GEMENGD NIEUWS. De hongersnood In Oeroendi. Vyf gemaskerde bandieten hebben Dinsdagavond met de revolver in de vuist een inval gedaan in de Roemeensohe sy nagoge te Chicago. Zy hebben de daar aanwezige 80 mannen en vrouwen van al hun geld en kostbaarheden beroofd, ter waarde van rond 7000 dollar. ven,1 als je vootr je God weet, da1! je de waar heid zegt en je wondt dan maar voorgehou den, dat je liegt en' al1 wat mooi en leelijfc is. Toen kwamen ze», want boe ze het in gods naam! gedaan gekregen 'hebben, weet ük nog niilet,, met twee getuigen aan, voor dien ha mer. Een ontoerekenbare vrouw hadi hem wiel eens 4n een donker kolenhok zien lig gen), daar lag wel een hamer, imaar aij kon in den donker zien, dat het die hamer was, dien ik nooit bezeten had, en die ander ©en jong meisje bad hem wel eens buiten zien 'liggen. Maar het mooiste was, dat imenBchen, die als het ware dagelijks bij ons over den» vloer kwamen, hem1 nooit hadden gezien, maar 2tij wel Zoo belbben ze ons dan tien dagen vastgehouden!, en werden wijl dag voor dag verhoord en hebben wij dag voor diag de waarheid gezegd». Maar dat was ntet waar, wij logen. Toen hebben zij ons dian bij gebrek aan bewijs weer losgelaten, .toen hebben wij twee jaar lang onder verdenking gestaan en al de ellende eir voor meegemaakt. Al het publiek was tiegen' ons, min man kon ner gens werk krijgen, omdat wij' volgens hun meening twee moordenaars uit de gevan genis hielden* Hoe konden de menschen zoo blind zijn? Dacht je nu toch werkelijk, dat wij, als wij geweten hadden, dat die menschen schuldig waren, er zoo veel schande voor op ons bals gehaaid hadden? Want wat waar en' onwaar was met den metter uitgemeten en' het was nooit erg ge noeg. Als er toen eens een geweest waai, diie had kunnen voelen, wat Wü1 toen in ons bin nenste geleden hebben, dan zouden zij raar opkijken. Maar wij.' 'troostten ons toen maar imet het spreekwoord: Al is de leugen nog zoo snel, enz,, maar het was er vair van al, want ieder» die maar met een leugen aan kwam,, werd inat open armen» ontvangen.. Wliji hebben» toen ondervonden, dat Je met liegen beiter in den pas staiat ata met de waarheid. Maar het ergste kamt nog. In Februari 1925, daten weet ik niet meer, werd ik onverwacht weer gehaald en ktwam ik 'a avonds laat in Dordt aan, en werd ik bij den directeur gebracht en daar stond ooik de officier van justitie, Van Titóut, en het eerste wat er natuurlijk gezegd' werd: Nu ben je weer hier, dus ik zou maar, gauw de waarheid zeggen. Toen ik toen antwoordde, dat ik altijd de waarheid gezegd bad, werd mij door den officier toegedonderdje liegt, je hoeft niet te gelooven, dat Je er nu zoo gemakkelijk af zal komen, want je weet wel meer. En laat ze nu maar gaan. Toen W6rd ik in een koud, akelig hok gezet, daar heb ik anderhalf twee uur moeten wachten, eer de bewaakster kwam. Het was nacht, toen ik in mijn cel werd opgesloten. Wat ik toen dien nacht heb meegemaakt, is niet te zeggen. Ik ben heel den nacht wezenloos geweest en wist maar niet wat ik denken moest, want ik wist niet anders, als wat ik al zoo dikwijls verklaard had. Dat was Donderdags, Vrijdags daarop kwam de direkteur bij my praten en vroeg mij ook al, waarom ik de waarheid niet zei. En toen ik zei, dat ik de waarheid altijd gezegd bad, zei die: dat is niet waar. Je weet best, dat je liegt, maar het kan mij niet schelen. Ik wil je het beste maar raden. Zeg de waarheid, want er zijn zooveel bewijzen, dat je niet behoeft te rekenen, dat je nu zoo gauw weggaat. Ik vroeg, of mijn man wist, dat ik hier was. Toen zei hij van nee, want men moet weten, mijn man zat voor verzet tegen de politie. Er ging weer een nacht voorbij en ik berustte er in, dat het best uit zou komen, want dat de menschen toch geen bewijzen konden hebben voor hetgeen er niet ge beurd was, maar ik heb al anders onder vonden. Zaterdags hoorde ik niets en Zondags ook niet. O, wat een kwellende dagen waren dat. Niet te weten wat er gebeuren moest, van alles afgesloten en geen mensch om je bij te staan. Dat moet je meegemaakt hebben, om dat te kunnen beseffen. Ik heb toen wat gebeden en gesmeekt, dat er uitkomst zou komen, maar er kwam geen uitkomst. Het net werd hoe langer hoe dichter gehaald. Eindelijk Maandag, ik dacht, nu zal ik misschien wel wat-wijzer worden. En ik werd ook wijzer, maar hoe. Het werd ver na den middag. Toen moest ik be neden komen. Ik dacht, o, nu zul je hst hebben. Ik kwam dan beneden in een kamertje achter de kamer van den di recteur. Daar zat dan een voor mij on bekend persoon') met den directeur. Die mijnheer keek mij aan, of dat hij mij verscheuren zou. Ik moest natuurlijk gaan zitten en hij zeide: ik zou nu maar eens gauw vertellen, wat u weet. Nu, ik wou de waarheid zeggen, maar er werd direct gezegd, dat ik die leugens wel bij mij kon houden, omdat ik nu allang ge noeg gelogen had. En of ik nu al be zwoer, dat het de waarheid was, en dat al die anderen logen. En of ik al riep: mijnheer, geloof mij toch, waarom zou ik liegen, begon die mij alle gemeene dingen voor mijn hoofd te gooien en dat ik Teunissen wilde sparen, omdat ik het met hem hield. Toen kwam de hamerop de proppen. Nu had ik dien hamer nooit Ïezien, dus ik zei dat natuurlijk ook. o oh was die hamer wel van mij, want Münster had hem pertinent herkend. En nog anderen hadden hem gezien en het ijzer was van »De Klopt afkomstig en daar had mijn man dien tijd gewerkt. Dat was wel waar, maar hij bad nooit geen hamer meegebracht. Ik bleef maar roepen, dat het niet onze hamer was. Ik riep God als getuige, maar daar werd ook al weder gezegd, dat ik dat wel laten kon om God er by te roe pen. Ik zei in het laatst: Laat mij er vannaoht nog maar eens over denkon. Maar, o, daar was geen denken aan. Ik moest en zou zeggen, dat die hamer van ons was. Ik voelde mij net als een dier, dat in bet nauw gebracht werd. Ik riep het ook nog, maar ze bleven maar aanhouden. Wat ze precies allemaal zelden, weet Ik niet zoo goed meer, maar in het laatst daeht ik: Laat ik dan maar in Goda- naam zeggen, dat die hamer van ons is. Want ik wist geen raad meer. Dus ik zeide maar: Nu, dan is die hamer maar van ons. En toen waren ze klaar hoor. Toen was de stemming direct anders, toen was het: Ga maar even zitten en wees nu eens verstandig. Denk niet, dat wijjals vijanden komen, maar als vrienden. Het spijt ons, dat wij zulke harde woor- den hebben moeten gebruiken, maar an ders had je het nooit gezegd. (Nu daar hadden ze wel wel gelijk in). Nu, toen vertelde die mijnheer de Jong nog, dat wij ons eigen moesten redden, want dat wij er toch geen schuld aan hadden en dat Klunder en Teunissen geprobeerd hadden om mijn man en Bouwmeester de schuld te geven. Ik zei nog, dat mijn man toch ook nooit zou zeggen, dat die hamer van hem was, maar ze zeiden»0, die komt ook nog wel«, Die wist toen nog niet, dat ik daar was. Nu, voor dien avond was het dan ge noeg. En had ik daar meer dan twee uren op de pijnbank gezeten. Toen ik toen weer naar mijn cel ge bracht werd, werd er tegen de bewaak ster gezegd, dat ik van nu af aan een liter melk per dag mocht hebben. Nu, die juffrouw stond er zelf verstomd van blijkbaar, want ze zei tegen mij»Nu kan je toch wel merken, dat de directeur het goed met je meent*. En»Bid God maar om kracht, dan komt alles goed.* Dat goede mensch wist natuurlijk nergens van. Toen kwam ik in de cel. Nu, toen ben ik in een lachbui uitgebarsten en riep ik maar: »0, God, nu weet ik wat de rechtbank is. Als je maar liegt en met de heeren meepraat en maar zegt, zooals hun het hebben willen, dan ben je de beste.* Wat er toen dien nacht in mij omgegaan is, is met geen pen te beschrij ven. Want toen kwam ik tot het beBef, dat het met dien hamer alleen niet klaar is. Toen de andere dag was natuurlijk mijn man aan de beurt. Daar ging het natuurlijk precies hetzelfde mee. Het werd zoo erg, dat de directeur naar mij toekwam en vragen of ik er tegen opzag om mijn man te zien. Ik zei van neen, want ik was eigenlijk blij, dat ik hem eens zien mocht. Nu, ik moest dan op de kamer van den directeur komen en daarachter was dat kamertje met glas afgescheiden. Dus zag ik mijn man. Hij stond eerst een oogenblik verstomd, want hij wist niet, dat ik er was. Ik zie hem er nog staan, als een halve wilde van het opwinden En toen ik hem zag en toch niet bij.hem mocht komen, o God, wat een ellende. Ik riep maar in mijn angst: »0 Kees, zeg maar, dat die hamer van ons is, want jongen, red je eigen en denk om onze kinderen. Want ze willen jou in de ge vangenis helpen.* Hij bleef maar pro testeeren. Op laatst zei die»Zet dan op een papiertje, wat je gezegd hebt, dan pas zal ik gelooven, dat jij gezegd hebt, dat die hamer van ons was.* Nu, ik kreeg dan een papiertje en potlood en schreef dan: >Kees, zeg maar, dat die hamer van ons is, want anders kom je hier toch niet vandaan en die menschen help je er toch niet mee, want er zijn zooveel getuigen en wij worden nu vóór medeplichtigen gehouden. Dus red je eigen.* Misschien staat het een beetje anders, maar in dien zin was het toch. Dus toen heb mijn man ook eindelijk toegegeven. Toen den anderen dag weer beneden weer datzelfde. Toen moest er natuurlijk meer komen. Maar ja, ik wist niet wat. Toen begon meneer de Jong: »Ze zijn toch weggeweest?* »Ja, maar tien minuten.* Dat was niet waar. »Wou ik nou weer gaan liegen Ze hadden van plus minus elf tot 1 uur weg geweest.* Dat was niet waar. Het was wel om streeks elf uur toen ze naar buiten gin- fen, maar hebben niet langer dan tien elf minuten weg geweest. Vermeer ging ze nog even na op zijn kousen, maar die wou niet zeggen, wat ze doen moesten. Dat Vermeer ze na ging, was dan goed, maar van dat weg gaan niet, want Bouwmeester (die in middels overleden is, Redaktie) had op den wekker gekeken en het was drie uur toen ze thuis kwamen en geen één uur. Dus Bouwmeester had de waarheid ge sproken. Die sliep en wij met ons vijven waren wakker en wij logen. Toen begon het over de broek. Nu, toevallig had Klunder Zaterdags een andere broek aan en had hij Vrijdags een vuile aan. De Jong bleef maar aan dringen of het geen bloed was. Wy zeiden, dat wy dat niet zien konden, maar de Jong zei: zeg dan maar dat het op bloed geleek. Zoo kwam er elkèn dag watby,teveel om dit allemaal op te schryven, totdat eindeiyk, nadat ik al zeventien dagen in arrest was, ik op een Zaterdag geroepen werd en de Jong, de directeur en mijn man by elkaar zaten. En de Jong, met een biy gezicht riep: Geef nu je man maar eens een zoen en de zaak is nu voor mekaar. En dan ga je gauw naar huis. En toen werd my de verklaring voor gelezen en moest ik maar zeggen of het góed was. Nu, ik zeide maar ja, want het kon my niets meer sohelen. Ik zag toch wel, dat er geen ontkomen meer aan was. Toen moest het natuuriyk voor den reohter-commissaris komen, maar ik wist die verklaring niet uit myn hoofd. Toen ben ik 's Maandags weer by de Jong geweest en heb die verklaring in zitten studeeren. Nu, toen was bet na tuuriyk goed. Maar nu vraag ik, als dat nu de werkeiyke waarheid was, moest dan de rechtbank niet van je walgen, in plaats van de handen boven je hoofd te houden? Daarom zeg ik op myn beurt, het stel was een oompiot. Hun wouen de eer hebben, dat zy een moord hadden opgelost. Toen gaf het ineens niets meer of er van my wat ta zeggen wai. Maar toch vond ik het zoo Verschrik- keiyk om die menschen in de gevangenis te helpen, maar er werd maar steeds ge; zegd, dat die menschen toch niet vry kwamen. Want de verklaringen klopten allemaal als een bus, er was geen speld tusschen te krygen, en wy konden wel ons eigen helpen maar hun niet. Het was Dinsdag voordat ik Zaterdags naar huis mocht. Toen had ik er het toch zoo slecht mee, dat ik den directeur liet roepen en zei, dat ik myn verklaring weer introk, omdat ik het toch zoo verschrik- keiyk vond, om zooveel leugens op te disschen. Nu die man keek, of dat hy het in Keulen hoorde donderen. Hy ging direct den officier opbellen en moest ik mee naar het Gerechtsgebouw en vertelde ik onder tranen en smeeken, dat hy toch gelooven zou, dat alles wat hier verklaard was, leugens waren, dat die hamer niet van ons was, dat ze niet weg geweest waren en wy nergens wat van wisten. Hy zei: Weet je wat je doet? Want dan ga je -voor meineed, als je het anders zegt, en biyf je voorloopig nog hier en anders mag je over een paar dagen naar huis. Ik zei, dat het toch waar was, maar er hielp niets aan: Mynheer en consorten waren betrouwbare menschen en wy niet. Dienzelfden avond kwamen nog de officier en rechter-commissaris vragen of ik er nog by bleef. Ik zei: ja. Nu dan zouden ze Woensdagmiddag nog wel eens praten. Toen zy kwamen, zei ik, dat ik er nog by bleef, maar de rechter-commissaris weigerde er een verklaring van op te nemen. Want zei die, daar geloof ik niets van. Je bent heelemaal van streek. Maak je toch niet zoo bang, want die kerels zullen je niets doen en je mau zegt toch, dat het zoo ia?« Toen wist ik weer geen raad en dacht, nou ga ik per slot van zaken myn man nog dwars zitten, niet te weten, dat die het ook al dien zelfden dag had inge trokken. Was dat niet toevallig, daar wy elkander toch niet gesproken hadden De officier zei toen: »Als je nou niet zoo gek doet, zal ik zorgen, dat je gauw naar huls gaat, maar anders werk ik je ook tegen*. Ik had ook nog gezegd tegen den rechtercommissaris: »Als nu de werkeiyke moordenaar eens kwam, wat dan Jt* Toen zei die: >0, dan verklaren ze hem voor gek, of hy is misschien al lang dood.* En Donderdags maar weer naar de Jong. Daar kreeg ik natuuriyk ook een uit brander en sprak my tevens weer moed in. 's Middags moest ik met de beklaag den geconfronteerd worden. De Jong zei: »Ik zal wel by je zyn, hoor, en hou je maar goed.* Dus zoo stond ik als het ware onder suggestie. Eindeiyk was ook die benauwdheid achter den rug, enfin, eindeiyk mocht ik Zaterdags naar huis en het eerste wat ik deed, was heel de geschiedenis aan myn ouders vertellen. Want ik kon niet heb ben, dat myn goede moeder moest denken, dat ik twee moordenaars wou sparen en ik heb het al myn zusters en zwagers en broers verteld. Hoe wy tot zoo'n verkla ring gekomen zyn. Want een verstandig mensch, zoo die nog ooit gevondên wordt, kan toch wel begrypen, als dat werkefijk waar was, dat wy dat toch wel direct gezegd zouden hebben. En ons eigen niet twee keer over er voor gevangen lieten nemen. Maar, wy wisten er niets van, want als het ons niet voorgezegd was, zou ik nooit zoo iets in myn hoofd gekregen hebban, want zoo geraffineerd ben ik niet. En toen ik vry was, kwam eens in de week de Jong ons nog opzoeken om maar goed de verklaring in ons hoofd te pren ten. Hy heeft hem toen nog opgeschre ven, dat wy het niet vergeten zouden. Het spyt my, dat ik dat papier weg ge daan heb, maar ja, ik liet toen alles maar met my doen, omdat er niet een was, die je eens helpen of raden kon, want alles was tegen ons. De Jong prentte ons vooral den hamer in, want dan vroeg die aan my of myn man, hoe is die gemaakt. Ja, myn man had hem niet gemaakt, dus stond die. Hy heeft toen maar gezegd, dat hy zeggen moest: »Hy is op »De Klop* gemaakt, want daar gebruikten ze dat yzer*. En dat hy er vooral om den ken moest, dat er een kroontje op stond. Hoe hy alles gedurfd heelt, ik sta er gewoonweg verstomd van. Tydens de reohtszitting werd, zonder dat wy het wisten, myn dochter nog ge haaid. N«. d«t kind weet goed genoeg dat wy dien hamer niet hadden en heeft myn moeder maar gezegd, dat ze maar zeggen moest dat ze het niet wist. Toen werd het my nog kwaiyk door de Jong genomen, dat ik ze het niet in geprent had. Nu, God zal er my voor bewaren, dat ik myn kinderen ook nog tot leugons aanzette. Toen kwam dan de rechtszitting. Tot het laatst hadden we nog gehoopt, dat er uitkomst zou komen, maar er kwamen wel meer leugens, maar geen waarheid. Toen wy al de getuigen zagen zitten, toen wisten wy al, dat wy wel vol moes ten houden, dat er geen ontkomen aan was. Het was zoo sterk, 's middags met pauze, moesten wy gescheiden biyven en werd ik op de kamer van den president gebracht en kwam die my persooniyk zeggen, dat ik my niet ongerust hoefde te maken, want dat dat maar voor de advocaten was. Dus ze waren wel be zorgd over ons. Nu, die rechtszitting zal ik nooit ver- f;eten, want oogenschynüjk waren wy link, maar geen mensch wist, wat er in ons omging. Ik had wel uit willen roe- Een: „Die menschen zyn onschuldig J" laar, wie had het geloofd? Ook daar kwam weer een eind aan. De Jong bleef ons nog steeds bezoeken en hy vertrouw de het toen zeker al niet, want gedurig vroeg hy, of er geen advokaat geweest was, sn dat ik ham dan niet te woord moest staan en het hem direkt laten weten. Toen voor Den Haag stond de Jong ons al op te wachten om nog het een en ander te zeggen en heeft ook nog een kladje gegeven dat heb ik dan nog. En toen het afgeloopen was, stond hy ons weer op te wachten en zei nog tegen myn man: „Ja, gelukkig, hebben ze er geen erg in gehad, maar als je thuis komt slaat dan de zyglazen uit je lan taarn, want de fietsers hadden witte zy lichten en de jouwe zyn gekleurd en zoo moesten wy maar naar hun poppen dan sen. Want wy hadden eenmaal een eed afgelegd, dus hadden ze ons vast. Ze hebben ons steeds beloofd, dat wy er niet meer den minsten last van zouden heb ben en dal ze zorgen zouden, dat myn man werk kreeg en hy altijd hun hulp in kon roepen. Dus hebben wy ons steeds als er wat was, direkt tot hun gewend en gedaan en gezegd wat moest, omdat wy niet anders konden. Ik eindig deze regels, hoewel het nog lang niet alles is, want het is nog wel tienmaal erger, maar kan het nooit zoo schryven als dat wy dat beleefd hebben en ben wel benieuwd of er nog ooit licht in deze zaak zal komen en of er nog ooit iemand gevonden kan worden, die kan gelooven, wat ik hier geschreven heb en ik verklaar nogmaals, dat het de wer keiyke en waarachtige waarheid is. En nu vraag ik, verdienen wy hier nog straf voor? Zou het niet verschrikkeiyk wezen, als wy, daar wy zoo dikwyls de waarheid gezegd hebben en die niet aan genomen werd en ten slotte gedwongen zyn om te liegen, nog voor meineed zou den gestraft worden Myns inziens is dat hier Mynster, die in de eerste plaats de zwaarste straf verdient en hoop, dat hy die ook krygt. Want die heeft opzet- teiyk en alleen uit broodnyd gelogen en zooveel slachtoffers gemaakt, maar zyn rekening is verkeerd uitgekomen, want, geloof my, die had gedacht, dat wy er in zouden gaan. Maar hy was betrouw baar. Later zou biyken, dat dit was de ryksrechercheur de Jong. Revisie In de moordzaak? In verband met bovenstaande opzien barende bekentenis van het echtpaar Kr. had de Tel. een onderhoud met mr. H. N. J. O. van Meerten, advocaat in den Haag, die destyds Klunder als verdediger was toegevoegd. De heer Van Meerten deelde mede, dat de procureur-generaal by den Hoogen Raad, mr. Tak, in het onderhoud dat heeft plaats gehad, de toezegging heeft gedaan, met den meesten spoed en de grootste nauwkeurigheid een onderzoek te gelasten naar de gepubliceerde feiten en de justitie te Dordrecht in deze instruc ties te geven. Een onmlddeliyke invrijheidstelling der beide veroordeelden is niet bepleit by de gehouden conferentie, maar wel een re visie van het arrest van het HaagBche Ge rechtshof, waarby zy tot 15 jaar gevan genisstraf werden veroordeeld. De Hooge Raad heeft de gegrondheid van de te berde gebrachte feiten te onder zoeken en kan dan de zaak naar een an der gerechtshof, niet het Haagsche in dit geval, verwyzen. De Hooge Raad kan voorts in zulk een geval gelasten, dat de tenuitvoerlegging van het arrest geschorst wordt Dat het echtpaar K. nog wegens mein eed vervolgd zal worden, sohynt niet tot de onmogeiykheden te hooren. Buitenland. Reeds tienduizenden slachtoffers. De correspondent van de Nw. Rott. Crt. te Brussel meldt, dat de Belgische kolo niale autoriteiten, In het mandaatgebied Oeroendi al hunne krachten Inspannen om den aldaar heerschenden hongersnood te bestrijden. Verscheidene tienduizen den inboorlingen biyken evenwel reeds te zyn omgekomen. Terwyi ln de andere Oongoleescihe dis tricten het gemiddeld bevolkingscijfer de 500,000 niet overschrijdt, wonen, in het gebied van Roeanda-Oeroendl, niet min der dan zes millioen negers verdeeldl ln twee kasten: de een© bezit al het vee ©n de andere moet zich behelpen met de op brengst van het weinige land, dat niet ala weiland gebruikt wordt. Reeds her- haaldleiyk ls door de Belgische koloniale autoriteiten getracht de Bahoetoes, die het ongeluklkge deel der bervolking van Roeanda-Oeroendl uitmaken, tot emigra tie naar de Katangaprovincle, waar ln de mynen gebrek aan werkkrachten is, te bewegen. Jaariyks worden in Roeanda en Oeroendi ongeveer 8000 arbeiders door de in de Katangaprovincle werkzaam zjjnde Union Minière gerecruteerd, maar dit is niet voldoende om de al te dichte bevolking van het door hongersnood ge teisterde gebied tegen den periodiek terugkeerenden geesel te beschermen. Er wordt nu weer getracht een deel der behoeftige bevolking naar het Kivoe- gebiedl, dat eveneens een zeer gezond klimaat heeft, over te brengen. De strijd van de Belgische koloniale autoriteiten tegen den hongersnood wordt echter be- moeliykt door een inval van sprinkhanen ln de Britsche Kenia-kolonie, waar men levensmiddelen had aangekooht om de ongelukkigen uit Roeanda-Oerandl te helpen. Groote ladingen mals worden nu uit Amerika verwacht en zullen onmid dellijk naar Oeroendi worden gezonden. "a POKKEN AAN BOORD. Van het Engelsche stoomschip Tuscanla. I>e 600 passagiers en 800 leden der be manning van het Engelsche stoomschip Tusoania dat uit Bombay gekomen En gelsche havens heeft aangedaan, zyn on der geneeskundig toezicht geplaatst om dat zich aan boord versoheidene gevallen van pokken hebben voorgedaan. Er is een opvarende overleden en tien zyn in ziekeiihuizen opgenomen. IN DEN" VERKEERDEN TREIN. Te Landsberg aan de Warthe stapte een 67-jarige vrouw in den sneltrein naar Schneidemühl, in plaats van in het boe meltreintje, waarmede ze naar haar dorp wilde terugkeeren. Toen de vrouw de vergissing bemerkte, sprong ze uit den zich in volle vaart bevindenden sneltrein. Ze werd zoo ernstig gewond, dat ze weldra overleed. BANDIETEN DOEN EEN INVAL IN EEN SYNAGOGE TE CHICAGO. Een bult van 70000 dollar. Dit was de eerste inval ooit door ban dieten in een godshuis te Chicago gedaan. De rabbyn, wien de bandieten zyn beurs met geld hadden ontrukt, kreeg de beurs later terug omdat bleek dat zy»n naam er op stond gegraveerd. Een vertegenwoordiger van de Roe meensohe regeering Vlctor Phllippua, die juist ln de synagoge een rede hield over het tienjarig bestaan van het „vereenlgde Roemenie", moest 60 dollar afgeven. De bandieten zagen echter 600 dollar die hij in een geheimen zak by zich had over het hoofd. RADIO VAL VOOR SMOKKELAARS Voor 15.000 cocaïne in beslag genomen. De draadlooze heeft dezer dagen een be- Jangryke rol gespeeld by de inbeslag neming van cocaïne ter waarde van 15.000 in de liaven van Oalcutta. Het Engelsche s.s. „Talma", dat uit China arri veerde, had een draadloos bericht gezon den dat zich acht personen op verdachte wyze ln een rivierboot ophielden. Een sleepboot werd uitgezonden en toen deze het verdachte vaartuig naderde, zag men dat de mannen in het vaartuig rubber- zakken overboord wierpen. De leider der smokkelaars ontkwam door naar den wal te zwemmen, doch de zeven overien wer den gearresteerd. De zakken werJjn op- gevischt en bleken oooaln© te bevatten tor waarde van 15.000. ONGERUSTHEID OVER EEN DEENSCH SCHIP. De Deensche bark Kopenhagen, die be halve haar gewon© bemanning 60 cadetten van de zeevaartschool te Elseneur aan boord heeft, is 14 December van Montevi deo vertrokken om zich via de Kaap naar Zuid-AustraliS te begeven. Het schip is een oude bark van 8900 top met 6 masten, en de- cadetten waren speciaal ter oplei ding meegezonden. Aangezien de bark uiteriyk einde Januari in Kaapstad had moeten aankomen en men daarentegen sinds haar vertrek niets meer heeft ver nomen, zal nu uit Kaapstad voor rekening der Deensche regeering een koopvaardy- schip op kondschap gaan. De bark heeft geen radio aan boord. Men vermoedt, dat zy één der onbewoonde eilanden in de zuidelijke helft van den Atlantlsohen Oceaan heeft moeten aandoen, maar men gelooft nog niet, dat zy verloren zou zyn. DRIE KINDEREN VERBRAND. Te Solothurn hebben vier kinderen, die met vuur hadden gespeeld, brand doen ontstaan in het ouderlyk huis dat geheel werd vernield. Drie kinderen zyn in de vlammen omgekomen. BRANDSTICHTER UIT IJDELHEID Te Kröv, een dorp bij Keulen is een brandweerman gearresteerd, die heeft be kend herhaaldeiyk brand te hebben ge sticht om zichln zijn mooie uniform van brandweerman den volke te kunnen vertoonan. DE ZAAK VAN DE TM ALONE. De rechtsvervolging tegen Randall en rijn mannen In getrokken. Reuter meldt uit New Orleans, dat daar Dinsdag voor de rechtbank de zaak is be handeld tegen kapitein Randalll en 7 leden van de bemanning van den schoener I'm alone, die zooals bekend onlangs door een schip van de kustwacht in den grond is geboord. Randall en zyn mannen waren beschuldigd van samenzwering tot ont duiking van de drankwet, zy werden echter op verzoek van den dlst.rlcts-proou- reur van rechtsvervolging ontslagen. Toen de officier van justitie ontslag van rechtsvervolging vroeg, sprak hij daarbij de verwaohting uit, dat men goed begrij pen zal, dat hierdoor op geenerlei wyze een oordeel mag worden geveld over het recht van de schepen der kustwaoht om een schip met contrabande te vervolgen en ln den grond te boren. Naar verluidt heeft het departement van justitie te Washington aan de f0*!®" rale autoriteiten opdracht gegeven de rechtsvervolging ln te trekken.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1929 | | pagina 6