Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven van ZATERDAG 5 MEI 1929. VERKEERD OPGEVAT. Het slaapmiddel. THERMIET. ik Huisdieren. De behandeling van koffers. Standvastig ln zün vriendschap. HOELANG MOETEN WE SLAPEN. KLEINE WIJSHEDEN. Tob Nooit Hoekjo. KNAP UW EIGEN ZAAKJES OP. 't Juffertje 380. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). De ontmoeting had plaats in de hall van een hotel. Het meisje zij scheen 20 jaar zat te lezen, terwijl zij wachtte op de gong voor de lunch, toen een knap jongmensch door de iglazen tochtdeur binnenkwam. Hij scheen hier geregeld te komen lunchen, te oordeelen naar het be leefde tikje aan zijn pet, waarmee de por tier hem begroette, terwijl hij, toeschoot om hoed en stok in ontvangst te nemen. Het meisje keek op, zag hem aan zonder eenig teeken van herkenning aan en zette kalm haar lectuur voort. Jack Raymond zuchtte eens diep en nam plaats in een gemakkelijken stoel naast de canapee waarop het meisje zat. „Vind je 't goed als Ik rook, Phyl?" vroeg hij. Zij söheen het niet gehoord! te hebben, maar toen hij een sigaret opstak stond zij half op, bedacht zich echter en1 ging weer zitten. ,yJe doen en laten kan mij niets meer schelen, na wat jij gedaan hebt," 'klonk het ijskoud). „Dank je," zei hij. „Vind je het goed om samen te lunchen?" „Zeker niet!" stoof zij op. „Er is toch niets vreemds in een een voudige vraag als dezé, het is niet de eerste keer dat wij samen geluncht heb ben, we zajn toch verloofd' zou ik denkenl" „Zoo, zijn we dat?" Hij keek een oogen'blik stil naar het boek, dat zij aan het lezen was. „Wat voor praatjes je ook van mij ge hoord mag hebben," zeidie hij vastbeslo ten, „die geschiedenis met Daisy Rose is geheel onwaar. Hoe je het hoorde is mij een raadsel, of Jim moest het zelf verteld hebben en iedereen weet dat hij een ezel is." „Je geeft dus toe, dat er iets was met Daisy Rose," zei ze koel. „Al wiat Ik je zegggen kan is dat je onnoodig jaloersch bent op Daisy,"1 ant woordde hij. „En ik begrijp niet dat je zoo onaardig tegen mij1 kunt zijn, omdat ik dezen Zaterdag en Zondag bij Ji!m Trafford doorbracht. Ik had een speciale reden om te gaan en Daisy Rose heeft er niets mee te maken. Zij woont toevallig daar in de buurt en kwam een middag even aianloopen om Jim te zien, dat is alles." „Dat is alles," herhaalde het meisje spottend. „Zij kwam Jim opzoeken en jullie gaan samen naar een lezing. Maar dat is nog niet ailesl Het ergste vind ik, dat toen; mama je inviteerde om die dagen bij ons 'te komen, je terugschreef dat je hard aan 't werk was en geen tijd had, of iets dergelijks. Maar diezelfde dagen schijn je wel tijd te hebben kunnen vinden om bij Jim te logeenen1. Ik moet hieruit wel opmaken dat je genoeg van ons gezelschap hebt!" „Als je me eens rustig wilt aanhooren liefste, zal ik je uitleggen hoe de vork in de steel zit." En zonder haar tijd te laten om nog iets te zeggen vervolgde hij: „Ik bedankte voor je invitatie omdat ik over vermoeid was. Toen ik zei, dat ik hard aan het werk was, meende ik dat. Zelfs heb ik de laatste nachten geen oog dicht gedaan, doordat ik zoo'n last had van sla peloosheid." Met een vluggen blik van plotseling medegevoel zag zij hem aan. „Ik vraag niet om medelijden," ging hij voort, „maar als zelfs een ezel als 8) Polzig was vast overtuigd, dat Spangier zelf de aanlegger en uitvoerder van de inbraak was. Juist de omstandigheid, die aangewezen scheen om de verdenking tegen Gowel te versterken, had hem het eerst aan diens schuld doen twijfelen en hem tot de meening gebracht, dat de ware schuldige, om de politie op een valsch spoor te brengen, de gevonden papieren in de nabijheid van Gowel's woning weg geworpen had. Een hekend feit is, dat gauwdieven zich op deze wijze trachten te ontdoen van dat deel van den buit, dat niet gemakkelijk aan den man te brengen is. 't Was een misdadige en geraffineerde ja duivelsche list. Eigenlijk was het a 1 te listig en juist deze te groote slimheid zou den dader verderfelijk worden. Een ervaren detective, zooals Polzig, be greep toch onmiddellijk dat een geslepen misdadiger nooit de domheid zou uithalen, zloh op zulk een korten afstand van zijn Jimmy opmerkt hoe moe en afgewerkt Je eruit ziet, dan kun je gerust gelooven dat je niet geschikt voor gezelschap bent. Daarom ging ik met hem mee naar zijn landhuisje, waar hij1 alleen woont, als hij er ia Hij beloofde mij weer geheel de oude te zullen maken. Ik ging met hem mee, niet omdat ik hem geloofde, maar omdat ik dol werd van het kijken naar .mijn eigen slaapkamer plafond, en omdat in slaap vallen als Jim een verhaal tegen je houdt niet zoo erg is, als indommelen onder een gesprek met iemand anders. Begrijp je wat ik bedoel?" „Volkomen, je voelde dat daar niet zoo veel kans on was in 't gezelschap van Daisy Rose." H-ij haalde zijn schouders op, stond op, gooide zijn sigaret weg en ging weer zitten. Geen van beiden sprak een woord, terwijl zij naar het plafond keek en' hij op de punten, van zijn schoenen staarde. „Je voortdurend zinspelen op Daisy Rose is totaal misplaatst, Phyl. Zij kan me niet uitstaan en dat verwondert me nieta Het is gewoon bespottelijk om daar over te kibbelen. Ik verzeker je dat ik ipe te ellendig voelde om je invitatie aan te nemen. Daarbij komt, dat ik geen drukte wilde maken van mijn slapeloos heid. Ik wist dat verandering van luoht mij goed zou doen. Den morgen na onze aankomst liet Jim mij een reusachtige wandeling doen, wij hebben wel 15 mijl geloopen. Hij zei dat het een deel van de kuur om in slaap te komen was. Toen wij terugkwamen hadL den wij' een stevige lunch en als je het precies weten wilt, we aten ongelooflijk veel. Dat was ook een deel van de kuur zei Jim. Daarna gingen wij samen in den tuin en lagen in gemakkelijke stoelen in de zon. Begrijp je 't idee, hij1 probeerde om mij slaperig te maken,. En toen ver scheen Daisy Rose om Jim te halen, die haar beloofd had naar die stomme lezing te gaan." „En toen ging jij maar in/plaats van Jim mee. Waarom k „lm haar het ge val niet uitleggen en je rustig laten slapen?" „Omdat ik niet sliep," antwoordde Jack wanhopig. „Ik was geweldig slaperig maar nog niet onder zeil. Het was Jim die sliep en hij snurkte als een os, ver zeker ik je. Wat de menschen ook van haar zeggen mogen, Daisy Rose is een fatsoenlijk meisje en ik kon1 haar niet alleen laten gaan." „Ik zie de noodzakelijkheid er niet van in. Waarom kon je Jim niet wakker maken?" „Omdat ze belaedigd was en niet wilde dat ik dat deed." „Je hebt je zeker goed1 geamuseerd dien middag?" „Buitengewoon goied," zei hij .grimmig. „Nooit in mijn leven heb ik mij zoo goed geamuseerd. En het gevolg is dat Daisy mij' niet meer kan uitstaan." „Waarom kan ze je dan niet uitstaan?" „Omdat ik de heele lezing aan een stuk door sliep, en ik zou er nog zitten slapen, als ik niet van den stoel was ge vallen toen1 de menschen opstonden om weg te gaan. Nu weet je het." De vrooüjke lach van Phyl klonk hel der door de hall, terwijl haar gezichtje plotseling geheel was opgeklaard. „Ik zal je niet langer ophouden," zgi Jack neerslachtig, terwijl hij opstond. Phyl stond ook op en stak haar arm door de zijne. „Domme jongen!" fluis terde zij. „Kom gezellig lunchen en laten wij nooit meer over Daisy praten." Een lange kus bezegelde deze verzoening en die dikke portier bij de tochtdeur keek be scheiden den anderen kant uit, terwijl hij hoofdschuddend zei: „Ze zijn toch alle maal hetzelfde!" woning van het hinderlijk deel van zijn buit te ontdoen. Ook zou hij dit spoediger gedaan hebber en de papieren waren pas gevonden, toe de verdachte reeds achter slot en grendel zat. Hieruit bleek, dat het alleen te doen was om dezen nog nog meer verdacht te maken. Dat dit zoo laat pas gebeurde, lag stel lig in de omstandigheid dat de ware schuldige eerst den avond te voren den naam en het adres van Gowel uit de bla den vernomen had. Al was de detective echter ook zeker van zijn zaak, hoe zou hij den schuldige kunnen vatten, als het hem niet gelukte het geld te voorschijn te brengen? Waar aldus overwoog de beambte bij zich zelf zou Spangier, verondersteld dat hij de dader was, het geld geborgen hebben? In zijn woning, in zijn huis? Neen, daartoe was hij te slim, zooals de gehéele aanleg van den diefstal bewees. Al mocht hij ook te goeder naam en faam bekend zijn, hij moest toch altijd rekening houden met de mogelijkheid, dat de ver denking op hem zou vallen, en men zijn huis doorzoeken zou. Hij moest dus een plaats buiten zijn huis gekozen hebben. Maar hoe was dat te ontdekken? Hier hield alle werkelijke combinatie op. Er waren honderd mogelijkheden. Ten e°rste moest men weten of het geld in of buiten de stad geborgen was. Kon hij het Jn een Engelsch dagblad kon men on langs een advertentie lezen, waarin een min werd gevraagd voor een allerliefst., jong gorilla'tje, wiens moeder gestorven was. Dit bleek geen mop, doch volle ernst. Het is namelijk in Engeland tegenwoordig fashion er allerlei vreemde huisdieren op na te houden, en kleine gorilla's worden veel gevraagd, evenals maki's, dat zijn kleine aapjes met een pluimigen vossen staart. Maar ook andere apensoorten zijn zeer in trek en onlangs liet een Londen- sche handelaar in honden en katten, apen enz. een zending van tweehonderd jonge apen komen om ze als huisdieren te ver- koopen. De schoothondjes hebben afgedaan, jonge aapjes en beertjes hebben hun plaats ingenomen. De aapjes kosten van zes tot honderd gulden, de beertjes tachtig tot honderd gulden, en ze worden grif ver kocht. Verder is er vraag naar kleine kro kodillen, hagedissen en vooral naar egels. De egel met stekels is een interessant beest, en een allergemakkelijkst huisdier bovendien. Voederen hoeft men hem niet; zet hem in den tuin of in den kelder, en h;j eet alle torren en larven op die hij maar te pakken kan krijgen. Een nuttig „huisdier" dus ook nog die egel. Er zijn er echter veel te weinig en de vraag over treft verre het aanbod. De koffer heeft na beëindiging van den reistijd zijn bestemming volkomen ver vuld en wordt weer tot zijn eentonig be staan op zolderkamer zoo lang veroor deeld, tot de zachtheid der lucht opnieuw de reislust in den mensch opwekt. Het ls waar, zijn uiterlijk aanzien is niet meer te vergelijken met dat van voor zijn in diensttreding. Aan alle hoeken en kanten is de lak er afgesprongen, vertoonen zich modder en lijmvlekken. Zuchtend bekijkt de huisvrouw hem en toch heeft zij het in de hand hem met een voudige middelen zijn vroegere schoon heid weer te geven. Lederen koffers, die hun natuurlijke kleur moeten behou den reinigt men met door middel van een borstel en een lauwwarme, sterke zeep- loog. Vooreerst verwijdert men zoodoende iedere onzuiverheid en ten tomMe bezit zeep ook de eigenschap om L. der te conserveeren. Wensoht men daarentegen den koffer op te schilderen dan bereidt men een leder- zwart op de volgende wijze: vier deelen traan worden met een deel was op het vuur gesmolten, en daarna met wat been- derenmeel vermengd. Deze massa wordt, nog warm, in het leder ingewreven. Zij munt uit door zeer groote duurzaamheid. Chateauneuf de zegelbewaarder van Lodewijk XIV, was door zijn benijders beschuldigd dat hij staatsgeheimen had verraden en werd op bevel van den koning gevangen gezet. Om bewijzen tegen hem te verkrijgen trachtte men zijn vertrouw den vriend, den ridder Dujards, over te halen tegen hem te getuigen. Maar men kwam aan 't verkeerde kantoor: Dujards verklaarde: „Chateauneuf is een eerlijk man". Nu werd ook de ridder in de Bastil- le opgesloten, doch ook daar hield hij zijn getuigenis vol. Men dreigde hem met een proces, ja, deelde hem zelfs mee, dat hij ter dood was veroordeeld. Dujars ant woordde eenvoudig: „Chateauneuf is een eerlijk man'" Hij werd naar de gerechts plaats gebracht, waar men hem genade aanbood, als hij 't verraad van zijn vriend bekennen wilde. Glimlachend zei de rid der: „Chateauneuf is een eerlijk man". Om de schijnvertooning te voltooien, kwam er nu een bode, zoo 't heette van den ko ning, om den veroordeelde gratie te brem gen. Kalm trok Dujards zijn afgelegde klee ding weer aan en toen de bode hem vroeg, hoe hij den koning voor zijn genade zou danken antwoordde hij: „Zeg Zijne Maje steit, dat Chateauneuf een eerlijk man ls". aan een vriend gezonden of in een bank geplaatst hebben? Neen, redeneerde de detective, want gisteren heeft hij de aandeelen pas op straat geworpen. Bovendien kon hij er zich niet te ver van verwijderen. Het geld moest dus nog in de stad zijn. „Om de juiste plaats te vinden, moet i£ hem nagaan en zijn gangen bewaken", besloot Polzig. Hij aarzelde geen oogenblik de daad bij het woord te voegen. In een ruimen mantel gehuld en een slappen hoed diep in de oogen, betrok hii tegen het vallen der duisternis zijn post. Vlak over het huis van Spangier was een café. Daar ging Polzig aan het venster zitten, nam een glas bier en een groote courant, waarin hij scheen te lezen. Hij zag echter geen letter en loerde voortdurend naar het huis aan de overzijde der straat, dat gelukkig door een lantaren in de nabijheid verlicht werd. Een half, een heel tiur verliep, maar niemand vertoonde zich. Polzig dronk nog een glas bier en nam een- andere courant. Acht uur sloeg het. Twee uur lang had hij reeds geduld geoefend. Half negen. Hij nam reeds zijn vierde cöurant, maar wierp ze terstond weer weg, drukte zich den hoed op het hoofd, en stormde naar buiten. Eenmaal op de straat en zeker van zijn man, stapte hij snel I voorwaarts. Geen twijfel, het was Spangier. Waar De hoeveelheid slaap, die de mensch noodig heeft, is beslist Individueel ver schillend: het hangt af van de bezigheid des menschen, zijn gewoonten, van zijn karakteraanleg en van zijn lichaamsge steldheid. Personen, die geestesarbeid verrichten moeten in den regel meer sla pen dan menschen die zwaren lichaams- arbeid verrichten. Dat lijkt op het eerste oogenblik on juist, want de licb aamsarbeider is meestal veel meer vermoeid dan hij die geestes arbeid verricht. Maar de hoofdarbeid houdt den geest voortdflrend bezig; hij laat hem nooit tot rust komen, behalve tijdens den slaaptijd. De lichaamsarbei der daarentegen versohaft het lichaam vaak rust gedurende den loop van den dag, althans gedurende de maaltijden. De hersenarbeider wordt daarom hij ge brek aan slaap licht zenuwachtig en dof in 't hoofd. Wie met zes uren slaap goed volstaan kan (weinige grootste edsche lieden kunnen dat) begaat niet alleen een verkwisting als hij langer slaapt, maar ook een zonde aan zijn eigen gezondheid als hij deze maat al te dikwijls over schrijdt. Vroeg opstaan! W-at men daar onder moet verstaan, daarover loopen de meendngen nogal uiteen. Het juiste zal wel zijn, niet te vroeg en niet te laat. Geen grootsteedsohe slapheid, maar ook geen Oosterache strengheid. Dat over het nut van vroeg opstaan nooit of nergens eenige twijfel bestaan heeft^ bewijzen reeds de vele spreekwoor den, die dit thema behandelen. De geu- rigste bloesems hebben ons in dit opzicht de noordelijke volkeren geboden. Zoo zegt de Fin: „Vroeg vogeltje hélder oogje". De Let: „Een vroeg bloempje drinkt veel dauw". De Litauer: „Morgen- zonnegoud munt goed". Meer in 't rno- reele vervallend zegt de Rus: „Vroege morgen maakt wijze avond." De En- gelaohman maakt de nuchtere opmerking: „Een uur in den morgen is twee in den avond' waard". „De morgenstond heeft goud in den mond." Jawel, maar dit waardevolle goed valt ons niet zondier moeite in den schoot: het moet erst veroverd worden. Het meeste gedroomd wordt er in de morgenuren, als invloeden van buiten, inwerkingen van het licht, of allerlei herrie den Sa- per storen en daarom zal het voor zenuw achtige menschen en zwakke kinderen steeds beter zijn vroeg naar bed: te gaan en aan den anderen kant vroeg op te staan, als dit tenminste mogelijk is. B Een mensch doet zichzelf verachtelijk maken, voordat hij door anderen waarlijk veracht worden kan. Hoor beide partijen en alles zal duide lijk wezen. Hoor één slechts en gij; zult nog in het duister verkeeren. Een ander te vinden, die volkomen is als ik, is onmogelijk of er zouden twee ikken moeten zijn. Genegenheid kan met genegenheid wor den betaald, maar schuld moet met klin kend geld voldaan worden. Ouderdom is als een kaars, in den wind; gemakkelijk uit te blazen. Die vele kennissen heeft, zal met vele onaangenaamheden te worstelen hebben Hooge boomen voelen den wind; hooge staat is aan gevaar onderhevig. Een oude wijze vreesde vier getuigen den hemel en de aarde, zijn buurman en zichzelven. Eln Jeder ziihlt nor slcher anf slch selbst Schiller. Ja, er zijn gelukkig nog wel menschen op wie wij rekenen kunnen. Als zij ons iets beloven, dan weten wij ook, dat zij het doen zullen, we kunnen veilig aannemen, dat het gebeuren zal. Maar we weten niet hoè het gebeurt; ze zullen onze belan gen behartigen, dat is zeker, maar we heb ben er geen controle op. Ze kunnen iets vergeten, iets te goeder trouw bij- voegen; ze handelen naar hun eigen initia tief, niet naar het onze. Als het eenigszins kan, kom dan zelf voor uw belangen op. Niemand weet he ter wat u wilt en wensoht dan uzelf. Het lijkt zoo makkelijk „een zaakje door an deren te laten opknappen". Maar als wij veel van die zaakjes uit handen geven, komt er van onze groote zaak dikwijls wei nig terecht. Het geheel verbrokkelt, de zaak is niet meer van ons. Zoo ook op geestelijk gebied. We heb ben moeilijkheden, we zoeken een op-, lossing, een houvast. - We vragen om raad en steun. En dan zijn er ook altijd wel menschen, die we vertrouwen kunnen en die helpen willen. We laten anderen onze moeilijkheden oplossen, we probee- ren onszelf wijs te maken, dat we een levensverhouding hebben gevonden, maar feitelijk zijn we geestelijk niets rijker ge wold en. We hebben ons maar laten „be praten". Alleen zélf kunnen we een oplossing voor onze eigen moeilijkheden vinden. De denkbeelden van anderen kunnen ons wel helpen zij brengen ons ook weer aan het denken; soms ook kan een ander onze eigen, nog vage gedachten onder woorden brengen. Dan zijn hun denk beelden de onze. Maar zoolang allerlei théorieën en filosofische uitspraken door ons hoofd warrelen zullen we ons nooit iets eigen maken. Wat de een ons van daag heeft ingeprent, ontneemt de ander ons morgen weer. Niets is ons eigen dom! Laten we zelf zoeken, zelf zorgen. Onze eigen zaken behartigen. We kunnen hulp aanvaarden, maar zelf blijven we hoofdpersoon. Op eigen beenen staan, de baas zijn over onszelf en onze gedachten, dat al- loon kan evenwioht brengen in ons uiter lijk en innerlijk leven. Dr. JOfl. DE OOQK. N. N. te H. De meest werkzame men schen zijn de gelukkigste, omdat nietsdoen in botsing komt met de natuurwetten. Zoo dra ons iets is tegengevallen, moeten wij iets anders zoeken. Men moet zich altijd voor het één of ander interesseeren, wat dat is, doet er niet toe. Zeer zelden zijn lichamelijke storingen, de oorzaak van zenuwlijden maar meestal ontstaan zij door een zioh-laten-gaan, waar wij onszelf juist aan moesten pakken. De hoofdvereischten om een goede gezondheid en sterke zenu wen te krijgen zijn: een evenwichtige stemming, het vermijden van schadelijke factoren en veel lichaamsbeweging. Een gezonde belangstelling in dingen, die bui ten ons werk en ons familieleven staan, helpt ook dikwijls om onze gedachten vrij van kleine tobberijen te houden. Verz. brieven: G. te H., K. J. te H., Onderwijzer te H. Voor de lezen ren ons blad geeft onze psychologische medewerker-Dr. Joa, de Cook. van Merlenstraat 120, 's-Graveu- hage gratie sielkundige adviezen, e.m. over da wijze waarop sij hun geeat kun nen verfriaaohen en hun wilskracht ea energie kunnen versterken. De vragen worden geregeld in dit blad behandeld. Mochten de beantwoordingen te uitvoerig worden daa diraot aohrift»- lijk aan de aanvragers. De onbescheiden vraag. Tommie: „Mammie, waarom heeft Pap pie zoo weinig haar?" Mamma: „Omdat hij altijd zoo veel moet denken". Toramie: „Mammie, en waarom heeft U dan zoo veel?" Moeder: „Maak nou je huiswerk maar af, jongen". ging hij heen? Naar zijn club? Dat moest hij afwachten. Hij volgde hem op ©en behoorlijken afstand, steeds de overzijde der straat houdende. Voort ging het straat in straat uit. Spangier scheen een bepaald doel te hebben. Geen enkele maal zag hij om. Hij gaat ver weg, dacht Polzig; zou hij willen ontvluchten? Ze waren reeds bij het Anhalter station gekomen! Neen, hij wilde de tram nemen, die daar begint. Polzig zag hem blijven staan om de tram op te wachten en verschool zich achter een reclamezuil, tot de tram waarin Spangier plaats genomen had, afreed. Toen sprong hij op het achterbalcon en plaatste zich met den rug naar het binnenste van het rijtuig, 't Was een gek gevaarlijke post, want Spangier kon elk oogenblik uitstappen en hem zien. Dit mocht hii echter niet wagen. Hij nam zijn hoed in den hand, alsof hij het warm had en kon toen door een spiegeltje in den hoed verborgen, Spangier ln het oog houden. Toen hij dezen zag opstaan, sprong hij van het baloon en verborg zich in de schaduw van een huls. Hij zag hem uitstappen en de Genthinerstraat inslaan. Hij volgde hem, doch behoefde niet ver mee te loopen. Bij een der eerste hulzen bleef Spangier staan, haalde een sleutel te voorsohijn, opende de deur en verdween. Polzig bekeek het huis, nam 't nummer op en zag naar een schuilplaats om. Deze vond hij bijna dadelijk. Het naaste huis had een ruime gang als gemeenschappe- lljken ingang. Hier verborg zioh de detective. Hij wilde weten of Spangier in het huis lang zou blijven of er spoedig weer uitkomen zou. Het was geen restaurant, dus moest hij er een bezoek brengen. De sleutel dien hij er van had, bewees dat hij er goed bekend was. Na ongeveer een kwartier hoorde hij de deur opengaan juist, Spangier kwam er uit, maar niet alleen. Een dame liep naast hem. Zij kwamen hem voorbij. Ze spraken samen, zonder te vermoeden, dat zij beluisterd werden. „Je bent laat vanavond Guido," hoorde Polzig de dame zeggen. „Ik dorst het niet vroeger te wagen, Ida", antwoordde Spangier. „Je weet waarom. „Och ik denk, dat er geen gevaar is". „Wie weet...." „Niemand weet, dat je hier 'n verloofde hebt...." „Juist daarom, dat moet ook niemand weten. Binnen eenige weken...." Ze waren voorbij en de luisteraar hoorde niets meer. Wat hij gehoord had, scheen hem echter voldoende. Hij maakte geen aanstalten om de twee te volgen. Spangier had dus een verloofde en wilde niet dat iemand hiermede hekend was! Vreemd! Waarom niet? Daar had htf zeker zjjn reden voor. Een straal van triomf schitterde in het oog van den detective. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1929 | | pagina 7