naboot singen van bekende feiten toe. Tusschen de wagens marcheeren afdeelingen werk lieden met fraaie vaandels; aan het cos- tuum der werklieden is kenbaar welk ambacht zj uitoefenen. Ten slotte richt de stoet zich naar het plein waar de Bögg in zijn eentj» heeft gewacht en zich nu eens klaps docr duizenden menschen omringd ziet. Alle hoogten zijn bezet, zelfs de daken der huizen en honderden toeschou wers drijven in booten op het prachtige Zürichet-meer, om vandaar het slot-ta- bleau ie aanschouwen. Daar klinken kanongebulder en klokkengelui, en op dat te el en wordt het vuur ontstoken in den hrvndstapel waarop de winter zijn leven meet eindigen. De vlammen klimmen hoo- jvr en hooger, haar tongen lekken aan ,len paal, bereiken den Bögg. Een uitbar- stii g, overstemd door het kanongebulder en bet donderend hoerageroep der opge wonden menigte en de winter is ver dwenen. B. Aaneenschakelen en verbreken, komen en gaan, dat blijft de grondtoon van dien levenszang. Het klagen over den „slechten tijd" dien gij hebt, maakt het voor niemand noch voor uzelven beter. Wie uit de boeken niet meer leest, dan in de boeken staat, heeft de boeken slechts half gelezen. Tegenspoed is geen misdaad als men al het mogelijke gedaan heeft om te slagen. Wie jong den naoht tot dag miaakt, zal later licht dagen krijgen, die naoht voor hem zijn. Niemand haat ge meer dan dien man, die uwe gebreken kent. Elke eeuw werpt haar sombere of roem rijke schaduw op die haar volgt. Het huwelijk is een der meest met zich zelve in tegenspraak zijnde instellingon: het ibegi'nt als het gesloten wordt! Ligt er geen balk in den weg, dan zal een zwaartillend! mensch zioh toch erge ren aan een stroohalm. Het is onmogelijk de fakkel der waar heid door de menigte te brengen, zonder iemand den baard te verzengen. r Een gebreid wollen onderblouse onder een dunne japon gedragen, is oneindig veel warmer dan een zware „lakensche" japon. Enfin 't zal wel vrij bekend zijn, dat 5 6 laagjes om en om telkens van zuivere wol cn stof of katoen een heel wat betere beschutting tegen de kou is dan 2 of 3 dikke lagon. Warme Japonnen. .Of zullen we het eigenlijk maar lie ver over de soort of het model kachel heb ben, welke we het allerbest gebruiken kunnen om onze arme, niet aan-kou-gp- wonde, lichamen te verwarmen. Want we hebben op 't moment maar één gedachte: „hoe beschermen we ons tegen zoo'n brutalen overweldiger, zoo'n door niets zich te laten verdringen Vorst Zouden we het nu maar eens hebben over den haard, bij tileze felle kou, toch eigenlijk lang niet genoeg warmte geeft, of dat die groote ronde potkachel nu zoo'n on schatbare warmte verspreidt en het kleine salamander-kacheltje nu zoo fijn is om even in de slaapkamer een vuurtje te stoken. Maar ja, dan raak je toch ook Uitge praat, want je kunt toch niet aldoor bij, Öe kachel blijven zitten. Dus per slot heb ben wij vrouwen, voor ons zelf en voor de kinderen, toch ook weer heel veel aan onpractisohe, in dit geval dus warme kleeren. 't Allerbeste is voor leder sterveling dus ook voor de mannelijke tak der fa milie, om veel en extra wol te dragen. Zuiver wol verwarmt 't heerlijkst van alles en t is licht van gewricht, zoodat, al hebben we er tamelijk veel van om en aan, het ons toch niet vermoeit. Men denkt dikwijls dat een zware jas of man tel lekker warm moet zitten, door z'n zwaarte. Maar niets is minder waar dan dat. Hoogstens worden we van t zwoe gen om er mee voort te komen warm, maar dat is dan tooh een erg afmattende warmte. Een mantel van dichtgeweven zijde b.v., gevoerd1 met een laagje wat- tine en een zijde of sanella voering zal heel veel meer warmte geven dan een echte zware dikke mantel. Voor japonnen neme men op 't ©ogen blik 't allerbeste vyella, velours de laine of wollen crêpe of kasha. verstandig de modellen wat wijder dan gewoonlijk te maken, anders voelt men zich te veel ingepropt. De hier gegeven modellen zijn wel geschikt voor het hier boven omschreven doel. Fijn zijn vooral die, welke een hooge boord' hebben. v\ ant met deze kou wil zelfs onze „geharde hals wel een zachte beschutting hebben. Met het oog op de er onder te dragen wollen onderblouses, doet men dan ook En is de kon eenmaal voorbijwel, we zijn vlak bij de zoinersche dagen van Maart en dan kunnen we deze wollen japonnen uitstekend gebruiken voor wan- de'lkleeding. Corry Brens. Zoo niet bedoeld. Landlooper: Mevrouw, hebt u voor een armen man ook wat te eten? Mevrouw: Wacht, ik zal m'n man even roepen. Landlooper: Neen, dank u, mevrouw, ik ben geen menscheneter. Aan het souper. Ja, ziet u, mevrouw, de dokter heeft mij verboden met een volle maag naar bed te gaan. Zoo? En hoe wilt u dat gebod van daag dan opvolgen? Ik ga op de divan slapen. Verschrikkelijk. Zij: Dat noem ik je durvenl Andere zij: Wat? Zij: Mevrouw hiernaast vroeg me m'n heele eetservies te leen om te gebrui ken bij een diner dat ze geeft en waar ze mij niet op heeft uitgenoodigd. Dat zal wel. Politie-agent tot kleine jongen: 1 Je naam? Karei Versteeg. Wat is je vader? Dood. Wat was hij voor hij stierf? Levend. JAAP EN DE BOONENSTOKKEN. HL Herinner jullie je nog wel, dat J'aap, toen hij de hooge ladder tot het eind toe beklommeni had, plotseling in een heel mooi land kwam en dat toen een vreemd gekleede dame hem vertelde, dat er in het kasteel een reus woonde, die dón vorigen bewoner, een dapper ridder, gedood had. Die ridder was de vader van Jaap. „O, mevrouw," riep Jaap. „Mijn arme vader, mijn lieve moeder! Wat moet ik doen? Jou lafaard!" En bij die laatste woorden schudde hij dreigend zijn vuist in de richting van het kasteel. „Ja mijn jongen," zeide de dame. „Zoo is hetl Jij' bent de eenige, die het kasteel terug kan winnen voor je moeder en je zelf. Maar dat is heel, heel moeilijk en gevaarlijk, Jaap! Zou je het durven pro- beeren?" „J a, mevrouw, het is mijn reoht en mijn plicht," antwoordde Jaap heel ernstig. „Braaf gesproken,"" antwoordde de dame. Ik zal je dit nog vertellen luister goed je moet in het kasteel zien te komen en probeeren den reus een kip die gouden eieren legt en een sprekende harp afhandig te maken. Bedenk wel, dat al, wat de reus bezit, inderdaad louw eigendom is!" Na deze woorden verdween de dame met de rood© punthoed plotseling en Jaap begreep, dat ze een tooverfee was. Vol moed stapte hij nu op hot kasteel toe en blies op *<en naast de groote poort hinjg.. Na een' yüh mlnute werd de poort geopend door een vrese-| lijk© reuzin, met één igroot oog midden| in haar voorhoofd. Toen Jaap haar zag kreeg hij groote lust om weg te loopen, maar hij dacht aan zijn plan en bleef staan. Dadelijk greep de reuzin hem en droeg hem in het kasteel. „Ho, ho!" bulderde de reuzin. „Ben je van me geschrokken, ventje? Ja, dat had je zeker niet verwacht. Maar nu je hier bent, blijf je k hier. Ik heb geen zin, om al het werk hier steeds alleen te deen. Bovendien vind ik het wel aardig een page te hebben als, andere dames, die op kasteelen wonen. Jij1 kunt nu mooi schoe nen poetsen, messen slijpen, vuren aan maken en allerlei andere werkjes, als mijn man uit is. Als hij thuis komt, zal ik je wel verstoppen, want anders zal hij je opeeen net als de veertien pages, die ik al vóór jou gehad heb." Jaap was natuurlijk vreeselijk bang, toen hij! dit hoorde, maar hij liet zijn vrees in 't geheel niet blijken en zei be leefd: „Ik wil u heel gaarne helpen en dienen, vrouwe, maar verstopt u me alsublieft goed, ais uw Heer gemaal thuiskomt. Het lijkt me niet prettig om opgegeten te worden!" „Jij bent een dappere baas hoor. Je bent mijn eerste knechtje, dat niet ge schreeuwd heeft van sohrik. En nu maar vlug aan het werk!" Jaap deed zijn best, maar het was heel moeilik voor hem de reuzesohoenen te poetsen met de reuzeborstels, de vuren nan te maken en de reuzemessen te slij pen. Gelukkig kreeg hij een goed maal van de reuzin en juist, toen hij het op had, klonk het geluid van den hoorn naast de poort. mijn De „Vlug, vlug In mijn kleerenkast," zei de reuzin. „Daar komt mijn man en ln n kast kijkt hij nooit." e deur ging op slot, maaT het sleu telgat was zoo groot, dat Jaap, toen hij in een japon van de reuzin omhoog klom, er gemakkelijk alles door kon zien. Daar hoorde hij al heel zware voetstaopen als kanonschoten, daar trad de reus de groote zaal binnen en daar klonk de don derende stem van den reus: „Bij Noordenwind of Zuidenwind, Ik ruik de reuk van een mensohenkind, Of hij levend is of dood, Die eet ik dadelijk bij mijn brood." „Vrouw, er is een mensoh in ons kas teel. Braad hem voor me." „Je wordt oud en dom, man," riep de reuzin. Het is maar een versche olifants bout, die je ruikt. Ik was juist bezig die voor je te braden. Ga maar zitten, ik zal je dadelijk bedienen!" Even late smulde de reus smakkend van zijn maaltijd en de reuk van de olifantsbout was gelukkig veel sterker dan die van Jaap. De jongen sloeg alles met verbazing en weerzin gade. Toen de reus klaar was riep hij: „Vrouw breng me de kip, die gouden eiere» legt!" (Wordt vervolgd.) RAADSELS. Oplossingen der vorige raadsels. I Niet een kaars brandt langer, alle kaarsen branden ko?<ar. t Ij k r a d ij s h o o I m ij t t ij d I s g e I d Uruguay W e e s p e I s d Nieuwe raadsels. Op de 5e rij een stad in Duitschland. Op de 0e rij een meisjesnuam. Op de 7e rij de naam van een kleedint- stuk. Op de 8e' rij een maat. Op de 9e rij medeklinker. Ingez. door W. F. Het geheel is een spreekwoord vtn 81 letters of 7 woorden. 24 20 4 11 15 2 5 is een stad in Overijsel. 21 1 20 28 wordt door den bakker gebruikt. Een 24 2^28 31 29 is een soort riviernond. De 28 25 27 is een riviertje in Frankrijk. Het 6 3 20 12 13 21 1 2 5 is een neer in Rusland. 18 20 24 11 5 8 22 8 24 is een land. 17 8 0 10 is een ander woord voor modder 14 8 13 7 28 10 1 is een soort olie. 12 19 17 25 wordt vaak bij het bakken gebruikt. Ingez. door Tini v. B. Goede oplossingen van beide raadsels ontvangen van: A. A.; E. en P. B.; F. A. de B.; T. v. B.; R. en A. D.; G. en O. K.; T. W. K.; O. K.; J. de M.; L. v. d. M.; K. O.; Jac. P.; J. J. P.; D. R.; C. v. R.; S. T.; H. V.; J. en P. W.; G. en O. K., J. J. P. Hartelijk bedankt voor de ingezonden raadsels. Ze zijn goed, hoor. J. en P. W., jullie hadden den vorigen keer voor een plaats in Overijsel „de Krim". Dat is niet goed; daarom stond jullie naam niet bij de goede oplossers.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1929 | | pagina 8