IIIIT DE WIJDE WERELD
Natuur en Techniek
'n Greep van dit en dat
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT;
van ZATERDAG 15 JUNI 1929.
Een paar bedienden sohoten toe, oom
het 'beest af te maken,, razend dat een
landgenoote in gevaar verkeerde. Het
was echter te laat. Zij werd het slacht
offer van haar opoffering.Mijn he
mel, ik zie nog dat gezicht, zoo lijdend,
en tegelijk zoó blij. Met haar oogen zocht
zij iets, en liet ze ten slotte op mij rusten.
Ze wenkten mij, die oogen, die als groote
heldere kristallen glansden, en onbewust
knielde ik bij haar neer.
„Gered. O, Allah, God der profeten, ik
dank U. Kus mijl" murmelde zij in haar
landstaal.
Een groot medelijden maakte zich van
mij meester, de vrouw beminde m}j, en
had zich om mij te redden, opgeofferd.
Ik schaam me er niet voor, te bekennen,
dat mij de tranen over de wangen liepen,
en ik kuste haar niet éénmaal maar zoo
lang, totdat het leven weg was en haar
ziel in haar volle groote liefde weg
vluchtte naar andere dreven.
Later hoorden wij, dat een Inlander,
die zioh op mij wilde wreken, de slang
had losgelaten. Ge begrijpt welk een ver
ontwaardiging dat teweeg bracht, en
bevreesd voor verdere gevolgen, hielden
do overige inlanders op de plantage na
mijn terugkomst zioh «eer kalm..
Als een herinnering aan dit vreeselijke
voorval nam ik een haarlok mede vnn
haar, die zioh voor mij opofferde." En Jan
dafllon, met een raven-
DE SLANGENBEZWEERSTER,
„a," begon mijn vriend Jan op een
zefcren avond, toen wij na heerlijk ge
soupeerd te hebben, een lékkere' sigaar
zatai te rooken. „Het is een werkelijk
vrear.de geschiedenis; maar indien jullie
er iu werkelijk belang in stellen, zal ik
har vertellen."
lan alle kanten kwamen teekenen van
belangstelling. Jan was jaren achtereen
opeen plantage te midden der wildernis
eer van Voor-Indië geweest, en had daar
moig avontuur beleefd, waarvan wij
mar al te graag hoorden.
Goed dian. Het zal zoo ongeveer tien
Jar geleden zijn, toen een opzlchteT en
Ik ieu dagen verlof kregen. In onze plan-
tap heerschte ad geruimen tijd een ge-
vairlljke stemming. De Inlanders werden
bijden dag brutaler x en hun elsohen
stods arroganter, wat een vijandige
«temming tusschen de opzichters en d'e
laastgenoemdeni teweegbracht. Steeds
moeten we meer geweld gebruiken en
eer paar dagen voor dat we ons verlof
krRgen had ik een inlander in mijn woede
afgeranseld. Kennend en vloekend! met
vat haat fonkelende oogen was do kerel
hei agevluoht. De toestand was hierdoor
noiverergerd1 en er behoefde maar een
Me ne aanleiding te zijn om alles te doen
los reken. Een oproer schoen' onvermij-
del ik. Toen stuurde onze patroon mij en
noj een opzichter met verlof, om de zaak
eei weinig tot bedaren tn- Krijgen, en zoo
ver mogolijik in den doofpot te stoppen.
Me ons beiden gingen wo naar Luokow,
de Incest nabijgelegen stad, waar wij: ons
zooigoedl mogelijk trachtten te venna kien,
Indlë stond ons togen, we wisten de
scht>cnheid»der natuur, zooals we dat in
het Ingin deden, niet meer te waardeeren.
Hel vas altijd groen en nog eons groen,
Je halt er geen herfst, wanneer de bla
deren afvallen en geen winter, wanneer
het sieeuwt en guur is. Een steeds groo-
ter wirdende walging overmeesterde ons.
De opzichter was, geloof ik, nog erger
dan li. Dl© kon er heeleimaal niet meer
tejen, en met geweld sleepte ik hem
naar verschillende amusementen, om hem
verstrooiing tq geven en onze ellende te
vergeten.
Een van onze amusementen was een
variété-voorstelling, die werkelijk uit-
nk tusschen al de andere door zijn
obstjhen opzet en uiterst beschaafde
voering. De zaal was sprookjesachtig
gericht, met veel schitterende kleun-
pakeeringen. Het was er altijd gezellig.
J gevoelde er op je gemak en misschien
wfrkte het ook wel mee, dat de meeste
bezoekers blanken waren, die zich anders
hjast nergens vertoonden.
^r werd gedanst en gezongen, precies
z<oals in ons vaderland. Men kon zioh
»<ms in dat geliefd oord denken. O, dit
n >et ik nog even zeggen!, we zaten aan
keine tafeltjes, waaraan men soms spij-
z n kon krijgen, zooals wij die gwoon wa-
r n thuis te eten. Ja, de eigenaar was een
siwe man, en wist weli, hoe hij zijn
li antjes kon krijgen, en hij was daar dan
ok buitengewoon in geslaagd!
De clou van den avond was echter een
n immer, dat hoewel -het uitermate boeide,
os weer terug bracht in Indië. Het was
e i slangenbezweerster. Bij haar optre-
d i was het tooneel veranderd in een
bïch van palmen en laag struikgewas.
L ngzaam, heel langzaam kwam een
zi ht, vreemd fluitenqpeL nader, totdat
etd'elijk de speelster zelf versoheen. Zél-
dh heb ik zulk een mooie inlandsche
uw gezien. Als ze op het midden van
tooneel stond, schuifelden er tien
Egen uit het bosschage en krioelden
fit haar. De afschuwelijke diereni wieg-
zich op de maat van het fluitspel
e» en weer, terwijl ze hun gespleten
.jen uit hun keelen lieten hangen,
kb de dieren eindelijk verdwenen wa-
■in, en de btoovering verbroken was,
bak een stormachtig applaus los. Met
xn lieven glimlach bedankte de vrouw
)H men kon het haar aanzien dat zij zeer
ttrmoeid was.
toonde ons een med
zwarte kruL
B.
Toen op een avond het gordijn
viel, voelde ik plotseling
weer
w ro een glibberig
1 ts' aan mijn voet en kakende bemerkte
1 dat er een groote oobra-slang over-
ïien gleed'. Met een verschrikten) kreet
fi irong lk terug, juist op tijd om den beet
t ontgaan. De mensohen vluchtten naar
t ie zijden, naar de uitgangen, die echter
insloten waren, omdat er gedurende hot
i -noemde nummer absoluut geen gerucht
i in de straat hoorbaar (mooht zijn.
En de slang kroop met opgeheven
tyofd rond, toen eensklaps het gordijn
t neengeseheurd werd, en wij direct
arop het fluitspel hoorden. Tiet dier
sndde zich onmiddellijk daarheen en
ïulfelde op haar toe. We haalden ver-
i imd adem, echter te vroeg, want door
o ergroote vermoeidheid zakte de vrouw
Direct schoot hst dlar toe en
biet haar ia dan arm.
PETROLEUM.
Deze, in de laatste veertig jaren ook
voor ons Oost-Indië van groote beteekenis
gowordon delfstof draagt, mede wegens
den uitvoer der talrijke, daaruit bereide
hoogst nuttige artikelen al meer en meer
tot het voortdurend toenemend wereld-
verbruik bij.
De uit een mengsel van 'Verschillende
koolwaterstoffen bestaande, tusschen, klei-,
zand-, kool-, kalksteen- en mergellagen
voorkomende ruwe, donkerbruine olie, be
vat een zekere hoeveelheid' paraffine, die
bij blootstelling aan de lucht een soort
korst aan de oppervlakte vormt.
De lantoeng, reeds lang vóór de berei
ding op groote schaal den Inlander tot
verlichting dienend, word of in oer-bos-
schen en wilde streken 'bij toeval aan de
oppervlakte van den bodem door hom ge
vonden, dan wel opgespoord ter verkrij
ging van de voor de ontdekking van vind
plaatsen uitgeloofde premiën.
De pionier op Java, de imijn-ingenieur
Jhr. A. Stoop, destijds door het Ind. Gou
vernement aangewezen om op het plein
tegenover de residentswoning op Simpang
te Soerabaja naar zuiver artesisch water
te zoeken, waarbij ik naar aanleiding van
zijn vriendelijke uitnoodiging wel eens
tegenwoordig was, zag, zijn pogingen mis
lukken, zoodat de boorwerkzaamheden al
betrekkelijk gauw gestaakt moesten wor
den.
Vermoedelijk vond genoemde deskundi
ge bij die gelegenheid voldoende aanwij
zingen omtrent het voorkomen van olie in
Soerabaja's omgeving, want een kort daar
op verkregen verlof naar Europa, met een
daaraan verbonden studiereis op petro-
leumgebied naar Amerika, had na zijn
terugkeer het verrijzen van inrichtingen
ter winning en bereiding van olie in de
nabij Soerabaja gelegen dessa Wonokro-
rno ten gevolge.
Gedurende de eerste jaren evenwel was
de uitkomst minder gunstig, doch na aan
boring in 1888 van een spuitende broji in
de naburige oonoessie Djaba-Kotta, zoo
mede niet lang daarna in de residentie
Rembang, werd bet bedrijf dermate loo-
nend,' dat met vrucht de thans reeds ge-
ruimen tijd bij de machtige K.P.M. aan
gesloten D.P3I. kon opgericht worden.
De zelfopweliende, zoowel als de van
een gemiddelde diepte van pl.m. 1000 M.
kunstmatig opgevoerde, soms tot hoog bo
ven den beganen grond! opspuitende olie,
wordt door middel van pijpleidingen
van den putmond naar gasafscheidérs
een soort ijzeren vaten, gedreven, waar
de gassen afgevoerd worden; van daar
gaat de vloeistof ter meting naar de ver
gaarbakken om verder ter opslag naar die
groote tanks geperst te worden.
Door distellatle oni raffineering ver
krijgt men dan uit de ruwe olie benzine,
paraffine, kaarsen, batikwas, zoomede
smeerolie, asfalt," cokes uit het residu.
De elders te raffioeeren ruwe benzine
wordt in den regel los in tankschepen
vervoerd, de geraffineerde daarentegen
verpakt in de bekende houten kisten, in
houdende 2 Mikken van püius minus 20 L.
dik, en de smeerolie hoofdzakelijk in
/vaten.
In verhouding tot Amerika en Rus
land .is die petroleumvoortbrenging in O.d.
vooralsnog niet zoo buitengewoon groot
te noemen, doch se vertegenwoordigt in
elk geval reeds een zeer aanzienlijk be
drag, zooals de statistieken uitwijzen.
Ijverig worden in alle dealen van on
zen O.-Ind. Archipel nog proefnemingen
gedaan; Java, Sumatrn en Borneo nemen
op dat gebied geleidelijk een steeds groo-
tere plaats in, en de aanstaande ontgin
ning der zoo rijke Djombl-ollevelden,
waarover by onze volksvertegenwoordi
ging zoo verbazend veel te doen is ge
weest, kan ons in dat opzicht nog de
grootste verrassingen laten zien.
DE GROOTSTE KLOK TER WERELD
Als de grootste Mok ter wereld wordt
die beschouwd, welke zioh in don tempel
van de Japansohe stad Osaka bevind. Zij
werd ongeveer een kwart eeuw geleden
gegoten en is gewijd aan de nagedachte
nis van den hervormer Shotoku, die zich
ruim dertien honderd jaar geleden zeeT
verdienstelijk maakte voor de versprei
ding van het Boeddhisme in' Japan. De
hoogte der klok bedraagt acht meter,
haar omvang bijna zeventien. Ze weegt
140.000 K.G. Ze is vervaardigd uit ver
schillend metaal, dat daarvoor grooten-
deels door vrome lieden te zamen ls ge
nacht. Men zegt, dat er niet minder dan
150.000 oude koperen spiegels waren in
geleverd.
Vroeger had de reuzenklok van
Kromlin te Moskou don naam
het
de
grootste van de wereld te zijn; de zwaar
ste is ze echter nog heden. Deze is bijna
zes meter hoog; de omvang Is achttien
meter en het gewicht bedraagt 201.016
K.G. In 1558 gegoten, viel ze by den
brand van Moskou uit haar gestoelte en
staat ze sinds 1886 op een stuk graniet
nnast den Mokketoren „Johan do Groote"
Ook öhina bezit in do vier meter hooge
yzeren klok te Peking, die keizer Yomg
in 1408 liet gieten, Iets zeer byzonders.
Dultschland was terecht trotsch op do
z.g. Kalserglooke, wolke te Hamni in
Frerikonthal werd gegoten on in 1875 aan
den Dom te Keulen werd afgeleverd. Ze
was bijna drie on een halve meter hoog,
had bij den randl een doorsnee vnn irulm
drie metor en woog 20.260 K.G. Hot
kunstwerk ls echtereen slachtoffer van
don wereldoorlog geworden.
VERWANTE ZIELEN.
Het verkeerde rhythme.
„Dus je bent er ook van overtuigd dat
Lydia gelukkig zal worden?" vroeg de
moeder van de bruid fluisterend aan een
der gasten, toen het bruidspaar wegreed.
„Daarover behooft u zich toch aller
minst bezorgd te maken", was het gerust
stellend antwoord. „Ze hebben beide den
zelfden smaak en ik heb zelden een paar
mensohen gezien, die zoo goed by elkaar
passen".
Lydia en Jack, de jonggehuwden,
waren dan ook van dezelfde opinie, en
vooral Lydia was dit by de eerste ont
moeting reeds duidelyk geweest. Had
hy niet al haar gevoelens kunnen raden
en hadden ze niet beiden dezelfde sym
pathieën en antipathieën. Zy schreef no
vellen en hy begon geleideiyk naam te
maken als dichter. Zonder twyfel bestond
er tusschen hen een groote zielenver
wantschap.
Ze hielden beiden van dezelfde tooneel-
stukken en gedurende hun verrukkeiyke
huweiyksreis ontdekte Jack, dat zy in de
werken-van zijn lievelingsdichters Swin-
burne eh Shelley dezelfae gedichten had
aanschrapt als hy. Dit bracht hem in ex
tase. In haar stoutste droomen had Lydia
niet kunnen verwachten, dat ze nu in
werkeiykheid#zou meemaken, waarover
zy tot nog toe slechts in haar novellen
geschreven had.
Toen ze na hun huweiyksreis van veer
tien dagen in hun huis aankwamen, dat
er in de stralende Junizon sprookjesach
tig'uitzag, wds het jonge vrouwtje spra
keloos van verrukking.
„En je zult nooit van me verlangen,
dat ik myn werk opgeef Jack?" vroeg
Lydia even later.
„Ik wil niet, dat je iets voor me opof
fert", zei hy, terwyl hy haar in zyn ar
men nam. „Het is juist onze samenwer
king waarop ik zoo gerekend heb. Ons
huwelyk Lydia is er een van verwante
zielen".
Zoo begonnen ze dan ook weer opnieuw
aan hun-literairen arbeid.
Toen Jack weer een nieuw gedicht ge
maakt had, zei hy 's avonds tot zyn
vrouw: „Kom eens by me zitten Lydia.
Ik wil je dit vers even voorlezen. Ik voor
mezelf geloof, dat het heel goed is, maar
ik wilde er graag jouw opinie over
weten".
Hy nam plaats ln een Chesterfield en
begon:
„Verleden nacht, toen ik niet slapen
kon...."
Of het kwam, omdat er te veel over
„slaap" ln dit gedioht gesproken werd,
of dat Lydia vermoeid was van haar In
gespannen arbeid aan haar novelle „De
zonden van Isabel" is niet precies uit te
maken, een feit is echter, dat Lydia zioh
geweld moest aandoen, om niet te geeu
wen.
„Het is heel mooi, Jack", zei ze einde-
lyk. „Maar geloof je dat het rhythme vnn
die regels over de oypresboomen heele-
maal juist is?"
„Rhythme?" Hy keek haar aan met een
half medelijdends blik van het hoofd tot
de voeten. „Maar myn lieve kind, wat
kun jy nu van „rhythme" weten?"
„Misschien heb ik f mis. Maar nu"
haar oogen begonnen te schitteren,
„laat lk je nu eens voorlezen het schetsje
dat ik geschreven heb".
Na verloop van veertig minuten keek
ze hem aan, schor van het lezen, met
hoogroode kleur, vol verwachting, Jack,
zag niet op, doch was druk bezig de kat
te aaien.
„Er zyn misschien menschen die het
aardig vinden", zei hy. „Maar ik kan niet
zeggen, dat het nrijn smaak is. De karak
ters zyn niet scherp genoeg geteekend en
je held ls een figuur van den kouden
grond. En waar zit de intrige? Ik weet
niet waar ik die zoeken moet".
"„Jack.... en dat zeg jy?"
„Ik kan nu eenmaal niet huichelen.
Dergeiyk prulwerk moest je me niet voor
lezen".
By de laatste woorden stond hy op en
Ïing voor het r.'am in den tuin kyken.
oen hy zioh 'ater omwendde, was hy
alleen in het vertrek.
Achttien maanden daarna verliet Lydia
met een opgeruimde uitdrukking op haar
gezicht het Gerechtshof, waar zoo juist
haar scheiding was uitgesproken. Kort
daarop trouwde zy met een ouden r lik en
jamfabrikant, aan wiens opvoeding nu
niet dlreot bepaald veel zorg was be
steed.
„Myn vrouw is een schryfster", zei by
altijd vol trots, tot iedereen die het hoo-
ren wilde.
Wat Jack betreft, den man, mot wlen
ze indertyd ln zielenverwantschap ge
trouwd was, deze wordt thans gelnspi
refcrd door de bekoorlijkheden van de
tweede mevrouw Merrick.
Hoewel ze geen flauw begrip heeft van
„rhythme" aanbidt ze hem tooh, omdat
hy nu eenmaal een diohter ls.
B.
EEN PECHVOGEL.
Mynheer Gansvoort betreurde het uur,
waarop hy een compagnon had gekre
gen en niets zou hem liever zyn, dan de
zen weer kwyt te raken.
Zyn vriend Grootman komt hom op
straat tegen en bemerkt duidelyk dat
Gansvoort in oen verre van aangename
stemming ls.
Wat is er gebeurd, oude Jongen?
Je herinnert je zeker wel, dat myn
compagnon verleden jaar in een lucht
ballon zat en dat op het laatste oogenblik
de touwen braken? wel, de eigenaar
van het ding zei me toen, dat als dp man
tien pond lichter was geweest, wij hem
nooit hadden teruggezien.
Nu, en wat zou dat?
Wel, dezen zomer ging hy naar
Mariönbad en nam daar tien pond af.
Gisteren gaat hy schaatseneden er is
een gat in het ijs en de baanwaohter
beweert, dat als hy tien -pond zwaarder
was geweest, hy er door gezakt zou zyn!
VERGETEN.
Professor Rokitanski vroeg een candl-
daat in de medicynen naar de functie van
de milt.
De milt? vroeg de student de milt?
Het spyt me zeer professor, maar ik ben
het op het oogenblik kwyt, totaal kwyt.
Een paar minuten geleden wist ik het
noig. Het is vreesdij k.
Ja, dat is zeker vreeseiyk, merkte
de examinator op. De eenige persoon dus,
die het ooit geweten heeft, is het dus ver
geten, Werkeiyk meer dan jammerI
BIJGELOOF.
Tarsetti, een geleerd, die ln Venetië
leefde en schryver van waardevolle ju
ridische werken, was buitengewoon byge-
loovig.
Eens liet hy zich met twee zyner vrien-
deq de toekomst uit d.e hand voorspellen,
de uitspraak van den waarzegger was
echter niet opwekkend: van zijn bedde
vrienden zou de een verdrinken en de
ander plotseling sterven. Tarsetti moest
zioh voor den Donderdag in acht nemen,
dat was zyn ongeluksdag. De twee eerste
voorspellingen kwamen toevallig beide
uit. De eene vriend verdronk kort daarop
by een roeibootje, de ander bleef plotse
ling dood, terwyi hy een redevoering
hield.
Van dien tyd af leefde Tarsetti ln
voortdurenden angst. Stond de Donderdag
voor de deur, dan daoht hy altyd, dat zyn
laatste uurtje geslagen was. Hy sloot zich
eiken Donderdag in zyn kamer op, was
voor niemand te spreken en at of dronk
niet. Hy bereikte weliswaar' een hoogen
leeftyd, zonder dat hem op Donderdag
ooit iots kwaads overkwam, maar die on
gelukkige voorspelling verbitterde tooh
zyn leven. Overleden is hy echter op een
Maandag.
Verstrooid.
Een bekend professor in Beriyn bracht
een avond by een vriend door.
Toen hy wou weggaan, regende het in
stroomen. De huisvrouw haalde hem over
ln haar huis te overnachten daar het er
naar uitzag of het weertje zou aanhou
den. Plotseling eohter was de gast ver
dwenen, zonder dat men wist waarheen.
Reeds wou men zich ter ruste begeven,
toen de professor druipnat binnenkwam.
„Maar beste vriend", vroeg de heer
des huizes, „waar ben je tooh geweest? Ik
daoht dat je vannacht hier wilde biyven
iom niet nat te worden?"
„Ja, zeker, dat wilde ik ook. Ik ben
I alleen maar even gauw naar huis geloo-
pen om myn nachthemd te halen!"
Tob Nooit Hoekje.
DE WERELD VEROVEREN.
Qnand on est extrémont jeune,
on crolt qne tont sera toujonrs
possible.
Paul Gérnldy.
Wat hebben wij niet allemaal willen
worden! Al in onze prille jeugd hadden
we idealen. Jongens van drie, vier jaar,
hoor je al vertellen, dat ze chauffeur, ma
chinist, brandweerman of kok willen wor
den. Later, als ze naar school gaan, ver
andert hun ideaal meostal. Dan willen ze
onderwyzer worden, een onderwyzer is
immers de baas over zooveel kinderen.
En zoo gaan ze door tot de werkèiyke,
groote idealen komen, er sprak» is van
mogeiyke talenten, van roeping. Dan ko
men de visioenen van roem, succes, de
toekomst wenkt en lacht. Op ons achttien
de jaar zyn we allemaal genieën ln den
dop. Onze namen zullen over de wereld
klinken. Maar we worden ouders,
de jarén gaan over ons heen," wy gaan
door de jaren, werkend, hopend. Maar.
onze naam klinkt nog steeds niet over de
wereld, roem en succes laten zich wach
ten. We wilden misschien kunstenaar,
dokter, ingenieur worden en we siyten
ons leven op een k&ntoor, tussohen vele
andere kantoren, tesamen met duizen-
de lotgenooten. We zyn één uit velen, in-
plaats van de benyde enkeling, dien we
wensohten te zyn. En zelfs al worden we
kunstenaar of ingenieur, dan hebben
wy toch niet dèt bereikt, dun zyn we
nóg één uit velen.
We worden minder veelelschend,
verlangen op hot laatst nog mnnr naar
een matig sucoesje.... De tyd knabbelt
ïl<
aan onze Idealen en laat er ten slotte wei
nig van over.
Nee, wereld-beroemdheden, wereld
hervormers, dat zullen wy niet worden.
Dat we het hebben geloofd ln onze Jonge
jaren, heeft ons geen kwaad gedaan. In
tegendeel. Dat geloof heeft ons voortge
dreven het leven in. We hebben gedaan,
wat we konden.
En we hebben ln dat leven toch wol iets
gevonden ook. By ons streven zyn we
tooh ryker geworden, ons enthousiasme
heeft ons dat streven tot een genot ge
maakt. Er is teleurstelling goweest, maar
toch ook voldoening om het vuur, dat in
ons brandde. De wereld kent ons niet,
maar missohlon hebben wij tooh do wo-
reld veroverd. Ten slotte komt hot or
tooh maar alleen op aan, wat wy inner-
ïyk zyn en niet wat de buitenwereld van
ons denkt. De groote mogoiykheden, dio
in onze jeugd in ons sluimerden, ze
zyn er nog. Zo zyn alleen grootor, ster
ker geworden door het leven. Ze kunnen
ons dragen door moeiiyke tyden, zo
zyn ons eigendom.
Ook als wy ouder zyn laten we ge-
loovon, dat alles mogolljk is, alles -bereikt
kan worden in ons innoriyk leven. Dat
toch het waardevolle, bUjvende is.
Dr. JOS. DE OOOK:
Vrager te H. In weerwil van alles,
wat gezegd wordt over het snollo levens
tempo onzer dagen leven de meeste mon--
schen, waaronder gy ook uzelf kunt reke
nen, wat hun donken betreft, in een voel
te traag tempo. Dat komt, omdat gy u
altyd haast en toch »iet kwiok bent. De
kwieke mensah kan veel en vlug werken,
zonder zich te haasten, kwielfheid is een
natuuriyke gave, die echter ook systema
tisch kan worden ontwikkeld. Gij moot
van den ochtend tot den avond een ze
ker tempo brengen in al uw daden en by
ales wat u doet behoorrijk nadenken.
Sleur ls de vyand! van alle kwiekheid. GA
daarom methodisch* te werk on gy zult
met minder gejaagdheid meer produoee-
ren, zeer ter bevordering eener groote
levensvreugde.
Verzonden brieven: Mevr. G. to H.; K.
M. te H.
Voor de lezers van ons blad geeft onze
psychologische medewerker Dr. Jos. de
Cock, van Merlenstraat 120, 's-Graven-
hage gratis zielkundige adviezen, o.m.
over de wyze waarop zy hun geest Min
nen verfrissohen en hun wilskraoht en
energie kunnen versterken.
De vragen worden geregeld in dit blad
behandeld. Mochten de beantwoordingen
te uitvoerig worden dan dlreot schrifte-
iyk aan de aanvragers.
Een wijs man. v
Van de bedaarde en rustige wyze waar
op Socrates zich jegens zyn belagers go-
droeg., kan het volgende voorbeeld als
bewys dienen.
Er leefde te dier tyde te Athene een
dichter, met fiame Aristophanes, die door
openbare geestige voorstellingen, op een
soms zeer doeltreffende, maar tevens be-
spotteiyke wyze, den Atheners hun ge
breken wist te doen gevoelen. Deze Aris
tophanes nu, aangespoord door do vyan-
den van den menschlleveneden Socrates,
wilde het volk ten koste van dezen wys-
geer eens vrooiyk maken en stelde hein
op een belacheUjke wyze op het tooneel
voor. Het doel scheen goed getroffen,
want inderdaad yetrmaakte mon zich aan-
vankeiyk met deze bespotteiyke voor
stelling; dan, deze vrooiykheidi maakte
weldra plaats voor verwondering, toon
het gerucht zich ging verspreiden, dat
Socrates zelf zioh onder de monigto toe
schouwers gemengd, had, ton einde mede
getuige van deze vertooning te zijn; en
toen een vreemdeling, die zich naast hem
bevond, hem, zonder hem te kennen,
vroeg: wie toch die man was, die men op
deze wyze tot het voorwerp van alge-
meene spot maakte, gaf hy ten antwoord,
dat hy het zelf was, or op ongekunstelden
toon by voegend: „Tk ben ook hier geko
men om te zien of er onder do gebreken,
die men my ten laste legt, wellicht eenige
zyn, waarvan ik my zou kunnen verbe
teren."
't Juttertje
3*6. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
B.