DE INBRAAK Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven van ZATERDAG 9 MAART 1929. VELDHEER EN DICHTER. „Vertelt u mij eens mijnheer die pro fessor," sprak de Oostenrijksohe veldheer Landon op zekeren dag tot Cellest, die met hem gelijk in Karlsbad was om een kuur te doen, „hoe is het mogelijk, dat gij zooveel boeken hebt geschreven en zooveel vroolijke en leuke dingen? Ik kan het heelemaal niet begrijpen als ik u zoo aanzie?*" „Dat zal ik u wel vertellen," antwoord de Cellest, „maar zegt u mij eerst eens generaal, hoe het mogelijk is, dat gij' zooveel veldslagen gewonnen hebt, dat kan Ik ook niet begrijpen ais lk u aan zie?" „Toen," zoo vertelde Cellest, „heb lk Landen voor de eerste maal hartelijk zien lachen, hij' lachte anders altijd maar half". EEN HERSTELDE FOUT. Tijdens een ongesteldheid kreeg de tooneelspeier Matthews bij vergissing een lepel inkt naar binnen in plaats van de voorgeschreven medicijn. Toen de verpleger dit bemerkte, be kende deze vol angst zijn fout aan dein artist. iDze liet zich niet van de wijs brengen en In plaats van dbn man verwijten te maken, beval hij hem dadelijk oen stuk vloeipapier te brengen. „Een vloedpapier?" vroeg de verpleger verbaasd. „Ja, een vloeipapier!" herhaalde Mat thews. „Ik zal het inslikken. Dan is de schade weer herBteld." «i EEN ONVERWACHTE UITKOMST. Een miMonair in New-York, die aan aanvallen van zwaarmoedigheid leed, liet eens den beroemden dokter James Fulton ontbieden om hem over zijn ziekte te consulteer en. Dokter Pulton was bijna altijd Ver strooid, had een overdrukke praktijk, en was een hartstochtelijk liefhebber van kaartspelen. De dokter voelde den pa tiënt den pols, trok zijn horloge uit tien zak en telde: „Zeven, acht, negen, dame, boer, heer, aas!" De millionair 'brak in een schaterlach uit, wat hij in jaren niet meer gedaan had en dit was het begin van zijn herstel. EEN KUNSTLIEFHEBBER. Een schaakspeler was door een bekend verzamelaar van schilderijen uitgenoodigd om de werken van de grootste meesters te komen bewondieren. Tot zijn teleurstel ling bemerkte de gastheer echter, dat zijn gast, weinig belangstelling voor de kust- schatten toonde. Eindelijk kwamen ze bij een meesterstuk van Meissonier. „Een partijtje sohaak". Hier bleef de gast wel een half uur staan en bekeek het schil derij met de grootste aandacht. Gelukkig dat één doek tenminste de belangstelling opwekte, vroeg de eigenaar trotsoh: „Nu. hoe bevalt u dat schilderij?". „Uitste kend," antwoordde de gevraagde met een door LEVY GRUNWALD. iZfeidht, onhoorbaar, Is Zwarte Sam nader bij gegleden, de revolver in zijn grove mis- dadigerahaind geklemd. Hüj staart in een kleine kinde rsSlapkamer. Gespannen kijkt dé inbreker toe. Hij ziet, hoe het jongetje ztijn bedje uitkomt, naar iküeertjes grijpt, en een klein, o zoo klein; zwart fliuweel'en kapje opzet. Dan boort hij een stamelende kinderstem: Y1 meteg neernon.Sjemiang Jisroeil elouhein-oe, hfisjeim Egod;. De Engel, die mij verlost heeft van alle kwaad je., je. dan begint htet kinderstemmetje te hakke len. Moeder, die hem zijn nachtgebed altijd voorzegt, is naar de Sjoel gegaan.en Sten Is dTr niet.. Angstig kijkt htf naar zijn zusje, Jbioe is "t verder Rcfosje, aassi mlitool roug?" „Ikke weet 't ook niet, les, ik weet t maar alleen tot Egod'"„ zegt Roosje. „Malar, als ik 't niet opzeg, is God kwaad op ine. Moeder .zegt altijd, 't is juist zoo mooi over een Engel, die je bewaart en op je past en dat je altijd lief zal zijn. Sam, de dief, de inbreker no. 320, heeft alles gehoord.. Eenis, vele, vele jiaren gele den!, was hij ook eenl kind, alis dit kleine jongetje, had, zijn grootmoeder hem het „Hamalog" voorgezegd. Maar Sam was later zijn goeden Engel ontvlucht, (had zijn grootouders bedragen, de oude menschen geruïneerd, tot wanhoop gebracht. uitdrukking van groot» tevredenheid, „wit zal in drie slagen mat zijn..I" EEN VOORDEELIGE RUIL. Een Engedsch farmer woonde in Nieuw Zeeland ver van de grenzen der bescha ving, Eens ging zijn vrouw alleen uit, verdwaalde en bevond zich plotseling in de handen van een Maori. De wilde scheen een groote vereering te koesteren voor vrouwelijke schoonheid; hij: ont deed haar van haar hoed, maakte haar haar los en liet vol eerbied dit door zijn vingers glijden. Daarna trok hij haar handschoenen uit en bewonderde haar handen. Toen begon hij aan haar schoe nen, zoodat het de farmer's vrouw hoe langer hoe ernstiger te moede werd. Maar op het critieke moment drongen vrouwelijke inboorlingen door het kreu pelhout, scholden den wildie vol jaloezie uit en bevrijdden de dame en wezen haar den weg naar haar buis.- Den volgenden morgen hoorde de far mer onder zijn venster een luid ge schreeuw; hij keek naar buiten en be merkte den Maori met een groote schaar vrouwen. „Geef mf) uw vrouw," riep de wilde don Engelsohman toe. „Ik zal er u twaalf van de mijne voor in ruil geven," AAN PAPA VRAGEN. Het lieve meisje trippelde zacht naar haar vaders privé-kantoor. Zij klopte. Er kwam geen antwoord. Toen klopte zij wat luider. -- Binnen! Zij trad binnen. De grijze geldwolf keek van zijn lesse naar op. Wel Lucie? Wel, papa? Geld? Neen papa. Hè?! Is er dan iets niet in orde? Neen, pap. Spreek vlug, meisje. Ja, ziet u, ik wilde. Hoeveel? Wacht papa! Laat mij tijd. Dat is iets, dat ik juist niet missen kan. Een oogenblik. Ik wil een cadeau geven Wat zal me dat kosten? Val mij niet in de rede, papa. Ik wil een jongen man iets geven. Een verjaringsgeschenk? Ja. Welnu, dan moet je bij mij niet we zen. Ik heb niets wat een jonge man noo dig kan hebben. Maar ik wel. Ik weet wat hij noo- dig heeft. Waarom kom je dan bij mij? Omdat ik uw goedkeuring wenschte. O, dan is het goed. Geef hem wat je wilt. Wil je een chèque hebben? N een. Spreek dan op! Ik wilde dat u zei dat het goed is, dat ik hem alles mag geven wat hij ver langt. Domme meid. Natuurlijk mag je dat. Walt is er niu mot no. 320? Waarom span t bdj de hlaan niet van zijn wreede revolver? Di'e kinderen kunnen "11001 verraden, weer achter de 'tralies brengen. Hei kleine jon getje staat nog steedis op zijn bloot» voet jes.. „Hamadog, Hakouedl ausi imiikol rong Jeworéig"zegt Sam, zachtjes mei vreem de ontroering in zijn stem.... de kamer binnentredend. „Wie ben je", zegt 'het IkSnd zooder angst of bevreemding. „Je bent zeker de goede Engel, die ons altijd htelipt aTs wij je noodig hebben!" „Jk kom je helpen aan je nachtgebed., omdat je het niet verder wist", zegt de manen "o vreemde glans is in zijn oogen. „iZegi mij maar na: Mifeol rong jewOrelg es hanagnouriem, die mij behoedde voor aïle kwaad,, zal zegenen de jongelngS". Bet kind spréékt woord voor woord na, zonder verwondering, zonder vrees.. ,„Ga nu maar weer naan bed", zegt Sam en hij neemt bet jongetje op. Bet is alsof hij zichzelf als Mnd, terug ziét.. 'Zacht en teer legt hij het, jongetje op het reine, witte 'kinderbedje en drukt hij zacht, heel teeder-rij® mond op het hoofdje van het kind, dton snelt hl) heen., alsof duizend furiën hleim op da Melen zaten, naar buiten in de vrije htchit.... „Bij was de goedle Enger, zegt het knaapje. „Dat was-ie vaisT, zegt het meisje en rustig sluimeren de kinderen in. Beneden in de kamer brandt de Sjalbbos- lamp. Sientje, dé meid, is uit met BondërJk, dèn chauffeur. In Sjoel zit bankier DoewendaaT. Bij en zijne vrouw bidden om een zegenrijk jaar. om vrede, geluk en gezondheid. Boven, in de villa slapen hun twee «enige kinderen.. Hub goed* Engel waakt.en beneden -- Je hebt toch immers altijd je eigen zin gedaan? Is dat alles? Ja ziet u, lk weet Juist wat hij noo- dlg heeft. Dat heb je al gezegd. Ja, papa wat hij noodig heeft... Welnu? Mijzelf! Tableau. HOE ZIET DE WERELD ER TEGENWOORDIG UIT 7 Is er soms een machtiger verzamelaar. In de jaar jaar van haar bestaan als re publiek, heeft Polen 160 verschillende soorten postzegels uitgegeven. Hamb. Nadir. Mannen rijn als was. Voor iedere vrouw die van een man een dwaas maakt, ls er een andere, die van een dwaas een man maakt. Lincoln Star. De wereld wordt beter. Meer dan een eeuw vrede met Enge land, het feit dat een 8000 mijlen lange grens zonder verdedigingswerken blijft, dat bewijst dat de wereld beter wordt. Pres. Harding. Het droge gevaar. Te New-York heerscht thans een ware alcoholziekte. Door 46.000 artsen, in den staat New-York, zijn in den loop van één jaar 18.800.000 attesten afgegeven, dat menschen om geneeskundige redenen al- oohol noodig hadden. Tijdschrift v. Geneeskunde. Een schommelstrop. Een man te Ohicago werd ter dood ver oordeeld en zou worden opgehangen. Op het laatste oogenblik werd üe terechtstel ling opgeschort en werd oen nieuwe be handeling der zaak gelast. Ditmaal werd de man vrijgesproken. Bij zijn lnvrijheids- stelling verzocht hij het touw, waaraan hij had moeten worden opgeknoopt, ten ge schenke te mogen ontvangen. Hij kreeg het ook en zal er nu een schommel voor zijn kinderen van maken. Ohicago Tribune. KLEINIGHEDEN. BETON EN ZEEWATER. In Duiitsdhlan 1 zijn gedurende zestien jareni een reeks proeven genomen' over den Invloed van het zeewater op beton en over de soorten, dlie bet mildst aangetast worden. Het beste beton, dat tegen zeewater be stand is, moet veel kiezebwur bevatten en wetaligi kleiaarde en ijzer. Kalkrijte mag hij ooflo niet zijini, maar diait taan verbeterd wer den door bijvoeging vanl tra®. Van biet grootst belang is bed gebruik van zeer dlicbte betommengiselb, waarin bet zeewater niet doordringen kam De stukken dienen na het vormen langen tijd gehard te worden in warme vochtige luchten, daarna pas met het zeelwater dn ooutact gebracht te worden. WAAROM HIJ HET WIST. De veeUSv eirmoge nde kardinaal1 Mazarln kreeg eens onder het kaartspel ongenoegen mlet zijn tegenpartij). Er ontstond' tussoben hen een beftlige woordenwisseling, die dbor de aanwezige beeren zwijgend werd aange boord. Toen de 'twist op het hevigst was, fcwtam de dlichter Benserade 'binnen en zon der eenÜge opheldering te vragen zei hij: „Uwe Eminentie heeft ongelijk!" „Wat?" riep Mazarin verbaasd, „je weet niet eens waarover onze twist loopt en geeft miij' ongelijk". „Ja", antwoordde Bserade lachende, Jaa- dlien uwe Eminentie gelijk had, zouden al deze hearen het zwijgen er niet toe doen". 'brandt nog steeds de Sjabbostamp In de atiiiile vertelen huiskamer. Stü en plechtig verspreidt zij haar licht, doch ziet, een ■vonkje komt plots van een der pitten naar beneden dwarrelen. Mdkerend, hiel bran dend, door de olie, valt het op hot witte Jomtof-taieMeedL Een groote vlam laait op en d'eelit zich mede aan heit was der 'grootje Joumkippoenkaansen. Weldte is de banier één vlammenzee. „Brandt brand!" schreeuwt eenklaps een boerenvrouw. „Be vtila van Loerwendaa! staat in brand". Onmachtig, als verlamd van schrik, staren Sienitje en de chauffeur het ontzettende schouwspel aan. Plots gilt de pEioMverfgeten dienstbode: „De kinderen, om Godswil, de kinderen,, rij' zijn daar 'boven nog In hun De chauffeur ijlt het huls binnen, doch de ontzettende Mtte en rook beletten hiem het voortgaan. Ontmoedigd keert hij terug. Handenwringend stlaan de menschen voor het brandende buis. Het is alsof zij met verlamming geslagen zijn. Aan htöussohen valt op deze eenzamle plaats niet te denken. Eensklaps snelt een man het erf op. Nie mand hoeft hem hier ooilt gezien. ,„De kinderen, waar zijn de kinderen", Migt hij. 'Doodsangst trilt in zijn stem. ,jWij kunnen ze niet meer bereiken'";, zegt de knecht moedeloos, „vlammen en rook hebben den weg naar de slaapkamer afge sneden. Er doorbeen komt geen levend wezen". „Bafaards, MaareUs!" gilt de man erf voor ze nog van hun ontsteltenis bekomen rijri is hit) reeds ln het brandende gebouw ver dwenen. Als gloeiende tongen lekken de vlammen, brult bet vuur en dreigen de rookwolken hem te verslikken, doch een heilige moed iis neergedaald in Wet hart van Zwarte Sam. Die kinderen, die zijn ziel ge louterd hebban, xjj rullen niet eterven. Het dichterlijke hoekje. Deze week een verqjo van G er brand AdrJnanszoon Brederoo, een tijdgenoot van Vondel, en een der geestigste Neder landers van zijn tijd. Van oenige ver ouderde woorden en uitdrukkingen laten wij de verklaring weder volgen. Tob Nooit Hoekje GESCHENKEN ONTVANGEN. „Men rekent dien uitslag niet, maar telt hiet doel alleen." Tollens. We begrijpen elkaar dikwijls heel slecht. Zelfs de menschen die van, ons houdon hebben, soms geen Idee van onze diepste wenschen en verlangens. Eu dan kan 't gebeuren, dat zij ons eens een „pleiziertje" willen doen en wel met iets, dat ons verre van welkom is. 't Is een groote teleurstelling als een goede vriend ons geheimzinnig een ver rassing heeft aangekondigd en hij ten slotte met iets aan komt dragen, dat ons volkomen onverschillig laat, ja soms wel tegenstaat. Wij, hebben ons eerst verheugd^ wij hebben vermoedens gehad, onze nieuwsgierigheid was hoog gespannen en daar volgt de ontnuchtering. O, ls het dat! En in vele gevallen kunnen wjj onze teleurstelling niet verbergen. Een teleurstelling.... Maar niet alleen voor ons. Geven ls zaliger dan ontvan gen. De gever heeft zich nog meer dan wij verheugd op het oogenblik, dat hij ons kon verrassen, dat hij het geschenk onder onze verrukte oogen kon uitpakken of ons zijn plannen kon meedeelen. En als hij ons verlangend en stralend aanziet,, dan kan het niet anders of hij moet de ontgoocheling op ons gezicht zien. En dan is voor hem de teleurstelling nog veel grooter dan voor ons. Hij heeft gegeven en met liefde gegeven. En zijn geschenk wekt geen gelu£ Hij heeft ons geen vreugde bereid. Het is moeilijk voor ons, blij te zijn met éen voorwerp, een voorstel, dat ons niet lijkt. Maar kijken wij verder dan het go- schenk, kijken wij over het geschenk heen' don gever ln de oogen. HIJ heeft een geschenk met liefde. En wat is het ge schenk, mooi of leelijk, gewenscht of on- Onlbewiust van 'het gevaar liggen de kleinen nog in bun bedje, maar no. 820 weet dat iedere aarzeling den vuur- en veretfikkangs- dood' voor de arme kttoderitjes beteekent. Goddank, hij is er in geslaagd de kamer te bereiken. Zonder een woord te spreken, neemt MJ de kleinen op en wikkelt ze in een wellen deken. Dan gaat Ml terug. Het vuur te nu ontzettend^ de vlammen grijn zen' toern sardonisch' tegen, doch in zijn hart te iets verhevens neergedaald1. De man, die sedert Mm kinderjaren niet. meer gebe den had, die bijna een moordenaar was ge weest, is zonderling veranderd en smeekend toüdt hij: „O God, vergeef mij mlijtne misdaden. Laat deze onschuldige kinderen, die in mij, een, dief, hun goeden Engel zagen, die in mlij hiel betere wakker riepen, laat deze kin deren, o G'odi, Met omkomen op Uw heilige Joumkippoari'. Het iis alsof bovenaardsche kracht hem bijstaat Vuur en rook, Met® kan hem tegenhouden. En bgt groote wonder ge schiedt. Veilig en ongedeerd brengt hij de kinderen buiten het als een toorts bran dende huls, dan legt hij den wollen- deken mlet zijn kostbare Tast in t gras. De deken is geschroeid, doch' de kinderen rij® onge deerds maiar de krachten van no. 320 ztijn nu uitgeput Met een gedempten kreet valt hij voorover. 'In het stadsziekenhuis ligt no. 820. Alles wat menscholijke hulp vermocht om hem in 't leven te behouden (is beproefd, doch de brandwonden waren te ernstig, bet lichaam te hervig aangetast. Een hooge, Ihte-eT Hooge Rechter had op Joumlrilppoer het laatste oordeel over Zwarte Sam uitgesproken. „Weldra zal *t afgeloopen zijn", fluistert de dokter. „De gebeden der stervenden kunnen worden gezegd. Maar Zwarte Sam gewenscht, in vergelijking met die liofde? Waardevolle kostbare geschenken kun nen wij van ledereen krljgon, die „het goed kan doen". Liefde ls een zeldzame niet te schatten gave. Als een ware vriend ons Iets geeft, laten wü dan al blij en dankbaar zijn, om de manier waarop hij 't ons geeft, laten wij dankbaar zijn, dat wij een vriend hebben, die ons In zijn liefde betrekken wil. Als dan het stoffelijk geschenk tegen valt, zullen wij hem toch vol vreugde ln de oogen kijken. Dr. JOK DE OOOK. Lezer te EL Waar het ln het leven op aankomt, ls het bezit van een be- hceraoht gevoels- en gedachtenleven. Men wordt dan niet stuurloos mede- gesleept op de golven van een even spon taan als oppervlakkig enthousiasme. Men raakt dan wel wat minder snel in vuur voor een nieuwe gedachte, die ons ln aan- trekkeliiken vorm wordt voortgezet, doch men zal zich tevens de brandende pijn der teleurstelling besparen, wanneer la ter blijkt, dat men zich weder te licht vaardig heeft laten verlokken. Wanneer zich werkelijk iets goeds op ons levens pad voordoet, een zaak waarvoor het de moeite waard is om door het vuur te gaan, of een mensch, die onzen steun en sym pathie ten volle verdient, of een mis stand, die met kracht dient te worden be streden, dan zal de beheerschte mensch, die zijn energie niet heeft verspild aan nuttelooze zaken, daaraan het beste kun nen geven, dat ln hem is. Verzonden brieven: G. L. te H.; Mej. K. te H. JAAP EN DE BOONESTOKK35N. V. Vlugger dan den eersten keer bereiktq Jaap het eind van den ladder. Snel liep hij op het kasteel toe en blies op den toren en weer deed de reuzin do zware poort open. Jaap vertelde, dat hij werk zocht, maar de reuzin, die bang was voor een tweeden diefstal, aarzelde even. Toch leek het haar zoo aardig, een knechtje en schildknaap te hebben, dat ze den Jongen opnieuw in dienst nam. De reuzin her kende hem ln 't geheel niet en Jaap dacht er voortdurend aan zijn stem te verande ren en niet te laten blijken, dat iets ln het kasteel hem reeds bekend was. Toen Jaap allerlei werk verricht had voor de reuzin en een stevig maal had genoten, stopte de reuzin hem weer ln haar kleeren- kast. Eenige minuten later klonken weer de dreunende voetstappen van den reus en nauwelijks was hij binnen of hij riep met donderende stem: Noordewind en Zuldewind Ik ruik de reuk van een mensohenklnd Of hij levend ls of dood Ik wil hem eten bij mijn brood! «Jij domme, oude kerel», smaalde de reuzinJe ruikt alleen het malsche schaap, dat ik zoopas voor je gebraden heb». De reus ging zitten, zijn vrouw bracht een paar enorme brooden en een heel gebraden schaap binnen en de reus at alles met smaak op. Daarna zeide bij: «Vrouw breng je nog even mijn harp. Ik wil wat muziek hooren terwijl Jij je wandeling maakt». De reuzin voldeed aan dat verzoek en bracht een prachtige kleine harp binnen. Het raam was ingelegd met diamanten en robijnen en de snaren waren van zuiver goud. «Dit is toch een van de heerlijkste dingen, die ik van den ridder erfde», zei de onbeschaamde reus. «Ik houd van muziek en zou mijn harp voor niets ter wereld willen missen. De gestolen kip kan me zooveel niet Bohelen, daar ik toch al schatrijk bent» De reuzin verliet nu het vertrek, de wenkt. „Laten die kindertjes, Izafe en Roosje, blij nmdj komen'", zegt MJ. Bedeesd treden de kind-eren- binnen. Dan zegt Sam iniet zwakke stem: „Met Kolnidrei -aVond heb ik Jou het nachtgebed voorgezegd, om dat je in mdj je goede Engel zag., hdb.je mli).. voor., slecht»., dingen., bewaard.. Nu., ga.. Ik., sla..pen!.. Zeg., jllj.. mij nu., het Hamal..og.. voor., dan., kan ik. goed., rustig., 'insla..pen., voor., altijd!., dan., is God.. mte..schien.weer goed., op., mi).. Zeg., uiiij.. voor.... Ei!.. Meleg Neorn Sjemang Jisroeil Has- jeim ElOucbeimoe Hagjèim Egod". „Boroeg Sjeiin kewoud Malgoesau Leou- lom woed", zegt op helderen toon het Mieine jongetje en' Zwart» Sam staonlelt het na, woord voor woord'. „Hamatog, HakouaH, aussi mikol rong, jeworelg", dian gaat het Wind alleen ver derDe mond van Zwarte Sam te voor eeuwig gesloten. Verklaring van de Hebreeuwsche zinnen en- woorden-: EINDE. 't Juffertje 372. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). (Nadruk zonder toestemming van den schrijver verboden). 2) T ZONNETJE STEEKT ZUN HOOFDJEN OP. 't Zonnetje steekt rijn hoofdjes op, En bestraalt der bergen top Met zijn lichtjes: Wst Berichtje», Wat verschieten, ver en flauw, Dommelen tusschen grauw sn blauw. 't Vochtig boompje blinkt versierd, 't Vroolijk vinkje tiereliert Op zijn takjes, Wild en mskjee, En weer strslcjes op een t(r Huppelt het met cijn wederpaar. D1 hemelen worden meer begroet Van de diertjes, klein es eoet. Dan van menschen, Die maar wenschen Naar het aardsch verganklijlc goed, Dat men hier toch al laten moet. Menscheltjes, God geeft elk cijn deel. Maar elk doet zijn beat om veel Te vergaren: Dan 't bewaren Voor de jaren is een leunst: Dankt de goden voor hun spinst. Geen dingetjes zijn zoo slecht, zoo teer, Of zij geven ons een leer; Wilt maar merken Op de werken Van de Godheid wonderbaar: Niets en vindt «dj zonder haar. O redelijke beestjes dwaas, Het onvernuftig vee, helaas! Is veel nijver En veel stijver In den ijver tot God's lof, Dan de mensch van 't beate atol menie,heitje» kleine menachjes; dan 't bewaren: dan ataat hier voor doch; wilt maar merken letten; redelijke beestjes dwaas de menschen; onvernuftig vee redeloos vee; nijVcr vlijtiger; stijver vaster, gestadiger. le kolom. Y1 meleg meemop enk. Hoor, de Eeuwige te een) EeiuiwJg Weizien. sjoel: kerte; -* aassiie mikol roug: dlie mlij1 'be waarde voor kwaad'; hamallog: nacht gebed'. 2e kolom. HamaJog. Balkioueil aiussi mlikol, enz.: De Engel, die mij behoed' heeft, zegene u; woorden' uit heit nachtgebed van Jood- sche kleine (kinderen-. 3e kolom. Joumklppoer kaarsen: gebeds- kaarsen-. 5e kolom. Kolnldlrei-avond: avondl vóór Groeten Verzoendag. De Hebreeuwsche woorden rijm milt het nachtgebed' en het ge bed der stervenden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1929 | | pagina 7