SPREEKWIJZEN OP RIIM. PopulairBijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, VAN 'S LEVENS WIJSGEER1GEN KANT van ZATERDAG 16 MAART 1929. 373. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). LIEFDE EN BTRLJD. Woorden als de bovenstaande, dlie ©en eeuwige waarheid vertolken» klinken in onze ooren, te midden van 'zooveel' ruwe en vatsche klanken, bijna ai® een 'bespotting 1 Toch hoe ver ook1 de wereld van haar is afgeweken» die waarheid blijft even onwrik baar als de zon aan den hemel, ondanks de wolken, die haar aangezicht bedekken. En, el vermogen we niet heit gordijn te scheu ren, toch is het goed van tijd tot tijd ons van die waarheid te vergewissen. De liefde is bestemd om eenmaal te beerschon. Aan het eind van het streven, Hoe lang nog? Rijst) reeds de dag aan de kimmen het wil soms schijnen, alsof er niet ©e: «en streven zichtbaar is, dat althans in de toekomst zich zal' kunnen ontwikkelen en ontplooien. (Maar ook dat is schijn. We behoeven er niet aan te twijfelen dat het streven be staat; maar om het waar te nemeni moeten we niet ln de ondoorgrondelijk© verte zoe ken. Wat ln het groot geschiedt, geschiedt ook in het kloin en dezelfde strijd, die ge streden wordt in de wereld, wordt ook ge streden in elk afzonderlijk tnonschenhart. Wanneer we diep daarin afdalen, zat het ons dan verwonderen, dat die lef die haar strijd heeft te voeren? Wat al elementen heeft zij te overwinnen, van welk een me nigte dwaalbegrippen heeft zij zich te zui veren, eer er sprake van kan zijn, dat zij- dc plaats kan innemen, die voor haar bestemd is, eer we Ln oprechtheid eni waarheid haar kunnen wijdon tot koningin over ons hart! Is niet een geheel raiensohenteven daar vaak mee gemoeid? Het is zoo begrijpelijk, dat we e^jst trachten op andere wijze bevredi ging te vinden. Doch eerst dan, als zij voor kalmere ge voelens hebben plaats gemaakt, worden we er oaa van bewust, dat ze een ledig hebben achtergelaten), dat moet wenden aangevuld Maar nog schrikken we terug voor de booge eischen, die de liefde stelt; nog aarzelen we ons haar ln de armen te werpen. Want we kunnen het denkbeeld niet van ons afzetten, dat zij van ons als hoogste offer vraagt: de vernietiging van ons zelvent He liefde heeft haar strijdl En het is niet alleen de strijd tegen de machten, die haar vijandig zijn; het is misschien nog meer, de strijd tegen ai wat zich' valschelijik schaart onder haar gelederen. Onder dat alles is zij zoo moeilijk te onderkennen; want er is zooveel dat den .naam van liefde draagt, ter wijl het niet andera is dan hartstocht, ijdel- heidi, zelfzucht. Eerst langzaam, zeer lang zaam begint zij zich af te .teekenen, zich te zuiveren van het onreine, dat zich roet baar heeft vermengd. Eerst als we beginnen haar te zien zóóals tij is, ontwaren we dat ze niet van ons vraagt een vernietigen, maar veeleer een verwijden, een veredelen van ons zeliven, dat ze ons geeft veel meer dan ze ons ont neemt, dat ze ons rijk maakt, duizendvoudig rijk! Dan zien we dat ze niet anders is dan de kalme, sereene gemoedsstemming, die bereid is allen zonder uitzondering als medegerechtigde te erkennen; die, zonder zich zelve te minachten, allen tegemoet treedt met een welwillende gezindheid, be reid' om te geven wat zij zelve gaarne zou HIKAJAH, HET RENPAARD. Een waagstuk. Het is middernacht. Wel verkondigt dit geen uurwerk in de gesloten burgerhuizen der stad Tripolis, wel zwijgt ook de klokkentoren in het Franciscanerklooster, maar bij de Italiaansche voorposten geven de schildwachten elkaar met zachte stem het parool over en buiten op de zwarte pantserschepon op de woelige zee, komen de nieuwe wachten elkaar aflossen. Tegen den ijzeren mast slaande, als had hi) iets te vertellen waalt nu bol uit de rood-zilver en groen getinte driekleur van het trotsche admiraalschip Roma. Maar het is slechts de woestijnwind Dschibeli, die zijn nevelsluier over do palmtuinen noordwaarts drijft en schijnbaar plagend ®et het kleurensymbool van den vijand een spelletje speelt. uit de met mifcrailleusea bewapende aarden verschansing, bidden matbleeksofcijnonden karavaanweg, vertoont zich schril de lichtkegel van een zoeklicht, naar de groote oase, waar het hoofdleger der vereenlgdo Turken en Arabieren op bloedigs revanche loert Met meer oplet- kijken de officieren der Ber- «hSIi va? loopgravenafdeellng van aweri door hun v«rr«kijkers, maar ontvan-gen. Vraagt zij dan van ons geener lei opoffering? Voorzeker! Maar zij vraagt slechts datgene, waarvan de afstand, als we dien eenmaal gedaan hebben^ voo® ons zelven een weldaad ia. Zij vraagt ons om op te offeren onze lauwheid, onze afgunst, ons leedvermaak, het ver meende zoet der wrake, het valsche goud van den hoogmoed), het schijngenot van- te kunnen oordeelen en veroordeelen Mear daarvoor geeft ze ons in plaats het overstelpend geluk van vrede met ons be staan, van een levensdoel, dal zioh nimmer gansohelljk verduistert» van een vast ver trouwen op haar eindelijk© -zegepraal. B. BIJ DE SPECHTEN. Br Bfln vogels met een voorspellenden Soest, althans, wanneer men sagen en my- ïen, oude tantes en bakers gelooven raag. Voorspellen de meeuwen on» geen storm? Piepten de atoonmvogeJtJes niet geweldig, toen Biwart. de zoon van Graaf Araou© van Bolland, als vlsscher Slkko op die Noordzee zwalkte, en waren Noormannen en zware mist niet het gevolg daarvan? Is de eiber niet steeds beschouwt! als die odebaar, de heilaanbronger? Brengen twee eksters op het kerkhof niet spoedig een doode in de familie, van wie zo waarneemt? Fluiten de regenwulpen niet, wanneer er regen ln aantocht is? We zouden meer 'kunnen vragon. Ook de specht wordt aifl voorspoiler be schouwd' en zijn wetenschappelijke naam Pioua duidt er reeds op. Want ln de my thologie der Grieken was Pious, do Voor speller, de zoon van Saturnus, wiens moe der ook reeds aan profetieën deed. Zij had voorspelld, dat Saturnus, die zijn va der onttroonde, ook door -een van zijn kinderen van. don troon gestooten zou worden, en aan Zeus gelukte dit. Picus evenwel, die een eerbaar held was, wilde van geen krakeel weten, ook niet van de valsohe liefde van Olrce, do schoon© doch ter van de Zon, waarom' hij het 'bosoh in vluchtte, en daar veranderde ln een vogel met een voorspellenden geest» Wie dan ook de spechten wil loeren kennen, moet ln of bij. de bosschen zijn, waar men gedurig het eentoonig geklop, dat ^morren'' heet, kan waarnemen. Maakt men dit kloppend geluld na, dan gebeurt het vaak, dat imen de spechten in zijn nabijheid lokt, zoodat men kan zien, hoe eigenaardig deze vogels bij de boo- men opkruipen, wat, evenals bet vliegen, met rukken geschiedt. En af en toe houdt de speoht halt. Doch dit „snorren" on klimmen doet de vogel niet uit pure lief hebberij. 't Is hem to doen om voedsel, en daarom.' hamert hij het liefst tegen boomstammen1, waarvan de schors loslaat. Daarachter bevinden zloh dikwijls veler lei Insecten, die door het getik hooger of lager gaan, en ten bult vallen aan het dier, dat op deze wijze meer nüt dan schade veroorzaakt. Want alleen door de schors van oude en vervallen boomen worden gaten gepikt om bij het voedsel te kunnen komen. Voor dien d'ageUjkschen arbeid is de specht goed uitgerust. Zijn pooten zijn voorzien van echte klimvoeten, dat zijn voeten» waarvan twee teenen naar voren een nog onbenoemd Saracenendorp, waar het wat roerig wordt. Wat baat het, dat het Italiaansche fort Hamideh de zware staalmonden van zijn landbatterfj op dat ellendige Arabieren-nest Zangur gericht heeft! Wat baat het! In de grillige nevelen van den Dschibeli bedriegt het licht en het oog, en zooals gisteren nog gebeurde, schuift de Turk geweren en kanonnen ten verderfelijken morgengroet steeds nader bij. Midden in het kamp staat de met rood bekleede tent van den koninklijken veld heer; nog is deze niet ter ruste, het gold de laatste bevelen aan zijn stafofficieren. Met de wapens kletterend treedt een officier der karabinlërs tot den opperbe velhebber en fluistert hem een mededee- ling toe: buiten houdt paardengetrappel stil. Door de opening der hut treedt nader ©en reusachtige man in den witten bur- nous der Arabieren, het is echter kapitein Osti, bij de gansche Canevasche expeditie bekend als een doldrieste houwdegen. „Wat is er Osti?" Welwillend rust het oog van den legeraanvoerder op het ver hitte gelaat van den officier, die onder zijn wit omhulsel den korten donkerblau- wen lancierarok draagt met bloedrood garneersel. „Excellentie, Ik kom van de oase Ain- Zara, die voor ons centrum ligt; ik heb de eer te rapportoeren dat daar alles rustig is". De veldheer zag den spreker verwon derd aan. „Van Ain-Zara?" Het klonk als twijfel „Kapitein dan moet u dicht bij de vijandelijk# wachtvuren geweeat zijn?" en twee naar achteren gericht zijn. De scherpe nagels passen in alle oneffen heden van de 'boomschors, zoodat de vo gels zelfs bij gladde stammen opklimmen, en nog wel zonder moeite. De heldere oogen zijn scherpziend, de krachtige snavel boitelvormlg, en de wormvormige tong» die aan de mieren eters denken doet, is steeds kleverig. Met dit laatste lichaamsdeel weet de specht dan ook zjjn voedsel uit allerhande p^H^iQéüi WH brek aan dierlijk voedsel worden ook wel gaatjes en spleet, te diepen. Bij ge- vruchten en zaden verorberd; vooral som mige buitenlandBche soorten,doen dit. Er zijn vele spechten. Men kent meer dan 200 soorten', dooh hiervan worden er maar vijf tot onze avifauna gerekend, en slechts twee ervan komen veelvuldig in ons land voor. 't Meest vertoont zich de Groene Specht, die in het Zuiden van ons land ook Houtspecht genoemd wordt Overal, waar bosschen van eenige opper vlakte zijn, kan men dezen Picus (Gecl- nus) verldus veridus (iL.) vinden, doch liefst verblijft hij daar, waar de bruin rood e mier (Formica rufa L.) voorkomt. Mieren en hare poppen zijn het geliefde voedsel' van den Groenen Specht, zoodat men dezen vogel dan ook dikwijls op den grond aantreft. Voor dit voedselzoeken wordt natuurlijk niet .gesmoord". Zijn huppelende bewegingen kan men dik wijls waarnemen bij de bosschen, waarbij mlerenhoopen gevonden worden, en deze specht is er gedurig bezig. Het „snorren" wordt vooral veroorzaakt door den Groeten Bonten Specht (Pious of Dendoroopus major mapor L). Deze soort broedt overal ln ons land, en ln het najaar trekt zIj meermalen in groot aan tal door. Dan ziet men haar in allerhande tuinen en op plaatsen, waar men haar het overige gedeelte van het jaar niet oan- treft. Do Kleine Bonte Specht komt niet veelvuldig en de Middelste Bonte Speoht slechts zeer zelden 'bij ons voor. Do Zwarte Specht (Pious martlus L.) heeft zloh slechts een paar malen ln ons land laten, zien'. De Bonte Speoht, die een wit- en zwartbont kleed draagt met rood op buik, kop en staart, wordt ook Eksterspecht ge- heeton. Zijn omdordeelen zijn dikwijls vuil door het kruipen langs de boomstammen. Wio speohtenoleren wil vinden, heeft te zoeken in boomholten, die meermalen voor het doel wijder gemaakt zijn, dan ze oorspronkelijk waren. Daarin kan men de glanzlg-witto eieren, gewoonlijk vier of vijf per legsel, wel zien, maar niet gemak kelijk kan men ze in de hand nemen. En dit is maar goed ook, want wie het wel meent met de boomen en andere planten, die behoort ook, naast tal vbh andere vogels, de spechten te beschermen. J. D. IX. KLEINE WIJSHEDEN. 'Het is verwonderlijk» zooveel vrienden er aan de trap blijven staan» als men van.de eerste naar de derde verdieping verhuist. Wilskracht ls een scherpe hljl, waarmede ieder zich een weg kan banen dioor het dichtste woud van wederwaardigheden. De spraak is het papier waarin wij onze gedachten pakken» Domme gedachten uit drukken is dus een onnutte vormorslng van pakpapier. iMenschen, die al te snel met vergiffenis voor alle zonden hij de hand rijn,, handelen nooit uit wiare goedhartigheid), maar uit zwakheid. Eeni scherts te verstaan' en te kunnen verdragen, Is een kunst, die maar weinigen volkomen machtig zijn; die kunst ln het geheel niet te bezitten, is een toeken van ijdelheid en bekrompenheid. Onze ilhiisiea zijn al» onze -tanden; de eersten vallen vanzelf uit en vervangen zich ook zelven; maar de laatsten moeten zeer pijnlijk getrokken worden. Zeg^ik leeg daar juist dat menschon met een driftige, agressieve natuur in den regel blauwe oogen hebben,- 'Dat komt uit. Als ze van nature geen blauwe oogen hebben, krijgen ze toch wel vroeger of later. ze „Zoo is het generaal! Maar met uw ver lof, iets geheel anders voert mij op dit late uur hier. Ik wilde om een bijzonder verlof verzoeken, Excellentie". „Wat is er dan?" „Ik verzoek eerbiedig uw aandacht! In de voorste linie van het eerste groote ar mee-korps bij Ain-Zara, staat de loofhut van Giabal, hij i/het hoofd van den even trotschen als wreed en stam der Tibbes. Giabal bezit tien echte volbloed paarden, waarvoor hij in geheel Noord-Afrika be roemd is. Een van hen, Hikajah ge naamd, wordt voor den edelsten van alle gehouden. Een schimmel met een mat- blauwen glans! Niemand anders dan Giabal was, het die, dank zij de fabelach tige snelheid van zijn paard» mij en mijn eskadron bij die ongelukikge schermutse ling te Scharaschat ontkwam; nadat hij met onbeschrijfelijke stoutmoedigheid de omtrekkende legerafdeelingen van ma joor Gregori besplonneerd had". Steeds opmerkzamer hoorde do veldheer toe. „Van wien weet u al die bijzonder heden, kapitein Osti?" „Mijn zegsman, de Arabier Hassad, staat voor de tent, Excellentie I" „De zaak is overweging waard, kapi tein Osti. Maar is u zeker van uw zegs man? De Arabieren kan men niet vertrou wen. We hebben daarvan zou ik meenen» treurige voorbeelden!" „Excellentie, Hassad is mij dank ver schuldigd; ik redde hem hedennamlddag bij de bronnon van Bumeliana van een zekeren dood! Pardon, Excellentie, de tijd is kostbaar voor mij. Be verzoek onder- VIOLISTEN-AXIOMA Ais t paard Zonder staart Kwam op aard, En de kat zonder darmen, Wat werd er van ons armen? En de school Der viool? Want zoowaar, Dan had mijn strijkstok geen ha at, En mijn viool geen snaar. Wat men niet weet te mijden, Moet men stü en willig lijden, Want in pijn en ongeluk, Baart onwil den moeeten druk. Een goede raad op aarde, Ia boven alle waarde; Maar die allerbeste raad, Dat is de goede daad» Mocht het gezag ook ve: Zij 't na hevtgen Steeds zal blijven bestaan: Verantwoordelijkheid. aan. Vlijt - gedijt, Nijd bijt, Tijd dijt. Strijd - scheldt, Spijt schreit. KLEINIGHEDEN Die te pos kunnen kennen. iVerfivtekken op de handen' verwijd© rl imen met mosterd. Zinken voorwerpen reinigt men gemek- kieUjk door ze -te schuren ntet zout «n azijn. Naspoelen ralet -warm zeepsop. -Met eoni paar druppels 'paraffine an-ni 'het schoensmeer toe te voegen, kunt ge ook vochtige laarzen glimmend poolaen. Een gronderige smaak van vteoh verdrijft men dioor ze te koken in water» waarin men eon korst broed.' heeft gedaan. 'Om muffe groenten weer frisoh te maken week© men ze gedurende een uur in koud wator, waaraan citroensap is -toegevoegd. Om verkleurd© zakdoeken weder helder te krijgen, wriJiv© iraen ze in met keuken zout, waarna ze gewoon worden uitgowaa- echen» Bescherm uw plano -tegen vocht en plot seling© verandering van temperatuur. Laat ze geregeld iedere -twee maanden stemmen. HOE ZIET DE WERELD ER TEGENWOORDIG UIT? Man en vrouwbewegtag. De man Is afkeerig van de vrouw, van nature, wanneer zij iets onvrouwelijks wil. En de vrouw, die de wereld wil her vormen door minder vrouw te zijn, is voor hem een derde genus, oen wezen, dat minder vrouw wordt naarmate het een onvrouwelijke sfeer kunstmatig wil doen worden. Een man kan alleen die vrouwenbewe ging vatten, waarin de vrouw zich zelf voor de wereldlijke maatschappij winnen wil door meer vrouw te wezen dan haai' tot dan toe mocht gelukken ondanks haar zelf. Opgang. danig toestemming mij nog hedennacht in het bezit te stellen van Hikajah". „Is u dol, kapitein Osti?" De generaal trad een schrede terug. „En wie zal in plaats van u de gevaarlijke patrouille over het Meusarifort aanvoeren?" „Dan Excellentie, kan morgen Sheik Giabal, trots duizend Italiaansche 1 an ders, ten tweeden male onze plannen kruisen!" Het klonk bescheiden maar vast. „Schiet hem eenvoudig neer!" „Dan hebben wij een kostbaren gijze laar voor den vrede minder, en onze blau we boonen dooden vermoedelijk ook nog het onbetaalbare renpaard. Zou uwe Ex cellentie mijn zegsman niet zelf willen aanhooren?" De grenadiers Heten den wltmantel bin nen. Onderdanig naderde de Bedouln, viel op zijn knieën en kuste nederig de han den der beide mannen. dande generaal maakte de beweging van ophangen. „Wat is er met het Tlbbo- opperhoofd en zijn paard?" „O geweldige heer en gebieder! Ditmaal liegt Hassad zeker niet, bij den baard van den Profeet! Maar het is onmogelijk den schimmel te bemachtigen. Eiken nacht wederom legt de sheik om den voorpoot van Hikajah een kunstig aaneensluiten de ijzeren ring, haalt door dien ring een ketting welke tot ln de loofhut loopt en bevestigd ls aan een paal onder de dikke mat, waarop de Sheik slaapt 't Waag stuk schijnt my onuitvoerbaar, geweldige heer, en gebieder! Wel zal het ons geluk ken zonder gevaar tot in de hut van Gia- Tob Nooit Hoekje WIJ EN HET LEVEN. 'Hoe troosteloos somber kan de wereld er soine uitzien. Bulten ie het koud en regen achtig; binnen wil do kachel niet branden on wacht ons vee» en eentonig werk. Dan lijkt het leven zoo onbeduidend, zoo hoele- rnaal niet waard geleefd te worden. Wij roonsoben hebben zon -üoodlg. Zou bui-ton on zon -binnen. We willen vroolijke, geluk kige menschen om ons heen weten, we wiüen geluk en vreugde in het vooruitzicht hebben maar op zulke dagen schieten ons alleen verdrietige gedachten te binnen. We geiooven niet, dat de zen ooit weer schijnen zaJ. we verwachten niets goeds moer. Daarentegen rijn er and'ere dagen» waar op alles znooi en heerlijk lijkt. Zelfs de lan tarenpalen, zelfs de straatkeien zijta vroo- lijike, mooie dingen en stralen' on» zonlicht tegemoet. We verheugen ons niet over iets speciaals we zijn blij, zoo maar onge motiveerd blij. Het is een heerlijk gevoel. Maar toch kan t geen kwaad, dat gevoel eens even te ontleden. Wlant het is maar een stemming, en ais we niet oppassen zullen we haar weer verliezen» Waarom zijin we gelukkig? Omdat alles om ons heen van leven spreekt. De wereld leeft ln het zonlicht. En dat leven hebben wtö noodlg, wttf maken er deel van uit en zoodra het doorschijnt, zJUtn wij den zin van ons bestaan kwijlt, voelen wj) ons verloren, los van alle menschen en dingen. Dan staan wij alleen -tusachen doode dingen en we Iaan gelooven aan eigen dood en verval» )e wereld te-va, opdat wij kunnen levend Als wij ons daar eenmaal rekenschap van hebben gegeven, dan is hert ook niet moer zoo moeilijk een reg-enachtigen, somberen dag door to worstelen» We moeten dan- ol- leon ons best doen ook op een donkeren, kouden dag met stapels oninteressant werk voor ons net leven te ontdekken. En na- tuuirfflfc is dat teven er, al ontbreekt dan ook de groote leven-geefster: de zou. De regen -tokkelt op de st-eene^, de «tee nen worden -nat, er tjilpt een vogel er raigebt oen auto voorbij, maast u, over u wonen imionschen), iraet hun vreugd en hum leed» menschen, die ook den regen zien val Hen en neerspatten op de steenén. Er blaft een hondl, er huilt een kind Nee, nee,, niets mag u naargeestig stommen, 't ts teven» het lèëft om u, heem on waar teven is moet vreugde komen. Werk- titigel'ijte gaat. uw pen over bet papier» -- heilikken uw vingers de srhr-ijlflmachlno. -- En li ticluilstent onderwij! al de kleine ge luiden.. Nee, ©cnzaami is niemand» 'ia voelt weer verband tusaohen u en de andoren, het andere. En im'et een glimlach gaat u verder must uw arbeid. Een vteioon var: een blijflon, zo ne igen lontod'ng duikt voor ons op, u, weet niet of die lentedag nog fco- mien moet, of dat hij er al geweest te. Het. doet er niet toe. Hij is er nfu En laat hijj er aityid blijven I Ook als de zori buiten niet schijnt, ook al» bet nacht is, kan- het ln ons lentedag zHn» -— A:lls we on s maar -bewust blijven van het leven om ons heen en het oon-tact ermee niet kwijlt raken. Dr. JOS. DE COGK. Lezer -te II.: Wanneer het lot u in den één of anderen vorm heeft getroffen tracht dan uw kruis waardig to dragen. Wees matig in uiw smart, matig in uw toorn en ontdoe u geheel van wraakzucht. Maar bovenal wreek hetgeen u 'hindert niet aan anderen» Laat u dioor zorgen er niet toe verleiden,, kribbig to zijn tegen uw ver wanten, tegen uw ondergeschikten of legen uw vrienden» Want dit alles is volk-omen negatief en kan uw leed' slechte verergeren. Wanneer er kwade dagen komen in ons leven, laten' wit dan trachten het hoofd' zoo fier mogelijk omhoog te houden- en het be trekkelijke in te zien van veeil' dingen, die in deze wereld sma rt kunnen veroorzaken» Wie de aiardsche dingen niet beziet in hun betrekkelijkheid tegenover den achtergrond van het eeuwige, ls al een heel eind op weg zichzelf van een groot deel zijner smarten te bevrijden» Verzonden brieven: D. L. te H.; Zeeman te H. bal te komen, maar wee als...." „Excellentie", viel kapitein Osti ln en gebood Hassad te zwygen, „ik spreek nog beter Arabisch dan Turksch en mijn plan ls tot in alle onderdeelen uitgewerktl Ik verzoek. De opperbevelhebber schudde afwijzend het hoofd. „Houd my ten goede, Osti, maar" het klonk waariyk vaderlijk, „ik kan het met myn geweten niet overeen brengen dat een mijner dapperste offi cieren, alleen om een avontuur, door de klingen der Saracenen wordt afgemaakt". Als raadde hy wat er voorviel, viel de Bedouln Hassad bevestigend ln: „O, en wat zou de wonderschimmel dengene baten, die het door Giabal zorgvuldig ge' heim gehouden teeken niet kent, waarop Hikajah, alle vervolgers ver achter zich latend, de snelheid van een arend ver toont". „Generaal een goed cavalerist zal zich ook in zoo'n geval weten te helpenl Het mislukte omtrekkingsgeveoht van Scha- raschal kostte ons dank zy Hikajah, hon derd dooden en driemaal zooveel gewon den. Allen voor één, één voor allen". „Nu goed dan, wakkere kapitein". De veldheer drukte Osti's hand» „maar halt, heeft u thuis ln ons schoon Italië een goed oud moedertje, zooals ik?" „Neen, Excellentie! Myn moeder rust sedert drie jaar ln vaderlandschen grond. „Dan, met God voor koning en vader land, kapitein! Ik zal uit zorg voor u, wel geen oog kunnen dicht doen, véér u on gekwetst voor my staat! „Blnnon drie uur, Excellentie, hoop ik my met den wondersohimmel hier to kun nen melden", was het vrooiyke antwoord. (Slot vojgt). 't Juffertje De Hef de heeft haar strijd, Maar wordt aan 't eind van 't streven Tot Koningin gewijd! „Kerel als gij het waagt, ook maar een handbreed van de waarheid af te wijken, Dm Spie! d«» Lebcm rieht «Ich heiter an, Wenn man den alchern Scbata lm Henen tri at. Schiller.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1929 | | pagina 7