deelend, acht het niet verstandig thans l moest de schatting volgens voorschrift deze principieele kwestie, die tenslotte van plaats hebben door de schattings-commis- zoo luttele beteekenis is, bij de Kroon aan- sie en het is reëel zich daar ook nu weder hangig te maken. bij neer te leggen, tenzij deze schatting v,00r mppnt dat het niet'0^11*®* i8- Spr. wil aan den arbeid van om dat inderdaad luttele bedrag gaat. Ged. den Directeur van Gem.werken geenszins Staten moesten liever tevreden zijn met wat de Raad reeds deed, door n.1.1 47.000 overwinst uit de bedrijven te halen, waar van slechts 9600 is gereserveerd. Het ware beter geweest als Ged. Staten gezegd hadden: we vinden dat prachtig, maar be gin nu een volgend jaar met die reservee ring. Wat Ged. Staten nu doen, is geen advies geven, maar zij leggen den Raad iets op. De regeering heeft onze pro gressie ook al uit de belastingheffing weggehaald, waardoor wij gedwongen zijn een zware progressie op de bedrijven te leggen. Spr. dient een motie in, waar in tegen de gestie geprotesteerd wordt. De heer Van Os bespreekt ironisch het feit, dat Ged. Staten zich met zoo'n klein bedrag tevreden stellen. Hoe zou den zij gehandeld hebben als het omge keerd ware geweest en wij dit kleine be drag hadden aangeboden om den achter stand in te halen? Daarom zegt spr.: geef den heeren hun zin, op deze manier kun nen we in 50 of 60 jaar het bedrag hebben ingehaald. De heer De Boer constateert, dat er sedert het vorige raadsbesluit niets is ver anderd; de motieven, die het College thans aanvoert voor inwilliging van het verzoek van Ged. Staten zijn weinig overtuigend en wij doen wijs ons te houden aan wat ten vorigen male besloten is. De heer G r u n w a 1 d heeft zich toen hij nog wethouder was, sterk verzet tegen het ontnemen van1 gelden uit de bedrijfs- reserven. Principieel is spr. het met het standpunt eens om niet toe te geven, maar er ontstaat stagnatie en als we de zaak in hoogste instantie uitvechten, duurt het erg lang. In 1926 heeft de Raad ook niet ge schroomd een aanzienlijk bedrag uit de reserves te nemen, en als Ged. Staten straks met den eisch komen die vier maan den in te halen, wat moeten we dan doen? De heer D e Z w a r t meent, waar er nieu we elementen in deze zaak komen, eerst de atmosfeer te moeten zuiveren. Het is jam mer, dat de heer Grunwald zijn aanvan kelijke houding ten opzichte der reserve in het geding brengt, want de heer Grun wald vergist zich. Er waren toen geen be- drijfsreserves, het ging om meer of minder groote afschrijvingen. Na alles wat den vorigen ke6r hiefover is gezegd, zou spr. dit willen zeggen: het gaat er voor de leden van den Raad om te handhaven wat hen als volksvertegenwoordigers bij de wet is gewaarborgd. Als men die bevoegd heden door administratieve maatregelen laat beknotten, vermoordt 'men zijn rech ten als volksvertegenwoordiger. Op die gronden adviseert spr.: houd aan het een maal genomen besluit vast. Onbegrijpelijk is het, dat er thans raadsleden zijn, die zich toen tegen de gestie van Ged. Staten verklaarden en nu maar voor willen stem men. Dat Ged. Staten deze wijzigings- begrooting niet zouden goedkeuren, stond reeds de vorige maal vast. De motie- Eylders komt praktisch op hetzelfde neer als wat B. en W. willen, want ook wij pro testeeren tegen de houding van Ged. Sta ten. Maar evenals B. en W. legt ook de heer Eylders er zich bij neer. Consequent is om nu in beroep te gaan. De Voorzitter merkt op, dat wel iswaar de heer De Zwart een beroep doet op de wettelijke bevoegdheden, aan de raadsleden verleend, maar dat die wette lijke bevoegdheden tooh ook verleend worden behoudens goedkeuring door Ged. Staten. En wij loopen nu het risico, dat men ons zal dwingen 250.000 te resti- tieeren, hetgeen belastingverhooging mee brengt Het voorstel van- B. en W. komt in stem ming en wordt verworpen met 12 tegen 9 stemmen. Tegen de heeren Sohoeffelenber- ger, Van Loo, Borkert, Boogaard, Smits, Eylders, De Boer, Trap, De Nijs, Van der Vaart. Minnes en De Zwart. De motie-Eylders wordt nu ingetrokken. Met deze stemming is uitgemaakt, dat om trent den eisoh van Ged. Staten: bestem ming van de helft der voor de bedrijven bestemde reserve van 9500.voor in haling van de administratief te veel ge- inde belasting, in beroep zal worden ge gaan bij de Kroon. Grondbedrijf- Aanbieding van het sohattingsrapport der gronden, opgenomen in het gemeente lijk Grondbedrijf, naar den toestand op 1 Januari 1927 met voorstel om de waarde der eigendommen en een nieuwe Veror dening op het Gemeentelijk Grondbedrijf vast te stellen. De heer Van Dam bespreekt het rap port, dat bij de schattingscommissie groote moeilijkheden bracht. Als de be staande verordening zou worden nage leefd, zou de burgerij op groote lasten ko men. Spr. zet den gang van zaken bij deze nieuwe berekening uiteen, de waarde bepaling der gronden is zeer moeilijk; er is altijd een aanzienlijk stuk speculatie in als men den toestand eener gemeente over 50 jaar later in aanmerking neemt. De vele nieuwbouw hieromtrent niet uit ver meerdering van inwonertal, nooh ook uit vestiging van industrie, dus is uitsluitend meerdere welvaart er de oorzaak van. De vraag is dus hoe men voor de toekomst den grond zal moeten taxeeren. Als men de berekeningen zoo soliede vond, was het niet noodig te reserveeren, zooals nu wordt den lof onthouden, die hem toekomt, maar hij is niet in overeenstemming met onze verordening. De ontwikkeling van thans is sterker dan men bij den opzet kon aan nemen, maar om een dergelijke groei voor een reeks van jaren aan te nemen, acht spr. niet goed. In de voordracht van B. en W. voelt men trouwens ook, dit rap port met een korreltje zout te moeten ge nieten, getuige de toezegging van B. en W. om den Raad in te lichten zoodra het niet langer in de gewenschte richting gaat. Gesteld, we krijgen over 6 jaar een periode van stilstand, waar blijven we dan met ons rekensommetje? vraagt spr. Deze regeling is ontegenzeggelijk voordeelig voor de tegenwoordige bevolking, omdat nu de belasting niet behoeft te worden opgevoerd. Een tweede bezwaar voor spr. is, dat er al ruim twee jaar verstreken zijn nadat de nieuwe schatting had moeten geschie den. Is het administratief mogelijk de oude raming op zij te zetten? De heer Van Os heeft zich nooit voorgesteld, dat het Grondbedrijf baten voor de gemeentekas zou afwerpen. Het is daar ook niet voor opgezet, wel voor de gezonde uitbreiding der stad. Die gaat ook regelmatig verder, maar van de tekor ten op het bedrijf is nimmer iets aange zuiverd. Het resultaat is, dat er veel min der waarden zijn dan zich bij den aanvang liet zien. Spr. betreurt het, dat de bereke ning van den Directeur van Gem.werken niet is opgezet vóór de schattingscommis sie met haar rapport kwam. Deze heeft vele maanden daaraan1 gewerkt, hetgeen nu terzijde wordt geschoven. De directeur van Gem.werken geeft trouwens geen schatting der gronden, maar een zuivere berekening, en toen spr. die zag, dacht hij: wat is dat aanlokkelijkI Maar een schatting hadden we nu niet noodig ge had. Spr. betwijfelt geen oogenblik de cijfers van den heer Dokter; indien het bedrijf zich inderdaad aldus blijft ontwik kelen. Maar de schattingscommissie kon een dergelijke berekening niet maken, haar taak ligt op ander terrein. Hadden wij dit systeem kunnen volgen, dan zouden ook wij met andere cijfers zijn gekomen. Het systeem van den Dir. van Gemeen tewerken is aanlokkelijker dan dat van de schattingscommissie, en wij moeten dat aanvaarden, meent spr. De heer Monhemius acht een vijf jarige periode zeer geschikt voor herschat tingen. Het gaat in onze stad nog altijd meer in de breedte dan in de hoogte, en de thans aan de hand gedane oplossing van B. en W. is buitengewoon gelukkig. De heer Schoeffelenberger is altijd voorstander geweest van een spoe dige aflossing van de schulden, die op het Grondbedrijf rusten. Dit blijft een groote strop en elke taxatie is een slag in de lucht. Practisoh is zoo spoedig mogelijk de courante stukken liquideeren; er is nu een beetje^welvaart, welnu, men profitee- re daarvan en verkoope ze. Interrupties: Om ze dan aan de specu latie van particuliere eigenaars over te latenl De heor Schoeffelenberger meent, dat niet de particulieren, maar de gemeente zelf speculeert en uitbuit. Bij verkoop van de courantste stukken kan ook de erfpachtscanon en de verkoopprijs worden verlaagd. De heer Van der Vaart heeft met belangstelling naar de discussies geluis terd en is hoogelijk verbaasd daarover, omdat alle conclusies toch tenslotte terug komen op het standpunt van B. en W., ondanks de afwijzingen van het rapport Spr. acht de voorgestelde regeling zeer goed, en zet dat nader uiteen. De heer Grunwald zegt, dat de waardeering van de schattingscommissie de meest zuivere is. Wat de directeur van Gem.werken doet, is een slag in de lucht. Den heer Schoeffelenberger vraagt spr. of deze geen rekening houdt met bestra ting en rioleering, die ontzaglijke sommen verslinden. In tegenstelling met dezen heer is spr. van meening, dat de canons en verkoopprijzen dientengevolge eerder verhoogd moeten worden. De gemeente is volstrekt geen uitbuitster. Laat de bouw dan maar wat minder worden, dat is niet zoo erg. Spr. zal voor het prae-advies van B. en W. stemmen. De heer De Zwart beantwoordt ver schillende opmerkingen. Wat de heer Schoeffelenberger zegt, moet spr. zeer ernstig bestrijden. Tusschen de periode vóór den oorlog en die van nu is een zeer groot verschil be treffende de waarde van het geld. Maar vooral hierom, omdat thans de stad royaal wordt uitgebouwd, terwijl vroeger, toen alles door eigenbouwers geschiedde, nau we straten en kleine huizen zonder eenige regel en orde werden gebouwd. Toen werd op 1 HA driemaal zooveel gebouwd als thans; nu hebben we een behoorlijke uit leg, en het zou jammer zijn als we terug moesten naar die vroegere tijden. Het zou een ramp zijn indien een gemeente om finantieele redenen een bezit zou moeten prijsgeven, dat van zoo groot belang is voor de burgerij. De late indiening van het rapport, dat de heer Van Dam ons verweet, is niet de schuld van het College. Maar wij hebben uit de discussies vernomen, dat de veror dening een uitstekend stuk werk is. Voor die lof is het College dankbaar. Maar zij voorgesteld. Spr. wil alsnog enkele ver- komt ons niet toe, want de verordening is beteringen in het nu gevolgde systeem aanbrengen, en bepleit ook een andere groepeering, niet, zooals thans naar de ligging der perceelen, maar naar den toe stand. De erfpachtsgronden afzonderlijk, enz. Ook het rapport van Gemeentewerken geeft geen zekerheid; de voorgestelde op lossing is evenwel aanvaardbaar, indien maar flink wordt gereserveerd. De heer Biersteker is het niet in alle dealen met het rapport eens. In 1927 overgenomen van het ontwerp der Ver. v. Ned. Gemeenten, dat in hoofdzaak is gevolgd. Wij kunnen nu profiteeren van de ervaringen van dit onderzoek. Het heeft spr. gefrappeerd, dat een aantal raadsleden zeide in te stemmen met de oude verordening, en tevens deze oplos sing toe te juichen. Wij willen niet elke 5 jaar den put der tekorten dempen, maar stellen elk jaar een bedrag voor bijschrij ving beschikbaar. Thans is een veel seker- der toestand geschapen. Tot in verre toe komst te taxeeren is natuurlijk niet moge lijk. Als wij vasthouden aan de statistische gegevens van het afgeloopen tijdperk, is in die periode van 7 jaar belangrijk meer uitgegeven dan in de berekeningen is op genomen. En als de uitgifte blijft gaan in de richting der aanvragen zooals die tot nu toe zijn ingekomen, zal dat nog be langrijk meer worden. Op grond van die gegevens mag tooh de waarde worden aan genomen, zooals die is opgenomen. Wat is er dan tegen om de 5 jaar een flink be drag te reserveeren. De heer Van Os wees er op, dat het Grondbedrijf een jong bedrijf is. Zij, die meenden, dat dit spoedige baten in de ge meentekas zouden brengen, hebben een verkeerd denkbeeld van de gestie van dit bedrijf, ook ten opzichte van de verliezen. Het bedrijf is misschien het best te ver gelijken met een jong levensverzekering- bedrijf, dat de eerste jaren ook nooit zijn risico's uit de premie kan betalen. In Duitschland bestaat de bepaling, dat daar voor de' eerste 5 jaar de winsten bijge schreven worden. Een grondbedrijf wordt niet geëxploiteerd om de winsten, maar om den uitleg eener gemeente in de hand te hebben en een behoorlijken aanbouw te kunnen verzekeren. Ook om excessen te voorkomen, zooals de stichting van het Tuindorp, waardoor de gemeente op groo te kosten van straataanleg, rioleering, reiniging, verlichting, e.d. komt. En dat zijn alle voordeelen, welke niet in geld zijn te becijferen. Wat het systeem betreft der schatting, wij hebben ons gehouden aan bekende fei ten en ons niet gewaagd aan gissingen. Als we ons aan de 5-jarige periode hou den, behoeven we ons niet te bekommeren omtrent de af- of toename der welvaart in de gemeente, omdat deze kwestie elke 5 jaar onder de oogen wordt gezien. De door den heer Van Dam aan de hand ge dane groepslndeeling is practisoh, doch wordt ook thans, zij het eenigszins andera, voorgesteld. De heer Biersteker betwijfelt of deze wijze van werken wel de goedkeuring van Ged. Staten zal kunnen krijgen, en vindt het beter aan de oude verordening vast te houden. Maar bij de eerste schatting in 1922 hebben wij ons ook niet aan het sohattingsrapport gehouden, en er werd daartegen geen bezwaar gemaakt. Dat eerst het rapport der schattingscommis sie is gekomen en daarna dat van den di recteur van Gem.werken, is een uitvloeisel van de besprekingen in den Haag. Waar over 't algemen de Raad, zij 't dan schoor voetend, met de conclusies van B. en W. meegingen, hoopt spr., dat het voorstel van het College zal worden aanvaard. De Voorzitter verleent opnieuw den heer Schoeffelenberger het woord, doch merkt op, dat opheffing van het Grondbedrijf thans niet aan de orde is, en deze zich zal moeten bepalen tot bespre king van het rapport. De heer Schoeffelenberger is het daar niet mede eens, en meent, dat verkoop aan dit voorstel vastzit. Hij pro testeert dan ook tegen 's Voorzitters be perking. Noch de heer De Zwart, nooh de heer Grunwald hebben spr. bekeerd. Hij begrijpt niet, dat men een object kan ver dedigen, dat jaarlijks 30 a ƒ40.000 aan de gemeente kost. Het uitbreidingsplan heeft met het Grondbedrijf niets te maken; de kosten van bestrating enz. zijn in den prijs verdisconteerd. Het Grondbedrijf is een nationale strop voor de gemeente. Spr. zet dit nader uiteen. De heer Van Dam meent, dat de verordening, die natuurlijk met de beste bedoelingen is gemaakt, niet te handhaven is, omdat we voor dingen komen te staan, die niet te betalen zijn. De schatting maant zl. tot voorzichtigheid. De heer Monhemius meent, dat er een geweldige afgrond gaapt tusschen den wethouder en den heer Schoeffelenber ger. Het Grondbedrijf acht spr. een soci ale maatregel, antikapitalistisch, en daar het een groot gemeentebelang is, kan het nimmer een strop voor de gemeente zijn. De heer Biersteker meent, dat der gelijke beschouwingen bij de begrooting thuis hooren. Dat de nieuwe verordening beter is dan de oude, wil spr. gaarne on derschrijven en dus de nieuwe aanvaar den. Maar zijn we niet nog aan de oude gebonden? vraagt spr. Kan er terugwer kende kracht tot 1927 aan worden ver leend? Spr. bezwaar was, dat in het rap port van den directeur niet voldoende uit komt, dat men zich ook nu baseeren blijft op een 5-jarige periode. In het rapport wordt gesproken van een 60-jarige pe riode, dan zouden we den grond cadeau hebben. Waar gaat men van uit? En wat zullen Ged. Staten zeggen als we met het schattingsrapport komen en men zou wil len, dat het verlies over deze 5 jaar alsnog worde afgeschreven? De heer De Zwart beantwoordt nog den heer Schoeffelenberger, over wiens stellingen een ganschen avond zou zijn te discussieeren. Wat er gebeurt als men den grond in handen laat van particulieren, illustreert wel duidelijk de Ruyghweg, waar thans een behoorlijke afsluiting is verkregen, terwijl men, indien deze grond in handen van particulieren was gebleven, er nog een open riool zou hebben en on- bestraten weg. Door geen enkele verorde ning had men dit kunnen voorkomen. De heeren Biersteker en Van Dam willen practisoh hetzelfde. De Raad heeft de be voegdheid de waarde der gronden te be palen, maar hij legt tevens de boeken over voor een taxatie. Welke particulier zou dat aldus doen? Dat een bedrijf meer waard is voor den eigenaar dan voor een buitenstaander, spreekt vanzelf. Het is een vergissing van den heer Biersteker meenen, dat het schattingrapport ook naar Ged. Staten moet. De bevoegdheid van dit College betreft uitsluitend de bedrijfs- verordening. En men zal er de waarde van moeten erkennen, nu daarin ervaringen van hier en van elders zijn verwerkt. De heer Schoeffelenberger vergist zich, dat de schatting loopt over 60 jaar. Het zijn \2 perioden van 5 jaar. I De discussies worden gesloten en de verordening komt artikelsgewjjze in be handeling. De heer V a n O s bepleit het in de toekomst terzijde stellen van de schattingsoommissie, omdat we dan elke 5 jaar weer hetzelfde krijgen van thans: twee uiteenloopende rapporten. Laat voort aan de technische dienst der gemeente het uitmaken. De heer De Zwart antwoordt, dat de bedoeling van B. en W. was een door den Raad te benoemen permanente oom missie te benoemen met periodieke aftre dingen, enz., een oommissie, die voor alle zich in de praktijk voordoende gevallen steeds beschikbaar is( bijv. bij plotseling zich voordoende grondaankoopen). Daar naast blijve het advies van den techni- schen dienst. Zoo krijgt de Raad een ruim inzicht in de zaak. De aangelegenheid is op de Haagsche vergadering besproken; men vond het wenschelijk deze commissie te handhaven, ook al om daardoor open bare'critiek in den Raad mogelijk te ma ken. De heer Biersteker merkt op, dat in de oude verordening het schattings rapport meer bindend was dan thans, nu is het meer adviseerend. Ook de heer Van Dam acht het schat tingsrapport naast dat van den techni- schen dienst der gemeente ook in de toe komst noodzakelijk. Nog enkele punten uit de verordening worden besproken, en tenslotte wordt de bijlage in haar geheel zonder stemming aangenomen (n.1. de oude verordening in getrokken, de nieuwe volgens concept vastgesteld, het rapport der Schattings commissie onder dankzegging voor ken nisgeving aangenomen, het rapport van den Directeur van Gemeentewerken aan vaard, en voor de Donkere Duinen en Volkshuisvesting een nieuwe groepsindee- ling gemaakt. De totaalwaarde wordt vast gesteld op 1.680.482.71. d.l een meer waarde van lO.8i2.6OV2). Van Ewljcksluis. DISTRICTSVERGADERING OOOP. „DE TIJDGEEST". Maandagavond had ook hier, evenals zulks reeds op meerdere plaatsen het ge val was, eene districtsvergadering plaats van de Coöperatie „De Tijdgeest" te Win kel. Voor het bestuur waren daarbij aan wezig de heer Velders van Schagen, wel ke als voorzitter optrad, benevens de heer De Jong, boekhouder van „De Tijdgeest". De opkomst was redelijk, waarover de heer Velders dan ook in zijn openings woord zijne bevrediging uitsprak. Over de behandelde onderwerpen, welke dezelfde waren, als in andere districtsver gaderingen aan de orde werden gesteld, meenen wij kort te mogen zijn. Vermeld zij echter, dat de voorgestelde pensioen regeling voor het personeel de algemeene goedkeuring kon wegdragen, evenals de vergadering zich in het algemeen kon ver eenigen met de voorgestelde herdenking van het 25-jarig jubileum van „De Tijd geest", ofschoon een paar leden hiertegen bedenking meenden te moeten opperen, wegens de hooge kosten, hieraan verbon den. Ook het jaarverslag, dat eerst door den heer Velders en daarna nog eens uit voerig door den heer De Jong werd toe gelicht, ondervond weinig critiek. Alleen wensohte de heer K. Keuris, die zich van eene algemeene becordeeling van dit ver slag meende te moeten onthouden, omdat hij dit nog niet volledig had bestudeerd, eene kleine opmerking te moeten maken, ten opzichte van de vermeende verliezen der door fusie met „De Tijdgeest" ver- eenigde coöperaties, in het bijzonder be treffende die van „Nieuw Leven" te An na Paulowna. Spr. meent zich hiertoe ver plicht, temeer omdat hij in een verslag van eene te Callantsoog gehouden dis trictsvergadering, voorkomende in de „Heldersohe Courant" van Zaterdag 18 April, eene passage tegenkwam, waarin de voorstelling werd gewekt, als zouden deze verliezen de eigenlijke oorzaak zijn, dat in 1928 slechts 2' inplaats van 8 als dividend kon worden uitgekeerd. Wel vertrouwt spr.., dat het bedoelde verslag te dezen opzichte niet geheel juist is, maar de vroegere leden van „Nieuw Leven", die van verliezen, als waarvan hier wordt gesproken, tijdens het bestaan van „Nieuw Leven" nooit hebben gehoord, zouden zich toch wel eens kunnen gaan afvragen: „Hoe is het toch mogelijk, dat er zoo op eens zoo'n verlies is ontstaan?" Spreker wil er daarom op wijzen, dat bij de op richting van „Nieuw Leven", in 1919 en de eerste daaropvolgende jaren, alles zeer duur was en dus al het toen aangekochte, gebouwen zoowel als inventarissen, tegen zéér hooge waarde moest worden inge kocht. Door deze hooge aanschaffings waarde drukten ook de hierop gemaakte afschrijvingen zeer zwaar op de exploita tierekening. Hoewel deze afschrijvingen voldoende mochten worden geacht, nam dit niet weg, dat bij de fusie eene nieuwe taxatie van de verschillende, op de balans voorkomende, posten heeft plaats gehad, waarbij, om zeker te zijn, dat dit later geen tegenvallers zou opleveren, verschillende posten aanzienlijk lager werden geno teerd. Spr. keurt eene zoodanige voorzich tige schatting niet af, nt«ar het geeft den schijn, alsof in korten tijd een groot ver lies is ontstaan, terwijl toch een aanzien lijk deel van het zoogenaamde verlies op de overname van Anna Paulowna in deze lagere taxatie is terug te vinden. De Voorzitter, den heer Keuris beant woordende, kan zich in het algemeen met 't door dezen gesprokene vereenigen. „De Tijdgeest" had behoefte aan uitbreiding en het bestuur wist dus zeer goed wat het deed, toen het een betrekkelijk gering ver lies, dat ten deele slechts fictief was, voor hare rekening nam. Door den heer D. Krouwel wordt bij de rondvraag nog gevraagd, waarom de ver gadering van Coöperatie en Vakbeweging, waarom door spr. op de vorige, hier ge houden dktrictsvergaderlng weid ver zocht en welke door de toen aanwezig zijn de Voorzitter, de heer Ham, werd toege zegd, niet is doorgegaan. Daar zoowel de heer Velders als de heer De Jong deze vraag niet direct kunnen beantwoorden, wordt schriftelijk antwoord aan den heer Krouwel toegezegd. Vermoed wordt, dat de heer Ham deze toezegging door het hoofd is gegaan. Daarna wordt de vergadering gesloten. DE AFSLUITDIJK. Dinsdag is men aan den afsluitdijk be gonnen met het opspuiten van een groot zanddepot. Het zand, dat hier geborgen zal worden, wordt in het Amsteldiep door den zandzuiger „Vlaanderen" opgezogen. De gevulde bakken worden dan per sleep boot overgebracht naar den zandzuiger „Holland", die aan de Westzijde van het Amsteldiep tegen den afsluitdijk gemeerd ligt, vanwaar het over eene lengte van 800 k 900 Meter lange buizen van 50 60 centimeter diameter naar het hierbedoel- de depot wordt geperst. Behalve zand zal hier ook klei worden opgeslagen. Dit alles moet dienen als materiaal voor de in deze omgeving nog, uit te voeren werken. Het werk wordt uitgevoerd door de Maatschappij tot aanneming van Zuider zeewerken. Wieringen. EEN ONGELUK. Op het werk aan „de Oude Zeug" nabij Wieringen had Dinsdagmiddag een on geval plaats, dat gezien de omstandig heden, nog ernstiger gevolgen had kun nen hebben dan het nu heeft gehad. Door een verkeerde explosie in den motor van een dér vletten, vloog het deksel van het carter af en kwam trecht tegen een been van den smid K., met het gevolg dat het scheenbeen gebroken werd. Nadat de aanwezige verpleger de eerste hulp verleend had, werd de getroffene per boot naar Den Helder vervoerd om in het ziekenhuis aldaar verder verpleegd te worden. W ester land. WONINGBOUW. Door den heer O. Brugman, fourage- handelaar te Westerland is van den heer D. Blaauboer een perceel bouwterrein, gelegen aan den Kningsweg, aangekocht, waarop door den aannemer, den heer J. Koojj, een burgerwoonhuis, annex pak huis, zal worden gebouwd. Den Oever. UITVOERING VEREENIGEVG VOOR VOLKSONDERWIJS. Wanneer ooit een uitvoering onze ver wachtingen overtroffen heeft, dan is het zeker wel de uitvoering vanwege de Ver- eeniging voor volksonderwijs geweest, die Dinsdagavond in de zaal van den heer J. Lont aan den Oever gegeven werd. Zooals bekend werd aldaar door leerlin gen van de openbare lagere school een opvoering gegeven van het kindertooneel- stuk „de Kleermaker en de Kabouters", door J. Buma. Toen om 8 uur de heer O. J. Bosker naar voren trad, om dezen avond met een en kel woord te openen, was de zaal zoo goed als geheel met belangstellenden gevuld. Spreker schetste in welgekozen, kern achtige woorden het doel van de Vereeni- ging voor Volksonderwijs, de toestand van het onderwijs op Wieringen en hoopte dat allen mede zouden werken om het doel van de vereeniging te doen verwezenlijken. Nadat hij allen een recht genoeglijken avond had toegewenscht ging het scherm op voor het eerste, bedrijf. Elk bedrijf te bespreken zou ons te ver voeren en willen wij derhalve met een al gemeene beschouwing volstaan. Wat den inhoud betreft heeft men met dit stuk ongetwijfeld een zeer goede keuze gedaan. Niet alleen hield hij een levensles voor de kinderen, doch ook menig oudere heeft er iets van op kunnen steken. Voor de vertolking mogen wij niets dan bewondering hebben. Wat klonken de kinderstemmetjes hel der en frisch door de zaal, wat werd er vaak aardig door de kleintjes geacteerd; zonder ook maar eenig onderscheid të maken willen wij toch in het bijzonder de jongejuffrouw Truusje Bosker vermelden. Vooral in het laatste bedrijf ontpopte zij zich als een „actrice in dop". De Elfendans was ook een waar succes en was wel een der mooiste bedrijven. Hans Pik, de kleermaker (de heer Oden) en zijn vrouw (mej. A. Duinker) wisten zich geheel aan de „omgeving" aan te pas sen en hun rol op de juiste wijze uit te beelden. Een warm, langdurig applaus weerklonk na elk bedrijf, hetgeen wel het onomstoo- telijke bewijs was dat men van het gebo- dene in hooge mate genoten had. Aan het einde van het laatste bedrijf moest zelfs nog eenige malen gehaald worden. Op den heer Bosker rustte de taak, om tot slot nog enkele woorden te spreken en kunnen wij ons volkomen bij den heer Bosker aansluiten, die constateerde, dat deze uitvoering, evenals die, welke op Hippolytushoef was gegeven, een groot succes is geworden. Voorts richtte hij nog woorden van dank tot allen die hadden mede gewerkt om daze avonden zoo uitstekend te doen sla- gen, en wel in het bijzonder tot de dames mevr. van 't Hof en mej. Gr. Bosker, in wier handen de leiding berustte. Met een opwekkend woord en nadat hij de hoop uitgesproken had, dat deze uitvoe ring ook aan Den Oever haar uitwerking niet zou missen, sloot de heer Bosker dezen weigeslaagden avond.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1929 | | pagina 10