'it Greep van dit en dat Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, DE CHAUFFEUR. ZATERDAG 20 JULI 1929 van 391. ZONSONDERGANG. Mr. Qurrigun Lichtte baar veilig op den Mr. Carrigan grinnikte. Tob Nooit Hoekje. 1 t Juffertje (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). Onlangs heb ik iemand voor de radio hooren vertellen van zijn reis langs de Bretonsche kust en hij was enthousiast over de zonsondergang daar en over de klcurenwemeling, die de zee dan ver- toonde. Ik ben in die streek nooit geweest; zal daar vermoedelijk ook nooit komen!- (Hoewel je niet weet hoe een stuivertje al is het dan tegenwoordig hoekig kan rollen.) Ik weet niet of de beschrijver van die reis wel ooit geweest is aan het Noorde lijke puntje van Noord-Holland, doch mocht ie hier nog eens komen en mocht ie dan zonsondergangen kunnen waar nemen, zooals wij het de laatste dagen te kunnen bewonderen, dan geloof ik toch, dat hij niet minder enthousiast van hier zal gaan als toen hij do Bretonsche kust verliet. Het is van grooto beteekenis altijd of men iets met willige oogen wil zien, dan wel of men persé Onwillig tegen over een aangelegenheid wil staan. Doch als mén onbevooroordeeld is, dan ziet men de dingen veel zuiverder We kwamen aangeroeid vanaf het kuitje, waar we eenigen tijd hadden heen en weer gezworven. De lucht was beztt met schapenwolk jes, waartusschen openingen, die uitzicht gaven op het vlokkeloos blauw van de poort tot oneindigheid. Gezeten in het vletjo dus laag op het water was hot alsof de torentjes huizekes en heuveltjes van Texel dreven in een groote, stille, plas, want het lager gelegene land sinolt met do zee samen Met Wieringen was hot desgelijks en het leek of het torentje van den Oever eenzaam en verlaten te midden van een nu rustig vlakke zee, alsof het dienst moest doen als baken, gelijk do Eddy- stone aan de zuidkust van Engeland. De watertoren bij Wieringerwaard silhouotteerde tegen de daar wolkelooze lucht en nam daar zijn domineerende plaats in. De zon daalde en de felheid van haar licht werd getemperd door een paar bonkige wolken, die omzoomd schenen door een gordel van zijïg-geel ragfijn kant, waardoor het zonlicht gefilterd werd. en tot stralenbundels vereenigd, die in velerlei kleuren aan het gewelf stonden te pronken. De schapenwolkjes gloeiden in ros gouden vacht en het blauw werd tot blauw porcelein, waarop grillige kunstige vormen schenen te zijn gepenseeld. De werfgebouwen baadden in een zee van licht, de toren en koepels van hooge gebouwen troonden als lichtende luchters daar boven uit en het was abof alles in feestdosch was gehuld en alsof de bruids tooi hing over al het geschapene en gewrochte. De honderden meeuwen en scholeksters stonden in hun vroolijk bonte pakjes van donker en wit en zilvergrijs in heerlijke rust te genieten van de zachte fluistering van het loom aanschuifelende vloedwater, dat de kruin van het dijkje nog droog liet. Nu en dan rekte één hunner den machtigen vleugel, zooals wij soms, bij zalige rustgenieting, een arm strekken en geeuwend den mond wijd opensperren. Ook zij sperren dan den snavel en het schijnt soms of mensch en dier, wanneer het bij den mensch tot zuivere onbewuste uiting komt van zijn gemoedsgesteldheid, dezelfde reflex bewegingen van enkele lichaamsdeelen maken. Ook' ging één der prachtige mantelrueeuwen soms, met wjjdgespreide vleugelst een eindje verder zitten of het even gerimpelde dreef als een minia- Novelle door G. S. W. 2) Ze daalden langzaam den heuvel af. Een honderd voet verder maakte de niet te breede weg een plotselingen draal, bijna een rechten hoek, met de helling aan beide 4jden. „WaJrom kunnen we niet zoo voort gaan, as nu?" vroeg Giliian, „we rijden toch ert langzaam". Het hoekje van een donkerblauw oog keek nlar haar om. „Omdat de car mis schien ie lang is om daar beneden te draaien; en ik kan niet stoppen of terug. Mr. Caeigan ik kan u niet helpen, omdat ik mijn voet op de rem; heb, die niet wil filuitem U iik stuur wilt u uitstappen en Miss Oq-rigan er uit helpen?" Bfl dei gang, die do auto nu had', was dat genhkkdUjlc genoeg, en Mr. Cnrrigan Vas er lan ook in een «ogenblik uit, zijn armen )itstrekkend naar Giliian. Maar deze leende over de voorbank met den BngstkrU: „Maar je zult gedood worden l v°der, hammond zal over de klip slaan!" ..DanJ u, maar ik denk van niet", zei Hammoid, „maar wilt u er nu als 't u bleef uignan?'' liet zich neer in water, waarop hij tuur viking-schip. We gingen huiswaarts, want de zon verbreedde zich en kwam met haar holle- bolle gele wangen te weerszijden van de Nieuwe Kerk aan de Weststraat kiekeboe spelen. Toen we de haven, achterin, binnen voeren, lag het gouden licht in teere variatie van niet te deflniëeren nuances op het spiegelgladde watervlak van de buitenhaven. «til plonsten de riemen het lichte vletje voort en stil dreven we het gouden licht tegemoet, dat geen seconde eender is van klfur en geen seconde blijvend van den zelfden vorm op het water of op welk voorwerp ook. Do lucht nam de zachte tinten aan van het wegschietende zonnelicht en het was of ging het droomer.d ten onderen bleven daar aan het hemelgewelf schemeren de visioenen van haar droom, die tot hoofd inhoud hadden een onbegrensd palet van gouden klourmengeling. En het zachte koeltje fluisterde en zoemde daarbij zijn teere wlogeliod en kleur en lied, het was alsof dat ulies met elkaar één harmonisch geheel was, waarin je elgeii wezen, heen en ivoor geslingerd door do maatschappelijke onnatuur, tot droomenrust werd gebracht. Roblnson. EEN EIGENAARDIGE BOEKEN VERZAMELING. De eigenaardigste boekverzameling is zeker de Tsu Ku Tsohuan Shu (letterlijk: de vier bibliotheken) genoemde bloem lezing uit de Chineesche literatuur. Zij omvat boeken van allerlei aard en vormt in haar compleetheid de schatkamer der Chineesche cultuur en beschaving. Het voornaamste deel van deze boekerij be vindt zich te Peking, bevattende 5482 deelen klassieken, 9470 deelen historische geschriften, 9055 deelen wijsbegeerte en 12.262 deelen diversen, d. i. totaal 36.275 deelen van tezamen 4.561.804 bladzijden. Het merkwaardige van deze verzameling is, dat al die deelen met de hand geschre ven zijn. Deze reuzenarbeid werd in de jaren 1773 tot 1785 onder keizer Khian- lung, door een staf van geleerden, onder voorzitting van Tsohi Yun, uitgevoerd. Deze Tschi Yun had de beslissing welke werken in de verzameling opgenomen zouden worden. Hij moest daarvoor in 12 jaar eenige honderdduizende boeken lezen. Een 1500 copiïsten zijn in Peking negen jaar lang aan 't werk geweest om van de uitverkorene werken een zevental exem plaren af te schrijven. Van deze zeven serieën zijn thans nog drie volledige reek sen over. Op herhaald verzoek van de Parijsche universiteit heeft nu de Chineesche re geering eindelijk besloten de volledige verzameling te laten drukken in 200 exemplaren. Hiervan zullen 60 in Ame rika, 60 in Europa en 80 in China voor ongeveer 4000 p. st. verkocht worden. DE VADER BEGREEP HEM. Hij zou haar vader toestemming tot het huwelijk vragen, maar hij voelde zich niet zenuwachtig. Terwijl bij zorgvuldig zijn beganen grond en liep achter zijn glijden den car aan. „Ga er dan af, man", beval hij streng. ,,Ik wil niet dat je vermoord wordt door dat ding. Ga er af 1" Hammond schudde zijn donker hoofd; de machine liep harder, toen de helling! plotseling steiler werd. „Geen gevaar", riep hij' terug. „Als ze het niet doen wil, zal ik trachten iets voor haar wielen te gooien, en haar zoo tot staan te brengen". „Wat meent hij?" hjjlgde Giliian, haar blauwe mousseline japon opnemend, om haar vader beter te kunnen volgen. „Vader laat hem toch niet verder gaan". HU nam, bedarend haar hand. „Ik schijn niet voel te zeggen te hebben, Giliian, mijn kind, maar ik denk wol dat hij het klaar zal spelen" schelding trok, herhaalde hij bfl zichzelf, wat liij zeggen zou: „Meneer Lult, Ik wil u zéggen, In volle vrijmoedigheid, dat uw dochter Edith en ik elkaar liefhebben en u vragen uw toe stemming te geven tot ons huwelijk. Ik ben niet rijk, dat weet u, maar we zijn beiden jong en sterk en bereid den strijd des levens aan te binden", enz. De rest zou vanzelf .komen, als hfl maar een keer aan 't spreken was. Een half uur later zat hij tegenover haar vader en stak van wal: „Meneer Luit, ik eh eheml ik eh kom vrijmoedig eh omme u ahorn vrijmoedig te zeggen, dat wij eh dat wil zeggen o dat ik eh eh uw dochter liefheb AhemI Ik hen zoo vrij eh ue te vragen eh om om om eh'om mijn vrouw te worden. Pardon eh zij wij pit ik neen. We zijn jong en eh we willen vechten. Ik hoop dat u mij be grijpt!" En het merkwaardige van het geval was, dat de vader het Inderdaad begreep DE BESTE TOEHOORDER. De beroemde Fransche natuurkundige Frans Arago was geboortig uit Perpignan, en begaf zich dikwijls van uit Parijs naar dat stadje om aldaar populair-wetenschap- pelijke voordrachten te houden. Daags na zulk een lezing werd hem ln gezelschap een compliment gemaakt over de wijze waarop hij zelfs de moeilijkste problemen den hoorder duidelijk wist te maken. De geleerde glimlachte en zelde: „Daar op heb ik een eenvoudig middel. Zoodra ik voor mijn lessenaar sta, overzie ik mijn publiek en vat Ik diegene in het oog, die het domste gezicht er op na houdt. Dien blijf ik gedurende de gansche voordracht aanzien, en uit het spel zijner gelaats trekken maak ik op, of hij mij begrepen heeft." Kort daarop kwam de notaris van Per pignan in het gezelschap en braoht Arago warme hulde voor zijn heerlijke leerzame voordracht van den vorlgen avond. „En daarbij", zoo besloot hij zijn oom- pllment, „leek het mij alsof u alleen voor mij sprak, want u wendde geen oog van mij nf." Do eerzamo notaris wist zich geen ver- klnrlng te geven vari het homerisch ge lach, dat deze laatste mededeeling aan de leden van het gezelschap ontlokte. HET LOT VAN DEN UITVINDER. In 1846 kreeg Howe, de uitvinder der naaimachine in Amerika, het octrooi voor zijn uitvinding. Het had hem zeer veel moeite gekost het noodige geld daarvoor bijeen te krijgen. Hij begaf zicli naar En geland om zijn rechten te verkoopen, maar niemand geloofde dat er ooit iets mede te verdienen zou zijn. Howe was eindelijk van alle middelen ontbloot en zag zich genoodzaakt zioh als kok op een vaartuig te verhuren om op die wijze weder naar Amerika terug te kunnen keereii. Anderen hadden daar inmiddels van zijn uitvinding partij getrokken, want hij was onvoorzichtig genoeg geweest om haar niet geheim te houden. Om zijn rech ten te handhaven moest hij processen voeren, en om het geld daarvoor te krij gen verhuurde hij zich bij een instrument^ maker. Hij werd ondersteund door eenige vrienden en won zijn proces. Van toen af kon hij zijn fortuin als gemaakt beschou wen, ontving van elke machine, die in Amerika werd vervaardigd, 14 dollars, en binnenkort was hij schatrijk, want bij duizenden werden de naaimachines ver vaardigd. en en trooatl Kijken we daarom eena naar warme zomers in lang vervlogen tijden In 627 is de warmte zóó sterk Frankrijk en Dultschland, dat de bronnen zijn opgedroogd. Er la watergebrek vele menschen sterven van dorat. In 879 zijn de velden volkomen ver laten. De landbouwers, die doorwerken vallen dood neer. In 995 straalt de zon zulk een hitte uit, dat de planten verbranden, alsof men ze bij het vuur hield. 1000, verdrogen door de voortdurende warmte de rivieren. Overal ziet men hoopen vlsschen, die binnen enkele uren tot verrotting overgaan. De rottende stoffen veroorzaken pest. In 1022 vallen mensohen en dieren, die zich in de zon wagen, dood neer, „door het uitdrogen van hun keel en congesties naar de hersenen". In 1182 drogen niet alleen de rivieren uit, maar de aarde splijt eu wordt hard als steen In den Elzas, ïgt de Rijn bijna droog. In 1189 worct vooral Italië door de warpite geteisterd; de planten worden „gebraden". In 1260 maken de wapenen ln den slag van Bela minder slachtoffers dan do warmte. Geheele gelederon vallen dood neer van de hitte. In 1277 zijn de landbouwers ln groote verlegenheid. Al het veevoeder is ver brand. In 1303 en 1804 liggen Rijn, Lolre Sein'e droog. In 1605 heerscht vreeselijke hitte'door geheel Europa. In 1006 wordt alleen Sohotland bezocht door een hitte, welke mensohen en dieren vrooselijk kwelt. In 1705 heerscht ln verschillende streken van Frankrijk i*>n zoodanige hitte, dat de warmte gelijk stuat met die in glasblazerijen. „Men kon gomukkelijk vloesch in de zon koken 1" Van 124 's middags waagt niemand zioh bulten. In 1795 is de maand Juni ondragelijk. Do groenten werden geroosterd. De vruchten verdrogen aan de takken. In de huizon springen elk oogenbllk meu heien en lambriseeringen. Hot vleesoh bederft terstond. In 1811 liggen de rivieren ln versohal deno provinciën droog. In 1822 ls er oen hardnekkige warmte, vergezeld van onwoders en nnrdsohudln- gen. De droogte doet een hier muizen uit den grond opdoemen, wolke ln Lot- haringon en Elzas groote schade betrok kenen. To Saverne doodt men in veertien dogen tijds meer dan twee millioen. In 1852 doet de warmte in Frankrijk de cholera ontstaan Alleen Parijs telt 20,000 slachtoffers. 1857 had een geweldig droge zomer. In een „dicht-stuk" uit dien tijd heet het: „Ach, welk een droge zomer. Het Heelal gelijkt een bokking." Het ls een klacht van een boer, welke als volgt tot uiting komt: „Door die fatale droogte ls mijn ziel louter puimsteen. Mijn Ingewand wordt rookworst. Daarbij zijn al mijn kippen verduiveld broeisch geworden. De haan moet ook al broeijenl En vind ik al een eitje, het ligt hard gekookt in het bleek veld! De booraen ln mijn boomgaard zijn vol gedroogde peeren, en de appelmoes valt zoo maar bij klodders naar beneden.... Het moet in stad ook droog zijn. 'k Hoor dat de trommelmannen de taptoe op hun buik slaan, en zonder trommels loopen"enz. Zoo ver zijn we nog niet. Laten we ons dus troosten. En van het heerlijke zomersohe weer genieten, zonder al te veel te klagen. Den kouden winter von den we ook niet prettig Waarom zouden we het dan een echten zomer wel vinden Zoo zijn we nu eenmaal 1 (H.bl.) ALS T WARM IS! Heete Zomers ln vroegere dagen. We puffen eindelijk van de warmte; overdag ten minste, want dos avonds vinden wij het nu en dan nog tamelijk koud. Maar gelukkig, dat we wat zomer hitte mogen meemaken, want hoe dikwijls werd de laatste weken de verzuchting niet gehoord: Of het dan nooit meer zomer wordt?! Evenwel: buurmans leed Hand in hand, stonden zie te kijken, toen de auto den draai naderde, en schurend den hoek om ging. Een achterwiel gleed over den rand van den weg, een regen van aardkluiten naar omlaag zendend. Gil iian gilde het uit, maar de groote machine, die even bedenkelijk overhelde, kwain heelhuidls weer op den weg terecht. „Hij heeft het gedaan gekregen, nu heeft hij gestopt!" riep Mr, Carrigan uit. Toen zij op hun beurt den hoek ont kwamen, had Hammond het portjer al open gedaan, en zat bedaard op zijn plaats te wachten. „Je waart bijna over den kant van den weg naar beneden geslagen", zei zijn heer grimmig. „We konden niet terug, en er was geen ruimte genoeg om te draalen, het was de eenige weg Sir", antwoordde die onver stoorbare Hammond. „Je zoudt dood hebben kunnen zijn", hijgde Giliian, miet hoogroode kleur, haar mond half geopend en de donkerbruine krullen van onder haar kapje losgeraakt. „En het is nog wel mijn schuld, dat we hier zijn". Hun oogen ontmoetten elkaar. „Ik denk dat ik er nog wel wat op ge vonden zou hebben" zei de chauffeur, en vervolgde, tot Mr. Carrigan gewend: „Recht uit Sir?" Wat wel een ietwat overbodig© vraag was. Het groot© huis, dat haast den naam van kasteel verdiende, was gedurende de nu volgende weken vol vroolijkheid en leven. Daar waren gasten uit de nabuur schap, voornamelijk families met huwbare zoons, daar werden feesten georganiseerd met vroegere schoolvriendinnen van Gil- liun of bekenden, en bij al dergelijke ge legenheden werd het Mr. Carrigan s ge woonte zooveel mogelijk zijn toevlucht te zoeken in de garage. „Ik heb voor goed wat geld gezorgd, dat is mijn taak," legde hij den chauffeur op een achtermiddag uit, „en, nu blijf ik maar zooveel ik kan op den aohtergrond, tot mijn kleine meisje gevestigd is. Ik pas niet in gezelschap; toen ik Gililan's moeder trouwde, was ik er maar wat trotsch op, dat ik de bezitter was van een kanaalboot en vier muilezels." „Wart meer is, dan anderen wel bezit ten," merkte Hammond op zijn verge noegden toon op, terwijl hij een eimmer water over de wielen uitgoot De goede klant. Vermoeid wisohte de winkelbediende zjjn voorhoofd af. „Dit is alle linoleum, dat ik hier in voorraad heb, mevrouw. Maar ik heb nog een paar andere soorten in het magazijn. Zal ik die even voor u laten halen?" „Graag. Ziet u, ik moet een heel klein patroontje hebben, 't Is voor mijn vogel kooitje." ,Daar meen je zeker de jongelui mee n fraaie kleeren, die Giliian naloopen? Dat is waar. Maar laat ze zelve maiar kier zen, ik ben rijk genoeg." Een bij vloog dé deur in en er weer uit ook. Mr. Carrigan blies een rookwolk van zijn goedkoope tabak in de zomer lucht, en keek aandachtig toe, hoe de blauwe kringen zich verwijdden en lang zaam verdwenen. „De eerste pijp, die. ik in jaren ge rookt heb," mompelde hij, „de geur er van zou mjjln Turksahe rookkamer ver giftigen, Ja, ik bfljf op den achtergrond, totdat mijn dochter alles zoo beschikt heeft, zooals ze het wil. Ik ben wat Van Camp noemt, een plebejer. En dat zeg ik maar niet voor de grap zijn gelaat nam een uitdagende uitdrukking aan, terwijl hij den ander aanzag, „zeker niet, want als ze getrouwd is, houd ik dlat nog vol". Hammond, weer in staljas, kwam uit zijni gebogen houding overeind, en streek met zijn vingers door zijn haar. „Kan je niet spreken?" vroeg zijn heer gemelijk. „Nu, dan vindt Miss Carrigan dat aangenaam?" „Zij weet er niets van, kerel! Het is om haar gelukkig te maken, dat ik die plan nen maak. Maar soms.Maar somtijds denk ik wel eens zoo, dat ik het dan een zaam zal hebben". Mr. Carrigan stond bij die woorden op en klopte de asoh uit zijn pijp. „Ik houd' van dat rijden met de auto meer dan van de andere beuzelachtighe den, die ik ondernam. Als ik hier vandaan ga, zal ik Giliian een nieuwe car en een nieuwen chauffeur geven wil jij dan met mij meegaan, Hammond? een groote NIETS NIEUWS TE MELDEN. In Wasten nichts Neues. Remarque. De kranten berichtten: Het la rustig aan het Westelijk front, niets nieuws te melden. En toch viel daar dien dag ©en mensch, na Jaren van doodsangst en ellende. Mls- suhien vielen er meer. Wie zal zeggen, wat daar allemaal gebeurde, hoè er ge leden en gestreden werd. Maar de alge meen© indruk la er een van rust, niets te melden. Hoe dikwijls komen wij ergens vandaan met de mededeeling: „Het was er rustig, het ging iedereen goed, niets niouws." Wat gebeurt er in Amsterdam, in Rotterdam, Den Haag? Niets, t Is er rustig. Nergens iets nieuws. Geen opt- zienbarende artikelen kunnen er geschre ven worden over groote gebeurtenissen in onze steden, over revoluties, evoluties. Ze zijh niet zichtbaar. Maar daarom zijn ze er wel Zooals Paul uit „lm Westen nichts Neues" streed en viel op een dag, dat allee zoo kalm en onbelangrijk scheen, zoo leeft er stjljd en evolutie, onrust en revo lutie in de sohijhbaar zoo kalme steden. Want daar wonen menschen. En waar menschen zijn is altijd iets belangrijks, is altijd iets te molden. Alles gaat schijnbaar zijn oude gangetje, maar overal leeft do duizendvoudige strijd. Elke seconde wordt de aarde rijker of armer, elk uur brengt nieuwe woelingen, nieuwe ge dachten. Laten we dus nooit wanhopen, als er zoo weinig „gebeurt". We moeten niet in de kranten zoeken naar do igroote gebeur tenissen; Laton we ze ln ons eigen leven zoeken on ln dat van onze vriondlen. Wij leven en strijdén onafgebroken ver der. Soms voreenlgon we ons tot een massa, dan k nijgen de kranten stof voor opzionbarondi nieuws. Mnar meostal leeft de evolutie ln ons, hot belang rijke gebeurt, maar de wereld ziet 't niet. Probeer het vertrouwen van uw vrienden ito winnen, ge zult in de meeste govallon verrast worden door hun rijkdom, hun diepte van gedachten. Dat hadt ge niet van hen gedacht, ge dacht, dat zo maar meeliepen in het kalme leventje van hun omgeving. Maar nee, zi.1 hebben toeh een persoonlijk leven, achter de rust en eentonigheid lag toch nog iets anders, ongeweten, ongezien. Slechts ln het binnenste der menschen tomen die groote revoluties tod) stand. Zeg dus niet, dlat uw tijd arm is aan ge beuren, dat de mensohen latosch en fut loos ztijn. Het uiterlijk leven zal zich ten slotte voegen naar wat innerlijk gewonnen is. De strijd van den enkeling, hij wordt niet opgemerkt. Niets te melden. Maar de goede opmerker vindt hem overal HU zal dan ook niet langer golooVen aan een stilstand in de anensohenwereld. HU voelt de evolutie tn zich', om zich leven. Dx. JOS. DE OOOK. Lezer te H. •Als uw lichaam zich inspant voor iets, waarin u op het ©ogenblik geen plezier heeft, en waarin u ook in de toekomst geen voldoening verwacht, werkt het on derbewustzijn remmend en in zoo'n geval vermoeit u uw lichaam tevergeefs. Omdat op zoo'p oogenbllk de remmende kracht van uw onderbewustzijn uw energie te niet doet. Als u zich daarentegen moeite geeft voor iets dat u interesseert, of als erin slagen kunt, de geestelijke louding van verveelde onverschilligheid', dJ'e u tegenover uw werk aanneemt, te veranderen in een belangstellende, dan houdt de remmende werking van uw on- derbewustzijh automatisch op en in plaats daarvan wordt er nu een toevoer van energie door uitgezonden. Wanneer u zich te tmoe voelt om wat dan ook te doen, zoek dan de geestelijke reden hiervan. Actief-zUn is het eenige middel, waarop energie als natuurlijke reactie volgt Verzondén brieven: P. G. te H.; Mevr. L. te H. oer maken?" „Daar zal lk blij mee zijn, sir", hernam Hammond en zag zijn heer ernstig en hartelijk aan. Ze keken elkaar aan over de kap der auto heen; de jonge man rechtop en slank in zijn blauwen werkkiel; de spons nog in dé hand, de oudere in een onbe rispelijk gekleed costuum. „Hier", zei Mr. Carrigan hem zijn koude pUp toestekend. „Geef hem een plaatsje op een of andere plank, waar ik hem altijd gemakkelijk kan vinden als ik hier in loop." Juli maakte plaats voor Augustus en toen September naderde vond Mrs. Ivor, dat Giliian een maand aan zee moest door brengen. „Howard van Oamp's- familie heeft <laar een villa," zei ze geheimzinnig, vertrou welijk. „Werkelijk, Mr. Carrigan, hij is een zeer goede party en aangezien hij zoo veel werk maakt van uw dochter, zou het niet meer dan biliyk voor haar zUn, Als"- „Hoeveel hebt gij noodig?" vroeg Mr. Carrigan, naar zym chèqueboek grijpend. En dus werd het zoo beschikt. Uillian beproefde nog wel tegen te stribbelen, zeggend, dat zij er geen lust in had van huis weg te gaan, maar er hielp niets aan, ze moest ten laatste toegeven. Den dag na het vertrek der dames dopte Hammond bU zUn heer in do groote, indrukwekkende bibliotheek aan. ,Jk zou gaarne een poosje vrijaf heb ben, sir", vroeg hfl beleefd. „Ik heb een plaatsvervanger, die volkomen veilig is; els u hem soms op de proef wilt stellen?" Mr. Carrigan legde rijn courant neer.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1929 | | pagina 7