Zomersproeten
ver-
dwijnen spoedig door een pot
Sprutol. Bij alle Drogisten.
DE KERMIS.
ONDERWIJS VOOR ACHTERLIJKE
KINDEREN.
Een Interessante lezing.
Zooals men weet heeft de gemeenteraad
onlangs besloten tot oprichting van een
school voor achterlijke kinderen. In de
wet wordt zij omschreven als „school voor
buitengewoon onderwijs" en inderdaad
valt het hier te'geven onderwijs buiten de
sfeer van het gewone lager of uitgebreid
lager onderwijs. Het gemeentebestuur had
gemeend, naar aanleiding hiervan den in
specteur voor het Buitengewoon Onder
wijs, dr. Van Voorthuysen, uit te moeten
noodigen over dit onderwerp eene lezing
te houden ten behoeve van het onderwij
zend personeel. Dit had dan ook in grooten
getale gehoor gegeven aan de uitnoodi-
ging tegenwoordig te zijn, en zoo zagen
we op dezen Woensdagmiddag vele dames
en heeren, werkzaam bij het openbaar en
bijzonder onderwijs, op de trouwzaal van
het raadhuis tegenwoordig. Verder waren
daar de leden van de Commissie van Toe
zicht op het lager onderwijs, de Commis
sie van Bijstand voor het Onderwijs, de
schoolarts, dr. Grunwald, en diverse raads
leden, de wethouders Van Breda en Bok,
om naar dr. Van Voorthuysen te luiste
ren.
Welkomstwoord van den burge
meester.
De burgemeester heette allen welkom,
en drukte er zijn blijdschap over uit, dat
zoo velen aan de uitnoodiging gehoor had
den gegeven. Bij de kwestie van het on
derwijs aan zwakzinnigen moeten we twee
dingen voor oogen houden, zoo zeide hij:
deze kinderen zijn een rem voor het ge
wone onderwijs, en als zij daaruit dus
Verwijderd worden, komt dit aan het on
derwas ten goede. Ten tweede is afzon
derlijk onderwijs ook voor henzelf van
groot belang, aangezien dergeiyk onder
wijs zich kan aanpassen aan hun toestand.
We dienen dus aan twee kanten het on-
aerwijsbelang.
Rede van dr. Van Voorthuysen.
Wat is achterlijkheid?
Na dit korte openingswoord kreeg dr.
Van Voorthuysen het woord. Hij begon
met een definitie te geven van hetgeen
onder zwakzinnigheid' verstaan wordt.
Men zegt wel eens, dat de wereld achter
uitgegaan is en men schrijft dit aan den
oorlog toe. Maar wie weet hoeveel meer
zorg dan vroeger er besteed wordt aan b.v.
het zwakzinnige kind, zal zonder meer
een dergelijke stelling niet wenschen te
onderschrijven. Het vraagstuk betreffen
de het zwakzinnige kind is niet uitsluitend
een vraagstuk van onderwijskundigen
afcrd; voor een deel ligt het ook op het
gebied van de maatschappij. Het is niet
gemakkelijk een definitie te geven van
het begrip, dat onder zwakzinnigheid ver
staan wordt. Misschien kan men het aldus
die tengevolge van een verstandelijk
uitdrukken: zwakzinnigen zijn menschen,
defect niet op eigen beenen kunnen staan.
Alweer is het uiterst moeilijk aan te ge
ven wat onder dat verstandelijke defect
verstaan wordt; wij bedoelen er mee de
kritiek, die ons verstand over de oplossing
van een of ander vraagstuk kan geven, en
die bij dergelijke menschen ontbreekt. Er
zijn uit- en inwendige invloeden, die tot
een zoodanig defect medewerken. Aanleg
en milieu spelen een groote rol. De nuan
ceering inzake meerdere of mindere ach
terlijkheid is oneindig groot. We onder
scheiden een normaal en een abnormaal
verstand. Beneden een bepaald niveau
spreken we van achterlijkheid, en de in
telligenties verdeelen we ook weer, om
op die manier eenig overzicht over de ma
terie te krijgen. Spr. gaat daar nog een
weinig dieper op in.
Het moeilijkst zijn de hoogste
graden van achterlijkheid te on
derkennen.
Op deze manier krijgen we, zegt spr.,
althans eenigermate een groepeering,
maar het meeste moeite leveren de hoo-
gere graden van achterlijkheid op. Wij
kunnen bijvoorbeeld onderscheid maken
tusschen practische en theoretische intel
ligenties, een kind kan achterlijk zijn ten
opzichte van het aanleeren van bepaalde
leerstof (rekenen, lezen, e. d.), maar daar
entegen kan het uitstekend zich op zuiver
practisch terrein bewegen, b.v. ten aan
zien van het aanleeren van een of ander
vak. En juist op de lagere school nu moet
noodgedrongen veelal meer langs den
theoretischen weg worden gewerkt, terwijl
toch het leven meer practische intelligentie
vraagt. Een dergelijke jongen of een der
gelijk meisje kan op school niet mee,
maar het is zeer goed mogelijk er nog een
bruikbaar mensch van te maken. Het be
grip „achterlijk" is dus zuiver relatief.
Wat met de achterlijken te doen?
Men moet goed begrijpen, dat waar spr.
van „kinderen" of „leerlingen" spreekt,
daarmede de achterlijken worden bedoeld.
De vraag, die zich voordoet, is deze: wat
moeten wij met de achterlijken doen, op
welke wijze kunnen ze worden geholpen?
In de oudheid werden zo eenvoudig ge
dood; ook werden wel operaties toegepast,
teneinde hen te beletten zich voort te
planten. In Denemarken worden ze thans
nog afgezonderd op een tweetal eilandjes,
mannelijke en vrouwelijke afzonderlijk.
Hier te lande zijn in dit opzicht geen
maatregelen genomen, wellicht druischen
ze tegen den aard der Nederlanders in, en
bovendien staan de erfelijkbeidswetten
nog niet voldoende vast, zooiai men nog
onvoldoende zekerheid bezit. Voor de al-
lerlaagsten der achterlijken, de imbecielen
en idioten, zijn dergelijke maatregelen niet
noodlg, daar hun voortplanting uiterst
gering is.
Een jaar of 40 terug trachtte men het
vraagstuk op te lossen langs den weg der
barmhartigheid. Daarvan is men radicaal
al; wjj jtaan thans op het standpunt, dat
hen een zoo groot mogelijke geestelijke
verheffing en arbeidsgeschiktheid moet
worden bijgebracht.
Geestelijke verheffing en arbeids
geschiktheid.
Beide factoren steunen elkaar; er ie een
voortdurende wisselwerking. Voert rnen
de geestelijke verheffing op, dan ontstaat
daardoor een hoogere arbeidsgeschiktheid,
omgekeerd leidt een hoogere arbeidsge
schiktheid vanzelf tot geestelijke ver
heffing.
Arbeid adelt!
Arbeid is voor den geestelijk minder
waardige het allereerst noodige; ledig
gang is fnuikend, met name voor den
achterlijke. Dus zorgen we allereerst voor
geschikten arbeid. Daarna komt de nazorg.
Aan onderwijs voor zwakzinnigen wordt
al heel wat gedaan. Toen spr. 81/» jaar ge
leden als inspecteur voor het buitenge
woon onderwijs optrad, waren er 30 scho
len voor achterlijke kinderen in ons land,
thans, na slechts 81/» jaar,'zijn er 81. En
dat ondanks de bezuinigingsperiode, die
we meemaakten!
Onderwijs ls zuiver individueel.
Waardoor onderscheidt zich het onder
wijs aan achterlijke kinderen boven dat
aan normale? Allereerst moet veel meer
rekening worden gehouden met ieders
persoonlijke geaardheid. We moeten na
gaan welke geestelijke eigenschappen elke
leerling bezit. Reeds dit is oorzaak, dat
een school voor achterlijke kinderen ge
heel anders is dan een gewone. Men kan
geen concrete leerstof afwerken, zooals op
de gewone school. De hoofdopgave voor
den onderwijzer is te ontdekken welke
eigenschappen de leerling heeft.
Eigenschappen van achterlijke
hinderen.
Een van de eigenschappen, die het ach
terlijke kind kenmerkt, is dat het de aan
dacht niet kan vasthouden. Niet alleen een
tekort aan aandacht is er, maar vaak ook
een teveel in één richting. Soms hebben
ze buitengewone gaven voor bepaalde ge-
heugendingen; spr. vertelt hiervan frap
pante staaltjes. Meestal zijn het dingen,
die geen practisch nut afwerpen, zooals
het onthouden van data, getallen e. d. In
andere dingen schiet het geheugen tekort.
Het geheugen is evenwel geen hoofd
zaak, wel het denken. De ouderwetsche
voorstelling is die van de gedachtenasso-
ciatie: de eene voorstelling wekt de an
dere op, en ons verstand is er om in deze
gedachtenassociaties een logisch verband
te brengen. Wij normalen passen dan met
ons verstand kritiek op die gedachten-
associaties toe, een kritiek, die bij het
achterlijke kind ontbreekt.
Zeer belangrijk is ook de slechte aan
dachtsbepaling. Wij moeten bij ons onder
wijs dus des kinds belangstelling wekken
en trachten vast te houden. Het best ge
schiedt dit spelenderwijs, en dus neemt in
ons onderwijs het spel ook een groote
plaats in. Spelenderwijs wordt de leerstof
opgenomen. De leerling is actief bezig:
de school is niet een leer-school, maar een
doe-school.
Elementaire verstandsoefeningen.
De achterlijke kinderen weten minder
dan de gewone; begrippen van kleur, tijd,
ruimte, die het jonge kind vaak al kent,
moeten hen worden, bijgebracht. Wij
laten het de kinderen beleven, door wan
delingen, door aanraking der voorwerpen,
enz. Langzamerhand wordt het onderwijs
zakelijker: zij werken zelf in tuintjes,
leeren omgaan met dieren, e. d. Vooral
hier komen de verschillen bij de kinderen
voor den dag.
Geen klassikaal systeem.
De menschen van het buitengewoon
onderwijs komen uit het lager onderwijs
voort, en bij hen is gehamerd op het klas
sikaal systeem. Maar wij moeten juist
vooral niet dat klassikaal systeem hebben;
individueel moet ons onderwijs zijn; eerst
dan krijgen de kinderen liefhebberij in
werken. Eigenaardig is ook, dat kinderen
in een individueele klasse veel minder
worden afgeleid en beter hun aandacht
behouden bij hetgeen zij doen dan waar
het onderwijs klassikaal is.
Zooveel mogelijk schelding.
Men make zooveel mogelijk scheiding
tusschen de groepen van achterlijken. De
debielen zijn het minst achterlijk; bij
1118 jaar moet hier de jongens-opleiding
anders zijn dan de meisjesopleiding, om
dat wij de jongens opleiden voor de maat
schappij en do meisjes meestal wel in het
huishouden een plaats krijgen. Er moet
ook ambachtsonderwijs worden gegeven,
want uit den aard der zaak willen de am
bachtsscholen hen niet hebben. Voor de
meisjes gaat het onderwijs samen met
huishoudelijk onderwijs; 7 8 uur per
week wordt besteed aan handwerkonder-
wijs. De jongens geven altijd meer moeite,
omdat zij voor een bepaalden werkkring
moeten worden opgeleid en zij toch niet
tot geschoold arbeider kunnen worden
opgeleid.
De bezlnklngsafdeeling.
Geheel anders ls het onderwijs in de
bezinkingsa fireellng, voor de erger graden
van achterlijken. Eigenaardig is het, dat
daar al vroeg begonnen wordt met het
eigenlijke vak.
Medewerking der ouders.
Met de ouders heeft men nog al eens
last, daar zI1 dikwijls hun kinderen on
gaarne aan deze school afstaan, die ze een
brevet van achterlijkheid geeft. Spr. per
soonlijke ervaring evenwel is, dat met wat
moeite de ouders wel overtuigd worden
van de noodzakelijkheid. In verreweg de
meeste gevallen slaagt men wel bij hen.
Tegenwerking van het lager
onderwijs.
Maar het ergste is, dat er nog van de
zijde van het gewoon lager onderwijs al
lerlei argumenten aangevoerd worden.
„Als de kinderen wat grooter worden,
komt het nog wel terecht", heet het vaak
en vooral doktoren bezondigen zich daar
aan. Men moet evenwel inzien, dat dit on
juist is, dat de achterlijkheid ook op later
leeftijd blijft bestaan. Maar de kwestie is,
dat men van het 1. o. naar den handen
arbeid moet, en dat wil men dikwijls niet.
Er is nog een ander argument voor de
plaatsing op de buitengewone school. Dit,
dat de kinderen, in deze voor hen gepaste
omgeving, geestelijk en soms ook wel
lichamelijk, beter worden.
Moeilijke positie
schappij.
in de maat-
In de maatschappij beginnen voor het
achterlijke kind de moeilijkheden eerst
recht. De intellectueele defecten openbaren
zich misschien niet zoo, maar vaak komen
er karakter-afwijkingen naar voren. Een
hieromtrent ingesteld onderzoek wees uit,
dat van 80 mannelijke leerlingen 16 niet
in eigen levensonderhoud konden voor
zien; 80 waren dubieus (hieromtrent wa
ren de gegevens onvoldoende), de rest kon
vrijwel voor zichzelf zorgen, maar een
aantal hunner openbaarde karakterfouten,
die ze voor de maatschappij ongeschikt
maakten.
De nazorg.
Na het schoolonderwijs moet de nazorg
blijven bestaan. Hiervoor is noodig een
ambtenaar, die geregeld voeling houdt
met de menschen zelf, die zorgt voor be
trekkingen. Hij moet zich reeds op de
school met den onderwijzer in verbinding
stellen; hij moet overleg plegen met pa
troons en ouders. Ook moet hij handelen
bij conflicten met politie en justitie, die
nog al eens voorkomen.
In de tweede plaats is noodig een werk
inrichting voor de laagststaanden, die in
geen enkel geval in de maatschappij te
recht kunnen. Er zijn thans 8 van die in
stellingen in ons land, en het is mooi te
zien wat daar gedaan wordt. Vooral voor
routinewerk zijn deze ongelukkigen ge
schikt. Spr. kan er niet verder over uit
weiden.
Ten derde is er de avondverzorging.
Geen avondonderwijs, want van onderwijs
kan men niet spreken; het is een soort
bijeenkomst, belegd met het doel hen van
de straat af te houden.
Sympathie van het lager onder
wijs.
Spr. hoopt door deze korte schets be
reikt te hebben, dat de school, die thans
ook in Den Helder zal worden geopend,
ingang zal vinden bij het onderwijzerfd
personeel. Want van de sympathie der
onderwijzers moeten wij het hebben en
spr. hoopt, dat men in goede harmonie
met het buitengewoon onderwijs zal sa
menwerken.
Tenslotte brengt spr. een woord van
hulde aan burgemeester Driessen, die in
zijn vorige standplaats zich reeds met zoo
veel enthousiasme bezighield met de stich
ting eener dergelijke school voor de Zaan
streek en die thans ook weer de stichting
van deze school heeft bevorderd.
Vragen, j
Van de gelegenheid om vragen te stel-1
len werd door enkele heeren gebruik ge-
maakt. De heer Gravemaker vroeg welken
maatstaf de onderwijzers moeten aanleg
gen voor het aanwijzen van zwakzinnige
kinderen? De heer Colpa vroeg bij wie de
uiteindelijke beslissing berust omtrent de
plaatsing, en of de ouders het recht heb
ben hun kind bij het openbaar onderwijs
te laten.
Dr. Van Voorthuysen beantwoordde
deze vragen door te zeggen, dat het het
best is als de onderwijzers een groslijst
van de in aanmerking komende leerlingen
opmaken; een medico-paedagogische com
missie beslist dan over de toelating. De
ouders zijn natuurlijk vrij, daar hierom
trent geen leerplicht bestaat; evenwel kan,
indien zij blijven weigeren hun kind naar
de buitengewone school te zerden, het
hoofd der gew. school voorstellen op grond
van aan het onderwijs toegebrachte
schade, dat kind te weigeren. Do inspec
teur 1. o. zal dan moeten Deslissen of zoo'n
kind heelemaal van onderwijs verstoken
kan blijven. Maar, zooals spr. reeds op
merkte, geven de ouders in verreweg de
meeste gevallen wel toe.
De heer Marinus vraagt nog wie de ge
schikte personen zijn voor het hulsonder-
zoek. De onderwijzers van de school voor
achterlijke kinderen zelf is het antwoord.
Onder dankzegging aan den spreker
voor ziln interessante lezing, wordt de
bijeenkomst door den burgemeester ge
sloten.
LEZING MR. D. FOOK EN
PROF. OOLENBRANDER.
Blijkens de advertentie, elders in dit
blad, zullen de heeren mr. D. Fock, oud
gouverneur-generaal van N. O.-Indlë, en
professor dr. H. H. F. Ooienbrander aan
staanden Vrijdag 28 Juni in het gebouw
„Musls Sacrum" in de Koningstraat een
spreekbeurt vervullen. De Indische poli
tiek en eenzijdige ontwapening zullen
o. m. worden behandeld, mede in verband
met het gebeurde op Curagao, hetgeen
mogelijk was door het geheel onbeschermd
laten van onze koloniën in W.-Indië.
Zeer zeker zullen mannen van zooveel
ondervinding en zoo groot gezag als de
oud-gouverneur-generaal Fock en profes
sor Ooienbrander veel kunnen vertellen
wat eene overweging waard is.
HELDERS MANNENKOOR.
Dir. A. J. Leewens.
Zondag a.s. neemt Helder's Mannen
koor deel aan het concours, hetwelk de
Kon. zangvereeniging Rottes Mannenkoor
heeft uitgeschreven, bij gelegenheid van
zijn 75-jarig bestaan.
Aan dezen wedstrijd, welke onder de
auspiciën van het Kon. Ned. Zangers
verbond wordt gehouden, kunnen alleen
vereenigingen, aangesloten bij het K. N.
Z. V., 'deelnemen.
Het Ned. zangersverbond, dat zich o.a.
»de zuivering van het wedstrijdwezen*
heeft tot taak gesteld, schakelt het be
halen van geldprijzen absoluut uit, we
tende, dat flnantieel winstbejag de koor
zangkunst omlaag haalt en de kanker is
voor den gezonden bloei der vereeniging.
Art. 4 van het huishoudelijk reglement
regelt de indeeling der deelnemende ver
eenigingen naar het aantal werkende
leden, zoodat in de 8e afd. Zangvereeni-
gingen met ten hoogste 50 in de 2e
afd. van 60100 en in de le afd. ver
eenigingen met meer dan 100 werkende
leden om een artistieke prijs zullen kampen.
Helder's Mannenkoor, dat met pl. m. 60
werkende leden in de 2e afd. is inge
deeld, zingt als verplicht nummer »Sanc-
tus* van Bernard Diamant, terwijl als vrij
nummer de keuze is gevallen op Adama
van Scheltema's «Gravers*, getoonzet
door lsr. Olman.
De permanente Jury bestaat uit de
heerenDiamant, Landré, De Ronde uit
Rotterdam, v. d. Nieuwenhoven, Breda
en Völlman te Den Haag.
Uit den aard der zaak wacht Helder's
Mannenkoor een zware concurrentie, daar
van de zes deelnemende vereenigingen,
welke onder leiding van directeuren, als
Keereweer, Vranken en Galesloot uit
komen, in aantal onze liedertafel een
der kleinste is.
A.s. Vrijdag om 9.15 u., 's avonds zal
de slotrepetitie alhier in Casino plaats
hebben, welke voor belangstellenden
gratis toegankelijk is.
Onder storm en regen, onder kou en
narigheid heeft zloh, oudergewoonte, de
Heldersche kermis weer aangekondigd.
Een kermis zonder regen of kou is er
wel geweest, maar die heeft nimmer veel
geluk gekendverleden jaar was het
schitterend zomerweer, maar het was een
dooie boel. Of het dit jaar beter zal zijn
Wij hebben zoo'n idee van wel. Immers,
thans heeft men den verstandige maat
regel genomen het kermisterrein in te
krimpen en de kermis te concentreeren,
zeer ten genoegen van de kermismen-
schen zelf, die met den maatregel van
het vorige jaar allesbehalve ingenomen
waren, toen men de Hoofdgracht ging
volbouwen. De tijd, dat men van West
plein naar Havenplein wandelde is voor
bij zelfs de kramen bij Casino hadden
al geen bezoek van beteekenis meer,
zoodat verscheidene reeds voor de week
om was, opbraken en dit ongastvrije oord
verlieten.
Met uitzondering van de wafelkraam
van den heer Loggen, die haar oude
plaats nabij Casino handhaaft, is thans
alles ondergebracht op het terrein tus
schen postkantoor en Westplein, aan
weerszijden van het kanaal. Voor het
eerst wordt dus ook de Kerkgracht in
haar geheel volgebouwd (dat wil zeggen,
er blijven natuurlijk wel open plekken,
maar tot aan de R. K. kerk komen er
kramen en tenten). Janvier komt op het
Westplein; deze was Maandagmorgen
al aan den gang, tot groote blijdschap
van de jeugd, die deze dagen met geen
stok meer weg te slaan is van deze ge
heiligde plaatsen. Janvier dan komt met
zijn caroussel en tevens met een golfbaan
als aanhangsel. Daarnaast de bekende
fietsen- en gewone draaimolen van van
Dam, en de schommelschuitjes. Precies
als andere jaren dus.
Op de Kerkgracht krijgen we allereerst
een groote, 76 M. lange Davobaan van
Vermolen, een glijbaan voor oud en jong.
Hoek KerkgrachtSingel komt de groote
zweefmolen van Dobber, op den Singel
tot zelf, uitbundige blijdschap van de
bewoners, het autodrome van Vermolen,
benevens het vroolijke rad. Wat dat is,
moet u maar uitzoeken. Voor het raad
huis krijgen we een caterpiller, oftewel
een rupsbaan, zooiets als een tank uit
den oorlog, maar dan anders. Verder een
belgnetkraam, voor bureau Gemeente
werken een doolhof, terwijl de danstent
die andere jaren op den Singel staat bij
het raadhuis, naar de groentenveillng is
verhuisd. Op die manier Is er nog wat
afspuiing van kermiswandelaars, die nu
om kunnen loopen.
Dit wat het grooter goed betreft. Over
het kleingoed zullen we het maar niet
hebben, misschien komen we nog wel op
een of ander terug.
Andere vermakelijkheden.
Andere vermakelijkheden zijn er we
derom vele voorloopig vermelden wij ze
hier in 't kort, komen er Zaterdag nog
nader op terug.
Casino heeft Zondagavond de fa
milie Hofmann, en opent voorts de week
met de revue Door dik en dun, die
Maandag, Dinsdag en Woensdag gegeven
wordt. Donderdag wordt dan het tooneel-
stuk «Marijntje Gyzen* gegeven met Nap
de la Mar en Siska Kremer in de hoofdrol.
Sohou wburgtent N. Kerkplein.
Hier gaat Boubers Zeemansvrouwen, een
stuk, volgens Johfln Luger in de Tele
graaf, van een schitterende blijheid en
waarachtigheid in milleuteekening.
Witte Bioscoop. Speciaal kermis-
prograrama, tevens geldig in de
Scala Biosooop, Kanaalweg. Al
daar hetRotterdamsch Kluchtgezelschap,
dir. M. van Beem, met extra Dumas,
humorist, (van Zondag af).
Tivoli-theater. Gezelschap Fa
veur. Van Dinsdag af.
Bovenzaal wed. van Os, Kon.pl.
Radiozangers en spelers.
Afsluiting van Kerkgracht en
Kanaalweg.
De aandacht wordt er op gevestigd dat
tijdens de kermisweek de Kerkgracht in
haar geheel den geheelen dag voor ver
keer met rij- en voertuigen, motorrijtui
gen en rijwielen gesloten is. Hét gedeelte
Kanaalweg tusschen Poststeeg en West
plein, het geheele Westplein, het gedeelte
Singel tusschen Kerkgracht en W alvisch-
straat, alsmede tusschen Kerkgracht en
Emmastraat is van 's middags 12 uur af
voor dit verkeer gesloten. Hier mag dus
tot 12 uur 's middags nog worden gereden
(ook per fiets), op de Kerkgracht niet.
Verder wijzen wij op het onbeperkte
sluitingsuur voor winkels (in ieder geval
tot 2 uur 's nachts) en op het verbod tot
verkoop van sterken drank tijdens de ker
misweek.
HOFMANN-A VONDEN.
Gedurende 2 Kermisdagen, n.1. 80 Juni
en 7 Juli, zal de Familie Hofmann, Duo
Hofmann en Dochter, de bekende Artisten
van de Gramofoon en Radio, op algemeen
verlangen, wederom optreden in „Casino"
met een vroolijk en amusant repertoire.
De Fam. Hofmann bezit het geheim een
zaal met volk, gedurende een 8-tal uren
op aangename en onderhoudende wijze
bezig te houden. „Kermis komt maar één
maal in het jaar" zingt de Fam. Hofmann,
in hun speciaal voor Den Helder geschre
ven Casino-Kermlslied.
Voor nadere bijzonderheden verwijzen
wij naar de annonce in ons blad van
heden.
REVUE „DOOR DIK EN DUN"
IN CASINO.
In alle bladen zijn de aritleken om
trent deze revue allerwege zeer gunstig,
't Succes ha in iedere plaats waar de revue
komt even groot. Zoo schrijft oa „Het
Deventer Dagblad":
De toeloop van het publiek wat in de afge-
loopen week zóó groot, dat men- minstens een
paar dagen tevoren zijn plaatsen moett reter-
veeren. Of het aucces la verdiend?
Zooals wij in ons vorig nummer mededeel
den heeft deze revue talrijke geestige, som»
rake tafereelen, maar ook vinden wij er
in de tafereelen van ernst. Het prachtige dé
cor, de schittering van kleedin® en attributen,
kortom alles wat deze revue brengt, zijn een
streeüng voor oog en oor.
KANTONGERECHT DEN HELDER.
Zitting van Dinsdag 25 Juni 1929.
Tot een volgenden keer.
De eerste zaak op deze zitting, die een
half uur in beslag nam, en een aanrijding
betrof op den hoek Bassingracht—-Bin
nenhaven, werd uitgesteld tot een volgen
den keer, wegens het ontbreken van een
getuige. In de vorige zitting was deze
zaak verschoven tot die van heden, om
dat er toen een tolk aan moest rukken,
om den Duitschen aanklager bij te staan.
In Juli zullen we dus nog eens van deze
geschiedenis kunnen genieten.
In verzet
De melkslijter Chr. v. D., die in een
vorige zitting was veroordeeld tot 10 gul
den boete of drie dagen hechtenis, voor
het feit, dat hij in Februari van dit jaar,
flesschen gepasteuriseerde melk in zijn
wagen had gehad, die niet voorzien
waren van een etiket, was tegen dit von
nis in verzet gekomen, omdat hij in de
overtuiging was, dat het vonnis te zwaar
was. Wat was n.1. het geval. Op dien be-
wusten dag waren door de vorst eenige
flesschen gepasteuriseerde melk gespron
gen. De melkslijter was toen hard naar
huis gehold en had in haast een paar nog
niet verzegelde flesschen weggenomen.
Dr. Mol, directeur van den Keurings- en
Warendienst, die als getuige-deskundige
gehoord werd vertelde echter dat het niet
den eersten keer was dat v. D. op een der
gelijke overtreding betrapt was. Dr. M.
wees op het nut van de verzegeling, op
dat de menschen er zeker van kunnen
zijn, melk te koopen, die ongekookt ge
bruikt kan worden.
De ambtenaar van het O. M. achtte het
niet aannemelijk dat de flesschen waren
stuk gevroren en vroeg bevestiging van
het vonnis. De Kantonrechter bekrachtig
de het en dus kon v. D. teleurgesteld huis
waarts keeren, met de eenige mogelijk
heid, het zaakje voor Alkmaar te bren
gén.
Een duister zaakje.
De kwalificatie ls van en voor rekening
van den ambtenaar van het O. M., die de
zaak van mej. M., Hoofdgracht alhier, al
dus aanduidde. In deze zaak heeft de poli
tie al meermalen „vrouwelijke trekpleis
ters" aangetroffen, die een onweerstaan
bare aantrekkingskracht op gehuwde en
ongehuwde militairen en burgers schij
nen uit te oefenen. De caféhoudster weet
nooit van den prins geen kwaad en vol
gens haar getuigenis ls de zaak Hoofd
gracht 80, de meest nette van ons heer
lijke Nieuwedlep.
Nu weer stond zekere mej. v. Z. terecht,
die met een gezicht van „wie doet me
wat" de zaak binnenkwam en, als we het
heel zacht uitdrukken, op onbeschaafde
wijze de rechterlijke heeren van antwoord
diende. Deze juffrouw zou in het café be
diend hebben. Een getuige, in de vorige
zitting aanwezig, beweerde positief door
de juffrouw van bier te zijn voorzien, een
ander, die vandaag was opgeroepen, was
minder zeker in zijn verklaringen. Hij
wist niet of de juffrouw bediend had.
Een getuige décharge, een hulp-be
diende ln het bedoelde café, diende den
Kantonreohter op dezelfde manier van
antwoord als zijn vrouwelijke collega. Hij