Oir DE WIIBE WERELD
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van ZATERDAG 25 MEI 1928.
383. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
Tob Nooit Hoekje.
RECHT OP GELUK.
„Pyn?" dacht Geert, „dat zeggen de
heeren ien de stad wel tegen pien. „Och
Jao? mieneer de ginneraol, jle zelle pyn
wil "k zeggen, Ln je lief kriegen, as je zoo
't Juttertje
GEDULD
De radio had uitgeroepen, dat de ver
wachting voor den volgenden dag was:
westelijke wind en warmer. En vóór ik
mijn tweede been binnenboord van het
ledikant haalde, hoorde ik het fluitsignaal
van den trein, hetwelk ik tijdens het heer-
nchen van den bestendigen Oostenwind,
in geen dagen had gehoord.
Zou dan toch het weerbericht gelijk krij
gen, zoo dacht k en met een gevoel vol
van zomerschi .erwachtingen tornde ik
in en, onbewust van alle aardsche gewaar
wordingen, sliep ik door en ontwaakte den
volgenden ochtend toen de zon reeds haar
gouden scheuten had gezonden over het
aardrijk.
De windvanen stonden uit het Westen
en door het geopende raam stoofde een
zoele, zachte lucht Lent en zomer tegelijk 1
Geduld hadden we wat meer moeten
hebben. En dat hebben we nu eenmaal
niet, en, vooral in deze eeuw van haast
onbeperkte snelheid, hebben we dat niet.
Het ging ons te langzaam, veel te lang
zaam in de natuur. Er zat geen schot in.
Maar al ging alles wat langzaam; de na
tuur heeft getoond, dat ze ook nog wel
snelheid kan ontwikkelen en dat haar
snelheidsrecord door geen andere macht
ter wereld zal kunnen worden gebroken.
Zoo was haast alles nog dor en kaal en
ziet, in een paar dagen, is alles omgetoo-
vertooverd tot een weelde van oneindige
kleurengamma's.
Alles staat in knop en blad; alles geurt
en kleurt; alles zoemt en kwettert; alles
ontplooit tot leven. Geduld moesten we
hebben, maar dat hadden we niet. Toch is
het nu gekomen. Lente en zomer tegelijk.
Sommigen meenden zelfs, dat het eigen
lijk al weer te warm was. We zouden, ge
loof ik, met den Indiaan kunnen zeggen:
„uw tong spreekt anders dan uw hart u
zegt!"
De jongens „puften" al en ze hebben
rondgezien naar hun zwempakje en hand
doek.
Welk een rij van heerlijkheden staat er
al weer op het program.
Zoo heel lang zal het niet duren of ze
laten het Binnenhavensche water en het
zilte nat weer over hun bodies zwalpen.
Alle poriën worden dan weer opengezet
om de zomersche weelde dieper in het
lichaam te kunnen drenken.
De ansjovis, die maar steeds op zich liet
wachten, is bezig haar joyeuse entrée te
maken en het is te hopen, dat de meening
der pessimisten als zou de ansjovis dit
jaar heelemaal wegblijven, zal worden ge-
loochenstraft.
Wel is deze vischsoort buitengewoon
laat dit jaar, zooals alles over „tijd" is,
maar overigens is er geen enkele aanwij
zing, waarop gebaseerd kan worden, dat
ze heelemaal zal wegblijven.
Bergen op Zoom meldt flinke vangsten
en het sterretje der hoop behoeft haar
glans nog niet te verliezen. Geduld moe
ten we hebben!
Spinazie, radijs, het zou er niet komen.
Maar het heeft ten slotte zoo hard ge
groeid, dat er haast gemaakt moest wor
den met afsnijden en uittrekken, want er
moest wat anders boonen in den
grond gebracht worden.
Lente en zomer hebben we nu haast te
gelijk. En al dat schoone en al dat opwek
kende kunnen we haast niet tegelijk ver
werken. Het is overstelpend en bewijst de
spankracht van moeder natuur, die, in
een handomdraai, tot dergelijke mogelijk
heden in staat is.
Geduld moeten we hebben en dan komt
er èn in de natuur èn in ons persoonlijk
leven nog o, zoo veel „reg".
Böbinson.
WETENSCHAPPELIJK
SCHRIFTONDERZOEK.
De sohriftkunde, een voor het gerechte
lijk onderzoek in strafzaken zeer belang
rijk vak, leed tot nog toe aan het euvel,
dat het weinig of niet wetenschappelijk
was gefundeerd.
Sohrlftvervalsohingen, welke met che
mische of physlsche hulpmiddelen hebben
plaat» gehad, kan men in het laboratorium
nog ontmaskeren, maar wanneer men te
doen heeft met een eenvoudige imitatie,
dan is men alleen op de ervaring van
schriftkundigen aangewezen, wil men uit
maken, of twee schrifturen al dan niet
identiek, dus van denzelfden persoon af
komstig zijn, Deze deskundigen moeten
door vergelijking van den vorm der let
ters tot hun oonclusie komen, maar het is
gemakkelijk ln te zien dat ln vele gevallen
van vervalsching door een ervarene op
dit gebied de lettervorm zóó kan nage
bootst zijn dat men hoegenaamd geen
steun heeft aan deze methode.
Heeft nu het handschrift ook kenmer
ken, die moeilijk kunnen worden geïmi
teerd? Niet de absolute grootte der letters,
want die hangt van verschillende momen
ten af, maar de variaties in de grootte, de
proportloneele waarden zijn constant.
Ook hier is, zoo als op de meeste terrei
nen der exacte wetensohappen, kennen
synoniem met weten. De eigenschappen
van het schrift worden beheerscht door
factoren van psyohischen en anatoom-
physiologischen aard. Sommigen daarvan
zijn vatbaar voor wijziging door .emotie,
haast, temperatuur, gebruik gereedschap
andere, de buigzaamheid van gewrich
ten, de vorm der onderarm, en hand
spieren, de lengte der beenhefboomen zijn
constant en drukken een bepaald stempel
op het handschrift, des te duidelijker juist,
wanneer de schrijver zijn hand heeft ver
anderd of een handschrift heeft nage
bootst.
Door het handschrift te ontleden in
meetbare lengten en de verkregen cij
fers te vergelijken kan men langs weten-
schappelijken weg een bepaald hand
schrift identificeeren. Men meet daartoe:
lo. de grootte (b.v. de betrekking tusschen
de gemiddelde grootte der hoofd- en
kleine letters; 2o. richtingen, in hoekmaat
uitgedrukt; 3o. onderbrekingen (door op
heffen van de pen); 4o. vormen die door
statistische gegevens worden verklaard.
Een Fransch geleerde, die deze methode
bespreekt en er eenige opmerkingen aan
toevoegt, besluit met te zeggen, dat ook
deze methode, hoe objectief ook, slechts in
handen van ervarenen bruikbare resul
taten kan opleveren. Om de oorspronke
lijke karaktertrekken van een verdraaid
handschrift naar voren te doen komen,
moet men de besohikking hebben over een
groot aantal letters; dan pas kan men ont
dekken welke de vervalscher heeft veran
derd in zijn schrift, en welke eigenaardig
heden hij onmogelijk in zijn schrift heeft
kunnen veranderen; en in de praktijk zal
men zich dikwijls met weinig materiaal
moeten behelpen.
Intusschen heeft deze methode al zeer
bemoedigende resultaten gegeven en be-
teekènt zij een belangrijke stap in de
richting van een wetenschappelijke hand
schriftanalyse. B.
DE UITNOODIGING DES KEIZERS.
De Slimme Grenadier.
In den avond voor de inneming van
Ulm (17 Oct 1805) ging keizer Napoleon
begeleid door den maarschalk Berthier
in een eenvoudigen soldatenmantel ge
huld, door het kamp wandelen en luister
de naar de gesprekken zijner grenadiers.
Bij die gelegenheid zag hij, niet ver van
zich af, een soldaat zijner garde aard
appelen uit de asch halen van het kamp
vuur.
„Zie ik zou juist zoo graag aardappelen
zoo maar uit de asch weg willen eten,"
zei de keizer tegen Berthier; „wees zoo
goed en ga eens naar dien snaak, maar
schalk, en vraag hem of hij er mij niet
een wil verkoopen."
Overeenkomstig dit bevel trad de maar
schalk naar den grenadier toe en vroeg
hem: „Zou je me ook soms een paar aard
appelen willen verkoopen?"
„Neen," luidde het antwoord, „ik heb
zelf maar vijf aardappelen en die zijn ter
nauwernood toereikend voor mijn eigen
avondeten."
„Ik geef je twee Napoleons, wanneer je
er mij een verkoopen wilt," ging Ber
thier door.
„Ik heb uw geld niet noodig," hernam
de soldaat, „ik blijf wellicht morgen reeds
in het gevecht en dan zou ik niet graag
willen, dat de vijand mij met een leege
maag vond."
Berthier bracht dit antwoord van den
soldaat aan den keizer over, die nog
eenigszins zijwaarts was blijven staan.
„Verwenschte eigenzinnigheid," zei de
Keizer. „Kom laat ik het eens beproeven,
misschien ben ik wel gelukkiger dan gij."
Napoleon stapte nu eveneens naar den
grenadier en vroeg hem of hij hem niet
een paar aardappelen wilde verkoopen.
„Voor geen geld van de wereld," ant
woordde de grenadier. Ik zal er me zelf
niet aan doodeten."
„Maar je zult de prijs naar eigen be
lieven kunnen vaststellen," hervatte de
Keizer. „Kom geef maar op. Ik heb hon
ger, want ik heb den geheeelen dag nog
niets gegeten."
„Nu, dat is bij mij ook het geval," zelde
de soldaat. „Ik heb u reeds gezegd, dat
de maaltijd voor mij ternauwernood vol
doende is. En bovendien, ik ken u zeer
goed, ondanks uw verkleeding."
„Zoo? En wie ben ik dan?"
„Gij zijt de kleine korporaal, Sire, ge
lijk gij onder ons wordt genoemd. Heb ik
gelijk of niet?"
„Je hebt gelijk. Doch wijl je me nu kent,
zul je zeker niet langer weigeren, om me
een paar aardappelen te verkoopen?"
vroeg de Keizer.
„Verkoopen? Neen Sire," antwoordde
de soldaat. „Doch ik wil u een ander voor
stel doen. Wanneer gij mij vergunt, dat
ik ook eens bij u mag eten, zoodra gij
weder in Parijs teruggekeerd' zult zijn,
dan moogt ge mijn avondeten met mij
deelen."
„Aangenomen," zei de Keizer lachend.
„Op mijn woord van den kleinen korpo
raal."
„Dan ben ik tevreden," hernam de gre
nadier .„Onze aardappelen zullen onaer-
tusschen wel gaar geworden zijn. Kom
aan, de beide grootsten zijn voor u, de
drie anderen zal ik zelf opeten."
De Keizer ging bij het vuur zitten, at
zijn aardappelen met den grootaton eet
lust op en keerde vervolgens met Berthier
naar z]jn tent terug, zonder iets anders
te zeggen dan: „Ik wed dat deze snuiter
een flink soldaat is."
Eenige maanden later was de Keizer
juist de eetzaal binnengetreden om aan
tafel te gaan, toen zijn lijfdienaar Rou-
stan hem meldde, dat er in de voorzaal
een grenadier stond, die absoluut de eet
zaal in wilde, voorgevende, dat hij door
den Keizer aan tafel was genoodigd.
„Laat hem binnenkomen," zei Napo
leon.
De grenadier trad binnen, presenteer
de zijn geweer en zei tegen den Keizer:
„Herinnert gij u nog Sire, dat ik voor
Ulm mijn bescheiden avondmaal met u
deelde?"
„Ha, ben jij dat? Zeker, zeker, ik her
inner me dat nog zeer goed," zei de Kei
zer. „En nu kom je zeker om met mjj te
middagmalen, niet waar? Roustan leg
nog een couvert op je tafel, voor dezen
dapperen kerel."
De grenadier echter zei: „Pardon Sire,
een grenadier der garde kan niet met
lakeien eten. Uwe Majesteit heeft mij be
loofd, dat ik met haar zou eten, dat was
de afspraak, en vertrouwende op uw ge
geven. woord, Sire, ben ik hierheen ge
komen."
„Je bent in je recht, Roustan leg het
couvert naast mij," zei de Keizer. „En leg
nu je wapens af, mijn brave en maak het
je zelf gemakkelijk aan tafel"
Na afloop van de tafel deed de grena
dier weder sabel en patroontasch aan,
nam zijn geweer en presenteerde dit tot
afscheid.
„Nu mijn vriend, heeft het je ge
smaakt?" vroeg de Keizer.
„O ja, Sire," was het antwoord, „maar
een gewoon soldaat moest eigenlijk niet
aan de tafel des Keizers eten of hebben
gegeten."
„Ah, zoo, ik begrijp je?" zei Napoleon
lachend. „Je bent ook veel te schrander
voor gewoon soldaat. Ik benoem je alzoo
tot officier, doch hoop tevens, dat mijn
heer de luitenant mij in het vervolg zijn
aardappelen wat billijker zal afstaan."
HUWELIJKSGEBRUIKEN.
Geroofde en gekochte vrouwen.
Ieder land en volk heeft zijn eigen
aardige zeden en gewoonten en tot de
gebruiken, waaraan een volk zeer ge
hecht is en die niet licht afgeschaft wor
den, bëhooren vooral de huwelijksgebrui
ken. Als in Oost-Pruisen onder de min
dere standen de trouwlustige man bij. het
meisje en hare familie een bezoek komt
afleggen om de hand van zijn uitver
korene te vragen, dan volgt daarop een
bezichtiging van al het huisraad wat het
meisje medekrijgt; daarna komt het
meisje met haar familie in het huis van
den bruidegom en neemt alles nauwkeu
rig op wat hij bezit.
Vele dingen, die in een huishouding
noodig zijn, worden op den laatsten
avond vóór het huwelijk door vrienden
en buren ten geschenke gegeven; ook
brengen deze allerlei eetbare waren voor
het bruiloftsmaal mede, zooals boter,
eieren, spek, brood1, meel, enz. Ieder, die
met zulk een gave verschijnt, wordt een
glas brandewijn of likeur'en een stuk
brood of gebak aangeboden, wanneer hij
heengaat. Op dezen avond zoekt men al
het beschadigde porcelein, bordjes, pot
jes, pannetjes bij elkaar en werpt het met
kracht tegen de deur van de kamer, waar
de bruid en bruidegom met haar familie
leden bij elkaar zitten.
Het ontvoeren der bruid was reeds in
de vroegste tijden een geliefkoosd ge
bruik.
Het is eigenaardig, dat op verschillende
tijden door geheel andere volken dezelfde
zeden en gewoonten zijn aangenomen, zoo
is b.v. het afknippen van het haar der
bruid een algemeen gebruik.
In Pruisen knipte men vroeger de
haarlokken der bruid af, om haar daarna
een grooten krans op te zetten.
De Grieken wijdden Zeus, Hera en
Artemis de haarlokken hunne bruid, di©
zij den dag voor het huwelijk afknipten.
De Romeinen verdeelden het haar van
de bruid op de wijze der oude d'ames
door middel van een lans, ter herinnering
aan d© Sabynsche maagdenroof.
Zoowel bij' de Grieken en de Romeinen
werden bij gelegenheid van het huwelijk
dieren geofferd, en de gal van het dier
zorgvuldig verwijderd.
(De gewoonte om het huwelijk als een
handelszaak te beschouwen heeft zich
over verschillende landen uitgebreid.
Bij. de Galala's en Tobeloresen, die het
noordoostelijk deel van het eiland Djl-
lolo of Halamahera bewonen, bestaan vijf
soorten van huwelijken, waaronder een
door middel van ontvoering gesloten
wordt.
Huwelijken door aanzoek elschen geld
sommen, een zeker aantal oud© schotels,
borden, zwaarden, wapenschilden, ge
weren, netten, linnen, kleedingstukken en
zelfs slaven.
Bij het feestmaal worden voortdurend,
als teeken van vriendschap, de borden
verwisseld.
Als Iemand uit een vijandig gezind
dorp of uit een vliandlgo familie een
vrouw wil hebben, aan laat hJ(J deze door
twintig of meer Jonge mannen schaken.
De jongelieden op net eiland Oeram dat
een deel uitmaakt van de Molukken, koo-
pen hun vrouwen met oorringen, porce-
lelnen borden enz. of zJJ schaken hun uit-
verkorone en betalen den schoonouders
bij termijnen d© koopsom uit.
Op Pormosa koopt de man zijn levens
gezellin met koperdraad en flanel.
Aan de noordkust van Nleuw-Brltannlë
worden man en vrouw door den oom van
den man (de vader is niet in de zaak be
trokken) voor elkaar bestemd, zoodra de
neef zijn veertiende en het meisje haar
achtste jaar heeft bereikt.
Als waarborg ontvangen de bloedver
wanten der bruid dan de overeengekomen
som gelds.
Men maakt dan allerlei voorbereidselen
voor het huwelijksfeest dat dan eenige
jaren later gevierd wordt. De gasten krij
gen op bijzondere wijze toebereide gerech
ten in bananenbladeren gewikkeld, die be
stemd zijn om mede naar huis genomen
te worden en daar door de overige fami
lieleden opgegeten te worden.
De vrouwen krijgen bananenkool met
varkensvleesch, de mannen een gerecht
bestaande uit bananen serokokosmelk en
stukjes kip, alles bestrooid met gerooster
de gele mieren wat een groote lekkernij
is voor de inboorlingen.
Al zijn de dochters der opperhoofden
ook nog zoo leelijk, zij worden toch als
een ware schat der familie bscbouwd.
Neemt na verloop van eenige jaren de
man e©n tweede vrouw, dan moeten deze
beide vrouwen, volgens een oud gebruik,
met elkander vechten, dat is te zeggen,
drie dagen lang elkaar slaan. Dit wordt
„Awarangun". genoemd en moet als een
grap beschouwd worden, maar dikwijls
neemt de aardigheid toch een ernstige
wending, en keeren zij bont en blauw .ge
slagen huiswaarts; de strijd wordt ge
voerd aan den oever der rivier; de beide
vrouwen en ongeveer een vijftigtal buur
vrouwen die onder een oorverdoovend ge
schreeuw en gelach den strijdl bijwonen,
zijn gewoonlijk rood geverfd.
De Kaffers verkoopen hun dochters
voor runderen; het vee is voor hen de
voornaamste bezitting, de meisjes worden
op baar achtste en tiende jaar reeds uit
gehuwelijkt. D© prijs „kazi" geheeten,
stijgt bij gewone lieden van acht tot twin
tig runderen. De voorname Kaffers ver
koopen bun dochters niet onder de vijftig,
ja dikwijls niet dan tegen honderd runde
ren.
Is de zaak beklonken, dan wordt een
os geslacht, beide partyen eten van bet
vleesch en de verloving wordt gevierd.
Liefde of genegenheid worden hierbij1 niet
in aanmerking genomen.
H
IJDELHEID.
Wat een stap, wat een tred,
Of dat maagdeke zet,
O, wat laat ze tocih vaak van haar spreken.
Wie verwend is en zot,
Dient zich zeiven tot spot,
Dat is reeds zoo dikwijls gebleken.
O bedenk, lieve maagd,
Dat slechts eenvoud behaagt,
Als een kenmerk van 't goede en ware.
Slechts een pronker, een kwast,
Vindt zoo'n houding gepast,
En kan er zich eens mee verklaren.
Maar ook veel jongelui
Geven spoedig de brui
Voor zoo'n juffie, die leeft voor haar lompen.
Hun hart en hun hand
Wordt nog eerder verpand,
Aan een meisje dat rondloopt op klompen.
Niet zoo'n modejournaal,
Dat maar telkenmaal
Om het spiegelglas heen loopt te draaien,
Maar die eens voor haar man,
Ook de pot koken kan,
En behoorlijk kan wasschen en naaien.
Zulk een meisje, zoo'n vrouw,
Die met ijver en trouw,
En met liefde haar taak kan verrichten,
Die niet vraagt naar de waan
Van een ijdel bestaan;
Die een hemel op aarde kan stichten.
Dus o maagdeke fijn,
Die om wereldsche schijn
En om mooi slechts te zijn.
U tot spot biedt voor mannen en vrouwen,
O, ^bedenk dat gewis,
Al wat degelijk is,
U als ijdeltuit zal gaan beschouwen.
En leert dus mijn kind,
Dat ge méér wordt bemind,
En méér wordt geacht en geprezen,
Als ge helder en net,
Maar in eenvoud uw tred
Op den levensweg zet,
En altijd solide wilt wezen.
Het 1» jammer van do
menschen.
Htrludbcrg.
Het heeft zeker nooit ln Strl.ndberg's
bedoeling gelegen om do mensohon moed
ln te n£r©keii. Hij w«b een aarts-pessi
mist en geen dag zoo licht en zonnig, of
hij zag wel ergens een donker wolkje. Zijn
werken zijn dan ook allen gehuld ln den
donkeren mantel van triestige moedeloos
heid, alles keert zich ten kwade. Als
men zyn werken oppervlakkig leest en
alleen afgaat op d© gebeurtenissen, dan
zijn zy een en al somberheid en verdriet.
Maar Strindberg was ©en groot kunste
naar. En door alles heen trilt de wee
moed, omdat het leven zoo somber, vol
teleurstelling en onvervulde verlangens
is. En juist die weemoed wekt hoop.
We willen hem niet tegenspreken. O,
ja, er is veel ongeluk, veel verdriet op
aarde, maar de uitkomst, die hij niet zag,
zien wy door de schoonheid, waarmee hij
het tragische weergaf. „Het is jammer
van de menschen.Ja, het is jammer,
omdat de mensch tot zooveel vreugde
en geluk geboren is en in zooveel ellende
en saaiheid bier beneden rondploetert.
Het is jammer van de menscben, die
snakken naar liefde en meevoelen, dat ze
elkaar zoo slecht begrijpen, altijd maar
weer verkeerd begrijpen. Het is wel tra
gisch ais twee menschen, die samen het
geluk gevonden hebben, den dood zoe
ken in het water, omdat bet geluk bier
op aarde tooh niet zou duren.
Als het werkelijk zoo donker was en
altijd zoo blijVen zou, dan zouden wij
werkelijk niets beters weiten, dan ook
maar in het water te springen, dan wer
den we even somber en menschensehuw
als de ongelukkige mensch Strindberg,
wiens noodlot het was, het leven zoo te
zien.
Maar wy lrijken met open, onbevoor
oordeelde oogen de wereld rond. En we
zien toch ook geluk, we hebben zelf
onze geluksmomenten. Het geeft ons
alleen een gevoel van weemoed, dat bet
geluk niet overal is en dat de mensch
niet sterk genoeg is ook in zijn ongeluk
gelukig te zijn. Dèt is jammer van de
menschen. Er is nog heel wat te verbe
teren. in ons allen. Dat leert ons
Strindberg. En als hy ons laat zien: zoo
zijn de menscheni in tyden van ongeluk,
zoo zwak en eenzaam en dood-ongeluk
kig, dan voelen wij' mèt hem hoe jam
mer dat van de menschen is, maar ook
hoe het hun plicht is zich uit alle macht
tegen dat ongeluk te verzetten en bet
geluk te zoeken. Want een mensch zoo
neergedrukt dk>or het uiterlijk leven Is
een zieke in de maatschappij', in de we
reld. Hy1 is ver afgedwaald van het
rechte pad.
De mensch is tot iets beters, dan tot
zijn ongeluk geschapen. Het is zijn plicht,
zijn rèoht om gelukkig te zyn.
Dr. JOS. DE OOGK.
Vrager te H.
Uw slappe wil is ontstaan, doordat gij
overal en altijd voor alles een uitvluchtje
had'. Maar als met onvermurwbare, on
verbiddelijke gestrengheid van u ge-
eischt wordt dat gij moet, dan zult gij
wilskracht ontwikkelen, al tfaart gij ook
de slapste sterveling ter wereld. Gij moet
de noodzakelijkheid, het heilige moeten
op den voorgrond plaatsen, dan pas is
succes mogelijk.
Verzonden brievén:
S. M. te H.; K. G. te H.; Mevr. J. te Hl
Voor de lezers van ons blad geeft onze
psychologische medewerker Dr. Jos. de
Cock, van Merlenstraat 120, 's-Graven-
hage gratis zielkundige adviezen, o.m.
over de wijze waarop zy hun geest kun
nen verfrisschen en hun wilskracht en
energie kunnen versterken.
De vragen worden geregeld in dit blad
behandeld. Mochten de beantwoordingen
te uitvoerig worden dan direct schrifte
lijk aan de aanvragers.
UIT DEN FRANSCHEN TIJD.
H(| verstond geen Fransch.
't Was ln 't voorjaar van 1818 op oen
Zaterdagavond, dat Geert BolmeJer, een
boerenarbeider te Bedum in Groningen,
voor de deur van zyn stulpje stond, toen
hy een Fransoh soldaat naar hem too zag
komen. Geert had nooit een Fransch sol
daat gezien, en was niet weinig onthutst,
toen de vreemde militair hem genaderd
was, bet geweer bij' den voet zette en hem
aldus aansprak:
„Bonjour mon ami!"
Geert, die geen jota van die woorden
begreep, had wel eens hooren praten van
Fransche generaals, en daar hy d'ezen
soldaat voor niets minder aanzag, zeid©
hy, terwijl hy zyn pet beleefd afnam:
„Och! mieneer de ginneroal, ik ken je
niet verstaon, maor doe kenst kriegen
wats toe hebben wilste heur!" terwijl hij
in zichzelve mompelde: „Kerel! wat kiekst
mie glennig an mit dien groote zwarte
kiekers inne kop!"
Onze Franschman die wel inzag dat hij
met den boer niet kon redekavelen, dacht
by zlchzeiven: „Misschien zal die man
toch wel weten wat ik nu zeg en daar hij
veel eetlust had, koramandeerd© hjj heel
laoonlsch: „Avez-vous de la viande?
hm! Apportez de la viande!"
„Och joa!" zei Geert, „*k wil 't wel 'leu-
ven, men lelve man, dei viant, dei moakt
jou wat te dJoun. 'k Wol dart "k road op
wist, maor.
„Pas de la viande?" hernam de Fransob-
man op sterkeren toon.
„Joa, mein leive vrund", zei Geert, ,,'t
ls waor, del viant del dut het, maor ik bin
gein viant, om de weertig niet, heur!" en
ten bewijze hiervan sohudde Geert met
zyn hoofd dat bet een aard) had.
Misschien dacht de Franschman door
dat hoofdschudden nu, dat Geert geen
vleesch ln huis had, maar Iets anders, en
begon daarna te inrormeeren: „Avez-voiu
done du pain?"