VOOR DE VROUWEN. Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven HET LIEDJE VAN DE WEEK. EN HET BOOTJE. Btftl iö t in t booten, Dat over 't meirvlak schiet; Want de reisgenoot en Keninen elnoniaer tniei. MW wat zoekt de veWman Ondier Zijn jagerstasch!? V rooüijk schalt zijn boren Over de waterplas. Haastig schroeft een tweede 't Knoestige roer uiteen. Smeltend rolt de ffliülttoon Over de golfjes been. 1 Meisje zag zoo Ibloode, Mond jen gaf geen geluid, Nu Ibliji Hukt en boren Zet ze heur keteltijen uit. M'astvast titaan de roeiers Riemen in bljji aoooordi, Op muziek gewiegeld' Dobbert biet. boot jen voort. „LandlLn! Wfij zijn aam- droever, 1 Is imtet de piret gedaan. Treffen we oodt elkander Weer op ééni bootjen aan? HET ONTDEKTE GEHEIM. „Je bent tegen j.e gewoonte erg stil in den laatsten tijd, Alfred". „Ach, die Emilie „Zoo, zoo maar denk er aan, dat zij piano speelt". „Zeker, d'at is een van de onaangenaam heden, maar dat meisje heeft nu eenmaal mijn hart gestolen". „Dan zal het ook zoo lang niet duren en dan komt 't berouw; en dan moet ze je in de wittebroodsweken met een para- 'de salon-stuk komen 'aanzetten, dan zal de liefde vooral met jouw muzikale fijnge voeligheid wel verstikken". „Heb j© haar al hooren spelen Ed- ward?" „Je weet toch, d'at ik als door haar vader graag ontvangen gast er dikwijls kom en zoodoende heb ik vaak gelegen heid gehad haar te hooren spelen." „Maar hoe speelt ze eigenlijk?" „Ooh wel correct, maar zonder gevoel, zij speelt mechanisch door tot 't stuk uit is on dan begint ze maar weer aan een ander." „Natuurlijk, maar ik bedoel maar, of ze niet van die malle kunsten erbij ver toont, zooals op haar kruk heen en weer zitten draaien, dan weer smachtend naar boven zitten kijken, wat ik doodeenvou dig ondragelijk vind." „Ja, daar weet ik niets van, want ik heb h'aar wel hooren, maar niet zien spe len; en toen ik haar eens naar de salon volgen wilde, hield mama mij terug, zeg gende, dat zij, wanneer deze of gene haar op de handen keek, zenuwachtig werd en fout op fout maakte" Alfred was meer dan dlllettant op het klavier en haatte alles wat middelmatig speelde. Voor dezen keer maakte hij ech ter een uitzondering voor Emilie, want kort na 't hier 'bovenstaande gesprek stapte hij op zekeren dag naar 't huls van zijn geliefde, waar hij d!e geheele fa milie om de theetafel vergaderd zag. Men praatte eerst wat over koetjes en kalfjes, doch langzamerhand bracht hij 't op zijn geliefkoosd thema, de muziek, en verzocht juffrouw Emilie eens iets van haar reper toire te l'aten hooren. Evenals bij Eduard verzocht mama ook hem, Emilie niet te volgen en Alfred bleef op zijn stoel in de eetkamer zitten, want mama bewaakte al zijn bewegingen. „Zonderling," dacht hij, toen na een vrij langen tijd 't lyrisch intermezzo uit „Oavalleria" weerklonk. Het was zoo als Eduard gezegd had: zij speelde voort, van gevoel-geen spoor. „Bravo, bravo!" riep hij luid, toen 't intermezzo uit was. Weer 'n lange pauze on nu volgde er iets uit de Faust: evenals daar straks, mechanisch afgerammeld. ,J3ravo, bravo!" „Nu nog een walsje toe, en dan is het voor heden genoeg," riep mama haar dochter toe. De tonen van de wals lieten lang op zich wachten, er ontstond een angstige pauze; tussehenbeide hoorde men een ge luid als van een slecht gesmeerd wiel. Mama veranderde bij, elk geluid1 van kleur, toen men plotseling een slag in t salon hoorde. Alfred stortte naar binnen en bleef stokstijf in den ingang staan. Mejuffrouw Emilie lag vlak voor de piano op den grond en zag hem smeekend aan. „Maar kind!" was alles wat de ver schrikte» mama zeide. Emilie zei echter met bewonderens waardige gevatheid, terwijl zjj opstond: „Ja, mama, ik heb wel gezegd, dat er mot dat zware ding nog een ongeluk zou gebeuren ik 'ben met mijn zwakke krachten niet in staat de schroeven be hoorlijk aan te draaien zoo als noodig is om. Mama wilde tussehenbeide komen, doch de,dochter ging voort: ,Jk bid, ik smeek u, mama, nu toch alles ontdekt is,, laat mij de waarheid zeggen. Ik kon met den bes ten wil van de wereld maar geen piano leeren spelen, t ging heelemaal niet; ma ma was in vertwijfeling en dacht dat dit voor een welopgevoed meisje een schan de was, geen piano te kunnen spelen. Zij kocht dus een mechanische piano, die ik slechts behoefde te draaien, maar omdat de schroeven van 't slingerrad niet goed vastzaten, duikelde 't naar beneden en nam mij in zijn vaart mee." Alfred was gelukkig; nog denzelfden middag vroeg hij Emilie's hand en mama vond nu ook wel, dat wanneer een van beiden piano kon spelen 't wel voldoende was. OORZIEKTE EN LASTIGE HUMEURTJES. Meer en meer weet de moderne weten schap voor alle psychische verschijnselen een psychische oorzaak te vinden. Zoo be staat er buv. een lijnrecht verband tussehen iemands lastige humeur en de oorziekte» waaraan hij ijjidt. Een specialiteit Ln oor ziekten weet daarvan interessante dingen te vertellen. Hij behandelde 30 menschen met een oorcatarrh en 100 gevallen van etteren- ce oorontsteking. Dertien van de 50 oorcatarrh-lijders on dervonden de nadeelen van hun kwaal ook ir. hun humeur. Bij de oorontsteking is het peroentage zelfs 35. Merkwaardig Is dat de verhoogde prikkellbaarheidi toe- en afneemt met den graad der ziekte en tenslotte met de genezing totaal verdwijnt. Eon, sprekenu geval is dat van een 8ijarigen jongen, die herhaaldelijk aan etterende oorontstekingen geleden had', zondier dat daarbij een enkel merkwaardig verschijnsel was opgetreden. Bij een herhaling van de ontsteking zonder heviger pijnen openbaarde zich den ge- heelen dag bïji den steeds goedhartigen, goedmoed'igen, en gewiiligen knaap, een opwinding, die tenslotte in een aanval van woede overging. Het kind was weerspannig, Liep onrustig heen en weer, begon ntet din gen te gooien en om' zich heen te slaan. Na een half uut kalmeerde hij. Een tweede aan vat had' plaats in schooi, waar bij de onder wijzers beet én krabde. Zuilke aanvallen kwamen iedere week voor. Toen zich ook bij het tweede oor een ontsteking openbaarde, herhaalden de aan vallen zich verscheidene dagen achter el kaar. Ooki tegenover zijn schoolvriendjes was de jongen hoogst prikkelbaar en vecht lustig. Toen de oorziekte genezen was, was hij, weer normaal. Een tweede geval is een meisje, dat op haar tweede jaar voor een oorziekte geope reerd was. Toen ze tien jaar was, klaagde ze ploseling over slaapzucht en raakte in een bewusfêioozen toestand!. Bij onderzoek bleek, dat 'beide ooren met etterige massa's gevuld waren. Tijdens den nacht week de bewusteloosheid en sliep het kind tot den morgen rustig door- Toen werd h'et plotse ling zeer onrustig, ijllde, schreeuwde, lachte, wierp de dekens van zich af, en kon slechts met de grootste moeite worden tegenge houden. De verschijnselen werden in- de volgeade dagen erger. Het kind' zag allerlei gestalen. weigerde te eten en kon niet sla pep. Toen na een week de etterige massa's uil heit oor waren verdwenen, ver dween ook de nerveuse toestandl Merk waardigerwijs had het kind niet meer de minste herinnering aan het gebeurde. Ook andere onderzoekers hebben verband tussehen oorziekten on zielsziekten kunnen constateer en. Zoo is eens een geval be schreven, waarin geliikfijldig met een ette rende ontsteking vervolgingswaanzin op trad. BABBELUURTJE OVER MODE. Voorjaarskiecdlng voor onze Jeugdige dochters. Ja, nu komen de jonge dochters ook voor den dag met, hun wensdhen. Zood,na die het voorjaarszonnetje op hun rug voelen bran den, kunnen ze het niet meer uithouden in hun winterjasseni. Dan komen ze puffend en 'klagend thuiis en vragen moeder of hun zoimerjas nog niet klaar is of d'at ze deze aan' mogeni heblben. Hoewei we dat allemaal glimlachend aan- hooren en weten dat 't erg nog niet is, voelen wij er toch een aanmaning in om maar eens een aanvang te maken bij het verzorgen van de dunnere Meeding. Wij zijn nu goed en wel over de ijs-ellende heen. Duswat zal het zijin stof. Het rokje is juist tegenovergesteld, d. w.z. in hoofdzaak van de ruitjes stof en miet hier en daar een effen reep tussehen gezet. Het hiernaast staande pakje is geheel van oud-groene woleni popeiine en heeft heellemaal geen ganneenlng, uitgenomen can het batisten1 kraagje op de juik. Het manteltje is in jekker-vorm met koket twee zakjes op zij, het rokje heeft een fijn ge plooid' voorbaantje. 'Het derde kleedje is van doriker beige popeliine en ook geheel effen gehouden. Hier wordt de kleurige toets verkregen, door een leulke veel-kleurige das. De vorm is koket en pittig, wat wei in hoofdzaak te dankon -lis aan de in de zijkanten aange brachte geplisseerd© stukken. Van de andere twee jongedames heeft de Er zijin dit voorjaar aardige taileur- kleedjes voor de jonge meisjes. Op een eenvoudige jurk van wollen popèlinei,'kam- gareqj, kasha of serge-fouiè wordt een kort recht jasje gedragen, 't zij1 in jekker-vorm of een sportmodeltetj©. 'Deze modeiüen staan heet! aardig en zijn ook wel practisoh. Zjj worden ook wel ge combineerd' vervaardigd of van stoffen met afgepasten rand. 'Het eerste model van onze voorbeelden is b.v» heel aard'ig saam verwerkt van effen beige kasha en beige met bons de rose nuitje. Het manteltje en lijfje der jurk is in hoofdzaak van beige stof, alleen pasje der jurk en voor-randen kraag en onder rand van het manteltje is van de ruitjes- eerste een ensemble van bleu-Meurige rand- kasha, waarvan de streepen zacht-groen en -fraise zijn. Dit vlotte geplisseerd© jurkje hleeft ©fferï kraagje, plastron en manchetjes. iHet jasje is van geheel effen stof en is in een wel wat erg koket vormpje gesneden, maar er zijn-ook wel kokette jonge doch tertjes, dus vindt misschien ook deze vorm zijn, weg weL En dan dat aardige pakje van rood-bruin© serge fouiè. Dit is een echt keurig model- let,ia voor een jong meisje, wat kwiek staat, gekleed is eni sober van opvatting is. Maar natuurlijk moet er toch iets kokets aan zijn. en daarom strikt, deze jonge dame zich een gekleurd zjjideni zakdoek om den, hals. Voor de balie. „Mijnheer", zei de misdadiger tot den magistraat, „die agent van politie arres teerde miji, toen; Üfc bedaard' aan het werk was ik maakte niet 't minste gerucht en stoorde niemand". „jWat was dan uw werk?" vroeg de rechter. rtlnJhraakT. Wat ig een diplomaat? Een diplomaat is een man, die den verjaardag van een vrouw onthoudt, maar haar ouderdom vergeet. Kleine Jan: Pa, tegen het plafond loopt een groote kever. Pa (druk bezig): Trap het beest dood en houd je mond- Een opheldering. „Wat zou dat beteekeneni?" vroeg eens een vriend aan Thackeray, den schrijver op een uithangbord1 wijzend, waarop geschre ven stond: .Kantoor van onderlinge lee- niing". ,„Ik weet het nief, luidde het antwoord: „tenZiji het beteekent, dat twee menschen,, die n,j£ts bezitten, overeenkomen' om dit' aan een derde tegen interest te ieeneni". Een satire op de Fransche restauraties. Een konijn en een kat, aldus vertelt een Parijsch biadi, hadden vriendschap geaoten en gingen op zekeren morgen samen wan delen- Nadat zij geruimen tijd geloopen hadden, werden zij moede en hongerig en besloten een herberg binnen te gaan. Toen zij aan een dergelijk lokaal gekomen waren en j'uist wilden binnenstappen, lazen zij op het uithangbord: „Het gestoofde konijn". Ons konijn holde weg zoo hard' ais het maar kon. De kat holde echter nog harder. In allegaar-wlnkel. Klein meisje: Mag ik een paar veters en moeder zegt: ze hoopt dat ze net zoo sterk zullen zijn, als die boter van u van gisteren was. De nieuwsgierige reiziger. In een Amerikaanischen spoortrein Zat ©eni heer mlet een fatsoenlijk en 'kalm voor komen en tusschenl zijn knieën had hij een mand1 van een bijzonderen vorm geplaatst. Een nieuwsgierige medereiziger vroeg hlemi, op.<ien man af, wat ©r in di© mand zat. „Een vogei ibis", zei de reiziger. „Wat is dat voor een beest?" „Een1 Egyptiisicheni vogel, die slangen opeet". „En wat doeit u hter met dien vogel?" „.Wel1", zei de heer, „ik heb een zwager, die wat al te veei) van whisky houdt en diaar- oimi ga ik imet dezen vogel' ibis naar hem toe. In zijn roes ziet bij somtijds slangen, en nu zal de ibis al zijn slangen opeten". (De nieuwsgierige draalde een oogenblih en zei' toen: „Maar 't zijin toch geen, wer kelijke slangen), die uw zwager ziet?" „Dat weet ik wel", antwoordde de Ameri kaan, „maar dit is ook geen werkelijke ibis". Zonder proces. Advocaat: „Ik zie, dat uw 'buurman de schutting op zijn grond nu toch heeft 'laten repareeren. Dat zal ui geld gekost hebben, maar 't is dan ook een tot ais zijn kippen u altoos den moestuin 't onderst boven haienT. „Het heeft me 8 dozijn eieren gekost". „Gekheid'; hij is zéker bang geworden voor een proces". „Daar héb ik maar niet weer over ge praat, want dan zette hij het hoofd op. Ik heb hem drie weken achter elkaar een dozijn eieren laten brongen, met de bood schap dat zijin klippen ai die eieren op mijn land kwamen leggen". - Een dadaïstisch verhaal: Den vorigen handschoen verloor ik m'n winter. Toen vond ik lang om hem te zoeken. Toen kwam ik een blik voorbij en wierp er een kamer in, waar vier stoelen op vier heeren zaten. Ik nam mijn dag en zeide: „Goeden hoed!, heeft u misschien mijn vondst gehandschoend? Toen beheerde de lachen te beginnen, dat hun vast hiel- buikten. Ik had namelijk mijn hang uit mijn schoenhanden zakken." A.: Mijn vrouw heeft me bepraat om het rooken een poosje te laten en mijn sigaren-geld' in een potje te doen. B.: En heb je veel gespaard? A.: Een paar honderd gulden. En dat heeft mijn vrouw toen genomen en er zich een gouden sigarettenkoker voor gekocht. Is dit uw huis? ---Ja, het was het, maar sinds de ge boorte van m'n zoon schijnt het van hem te zijn. Hij: En heb je vanmiddag prettig ge winkeld? Zij: Juist niet. Wat ik zocht, vond! ik al in den eersten den besten winkel, dien ik binnen ging. Dokter: En laat u zich geregeld mas- seeren? Hagenaar: Ja., Ik tram iederen dag tweemaal heen en weer naar huis. VAN EEN KLEIN ONDEUGEND MEISJE, DAT UIT LOGEEREN GING. door KTTTY. Omdat Josient'je's moeder ziek was, was ze een paar weken hij Oma gelogeerd- Eerst vond ze 't heerlijk, niet alleen omdat Betje, helt keukenmeisje, allerlei heerlijkheden voor baar Waarmaakte, doch ook omdat Oma zoo'ni grooten tuin had'. En Josientje was dol' op bloemen, beésten en buitetezijin. s Morgens mocht ze altijd' mee om de kip pen te voeren) en1 ze kon dan met haar vleiendste stemmetje roepen: kom dan MOk-Wok!" Zoo leut ook om m mïï in "t hok te gaan fcilkeni en de eitjes te zien liggen), ze begreep ook noodt hoe iedere kdp altijd in haar eigen hok dat ei deponeerde en vroeg dan heel ernstig „of zoo'n ed er nooit uitrolde voordat de kap bij haar nest was!" Als de kippen gevoerd' waren, ging Oma ook altijd nog eens even in den moestuin kijken, of er nog aardbéien ittfp waren en een hpel' enkel' keertje mocht Josientje er ook zelf ©en paar plukken. Doch dat vond Oma maar zoo nu en dan goed, omdat ze bang was, dat Josientje het te wild zou i.oen en dan de planten zou vernielen. Oma r.'eedi 't can heel voorzichtig voor en Jo sientje probeerde Oma dan net zoo na te doen, wat echter niet altijd' lukte, want soins kneep Josientje de aardbei heelemaal1 tot •moes en was dan erg kwaad als Oma 't ver der alleen deed. En -van morgen was de eerste aardbei, die door Josientje geplukt was, al fijn gegaan- Nu mocht ze nergens meer aankomen; ze liep met een. pruillip je rond en of Oma el' beloofde, dat zij dan straks viooltjes mocht plukken), 't gaf niets. Josientje was boos en blééf boos. Oma vond haar ondeugend en nam' geen nota meer van haar, daar zij dacht, dat dit het beste middel was om Josientje bij te doen komen. Maar Josientje was door haar moe der een beetje verwend; thuis hielp een pruil! ipje wel eens, maar bij Oma niet. Oma was zoo ijverig bezig, dat ze Jo sientje heelemaal vergat en toen Betje Oma kwam vragen even te willen komen om' 'haar met iets te helpen, ging Oma naar binnen eni liet Josientje in den moestuin alleen achter. Eerst wilde Josientje nog Oma achterna loopen; doch toen bedacht ze zich. Ze was nog nooit alleen in den moes tuin geweest, daar kon ze nu miooi van pro- fiteeren. Ze zou van dat achterste bed, de aardbeien- gaan .plukken, dan zou Oma bjj haar terugkomst zien, dat ze 't best alleen kon. Zoo gezegd., zoo gedaan. Maar och arme aardbeitjes!" Rijp en groen, alles werd geplukt! Hé, wat. werd ze daar warm van en toen ze in 't mandje keek, schrok ze heusch, want ze zag dat alle door haar Oma geplukte aardbeitjes mooi waren en die van haar zagen1 er zoo rommelig uit Wat moest ze doen? En oh, het heéle pad, dat de tuin man zoo netjes aangeharkt 'had, was heele maal' plat geloopen. Doch ze wist er raad op. In minder dan geen tijd lag ze op haaT knietjes, ze gebruikte haar vingertjes als harki eni zoo achteruit kruipende harkte ze tot haar kleine vingertjes er pijn' van dedten. Ze was doodimo© en toen ze opkeek, zag ze dat Oma voor 't hek naar haar stondi te kijken.. Nu kwamen de waterlanders, wat had Josientje een verdriet en wat verlangde ze ineens vreeselüjk naar moeder. Ze voelde zelf wel- hoe ondeugend ize was geweest, maar och ze had' Oma zoo graag willen laten zien, dat ze al groot was en best helpen kon- Gelukkig schéén Oma de zaak wel' een beetje te begrijpen; ze knorde niet al te hard op haar kleindochtertje, dat toch al straf had gehad door de moeite, die ze had' moeten doen om haar fout te herstellen. Alleen mocht ze van Oma nu geen. viooltjes rv'ukkeni, maar moest zich rustig een uurtje met haaT prentenboeken zoet bezig houder zoolang Oma met Betje 'bezig was. RAADSELS. Oplossingen der vorige raadsels. I 22 fazanten en 14 konijntjes. H In het land der blinden is een oog koning. Dadel, boon, honderd, Ida, Den Haag, teen, been, lier, Inn, Naarden, oog, Gerrit. Nienwe raadsels. I XOp de kruisjeslijn moet een X spreekwoord komen te staan. X? Op de le rij een soort hert. X 2e uitstervend dier- X soort in Amerika. - X 3e een riviertje in X Overijsel. X 4e een soort eetbare knollen. X 5e iets, wat men doet X als men slaap heeft X 6e een stad in Britsch X Indië. 7e de titel van den X vroegere Russchi- •X 8Cije heerscher. X 8e een plaats in Gron. X 9e geurige bloemen. X 10e een jongensnaam. *v' H He een toegeknepen X hand. Op de 12e rij een schoenmakerswerktuig. ii ii 13e een ander woord v. langsaam. ii ii 14e een be weegkracht v. machines ii ii 15e afsluiting in kanalen. 16e reuk-water, ii ii 17e onmisbare vloeistof, ii ii 18e verlichtings materiaal, ii 19e een zoetwatervisch. ii ii 20e een plaatsje in Utrecht. >i ii 21e een heerenkleedingstuk. II Ingez. door A. B. Ik ben een watertje- in ons land. Zet mijn eerste letter achteraan, en ik word een viervoetigdier. Ingez. door M. de Man. Goede oplossingen vah beide raadsels ontvangen van: J. B.; K. B.; F. A. de B.; H. B.; T. v. B.; Jac. B.; W. en O. F,; J. F.; P. J.; D. R. L; G. en O. K.; O. K.; T. W. K.; N. en 8. K.; L. v. d. M.; P. J. M.; J. J. P.; J. P.; D. R.; J. K. S.; J. 8.; P. 8.; H. V.; A. W.; J. en P. W.; M. en 8. v. Z. Freek de B. en Henk V. Den vorigen keer waren jullie oplossingen ook goed. Door een vergissing, waren jullie namen er niet bij. Dat is nu in orde gekomen, hoor. We hebben verscheidene aardige zelf gemaakte raadsels ontvangen van: Wim en Corrie F., Roosje G., D., en Jacob P. Dick, jij bent een echte spreekwoorden- maniak, hoor. B. B. Corry Brens.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1929 | | pagina 12