SPREEKWIJZEN OP RIIM.
PopulairBijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
VAN 'S LEVENS
WIJSGEER1GEN KANT
van ZATERDAG 16 MAART 1929.
373. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
LIEFDE EN BTRLJD.
Woorden als de bovenstaande, dlie ©en
eeuwige waarheid vertolken» klinken in
onze ooren, te midden van 'zooveel' ruwe en
vatsche klanken, bijna ai® een 'bespotting 1
Toch hoe ver ook1 de wereld van haar is
afgeweken» die waarheid blijft even onwrik
baar als de zon aan den hemel, ondanks de
wolken, die haar aangezicht bedekken. En,
el vermogen we niet heit gordijn te scheu
ren, toch is het goed van tijd tot tijd ons
van die waarheid te vergewissen. De liefde
is bestemd om eenmaal te beerschon. Aan
het eind van het streven, Hoe lang nog?
Rijst) reeds de dag aan de kimmen
het wil soms schijnen, alsof er niet ©e:
«en streven zichtbaar is, dat althans in de
toekomst zich zal' kunnen ontwikkelen en
ontplooien.
(Maar ook dat is schijn. We behoeven er
niet aan te twijfelen dat het streven be
staat; maar om het waar te nemeni moeten
we niet ln de ondoorgrondelijk© verte zoe
ken. Wat ln het groot geschiedt, geschiedt
ook in het kloin en dezelfde strijd, die ge
streden wordt in de wereld, wordt ook ge
streden in elk afzonderlijk tnonschenhart.
Wanneer we diep daarin afdalen, zat het
ons dan verwonderen, dat die lef die haar
strijd heeft te voeren? Wat al elementen
heeft zij te overwinnen, van welk een me
nigte dwaalbegrippen heeft zij zich te zui
veren, eer er sprake van kan zijn, dat zij- dc
plaats kan innemen, die voor haar bestemd
is, eer we Ln oprechtheid eni waarheid haar
kunnen wijdon tot koningin over ons hart!
Is niet een geheel raiensohenteven daar vaak
mee gemoeid? Het is zoo begrijpelijk, dat
we e^jst trachten op andere wijze bevredi
ging te vinden.
Doch eerst dan, als zij voor kalmere ge
voelens hebben plaats gemaakt, worden we
er oaa van bewust, dat ze een ledig hebben
achtergelaten), dat moet wenden aangevuld
Maar nog schrikken we terug voor de booge
eischen, die de liefde stelt; nog aarzelen we
ons haar ln de armen te werpen. Want we
kunnen het denkbeeld niet van ons afzetten,
dat zij van ons als hoogste offer vraagt: de
vernietiging van ons zelvent
He liefde heeft haar strijdl En het is niet
alleen de strijd tegen de machten, die haar
vijandig zijn; het is misschien nog meer, de
strijd tegen ai wat zich' valschelijik schaart
onder haar gelederen. Onder dat alles is zij
zoo moeilijk te onderkennen; want er is
zooveel dat den .naam van liefde draagt, ter
wijl het niet andera is dan hartstocht, ijdel-
heidi, zelfzucht. Eerst langzaam, zeer lang
zaam begint zij zich af te .teekenen, zich te
zuiveren van het onreine, dat zich roet baar
heeft vermengd.
Eerst als we beginnen haar te zien zóóals
tij is, ontwaren we dat ze niet van ons
vraagt een vernietigen, maar veeleer een
verwijden, een veredelen van ons zeliven,
dat ze ons geeft veel meer dan ze ons ont
neemt, dat ze ons rijk maakt, duizendvoudig
rijk! Dan zien we dat ze niet anders is dan
de kalme, sereene gemoedsstemming, die
bereid is allen zonder uitzondering als
medegerechtigde te erkennen; die, zonder
zich zelve te minachten, allen tegemoet
treedt met een welwillende gezindheid, be
reid' om te geven wat zij zelve gaarne zou
HIKAJAH, HET RENPAARD.
Een waagstuk.
Het is middernacht. Wel verkondigt dit
geen uurwerk in de gesloten burgerhuizen
der stad Tripolis, wel zwijgt ook de
klokkentoren in het Franciscanerklooster,
maar bij de Italiaansche voorposten geven
de schildwachten elkaar met zachte stem
het parool over en buiten op de zwarte
pantserschepon op de woelige zee, komen
de nieuwe wachten elkaar aflossen.
Tegen den ijzeren mast slaande, als had
hi) iets te vertellen waalt nu bol uit de
rood-zilver en groen getinte driekleur van
het trotsche admiraalschip Roma. Maar
het is slechts de woestijnwind Dschibeli,
die zijn nevelsluier over do palmtuinen
noordwaarts drijft en schijnbaar plagend
®et het kleurensymbool van den vijand
een spelletje speelt.
uit de met mifcrailleusea bewapende aarden
verschansing, bidden matbleeksofcijnonden
karavaanweg, vertoont zich schril de
lichtkegel van een zoeklicht, naar de
groote oase, waar het hoofdleger der
vereenlgdo Turken en Arabieren op
bloedigs revanche loert Met meer oplet-
kijken de officieren der Ber-
«hSIi va? loopgravenafdeellng van
aweri door hun v«rr«kijkers, maar
ontvan-gen. Vraagt zij dan van ons geener
lei opoffering? Voorzeker!
Maar zij vraagt slechts datgene, waarvan
de afstand, als we dien eenmaal gedaan
hebben^ voo® ons zelven een weldaad ia. Zij
vraagt ons om op te offeren onze lauwheid,
onze afgunst, ons leedvermaak, het ver
meende zoet der wrake, het valsche goud
van den hoogmoed), het schijngenot van- te
kunnen oordeelen en veroordeelen
Mear daarvoor geeft ze ons in plaats het
overstelpend geluk van vrede met ons be
staan, van een levensdoel, dal zioh nimmer
gansohelljk verduistert» van een vast ver
trouwen op haar eindelijk© -zegepraal.
B.
BIJ DE SPECHTEN.
Br Bfln vogels met een voorspellenden
Soest, althans, wanneer men sagen en my-
ïen, oude tantes en bakers gelooven raag.
Voorspellen de meeuwen on» geen storm?
Piepten de atoonmvogeJtJes niet geweldig,
toen Biwart. de zoon van Graaf Araou©
van Bolland, als vlsscher Slkko op die
Noordzee zwalkte, en waren Noormannen
en zware mist niet het gevolg daarvan?
Is de eiber niet steeds beschouwt! als die
odebaar, de heilaanbronger?
Brengen twee eksters op het kerkhof
niet spoedig een doode in de familie, van
wie zo waarneemt?
Fluiten de regenwulpen niet, wanneer
er regen ln aantocht is?
We zouden meer 'kunnen vragon.
Ook de specht wordt aifl voorspoiler be
schouwd' en zijn wetenschappelijke naam
Pioua duidt er reeds op. Want ln de my
thologie der Grieken was Pious, do Voor
speller, de zoon van Saturnus, wiens moe
der ook reeds aan profetieën deed. Zij
had voorspelld, dat Saturnus, die zijn va
der onttroonde, ook door -een van zijn
kinderen van. don troon gestooten zou
worden, en aan Zeus gelukte dit. Picus
evenwel, die een eerbaar held was, wilde
van geen krakeel weten, ook niet van de
valsohe liefde van Olrce, do schoon© doch
ter van de Zon, waarom' hij het 'bosoh in
vluchtte, en daar veranderde ln een vogel
met een voorspellenden geest»
Wie dan ook de spechten wil loeren
kennen, moet ln of bij. de bosschen zijn,
waar men gedurig het eentoonig geklop,
dat ^morren'' heet, kan waarnemen.
Maakt men dit kloppend geluld na, dan
gebeurt het vaak, dat imen de spechten in
zijn nabijheid lokt, zoodat men kan zien,
hoe eigenaardig deze vogels bij de boo-
men opkruipen, wat, evenals bet vliegen,
met rukken geschiedt. En af en toe houdt
de speoht halt. Doch dit „snorren" on
klimmen doet de vogel niet uit pure lief
hebberij. 't Is hem to doen om voedsel,
en daarom.' hamert hij het liefst tegen
boomstammen1, waarvan de schors loslaat.
Daarachter bevinden zloh dikwijls veler
lei Insecten, die door het getik hooger of
lager gaan, en ten bult vallen aan het
dier, dat op deze wijze meer nüt dan
schade veroorzaakt. Want alleen door de
schors van oude en vervallen boomen
worden gaten gepikt om bij het voedsel
te kunnen komen.
Voor dien d'ageUjkschen arbeid is de
specht goed uitgerust. Zijn pooten zijn
voorzien van echte klimvoeten, dat zijn
voeten» waarvan twee teenen naar voren
een nog onbenoemd Saracenendorp, waar
het wat roerig wordt. Wat baat het, dat
het Italiaansche fort Hamideh de zware
staalmonden van zijn landbatterfj op dat
ellendige Arabieren-nest Zangur gericht
heeft! Wat baat het! In de grillige nevelen
van den Dschibeli bedriegt het licht en
het oog, en zooals gisteren nog gebeurde,
schuift de Turk geweren en kanonnen ten
verderfelijken morgengroet steeds nader
bij.
Midden in het kamp staat de met rood
bekleede tent van den koninklijken veld
heer; nog is deze niet ter ruste, het gold
de laatste bevelen aan zijn stafofficieren.
Met de wapens kletterend treedt een
officier der karabinlërs tot den opperbe
velhebber en fluistert hem een mededee-
ling toe: buiten houdt paardengetrappel
stil.
Door de opening der hut treedt nader
©en reusachtige man in den witten bur-
nous der Arabieren, het is echter kapitein
Osti, bij de gansche Canevasche expeditie
bekend als een doldrieste houwdegen.
„Wat is er Osti?" Welwillend rust het
oog van den legeraanvoerder op het ver
hitte gelaat van den officier, die onder
zijn wit omhulsel den korten donkerblau-
wen lancierarok draagt met bloedrood
garneersel.
„Excellentie, Ik kom van de oase Ain-
Zara, die voor ons centrum ligt; ik heb de
eer te rapportoeren dat daar alles rustig
is".
De veldheer zag den spreker verwon
derd aan. „Van Ain-Zara?" Het klonk als
twijfel „Kapitein dan moet u dicht bij de
vijandelijk# wachtvuren geweeat zijn?"
en twee naar achteren gericht zijn. De
scherpe nagels passen in alle oneffen
heden van de 'boomschors, zoodat de vo
gels zelfs bij gladde stammen opklimmen,
en nog wel zonder moeite.
De heldere oogen zijn scherpziend, de
krachtige snavel boitelvormlg, en de
wormvormige tong» die aan de mieren
eters denken doet, is steeds kleverig.
Met dit laatste lichaamsdeel weet de
specht dan ook zjjn voedsel uit allerhande
p^H^iQéüi WH
brek aan dierlijk voedsel worden ook wel
gaatjes en spleet,
te diepen. Bij ge-
vruchten en zaden verorberd; vooral som
mige buitenlandBche soorten,doen dit.
Er zijn vele spechten. Men kent meer
dan 200 soorten', dooh hiervan worden er
maar vijf tot onze avifauna gerekend, en
slechts twee ervan komen veelvuldig in
ons land voor. 't Meest vertoont zich de
Groene Specht, die in het Zuiden van ons
land ook Houtspecht genoemd wordt
Overal, waar bosschen van eenige opper
vlakte zijn, kan men dezen Picus (Gecl-
nus) verldus veridus (iL.) vinden, doch
liefst verblijft hij daar, waar de bruin
rood e mier (Formica rufa L.) voorkomt.
Mieren en hare poppen zijn het geliefde
voedsel' van den Groenen Specht, zoodat
men dezen vogel dan ook dikwijls op den
grond aantreft. Voor dit voedselzoeken
wordt natuurlijk niet .gesmoord". Zijn
huppelende bewegingen kan men dik
wijls waarnemen bij de bosschen, waarbij
mlerenhoopen gevonden worden, en deze
specht is er gedurig bezig.
Het „snorren" wordt vooral veroorzaakt
door den Groeten Bonten Specht (Pious
of Dendoroopus major mapor L). Deze
soort broedt overal ln ons land, en ln het
najaar trekt zIj meermalen in groot aan
tal door. Dan ziet men haar in allerhande
tuinen en op plaatsen, waar men haar het
overige gedeelte van het jaar niet oan-
treft. Do Kleine Bonte Specht komt niet
veelvuldig en de Middelste Bonte Speoht
slechts zeer zelden 'bij ons voor. Do Zwarte
Specht (Pious martlus L.) heeft zloh
slechts een paar malen ln ons land laten,
zien'.
De Bonte Speoht, die een wit- en
zwartbont kleed draagt met rood op buik,
kop en staart, wordt ook Eksterspecht ge-
heeton. Zijn omdordeelen zijn dikwijls vuil
door het kruipen langs de boomstammen.
Wio speohtenoleren wil vinden, heeft
te zoeken in boomholten, die meermalen
voor het doel wijder gemaakt zijn, dan ze
oorspronkelijk waren. Daarin kan men de
glanzlg-witto eieren, gewoonlijk vier of
vijf per legsel, wel zien, maar niet gemak
kelijk kan men ze in de hand nemen. En
dit is maar goed ook, want wie het wel
meent met de boomen en andere planten,
die behoort ook, naast tal vbh andere
vogels, de spechten te beschermen.
J. D. IX.
KLEINE WIJSHEDEN.
'Het is verwonderlijk» zooveel vrienden er
aan de trap blijven staan» als men van.de
eerste naar de derde verdieping verhuist.
Wilskracht ls een scherpe hljl, waarmede
ieder zich een weg kan banen dioor het
dichtste woud van wederwaardigheden.
De spraak is het papier waarin wij onze
gedachten pakken» Domme gedachten uit
drukken is dus een onnutte vormorslng van
pakpapier.
iMenschen, die al te snel met vergiffenis
voor alle zonden hij de hand rijn,, handelen
nooit uit wiare goedhartigheid), maar uit
zwakheid.
Eeni scherts te verstaan' en te kunnen
verdragen, Is een kunst, die maar weinigen
volkomen machtig zijn; die kunst ln het
geheel niet te bezitten, is een toeken van
ijdelheid en bekrompenheid.
Onze ilhiisiea zijn al» onze -tanden; de
eersten vallen vanzelf uit en vervangen zich
ook zelven; maar de laatsten moeten zeer
pijnlijk getrokken worden.
Zeg^ik leeg daar juist dat menschon
met een driftige, agressieve natuur in
den regel blauwe oogen hebben,-
'Dat komt uit. Als ze van nature
geen blauwe oogen hebben, krijgen
ze toch wel vroeger of later.
ze
„Zoo is het generaal! Maar met uw ver
lof, iets geheel anders voert mij op dit
late uur hier. Ik wilde om een bijzonder
verlof verzoeken, Excellentie".
„Wat is er dan?"
„Ik verzoek eerbiedig uw aandacht! In
de voorste linie van het eerste groote ar
mee-korps bij Ain-Zara, staat de loofhut
van Giabal, hij i/het hoofd van den even
trotschen als wreed en stam der Tibbes.
Giabal bezit tien echte volbloed paarden,
waarvoor hij in geheel Noord-Afrika be
roemd is. Een van hen, Hikajah ge
naamd, wordt voor den edelsten van alle
gehouden. Een schimmel met een mat-
blauwen glans! Niemand anders dan
Giabal was, het die, dank zij de fabelach
tige snelheid van zijn paard» mij en mijn
eskadron bij die ongelukikge schermutse
ling te Scharaschat ontkwam; nadat hij
met onbeschrijfelijke stoutmoedigheid de
omtrekkende legerafdeelingen van ma
joor Gregori besplonneerd had".
Steeds opmerkzamer hoorde do veldheer
toe. „Van wien weet u al die bijzonder
heden, kapitein Osti?"
„Mijn zegsman, de Arabier Hassad, staat
voor de tent, Excellentie I"
„De zaak is overweging waard, kapi
tein Osti. Maar is u zeker van uw zegs
man? De Arabieren kan men niet vertrou
wen. We hebben daarvan zou ik meenen»
treurige voorbeelden!"
„Excellentie, Hassad is mij dank ver
schuldigd; ik redde hem hedennamlddag
bij de bronnon van Bumeliana van een
zekeren dood! Pardon, Excellentie, de tijd
is kostbaar voor mij. Be verzoek onder-
VIOLISTEN-AXIOMA
Ais t paard
Zonder staart
Kwam op aard,
En de kat zonder darmen,
Wat werd er van ons armen?
En de school
Der viool?
Want zoowaar,
Dan had mijn strijkstok geen ha at,
En mijn viool geen snaar.
Wat men niet weet te mijden,
Moet men stü en willig lijden,
Want in pijn en ongeluk,
Baart onwil den moeeten druk.
Een goede raad op aarde,
Ia boven alle waarde;
Maar die allerbeste raad,
Dat is de goede daad»
Mocht het gezag ook ve:
Zij 't na hevtgen
Steeds zal blijven bestaan:
Verantwoordelijkheid.
aan.
Vlijt - gedijt,
Nijd bijt,
Tijd dijt.
Strijd - scheldt,
Spijt schreit.
KLEINIGHEDEN
Die te pos kunnen kennen.
iVerfivtekken op de handen' verwijd© rl
imen met mosterd.
Zinken voorwerpen reinigt men gemek-
kieUjk door ze -te schuren ntet zout «n azijn.
Naspoelen ralet -warm zeepsop.
-Met eoni paar druppels 'paraffine an-ni 'het
schoensmeer toe te voegen, kunt ge ook
vochtige laarzen glimmend poolaen.
Een gronderige smaak van vteoh verdrijft
men dioor ze te koken in water» waarin men
eon korst broed.' heeft gedaan.
'Om muffe groenten weer frisoh te maken
week© men ze gedurende een uur in koud
wator, waaraan citroensap is -toegevoegd.
Om verkleurd© zakdoeken weder helder
te krijgen, wriJiv© iraen ze in met keuken
zout, waarna ze gewoon worden uitgowaa-
echen»
Bescherm uw plano -tegen vocht en plot
seling© verandering van temperatuur. Laat
ze geregeld iedere -twee maanden stemmen.
HOE ZIET DE WERELD
ER TEGENWOORDIG UIT?
Man en vrouwbewegtag.
De man Is afkeerig van de vrouw, van
nature, wanneer zij iets onvrouwelijks
wil. En de vrouw, die de wereld wil her
vormen door minder vrouw te zijn, is voor
hem een derde genus, oen wezen, dat
minder vrouw wordt naarmate het een
onvrouwelijke sfeer kunstmatig wil doen
worden.
Een man kan alleen die vrouwenbewe
ging vatten, waarin de vrouw zich zelf
voor de wereldlijke maatschappij winnen
wil door meer vrouw te wezen dan haai'
tot dan toe mocht gelukken ondanks haar
zelf. Opgang.
danig toestemming mij nog hedennacht in
het bezit te stellen van Hikajah".
„Is u dol, kapitein Osti?" De generaal
trad een schrede terug. „En wie zal in
plaats van u de gevaarlijke patrouille over
het Meusarifort aanvoeren?"
„Dan Excellentie, kan morgen Sheik
Giabal, trots duizend Italiaansche 1 an
ders, ten tweeden male onze plannen
kruisen!" Het klonk bescheiden maar
vast.
„Schiet hem eenvoudig neer!"
„Dan hebben wij een kostbaren gijze
laar voor den vrede minder, en onze blau
we boonen dooden vermoedelijk ook nog
het onbetaalbare renpaard. Zou uwe Ex
cellentie mijn zegsman niet zelf willen
aanhooren?"
De grenadiers Heten den wltmantel bin
nen.
Onderdanig naderde de Bedouln, viel
op zijn knieën en kuste nederig de han
den der beide mannen.
dande generaal maakte de beweging
van ophangen. „Wat is er met het Tlbbo-
opperhoofd en zijn paard?"
„O geweldige heer en gebieder! Ditmaal
liegt Hassad zeker niet, bij den baard van
den Profeet! Maar het is onmogelijk den
schimmel te bemachtigen. Eiken nacht
wederom legt de sheik om den voorpoot
van Hikajah een kunstig aaneensluiten
de ijzeren ring, haalt door dien ring een
ketting welke tot ln de loofhut loopt en
bevestigd ls aan een paal onder de dikke
mat, waarop de Sheik slaapt 't Waag
stuk schijnt my onuitvoerbaar, geweldige
heer, en gebieder! Wel zal het ons geluk
ken zonder gevaar tot in de hut van Gia-
Tob Nooit Hoekje
WIJ EN HET LEVEN.
'Hoe troosteloos somber kan de wereld er
soine uitzien. Bulten ie het koud en regen
achtig; binnen wil do kachel niet branden
on wacht ons vee» en eentonig werk. Dan
lijkt het leven zoo onbeduidend, zoo hoele-
rnaal niet waard geleefd te worden. Wij
roonsoben hebben zon -üoodlg. Zou bui-ton
on zon -binnen. We willen vroolijke, geluk
kige menschen om ons heen weten, we
wiüen geluk en vreugde in het vooruitzicht
hebben maar op zulke dagen schieten
ons alleen verdrietige gedachten te binnen.
We geiooven niet, dat de zen ooit weer
schijnen zaJ. we verwachten niets goeds
moer.
Daarentegen rijn er and'ere dagen» waar
op alles znooi en heerlijk lijkt. Zelfs de lan
tarenpalen, zelfs de straatkeien zijta vroo-
lijike, mooie dingen en stralen' on» zonlicht
tegemoet. We verheugen ons niet over iets
speciaals we zijn blij, zoo maar onge
motiveerd blij. Het is een heerlijk gevoel.
Maar toch kan t geen kwaad, dat gevoel
eens even te ontleden. Wlant het is maar
een stemming, en ais we niet oppassen
zullen we haar weer verliezen»
Waarom zijin we gelukkig? Omdat alles
om ons heen van leven spreekt. De wereld
leeft ln het zonlicht. En dat leven hebben
wtö noodlg, wttf maken er deel van uit en
zoodra het doorschijnt, zJUtn wij den zin van
ons bestaan kwijlt, voelen wj) ons verloren,
los van alle menschen en dingen. Dan staan
wij alleen -tusachen doode dingen en we
Iaan gelooven aan eigen dood en verval»
)e wereld te-va, opdat wij kunnen levend
Als wij ons daar eenmaal rekenschap van
hebben gegeven, dan is hert ook niet moer
zoo moeilijk een reg-enachtigen, somberen
dag door to worstelen» We moeten dan- ol-
leon ons best doen ook op een donkeren,
kouden dag met stapels oninteressant werk
voor ons net leven te ontdekken. En na-
tuuirfflfc is dat teven er, al ontbreekt dan
ook de groote leven-geefster: de zou.
De regen -tokkelt op de st-eene^, de «tee
nen worden -nat, er tjilpt een vogel
er raigebt oen auto voorbij, maast u,
over u wonen imionschen), iraet hun vreugd
en hum leed» menschen, die ook den regen
zien val Hen en neerspatten op de steenén.
Er blaft een hondl, er huilt een kind
Nee, nee,, niets mag u naargeestig stommen,
't ts teven» het lèëft om u, heem on
waar teven is moet vreugde komen. Werk-
titigel'ijte gaat. uw pen over bet papier» --
heilikken uw vingers de srhr-ijlflmachlno. --
En li ticluilstent onderwij! al de kleine ge
luiden.. Nee, ©cnzaami is niemand» 'ia voelt
weer verband tusaohen u en de andoren,
het andere. En im'et een glimlach gaat u
verder must uw arbeid. Een vteioon var: een
blijflon, zo ne igen lontod'ng duikt voor ons
op, u, weet niet of die lentedag nog fco-
mien moet, of dat hij er al geweest te.
Het. doet er niet toe. Hij is er nfu
En laat hijj er aityid blijven I Ook als de zori
buiten niet schijnt, ook al» bet nacht is,
kan- het ln ons lentedag zHn» -— A:lls we on s
maar -bewust blijven van het leven om ons
heen en het oon-tact ermee niet kwijlt raken.
Dr. JOS. DE COGK.
Lezer -te II.: Wanneer het lot u in
den één of anderen vorm heeft getroffen
tracht dan uw kruis waardig to dragen.
Wees matig in uiw smart, matig in uw toorn
en ontdoe u geheel van wraakzucht. Maar
bovenal wreek hetgeen u 'hindert niet aan
anderen» Laat u dioor zorgen er niet toe
verleiden,, kribbig to zijn tegen uw ver
wanten, tegen uw ondergeschikten of legen
uw vrienden» Want dit alles is volk-omen
negatief en kan uw leed' slechte verergeren.
Wanneer er kwade dagen komen in ons
leven, laten' wit dan trachten het hoofd' zoo
fier mogelijk omhoog te houden- en het be
trekkelijke in te zien van veeil' dingen, die
in deze wereld sma rt kunnen veroorzaken»
Wie de aiardsche dingen niet beziet in hun
betrekkelijkheid tegenover den achtergrond
van het eeuwige, ls al een heel eind op weg
zichzelf van een groot deel zijner smarten
te bevrijden»
Verzonden brieven: D. L. te H.; Zeeman
te H.
bal te komen, maar wee als...."
„Excellentie", viel kapitein Osti ln en
gebood Hassad te zwygen, „ik spreek nog
beter Arabisch dan Turksch en mijn
plan ls tot in alle onderdeelen uitgewerktl
Ik verzoek.
De opperbevelhebber schudde afwijzend
het hoofd. „Houd my ten goede, Osti,
maar" het klonk waariyk vaderlijk, „ik
kan het met myn geweten niet overeen
brengen dat een mijner dapperste offi
cieren, alleen om een avontuur, door de
klingen der Saracenen wordt afgemaakt".
Als raadde hy wat er voorviel, viel de
Bedouln Hassad bevestigend ln: „O, en
wat zou de wonderschimmel dengene
baten, die het door Giabal zorgvuldig ge'
heim gehouden teeken niet kent, waarop
Hikajah, alle vervolgers ver achter zich
latend, de snelheid van een arend ver
toont".
„Generaal een goed cavalerist zal zich
ook in zoo'n geval weten te helpenl Het
mislukte omtrekkingsgeveoht van Scha-
raschal kostte ons dank zy Hikajah, hon
derd dooden en driemaal zooveel gewon
den. Allen voor één, één voor allen".
„Nu goed dan, wakkere kapitein". De
veldheer drukte Osti's hand» „maar halt,
heeft u thuis ln ons schoon Italië een
goed oud moedertje, zooals ik?"
„Neen, Excellentie! Myn moeder rust
sedert drie jaar ln vaderlandschen grond.
„Dan, met God voor koning en vader
land, kapitein! Ik zal uit zorg voor u, wel
geen oog kunnen dicht doen, véér u on
gekwetst voor my staat!
„Blnnon drie uur, Excellentie, hoop ik
my met den wondersohimmel hier to kun
nen melden", was het vrooiyke antwoord.
(Slot vojgt).
't Juffertje
De Hef de heeft haar strijd,
Maar wordt aan 't eind van 't streven
Tot Koningin gewijd!
„Kerel als gij het waagt, ook maar een
handbreed van de waarheid af te wijken,
Dm Spie! d«» Lebcm
rieht «Ich heiter an,
Wenn man den alchern
Scbata lm Henen tri at.
Schiller.