IIIIT DE WIJDE WERELD Natuur en Techniek 'n Greep van dit en dat Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT; van ZATERDAG 15 JUNI 1929. Een paar bedienden sohoten toe, oom het 'beest af te maken,, razend dat een landgenoote in gevaar verkeerde. Het was echter te laat. Zij werd het slacht offer van haar opoffering.Mijn he mel, ik zie nog dat gezicht, zoo lijdend, en tegelijk zoó blij. Met haar oogen zocht zij iets, en liet ze ten slotte op mij rusten. Ze wenkten mij, die oogen, die als groote heldere kristallen glansden, en onbewust knielde ik bij haar neer. „Gered. O, Allah, God der profeten, ik dank U. Kus mijl" murmelde zij in haar landstaal. Een groot medelijden maakte zich van mij meester, de vrouw beminde m}j, en had zich om mij te redden, opgeofferd. Ik schaam me er niet voor, te bekennen, dat mij de tranen over de wangen liepen, en ik kuste haar niet éénmaal maar zoo lang, totdat het leven weg was en haar ziel in haar volle groote liefde weg vluchtte naar andere dreven. Later hoorden wij, dat een Inlander, die zioh op mij wilde wreken, de slang had losgelaten. Ge begrijpt welk een ver ontwaardiging dat teweeg bracht, en bevreesd voor verdere gevolgen, hielden do overige inlanders op de plantage na mijn terugkomst zioh «eer kalm.. Als een herinnering aan dit vreeselijke voorval nam ik een haarlok mede vnn haar, die zioh voor mij opofferde." En Jan dafllon, met een raven- DE SLANGENBEZWEERSTER, „a," begon mijn vriend Jan op een zefcren avond, toen wij na heerlijk ge soupeerd te hebben, een lékkere' sigaar zatai te rooken. „Het is een werkelijk vrear.de geschiedenis; maar indien jullie er iu werkelijk belang in stellen, zal ik har vertellen." lan alle kanten kwamen teekenen van belangstelling. Jan was jaren achtereen opeen plantage te midden der wildernis eer van Voor-Indië geweest, en had daar moig avontuur beleefd, waarvan wij mar al te graag hoorden. Goed dian. Het zal zoo ongeveer tien Jar geleden zijn, toen een opzlchteT en Ik ieu dagen verlof kregen. In onze plan- tap heerschte ad geruimen tijd een ge- vairlljke stemming. De Inlanders werden bijden dag brutaler x en hun elsohen stods arroganter, wat een vijandige «temming tusschen de opzichters en d'e laastgenoemdeni teweegbracht. Steeds moeten we meer geweld gebruiken en eer paar dagen voor dat we ons verlof krRgen had ik een inlander in mijn woede afgeranseld. Kennend en vloekend! met vat haat fonkelende oogen was do kerel hei agevluoht. De toestand was hierdoor noiverergerd1 en er behoefde maar een Me ne aanleiding te zijn om alles te doen los reken. Een oproer schoen' onvermij- del ik. Toen stuurde onze patroon mij en noj een opzichter met verlof, om de zaak eei weinig tot bedaren tn- Krijgen, en zoo ver mogolijik in den doofpot te stoppen. Me ons beiden gingen wo naar Luokow, de Incest nabijgelegen stad, waar wij: ons zooigoedl mogelijk trachtten te venna kien, Indlë stond ons togen, we wisten de scht>cnheid»der natuur, zooals we dat in het Ingin deden, niet meer te waardeeren. Hel vas altijd groen en nog eons groen, Je halt er geen herfst, wanneer de bla deren afvallen en geen winter, wanneer het sieeuwt en guur is. Een steeds groo- ter wirdende walging overmeesterde ons. De opzichter was, geloof ik, nog erger dan li. Dl© kon er heeleimaal niet meer tejen, en met geweld sleepte ik hem naar verschillende amusementen, om hem verstrooiing tq geven en onze ellende te vergeten. Een van onze amusementen was een variété-voorstelling, die werkelijk uit- nk tusschen al de andere door zijn obstjhen opzet en uiterst beschaafde voering. De zaal was sprookjesachtig gericht, met veel schitterende kleun- pakeeringen. Het was er altijd gezellig. J gevoelde er op je gemak en misschien wfrkte het ook wel mee, dat de meeste bezoekers blanken waren, die zich anders hjast nergens vertoonden. ^r werd gedanst en gezongen, precies z<oals in ons vaderland. Men kon zioh »<ms in dat geliefd oord denken. O, dit n >et ik nog even zeggen!, we zaten aan keine tafeltjes, waaraan men soms spij- z n kon krijgen, zooals wij die gwoon wa- r n thuis te eten. Ja, de eigenaar was een siwe man, en wist weli, hoe hij zijn li antjes kon krijgen, en hij was daar dan ok buitengewoon in geslaagd! De clou van den avond was echter een n immer, dat hoewel -het uitermate boeide, os weer terug bracht in Indië. Het was e i slangenbezweerster. Bij haar optre- d i was het tooneel veranderd in een bïch van palmen en laag struikgewas. L ngzaam, heel langzaam kwam een zi ht, vreemd fluitenqpeL nader, totdat etd'elijk de speelster zelf versoheen. Zél- dh heb ik zulk een mooie inlandsche uw gezien. Als ze op het midden van tooneel stond, schuifelden er tien Egen uit het bosschage en krioelden fit haar. De afschuwelijke diereni wieg- zich op de maat van het fluitspel e» en weer, terwijl ze hun gespleten .jen uit hun keelen lieten hangen, kb de dieren eindelijk verdwenen wa- ■in, en de btoovering verbroken was, bak een stormachtig applaus los. Met xn lieven glimlach bedankte de vrouw )H men kon het haar aanzien dat zij zeer ttrmoeid was. toonde ons een med zwarte kruL B. Toen op een avond het gordijn viel, voelde ik plotseling weer w ro een glibberig 1 ts' aan mijn voet en kakende bemerkte 1 dat er een groote oobra-slang over- ïien gleed'. Met een verschrikten) kreet fi irong lk terug, juist op tijd om den beet t ontgaan. De mensohen vluchtten naar t ie zijden, naar de uitgangen, die echter insloten waren, omdat er gedurende hot i -noemde nummer absoluut geen gerucht i in de straat hoorbaar (mooht zijn. En de slang kroop met opgeheven tyofd rond, toen eensklaps het gordijn t neengeseheurd werd, en wij direct arop het fluitspel hoorden. Tiet dier sndde zich onmiddellijk daarheen en ïulfelde op haar toe. We haalden ver- i imd adem, echter te vroeg, want door o ergroote vermoeidheid zakte de vrouw Direct schoot hst dlar toe en biet haar ia dan arm. PETROLEUM. Deze, in de laatste veertig jaren ook voor ons Oost-Indië van groote beteekenis gowordon delfstof draagt, mede wegens den uitvoer der talrijke, daaruit bereide hoogst nuttige artikelen al meer en meer tot het voortdurend toenemend wereld- verbruik bij. De uit een mengsel van 'Verschillende koolwaterstoffen bestaande, tusschen, klei-, zand-, kool-, kalksteen- en mergellagen voorkomende ruwe, donkerbruine olie, be vat een zekere hoeveelheid' paraffine, die bij blootstelling aan de lucht een soort korst aan de oppervlakte vormt. De lantoeng, reeds lang vóór de berei ding op groote schaal den Inlander tot verlichting dienend, word of in oer-bos- schen en wilde streken 'bij toeval aan de oppervlakte van den bodem door hom ge vonden, dan wel opgespoord ter verkrij ging van de voor de ontdekking van vind plaatsen uitgeloofde premiën. De pionier op Java, de imijn-ingenieur Jhr. A. Stoop, destijds door het Ind. Gou vernement aangewezen om op het plein tegenover de residentswoning op Simpang te Soerabaja naar zuiver artesisch water te zoeken, waarbij ik naar aanleiding van zijn vriendelijke uitnoodiging wel eens tegenwoordig was, zag, zijn pogingen mis lukken, zoodat de boorwerkzaamheden al betrekkelijk gauw gestaakt moesten wor den. Vermoedelijk vond genoemde deskundi ge bij die gelegenheid voldoende aanwij zingen omtrent het voorkomen van olie in Soerabaja's omgeving, want een kort daar op verkregen verlof naar Europa, met een daaraan verbonden studiereis op petro- leumgebied naar Amerika, had na zijn terugkeer het verrijzen van inrichtingen ter winning en bereiding van olie in de nabij Soerabaja gelegen dessa Wonokro- rno ten gevolge. Gedurende de eerste jaren evenwel was de uitkomst minder gunstig, doch na aan boring in 1888 van een spuitende broji in de naburige oonoessie Djaba-Kotta, zoo mede niet lang daarna in de residentie Rembang, werd bet bedrijf dermate loo- nend,' dat met vrucht de thans reeds ge- ruimen tijd bij de machtige K.P.M. aan gesloten D.P3I. kon opgericht worden. De zelfopweliende, zoowel als de van een gemiddelde diepte van pl.m. 1000 M. kunstmatig opgevoerde, soms tot hoog bo ven den beganen grond! opspuitende olie, wordt door middel van pijpleidingen van den putmond naar gasafscheidérs een soort ijzeren vaten, gedreven, waar de gassen afgevoerd worden; van daar gaat de vloeistof ter meting naar de ver gaarbakken om verder ter opslag naar die groote tanks geperst te worden. Door distellatle oni raffineering ver krijgt men dan uit de ruwe olie benzine, paraffine, kaarsen, batikwas, zoomede smeerolie, asfalt," cokes uit het residu. De elders te raffioeeren ruwe benzine wordt in den regel los in tankschepen vervoerd, de geraffineerde daarentegen verpakt in de bekende houten kisten, in houdende 2 Mikken van püius minus 20 L. dik, en de smeerolie hoofdzakelijk in /vaten. In verhouding tot Amerika en Rus land .is die petroleumvoortbrenging in O.d. vooralsnog niet zoo buitengewoon groot te noemen, doch se vertegenwoordigt in elk geval reeds een zeer aanzienlijk be drag, zooals de statistieken uitwijzen. Ijverig worden in alle dealen van on zen O.-Ind. Archipel nog proefnemingen gedaan; Java, Sumatrn en Borneo nemen op dat gebied geleidelijk een steeds groo- tere plaats in, en de aanstaande ontgin ning der zoo rijke Djombl-ollevelden, waarover by onze volksvertegenwoordi ging zoo verbazend veel te doen is ge weest, kan ons in dat opzicht nog de grootste verrassingen laten zien. DE GROOTSTE KLOK TER WERELD Als de grootste Mok ter wereld wordt die beschouwd, welke zioh in don tempel van de Japansohe stad Osaka bevind. Zij werd ongeveer een kwart eeuw geleden gegoten en is gewijd aan de nagedachte nis van den hervormer Shotoku, die zich ruim dertien honderd jaar geleden zeeT verdienstelijk maakte voor de versprei ding van het Boeddhisme in' Japan. De hoogte der klok bedraagt acht meter, haar omvang bijna zeventien. Ze weegt 140.000 K.G. Ze is vervaardigd uit ver schillend metaal, dat daarvoor grooten- deels door vrome lieden te zamen ls ge nacht. Men zegt, dat er niet minder dan 150.000 oude koperen spiegels waren in geleverd. Vroeger had de reuzenklok van Kromlin te Moskou don naam het de grootste van de wereld te zijn; de zwaar ste is ze echter nog heden. Deze is bijna zes meter hoog; de omvang Is achttien meter en het gewicht bedraagt 201.016 K.G. In 1558 gegoten, viel ze by den brand van Moskou uit haar gestoelte en staat ze sinds 1886 op een stuk graniet nnast den Mokketoren „Johan do Groote" Ook öhina bezit in do vier meter hooge yzeren klok te Peking, die keizer Yomg in 1408 liet gieten, Iets zeer byzonders. Dultschland was terecht trotsch op do z.g. Kalserglooke, wolke te Hamni in Frerikonthal werd gegoten on in 1875 aan den Dom te Keulen werd afgeleverd. Ze was bijna drie on een halve meter hoog, had bij den randl een doorsnee vnn irulm drie metor en woog 20.260 K.G. Hot kunstwerk ls echtereen slachtoffer van don wereldoorlog geworden. VERWANTE ZIELEN. Het verkeerde rhythme. „Dus je bent er ook van overtuigd dat Lydia gelukkig zal worden?" vroeg de moeder van de bruid fluisterend aan een der gasten, toen het bruidspaar wegreed. „Daarover behooft u zich toch aller minst bezorgd te maken", was het gerust stellend antwoord. „Ze hebben beide den zelfden smaak en ik heb zelden een paar mensohen gezien, die zoo goed by elkaar passen". Lydia en Jack, de jonggehuwden, waren dan ook van dezelfde opinie, en vooral Lydia was dit by de eerste ont moeting reeds duidelyk geweest. Had hy niet al haar gevoelens kunnen raden en hadden ze niet beiden dezelfde sym pathieën en antipathieën. Zy schreef no vellen en hy begon geleideiyk naam te maken als dichter. Zonder twyfel bestond er tusschen hen een groote zielenver wantschap. Ze hielden beiden van dezelfde tooneel- stukken en gedurende hun verrukkeiyke huweiyksreis ontdekte Jack, dat zy in de werken-van zijn lievelingsdichters Swin- burne eh Shelley dezelfae gedichten had aanschrapt als hy. Dit bracht hem in ex tase. In haar stoutste droomen had Lydia niet kunnen verwachten, dat ze nu in werkeiykheid#zou meemaken, waarover zy tot nog toe slechts in haar novellen geschreven had. Toen ze na hun huweiyksreis van veer tien dagen in hun huis aankwamen, dat er in de stralende Junizon sprookjesach tig'uitzag, wds het jonge vrouwtje spra keloos van verrukking. „En je zult nooit van me verlangen, dat ik myn werk opgeef Jack?" vroeg Lydia even later. „Ik wil niet, dat je iets voor me opof fert", zei hy, terwyl hy haar in zyn ar men nam. „Het is juist onze samenwer king waarop ik zoo gerekend heb. Ons huwelyk Lydia is er een van verwante zielen". Zoo begonnen ze dan ook weer opnieuw aan hun-literairen arbeid. Toen Jack weer een nieuw gedicht ge maakt had, zei hy 's avonds tot zyn vrouw: „Kom eens by me zitten Lydia. Ik wil je dit vers even voorlezen. Ik voor mezelf geloof, dat het heel goed is, maar ik wilde er graag jouw opinie over weten". Hy nam plaats ln een Chesterfield en begon: „Verleden nacht, toen ik niet slapen kon...." Of het kwam, omdat er te veel over „slaap" ln dit gedioht gesproken werd, of dat Lydia vermoeid was van haar In gespannen arbeid aan haar novelle „De zonden van Isabel" is niet precies uit te maken, een feit is echter, dat Lydia zioh geweld moest aandoen, om niet te geeu wen. „Het is heel mooi, Jack", zei ze einde- lyk. „Maar geloof je dat het rhythme vnn die regels over de oypresboomen heele- maal juist is?" „Rhythme?" Hy keek haar aan met een half medelijdends blik van het hoofd tot de voeten. „Maar myn lieve kind, wat kun jy nu van „rhythme" weten?" „Misschien heb ik f mis. Maar nu" haar oogen begonnen te schitteren, „laat lk je nu eens voorlezen het schetsje dat ik geschreven heb". Na verloop van veertig minuten keek ze hem aan, schor van het lezen, met hoogroode kleur, vol verwachting, Jack, zag niet op, doch was druk bezig de kat te aaien. „Er zyn misschien menschen die het aardig vinden", zei hy. „Maar ik kan niet zeggen, dat het nrijn smaak is. De karak ters zyn niet scherp genoeg geteekend en je held ls een figuur van den kouden grond. En waar zit de intrige? Ik weet niet waar ik die zoeken moet". "„Jack.... en dat zeg jy?" „Ik kan nu eenmaal niet huichelen. Dergeiyk prulwerk moest je me niet voor lezen". By de laatste woorden stond hy op en Ïing voor het r.'am in den tuin kyken. oen hy zioh 'ater omwendde, was hy alleen in het vertrek. Achttien maanden daarna verliet Lydia met een opgeruimde uitdrukking op haar gezicht het Gerechtshof, waar zoo juist haar scheiding was uitgesproken. Kort daarop trouwde zy met een ouden r lik en jamfabrikant, aan wiens opvoeding nu niet dlreot bepaald veel zorg was be steed. „Myn vrouw is een schryfster", zei by altijd vol trots, tot iedereen die het hoo- ren wilde. Wat Jack betreft, den man, mot wlen ze indertyd ln zielenverwantschap ge trouwd was, deze wordt thans gelnspi refcrd door de bekoorlijkheden van de tweede mevrouw Merrick. Hoewel ze geen flauw begrip heeft van „rhythme" aanbidt ze hem tooh, omdat hy nu eenmaal een diohter ls. B. EEN PECHVOGEL. Mynheer Gansvoort betreurde het uur, waarop hy een compagnon had gekre gen en niets zou hem liever zyn, dan de zen weer kwyt te raken. Zyn vriend Grootman komt hom op straat tegen en bemerkt duidelyk dat Gansvoort in oen verre van aangename stemming ls. Wat is er gebeurd, oude Jongen? Je herinnert je zeker wel, dat myn compagnon verleden jaar in een lucht ballon zat en dat op het laatste oogenblik de touwen braken? wel, de eigenaar van het ding zei me toen, dat als dp man tien pond lichter was geweest, wij hem nooit hadden teruggezien. Nu, en wat zou dat? Wel, dezen zomer ging hy naar Mariönbad en nam daar tien pond af. Gisteren gaat hy schaatseneden er is een gat in het ijs en de baanwaohter beweert, dat als hy tien -pond zwaarder was geweest, hy er door gezakt zou zyn! VERGETEN. Professor Rokitanski vroeg een candl- daat in de medicynen naar de functie van de milt. De milt? vroeg de student de milt? Het spyt me zeer professor, maar ik ben het op het oogenblik kwyt, totaal kwyt. Een paar minuten geleden wist ik het noig. Het is vreesdij k. Ja, dat is zeker vreeseiyk, merkte de examinator op. De eenige persoon dus, die het ooit geweten heeft, is het dus ver geten, Werkeiyk meer dan jammerI BIJGELOOF. Tarsetti, een geleerd, die ln Venetië leefde en schryver van waardevolle ju ridische werken, was buitengewoon byge- loovig. Eens liet hy zich met twee zyner vrien- deq de toekomst uit d.e hand voorspellen, de uitspraak van den waarzegger was echter niet opwekkend: van zijn bedde vrienden zou de een verdrinken en de ander plotseling sterven. Tarsetti moest zioh voor den Donderdag in acht nemen, dat was zyn ongeluksdag. De twee eerste voorspellingen kwamen toevallig beide uit. De eene vriend verdronk kort daarop by een roeibootje, de ander bleef plotse ling dood, terwyi hy een redevoering hield. Van dien tyd af leefde Tarsetti ln voortdurenden angst. Stond de Donderdag voor de deur, dan daoht hy altyd, dat zyn laatste uurtje geslagen was. Hy sloot zich eiken Donderdag in zyn kamer op, was voor niemand te spreken en at of dronk niet. Hy bereikte weliswaar' een hoogen leeftyd, zonder dat hem op Donderdag ooit iots kwaads overkwam, maar die on gelukkige voorspelling verbitterde tooh zyn leven. Overleden is hy echter op een Maandag. Verstrooid. Een bekend professor in Beriyn bracht een avond by een vriend door. Toen hy wou weggaan, regende het in stroomen. De huisvrouw haalde hem over ln haar huis te overnachten daar het er naar uitzag of het weertje zou aanhou den. Plotseling eohter was de gast ver dwenen, zonder dat men wist waarheen. Reeds wou men zich ter ruste begeven, toen de professor druipnat binnenkwam. „Maar beste vriend", vroeg de heer des huizes, „waar ben je tooh geweest? Ik daoht dat je vannacht hier wilde biyven iom niet nat te worden?" „Ja, zeker, dat wilde ik ook. Ik ben I alleen maar even gauw naar huis geloo- pen om myn nachthemd te halen!" Tob Nooit Hoekje. DE WERELD VEROVEREN. Qnand on est extrémont jeune, on crolt qne tont sera toujonrs possible. Paul Gérnldy. Wat hebben wij niet allemaal willen worden! Al in onze prille jeugd hadden we idealen. Jongens van drie, vier jaar, hoor je al vertellen, dat ze chauffeur, ma chinist, brandweerman of kok willen wor den. Later, als ze naar school gaan, ver andert hun ideaal meostal. Dan willen ze onderwyzer worden, een onderwyzer is immers de baas over zooveel kinderen. En zoo gaan ze door tot de werkèiyke, groote idealen komen, er sprak» is van mogeiyke talenten, van roeping. Dan ko men de visioenen van roem, succes, de toekomst wenkt en lacht. Op ons achttien de jaar zyn we allemaal genieën ln den dop. Onze namen zullen over de wereld klinken. Maar we worden ouders, de jarén gaan over ons heen," wy gaan door de jaren, werkend, hopend. Maar. onze naam klinkt nog steeds niet over de wereld, roem en succes laten zich wach ten. We wilden misschien kunstenaar, dokter, ingenieur worden en we siyten ons leven op een k&ntoor, tussohen vele andere kantoren, tesamen met duizen- de lotgenooten. We zyn één uit velen, in- plaats van de benyde enkeling, dien we wensohten te zyn. En zelfs al worden we kunstenaar of ingenieur, dan hebben wy toch niet dèt bereikt, dun zyn we nóg één uit velen. We worden minder veelelschend, verlangen op hot laatst nog mnnr naar een matig sucoesje.... De tyd knabbelt ïl< aan onze Idealen en laat er ten slotte wei nig van over. Nee, wereld-beroemdheden, wereld hervormers, dat zullen wy niet worden. Dat we het hebben geloofd ln onze Jonge jaren, heeft ons geen kwaad gedaan. In tegendeel. Dat geloof heeft ons voortge dreven het leven in. We hebben gedaan, wat we konden. En we hebben ln dat leven toch wol iets gevonden ook. By ons streven zyn we tooh ryker geworden, ons enthousiasme heeft ons dat streven tot een genot ge maakt. Er is teleurstelling goweest, maar toch ook voldoening om het vuur, dat in ons brandde. De wereld kent ons niet, maar missohlon hebben wij tooh do wo- reld veroverd. Ten slotte komt hot or tooh maar alleen op aan, wat wy inner- ïyk zyn en niet wat de buitenwereld van ons denkt. De groote mogoiykheden, dio in onze jeugd in ons sluimerden, ze zyn er nog. Zo zyn alleen grootor, ster ker geworden door het leven. Ze kunnen ons dragen door moeiiyke tyden, zo zyn ons eigendom. Ook als wy ouder zyn laten we ge- loovon, dat alles mogolljk is, alles -bereikt kan worden in ons innoriyk leven. Dat toch het waardevolle, bUjvende is. Dr. JOS. DE OOOK: Vrager te H. In weerwil van alles, wat gezegd wordt over het snollo levens tempo onzer dagen leven de meeste mon-- schen, waaronder gy ook uzelf kunt reke nen, wat hun donken betreft, in een voel te traag tempo. Dat komt, omdat gy u altyd haast en toch »iet kwiok bent. De kwieke mensah kan veel en vlug werken, zonder zich te haasten, kwielfheid is een natuuriyke gave, die echter ook systema tisch kan worden ontwikkeld. Gij moot van den ochtend tot den avond een ze ker tempo brengen in al uw daden en by ales wat u doet behoorrijk nadenken. Sleur ls de vyand! van alle kwiekheid. GA daarom methodisch* te werk on gy zult met minder gejaagdheid meer produoee- ren, zeer ter bevordering eener groote levensvreugde. Verzonden brieven: Mevr. G. to H.; K. M. te H. Voor de lezers van ons blad geeft onze psychologische medewerker Dr. Jos. de Cock, van Merlenstraat 120, 's-Graven- hage gratis zielkundige adviezen, o.m. over de wyze waarop zy hun geest Min nen verfrissohen en hun wilskraoht en energie kunnen versterken. De vragen worden geregeld in dit blad behandeld. Mochten de beantwoordingen te uitvoerig worden dan dlreot schrifte- iyk aan de aanvragers. Een wijs man. v Van de bedaarde en rustige wyze waar op Socrates zich jegens zyn belagers go- droeg., kan het volgende voorbeeld als bewys dienen. Er leefde te dier tyde te Athene een dichter, met fiame Aristophanes, die door openbare geestige voorstellingen, op een soms zeer doeltreffende, maar tevens be- spotteiyke wyze, den Atheners hun ge breken wist te doen gevoelen. Deze Aris tophanes nu, aangespoord door do vyan- den van den menschlleveneden Socrates, wilde het volk ten koste van dezen wys- geer eens vrooiyk maken en stelde hein op een belacheUjke wyze op het tooneel voor. Het doel scheen goed getroffen, want inderdaad yetrmaakte mon zich aan- vankeiyk met deze bespotteiyke voor stelling; dan, deze vrooiykheidi maakte weldra plaats voor verwondering, toon het gerucht zich ging verspreiden, dat Socrates zelf zioh onder de monigto toe schouwers gemengd, had, ton einde mede getuige van deze vertooning te zijn; en toen een vreemdeling, die zich naast hem bevond, hem, zonder hem te kennen, vroeg: wie toch die man was, die men op deze wyze tot het voorwerp van alge- meene spot maakte, gaf hy ten antwoord, dat hy het zelf was, or op ongekunstelden toon by voegend: „Tk ben ook hier geko men om te zien of er onder do gebreken, die men my ten laste legt, wellicht eenige zyn, waarvan ik my zou kunnen verbe teren." 't Juttertje 3*6. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). B.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1929 | | pagina 7