Natuur en Techniek i UIT DE WIJDE WERELD POPULAIRE RUBRIEK Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van Zaterdag 3 Augustus 1929 393. (auteursrechten voorbehouden). Tob Nooit Hoekje. tt.flkftn 't Juffertje HENDRIK VID VAN ENGELAND EN ZIJN VROUWEN. Een Blauwbaard Konlag De beul als echtscheider. Wie romantiek wil, sla de historieboe- ken op. Doch wie de romantiek wil la Blauwbaard, leze de geschiedenis van Hendrik Tudör, den achtsten Henry op den Engielsohen troon, wien dsoor Paus Leo X de titel was toegekend van „Ver dediger des Geloofs". Op zijn 14e jaar was deze Hendrik, tweede zoon van dien EngMschen koning Hendrik VII, een volwassen man! Hij had de gestalte van een Hercules, een vuurroode bos krullen 'groeide tot laag op zijn voorhoofd Blank was zijn huidskleur, blozend zijn gelaat. Hij geleek een jonge slager, zijn gansche leven gevoed met bloedende vteeschlap- pen en in staat om den strijd aan te bin den met de allerwildste stieren. Zoo was Hendrik, maar zoo was niet zijn ouderen broeder Arthur, de wettige troongopvuL- ger. Toen deze op zijn 15e jaar in het hu welijk trad met de bekoorlijke Cathérine van Arragon, doohter van Ferdinand van Amgon en Isabella van Castlië, toen geleek de prins van Wtfleg, mager, blond en Heek als hjj: was, een 10-jarig kind, en de Spaansohe prinses, die eenige jaren ouder was dan hij, kon gemakkelijk voor Zijn.... moeder doorgaan! Vjjf maanden na dit zuiver formeele huwelijk overleed de prins van Wales en de 18-jarige Oatherine was weduwe. In dien tusschentijd bedacht de wan hopige Engelsche koning, dat hij nóg een zoon had, Hendrik, die allerminst zieke lijk sn ten doode opgeschreven was. Er vielen kerkelijke bezwaren te overwin nen,! doch men kwam er overheen, een pauselijke bul hief alle moeilijkheden op. En ijn de maand April van het jaar 1509 onmiddellijk na zijn vaders dood werd- de jonge Hendrik Koning van En geland en echtgenoot van zijn schoon zuster. Hij was inderdaad zeer ingenomen met zijn vrouw. „Als Kate nog vrij was," zoo schreef hij kort na zijn huwelijk aan zijn schoonvader, „dan zou ik haar tot vrouw kiezen". Twintig jaar lang leefde hij rustig met Oatherine. Van hun zes kinderen bleef er slechts één in leven, Mary, die den aangenomen bijnaam van Bloody Mary kreeg, en later huwdle met Filips n van Spanje. Of Hendrik zijn vrouw in die twintig jaar trouw bleef is een groote vraag- O stellig, ze was héél kundig, sprak en schreef vlot Spaanscb, Italiaaisch, Fransch en Latijn en vrij goed Grieksch, voerde een fijne conversatie, musiceerde goed en borduurde mervèille. Maar jong en warmbloedig was ze nimmer. Toch, zelfs niet een schaduw van een schan daaltje zwierf om het Engelsche hof, vóór de naam Anna Boleyn op aller lippen kwam. Zij was een der filles dTionneurs van Oatherine, mooi, schalks, danste.en flirtte goed. En op héér werd de harts tochtelijke koning verliefd tot over de ooren. Slechts één gedachte beheerschte hem: haar trouwen. Maar daar was Rome en de Paus. De ware koningin had verklaard zich slechts te zullen houden aan hetgeen Rome besliste. De Paus maande Hendrik aan tot zijn vrouw weer te keeren. Toen hakte Hendrik de Gordiaansohe knoop door en stichtte zélf een kerk: „De On afhankelijke Kerk van Engeland', wier eerste daad.was het huwelijk van ha$r hoofd te ontbinden en.en passant de leege schatkist te vullen met de rijkdom men van 'kloosters en abdijen. Koningin Oatherine heet nu slechts „prinses van Wales, douairière". En haar dochter Bloody Mary wordt een niet er kend! kind van den koning. Oatherine echter erkent de scheiding niet. Ze zegt op hoogen toon tot de afgevaardigde des konings, die haar komen bezoeken: „Zegt tot uw meester dat ik zijp vrouw ben en blijf. Noch van dien titel, noch van dien van koningin zal ik ooit afstand doen." Zij werd verbannen naar een afgelegen vochtig slot, zonder dienaren, zonder eenig oomfort. Zij smeekte den koning voor één dag slechts haar dochter bij zich te mogen hebben. Hij weigerde. Opzette lijk verwaarloosde hij de uitbetaling van bet jaargeld, dat hij haar zelf had toege staan. En in eenzaamheid en ontbering sleet de ex-koningin baar laatste dagen. Met waarachtige deelneming werd haar overlijden vernomen. Alle vrouwen in het geheele land hadden haar partij gekozen. Ook Hendrik is vreemd zijn de roerse len van een menschenziel! bedroefd. Een plechtige lijkdienst wordt gehouden, het hof draagt zwart als rouw. Slechts Anna Boleyn is verheugd. Maar zijl zou spoedig bemerken, dat wie wind zaait, storm oogst. Want na korten tijd liet koning Hendrik haar het schavot bestijgen en huwde toen Anna van Cleve. B. Er in gevlogen. „Jan", vroeg de vader, studeer je nog altijd trouw op de piano, als ik op kantoor ben?" „Ja, pa, alle dagen", antwoordde de jon gen. „Hoe lang heb jij bijvoorbeeld vandaag gestudeerd?" „Twee uren, pa". „Nou jongen, het doet me pleizier te hooren dat je zoo regelmatig studeert. Maar als je nou morgen weer begint denk er dan om de piano eerst open te sluiten. Hier is de sleutel, die ik sedert verleden week, toen ik de piano afgesloten heb, per ongeluk in mijn zak heb laten zitten". MIEREN ALS TUINLIEDEN. Aanleg van schlmmcltnlnen. Een van de aardigste resultaten van mieren-waarneming is het bekijken van een bezigheid dezer intelligente insecten, dat we zouden kunnen noemen: Het maken van een schimmeltuin. Scherp waargeno men gaat deze bezigheid op de volgende wijze in haar werk. Ben bevrucht Atto wijfje graaft een van 2040 c.M. diepe, loodrechte aardgang, die in een onderaardsche kamer van ongeveer 6 c.M. middellijn eindigt. Met de uitge graven aarde bouwt zij den beschuttenden wal om den ingang aan de oppervlakte. Wordt zulk een aardnest, na verloop van eenige dagen geopend, dan vindt men het wijfje naast een hoopje van ongeveer 20 30 in ontwikkeling zijnde eieren en daar naast een vlakke hoop van een zachte, wit te massa de eerste aanleg van een schimmeltuin. De mieren-koningin heeft bij haar uit stapjes schimmeldraden van de Rhoziter Gongylophona in haar bek mee in het hol gesleept. Deze draden ontwikkelen zich en de schimmeltuin groeit dan snel aan en vertoont al spoedig de te voorschijn ko mende peervormige, doorzichtige knopjes. Het wijfje blijft inmiddels hard aan de ontwikkeling van de schimmeltuin mede werken. Ze heeft er steeds iets aan op te knappen en legt tevens de eieren er zacht in neer. Echter ontziet zij zich niet een deel van de eieren stuk te bijten en hier mede het eerste voedsel aan den schim meltuin te versohaffen. Zelfs blijft zij hier mede doorgaan tot de eerste arbeidsters uit de in den schimmeltuin gedeponeerde eieren te voorschijn komen. Zoodra de eer ste arbeidsters gereed zijn, maken zij de dichtgestopte inganer vrij, de kolonie is nu gevestigd en het bekende binnendragen van bladeren neemt een aanvang. Vlijtig worden door de grootere arbeidsters ver- sche bladeren aangedragen, deze worden door middelgroote en kleine arbeidsters stukgebeten en het versche bladmateriaal door kleine arbeidsters uitgezaaid zoodat er spoedig een aanleg voor een schimmel tuin aan den anderen grenst CHINEESCH BIJGELOOF. Dicht bij1 de stand Feng-tu in China, staat een oude tempel, die gewijd1 is aan den keizer der „Yin" of dooden, evenals het keizerlijk paleis te Peking dat gewijd is aan den keizei' der „Yang" of levenden. Aan den rechterhand van den vorst der dooden, Yin Chien tien Tse, die wordt voorgesteld dioor een afgodsbeeld is een leelijk vrouwenbeeld, in een elegant mo dern Chineesch gewaad gehuld, maar met het gewone gouden of vergulde gelaat. Naar men zegt, bevat dit beeld een dege lijk geraamte, en de vrouwen uit den om trek komen ieder jaar een nieuw gebor duurd' zijden gewaod aan dat vrouwen beeld offeren- Dit beeld stelt voor de tweede vrouw van d'en keizer der dooden, die bij in het twaalfde jaar der regeering van Chai-King op de volgende wijze ver kregen heeft Een jong meisje uit Hoohow werd in haar draagstoel.naar het huis van haar bruidegom' gevoerd, toen men plotseling bespeurde, dat de bruid verdwenen wan De familie van den bruidegom diende een aanklacht in wegens schending van trouwbelofte, tegen de familie der bruid. Toen het proces tussohen de belde fami lies reeds twee jaar hangende was, maakte de jonge dame in kwestie zelf er een einde aan, door in den droom aan haar ouders te verschijnen, om hun mede te déelen, dat de Tien Tse haar op haar trouwdag als zijn tweede vrouw opge- eisoht en uit haar draagstoel ontvoerd had, en dat haar lichaam, waarvan nu slechts het geraamte aanwezig was, ge vonden zou worden naast het beeld van haar nieuwen echtgenoot, Yin Chien Tien Ste. Dat de aardsohe bruidegom zijn brulc werkelijk verlorc had, zal zeker niemand betwijfelen, eve jiiün eismen weigeren zal, geloof te slaan aan het proces, dat uit die geheimzinnige verdwijning is voortgevloeid. Wat het overige van 't ver haal betreft, waaraan men In China alge meen gelooft, hieromtrent zal elke Euro- peesche scepticus wel zijn eigen meening hebben. - Feng-tu gewoonlijk Feng-tu-Cheng ge naamd, wordt als een heilige stad be schouwd en als er een Chinees sterft, zal de dienstdoende priester nooit verzuimen, hiervan bericht te zenden aan den Tien- Tse; hij adresseert den brief behoorlijk aan Feng-tu-Cheng om den vorst der dooden te melden, dat hij' een nieuwen gast zal ontvangen. De brief wordt etveu wel niet per aardbchen post maar per he- melsohen post gezonden. Hij wordt n.L tot asch verbrand. Geen Chinees zal ooit alleen in den omtrek komen van Tien Tsee Dh-ang, dat is den berg van den Zoon des Hemels en nooit zal hij zich daar na zonsondergang wagen, omdat die berg door tal van geesten omzweefd wordt, zooals ook trouwens behoort tot de omge ving van den vorst der dooden. De aan wezigheid dieT geesten verraadt zich niet alleen door de kreten die zij1 des nachts doen hooren, maar ook daardoor, dat de bundel berketakken, welke de priesters eiken nacht buiten zetten, op onverklaar bare wijze geheel en al verwenen zijn. VERSCH GEBAKKEN BROOD- Niet ver van Schmalkalden, in Thurlo gen, staat op een door bosschen bescha duwde hoogte de ruïne van het slot Wal lenburg. In de 16e eeuw stond daar het slot van den ridder Christoffel van Arnschwang. Toen in het jaar 1552 een graaf Hennenberg den burcht een maand lang belegerde en tevergeefs de machtige ringmuren trachtte te bestormen, riep rid der Christoffel van boven tot zijn belagers de zeldzame woorden: „Al zoudt gij ons een vol jaar belegeren dan hebben wij toch nog lederen morgen versch gebakken brood bij ons ontbijt". „Als gij ons morgenochtend, drie versch gebakken brooden naar beneden werpt", antwoordde graaf Hennenberg die dacht dat het maar bluf was „dan zal ik met mijn volk aftrekken, kunt gij dat niet, dan zult gij mij de poort openen". Aldus werd overeengekomen. Den volgenden morgen stond graaf Hen nenberg reeds vroeg onder aan den muur en de ridder wierp hem werkelijk drie versch gebakken brooden in zijn storm hoed. Dadelijk gaf graaf Hennenberg be vel tot den aftocht, zonder zich echter te kunnen verklaren op welke wijze het den ingeslotenen gelukt was ziob versch brood KINDERLIJK ZIJN. Gods Angelus luidt het laatste Als het kinderhart ls gestorven. Anthonie Donker. Er wordt dikwijls geklaagd, dat het leven er „met de jaren" niet vroolijker op wordt. Men doet het voorkomen alBof vroo- UUcheid bij de jeugd hoort. De ouderdom krijgt er geen deel meer aan. Wat verdrijft de vroolijkheid? Zorgen? Maar het leven is toch niet enkel zorgen. We hebben immers ook onze meevaller tjes, onze successen. Waarom kunnen we in oogenbliken van voorspoed dan niet meer vroolijk en gelukkig zijn, zooalB we dat als kinderen waren? Als kinderen.... Och, er is meestal zoo weinig van het kind in den mensch over gebleven. Menschen zijn zoo „verstandig, ze vangen blijde uitingen, vrooljjke ge beurtenissen in hun hersens op; hun gevoel is uitgeschakeld, is hard en ver steend. Menschen zijn dikwijls niet meer ontvankelijk voor het blijde. Alle gevoel noemen ze „kinderachtigheid", ze zijn nu volwassen, ze weten en oordeelen. Een kinderachtig mensch kan inderdaad bespottelijk zijn. Maar er is een groot ver schil tusschen kinderachtig en kinderlijk. Het is niet bespottelijk de spontaniteit, de ontvankelijkheid voor indrukken uit onze kinderjaren te bewaren. Die ontvankelijkheid is noodig om ons met vreugde te vervullen. Gelijk met die ontvankelijkheid wijkt de vreugde. Zie er dus niet tegen op kinderlijk te blijven. Men kan daar tegen in brengen, dat een gevoelig mensch het in den regel moeilij ker heeft dan een ongevoelig. Ja, moeilij ker, maar ook belangrijker. Zijn leven Is veel voller, veel dieper, hij kent het ver driet, maar ook de vreugde. Om de vreugde te kennen mogen we het verdriet niet schu wen. Er is zooveel, dat we gewend zijn „kin derachtigheid" te noemen en waarvan we toch eigenlijk nog zoo graag zouden !;enieten. We benijden de kinderen, zijn aloersch op heel jonge menschen. Waar halen zij de vreugde vandaan? Wees een beetje minder verstandig, een beetje minder „volwassen". Dan zal de vreugde blijven, ook na de kinderjaren. Sta niet sceptisch tegenover uw geluk, wees gelukkig als het moment daar Is. Het leven heeft u nog altijd zooveel moois te bieden, aan u-zelf de schuld, als ge dat niet ziqj. Als kinderen vonden we onze vreugden In de kleine dingen van alle-dag. Zijn die er dan nu niet meer? Open uw hart voor het blijde, vroolijke om u heen. En het zal in u ook weer vroo lijk worden. Vroolijkheid ls niet alleen voor de kin deren. Ze is er ook voor kinderlijke men schen. Dm. JOa DE OOCK. Voor de lezers van ons foTHfl gsuft psyohologlsohe medewerker Dr. JTOl Oook, van Merlenstra'at 120, <a-Gravffly hoge gratis zielkundige adviezen, om over de wijze waarop zij hun geest kun nen verfrissohen en hun «gllufewnnht en energie kunnen versterken. De vragen worden geregeld tn dïl bïad behandeld Bfoohten flo bsantwoordfnaan te uitvoerig worden das direai fiaBstfte- UJk aan de aanvragers. te verschaffen. Eerst bij een latere bestor ming van den burcht ontdekte men den sleutel van het geheim. Een onderaardsche gang voerde n.1. van den burcht naar liet nabijzijnde dorp, de gang kwam uit in de smidse van het dorp en vandaar uit werd het slot met levens middelen geproviandeerd. DE OOGEN VAN MADEMOISELLE Een Hollandsch Detective-verhaal door J. van der Veen. Wanneer is een tramwagen vol Zonder eenigen twijfel kon de tram, vaar Frank Poelvoort zich als laatste een plaatsje op het achterbalcon wist te ïeroveren, op die qualificatie aanspraak naken, althans de conducteur, die zich ii de deuropening had geposteerd, vond (at de grens der samendrukbaarheid van jijn passagiers thans bereikt was. Bij vachtte nog een enkel oogenblik, om het sein tot vertrek te geven. In dat oogenblik naderde een slanke, elegant gekleede dame het vervoermiddel, blijk baar met de bedoeling er gebruik van Frank had een open oog voor elegante vrouwenfiguren, en zijn aandacht was reeds op haar gevestigd geweest toen ze een korte poos op het stationsplein had staan praten met een heer, die een af schuwelijk groen gekleurd hoedje droeg. Nu ze daar voor het volle achterbalkon stond, en vol teleurstelling hare bruine oogen op de massieve mannenfiguren richtte, die haar geen duimbreed ruimte lieten, ontmoette Frank's blik toevallig den hare. Hij zag een vriendelijk gezichtje half verborgen door den hoogopstaanden kraag van haar zomermantel en boven dien overschaduwd door een breed-ge- randen hoed. Van den vorm van hetge- aat zag hij weinig, maar wat hem direct Irof, waren haar oogen vol uitdrukking. 2e hadden iets kinderlijks en onschul digs, maar iets onzegbaar weemoedigs. Hier voelde hij terstond, dat hij tegen over een vrouw stond, die veel geleden had. Gehoorzamend aan een spontanen aan drang, stapte hij van de tram en bood met een vriendelijken lach en een ga lanten groet haar zijn plaats aan. Snel nam ze de vrijgekomen ruimte in en toen hun oogen elkaar nog eens ontmoetten lichtte er iets in de hare, dat hem be wees, hoe zijn dienst op prijs werd gesteld. Het was alles het werk van een oogen blik, in een paar seconden was deze episode voorbij, maar die blik uit dat vriendelijk gelaat had zich wonderlijk vastgezet op het netvlies van zijn ziel. Tusschen zijn bezigheden in den loop van den dag, dook telkens weer dat moment, waarop hun oogen elkaar hadden ontmoet en begrepen, in zijn gedaohten op, totdat hij dien avond een telegram ontving van zijn ouderen compagnon, dat zijn aan dacht geheel in beslag nam, en alle an dere dingen uit zijn gedachtengang ver bande. Zijn compagnon, de heer Bastiaanse, die op zijn buitenverblijf »Boschrust« tusschen de Utrechtsche heuvelen woon de, seinde hem »Kom onmiddellijk voorhoogst gewich tige zaak over. Waarschuw Brand Raaven. Zullen hem missshien noodig hebben*. Brand Raaven was de herkulisch-ge- bouwde particuliere detectieve, die Frank onder zijn speciale vrienden telde, en met wien hij meermalen op pad was ge weest. Want Frank's romantischen aan leg deden hem veel behagen scheppen in gevaarlijke uitstapjes'. Maar Brand wist uit de vage woorden van het telegram evenmin iets positiefs te putten en hij beloofde alleen, op de eerste opvordering ter beschikking te staan. 't Was een heerlijke zomermorgen, toen Frank in de auto van zijn compagnon van het kleine station te B. naar het buitenverblijf reed, dat op een uurtje afstand te midden der bosschen was ge legen. Een goed onderhouden grintweg liep tusschen de dennen en berken lang zaam omhoog. Waar een open plek het uitzicht vrij liet, dwaalde zijn blik over de verre ver schieten der golvende heuvel-hellingen en boschrijke valleien, en verzonken in een stemming die deze heerlijke morgen bij hem opwekte, vergat Frank bijna het doel dat hem naar hier riep. Een half uurtje later zat hij bij zijn compagnon in diens privé-kantoor. >Beste kerel*, zei de heer Bastiaanse, >wat ben ik blij dat je er bent. Ik ben óp van de zenuwen, maar ik weet dat jouw kalmte me Zal steunen en dat jij de zaak rustig kunt beoordeelon en me kunt raden wat het beste is*. Onder het genot van een fijne havanna luisterde Frank naar alles wat de eer waardige oude heer op zijn hart had. Een week geleden had een dame, die op »Boschrust« logeerde, een paarlencol- lier gemist. Het was een pijnlijke ge schiedenis geweest; de commissaris van politie uit de naburige stad W. had een onderzoek ingesteld, maar dit had niet het minste resultaat opgeleverd. Het personeel was ondervraagd, maar op niemand kon de minste verdenking rus ten. De oude tuinman, die in het huisje bij het inrijhek woonde, was reeds tien tallen van jaren bij de familie in dienst, de chauffeur Henri had het onbeperkte vertrouwen van zijn patroon, de kame nier mademoiselle Frangoise werd door mevrouw als haar dochter beschouwd, en als zoodanig behandeld en de twee vrou welijke dienstboden waren eenvoudige meisjes van het land, die al hevig be- leedigd waren geweest, alleen omdat ze door den commissaris in verhoor waren genomen. Ten slotte was de mogelijkheid niet uitgesloten geweest, dat mevrouw S. haar kleinood bij een wandeling in het park verloren had. Er was gezocht, echter zonder resultaat, er was proces-verbaal opgemaakt, en daarmee was de zaak voorloopig geëindigd. »\Ve waren juist de gevolgen van de emotie een weinig te boven*, vervolgde de heer Bastiaanse, »toen ik gistermorgen een ontzettende ontdekking deed. Ik be merkte dat er sedert den vorigen avond iemand aan het slot van mijn brandkast was geweest. Het schuifje op het sleutel gat, dat ik me positief herinnerde den vorigen avond gesloten te hebben, was gistermorgen open. Ik heb direct den inhoud doorzocht, maar er is niets ver mist. >Wat moet ik doen? Moet ik wachten, tot er misschien iets ergers gebeurd, of moeten we weer de ellende doormaken van een instructie door den óommissaris van W., die toch nooit iets vindt Kerel, ik hoop dat je me goeden raad zult kun nen geven*. Frank dacht een oogenblik na. Hij ver moedde dat er in de onmiddellijke om geving iemand moest zijn, die van de zaak meer af wist, en die slechts een gunstige gelegenheid afwachtte, om een nieuwe poging tot diefstal te doen. »'t Is zekeneen vreemde geschiedenis*, zei Frank, »maar laten we niets over haast doen. We zullen met niemand over het geval spreken. Mevrouw weet er zeker van >Ik heb het haar niet kunnen verber gen, maar ze spreekt er met niemand over*. >Goed, je personeel vertrouw je. Heb je op 't oogenblik logée's?* »Enkel Jacobs, die met Tervoert hier hedenmiddag aankwam. Tervoert wil ons beiden persoonlijk spreken over de leve ring van die tabak, waarvoor we reeds zoo lang met hem bezig zijn. Maar na tuurlijk blijven zij er buiten*. Jacobs was hun agent in de provincie hoofdplaats. »We zullen hun aanwezigheid moeten verdragen en in het gesprek over han delszaken deze voor jou zoo eenigszins irriteerende geschiedenis kunnen verge ten. Zullen we de heeren dan maar eens gaan opzoeken »Goed, dan kun Je meteen je opwach ting maken bij mijn vrouw*. Op het terras ontmoetten ze mevrouw Bastiaanse, die met haar kamenier een wandeling gemaakt had. De begroeting was zeer hartelijk. Frank stond op zeer goeden voet met de echtgenoote van zijn ouden compagnon en was een huisvriend, die altijd welkom was. Toen terloops zijn oog viel op de kamenier, meende hij iets vaags bekends in haar houding te zien; plotseling sloeg ze in verwarring haar blik naar hem op en toen, ineens her kende hij de oogen der dame van de tram. Zij zag hem aan met een smeeken den blik en verdween, door de open staande glazen deuren van de eetkamer. Frank vervolgde het onderhoud met me vrouw, zich dwingende zijn volle aan dacht te schenken aan haar vriendelijk gebabbel. Midden op het gazon stonden in de schaduw van den grooten kastanje de helderwitte houten tuinmeubelen, die frisch en vroolijk oplichtten in het groen der omgeving. Hier vonden de twee compagnons de beide gasten met wie zij weldra in een levendig gesprek over zaken waren gewikkeld. De heer Ter voert was een welgebouwd man, zijn spraak verried zijn Belgische afkomst, hij was zeer elegant gekleed, had wel verzorgde handen en haren en wist over velerlei dingen en velerlei landen gezel lig te praten. Frank genoot. Dat was een ontspanning die aan hem besteed was. Het speet hem, toen aan het gezellig samenzijn een eind kwam. Mijnheer Ter voert begaf zich naar zijn kamer, om een paar brieven te schrijven, maar over een uurtje zou men elkaar weer zien aan het diner. Frank wandelde in zijn eentje eens het park rond en speurde naar alles wat hem in de gegeven omstandigheden eenige aanduidingen zou kunnen geven. Totdat ineens het noodlot hem een licht ontstak. Toen hij de hall binnentrad ontmoette hij den heer Tervoert. »Ik heb Henri gevraagd, me even naar B. te rijden, waar ik een telegram af moet geven*, zei hij tegen Frank. Meteen nam hij zijn hoed van den kapstok. Een oogenblik stond Frank met een intense belangstelling naar dien hoed te

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1929 | | pagina 5