Natuur en Techniek
i UIT DE WIJDE WERELD
POPULAIRE RUBRIEK
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van Zaterdag 3 Augustus 1929
393. (auteursrechten voorbehouden).
Tob Nooit Hoekje.
tt.flkftn
't Juffertje
HENDRIK VID VAN ENGELAND
EN ZIJN VROUWEN.
Een Blauwbaard Konlag
De beul als echtscheider.
Wie romantiek wil, sla de historieboe-
ken op. Doch wie de romantiek wil la
Blauwbaard, leze de geschiedenis van
Hendrik Tudör, den achtsten Henry op
den Engielsohen troon, wien dsoor Paus
Leo X de titel was toegekend van „Ver
dediger des Geloofs". Op zijn 14e jaar
was deze Hendrik, tweede zoon van dien
EngMschen koning Hendrik VII, een
volwassen man! Hij had de gestalte van
een Hercules, een vuurroode bos krullen
'groeide tot laag op zijn voorhoofd Blank
was zijn huidskleur, blozend zijn gelaat.
Hij geleek een jonge slager, zijn gansche
leven gevoed met bloedende vteeschlap-
pen en in staat om den strijd aan te bin
den met de allerwildste stieren. Zoo was
Hendrik, maar zoo was niet zijn ouderen
broeder Arthur, de wettige troongopvuL-
ger. Toen deze op zijn 15e jaar in het hu
welijk trad met de bekoorlijke Cathérine
van Arragon, doohter van Ferdinand van
Amgon en Isabella van Castlië, toen
geleek de prins van Wtfleg, mager, blond
en Heek als hjj: was, een 10-jarig kind, en
de Spaansohe prinses, die eenige jaren
ouder was dan hij, kon gemakkelijk voor
Zijn.... moeder doorgaan!
Vjjf maanden na dit zuiver formeele
huwelijk overleed de prins van Wales
en de 18-jarige Oatherine was weduwe.
In dien tusschentijd bedacht de wan
hopige Engelsche koning, dat hij nóg een
zoon had, Hendrik, die allerminst zieke
lijk sn ten doode opgeschreven was. Er
vielen kerkelijke bezwaren te overwin
nen,! doch men kwam er overheen, een
pauselijke bul hief alle moeilijkheden op.
En ijn de maand April van het jaar 1509
onmiddellijk na zijn vaders dood
werd- de jonge Hendrik Koning van En
geland en echtgenoot van zijn schoon
zuster.
Hij was inderdaad zeer ingenomen met
zijn vrouw. „Als Kate nog vrij was," zoo
schreef hij kort na zijn huwelijk aan zijn
schoonvader, „dan zou ik haar tot vrouw
kiezen".
Twintig jaar lang leefde hij rustig met
Oatherine. Van hun zes kinderen bleef
er slechts één in leven, Mary, die den
aangenomen bijnaam van Bloody Mary
kreeg, en later huwdle met Filips n van
Spanje. Of Hendrik zijn vrouw in die
twintig jaar trouw bleef is een groote
vraag- O stellig, ze was héél kundig, sprak
en schreef vlot Spaanscb, Italiaaisch,
Fransch en Latijn en vrij goed Grieksch,
voerde een fijne conversatie, musiceerde
goed en borduurde mervèille. Maar jong
en warmbloedig was ze nimmer. Toch,
zelfs niet een schaduw van een schan
daaltje zwierf om het Engelsche hof, vóór
de naam Anna Boleyn op aller lippen
kwam.
Zij was een der filles dTionneurs van
Oatherine, mooi, schalks, danste.en
flirtte goed. En op héér werd de harts
tochtelijke koning verliefd tot over de
ooren. Slechts één gedachte beheerschte
hem: haar trouwen. Maar daar was Rome
en de Paus.
De ware koningin had verklaard zich
slechts te zullen houden aan hetgeen
Rome besliste. De Paus maande Hendrik
aan tot zijn vrouw weer te keeren. Toen
hakte Hendrik de Gordiaansohe knoop
door en stichtte zélf een kerk: „De On
afhankelijke Kerk van Engeland', wier
eerste daad.was het huwelijk van ha$r
hoofd te ontbinden en.en passant de
leege schatkist te vullen met de rijkdom
men van 'kloosters en abdijen.
Koningin Oatherine heet nu slechts
„prinses van Wales, douairière". En haar
dochter Bloody Mary wordt een niet er
kend! kind van den koning. Oatherine
echter erkent de scheiding niet. Ze zegt
op hoogen toon tot de afgevaardigde des
konings, die haar komen bezoeken: „Zegt
tot uw meester dat ik zijp vrouw ben en
blijf. Noch van dien titel, noch van dien
van koningin zal ik ooit afstand doen."
Zij werd verbannen naar een afgelegen
vochtig slot, zonder dienaren, zonder
eenig oomfort. Zij smeekte den koning
voor één dag slechts haar dochter bij zich
te mogen hebben. Hij weigerde. Opzette
lijk verwaarloosde hij de uitbetaling van
bet jaargeld, dat hij haar zelf had toege
staan. En in eenzaamheid en ontbering
sleet de ex-koningin baar laatste dagen.
Met waarachtige deelneming werd haar
overlijden vernomen. Alle vrouwen in het
geheele land hadden haar partij gekozen.
Ook Hendrik is vreemd zijn de roerse
len van een menschenziel! bedroefd.
Een plechtige lijkdienst wordt gehouden,
het hof draagt zwart als rouw. Slechts
Anna Boleyn is verheugd.
Maar zijl zou spoedig bemerken, dat wie
wind zaait, storm oogst. Want na korten
tijd liet koning Hendrik haar het schavot
bestijgen en huwde toen Anna van Cleve.
B.
Er in gevlogen.
„Jan", vroeg de vader, studeer je nog
altijd trouw op de piano, als ik op kantoor
ben?"
„Ja, pa, alle dagen", antwoordde de jon
gen.
„Hoe lang heb jij bijvoorbeeld vandaag
gestudeerd?"
„Twee uren, pa".
„Nou jongen, het doet me pleizier te
hooren dat je zoo regelmatig studeert.
Maar als je nou morgen weer begint denk
er dan om de piano eerst open te sluiten.
Hier is de sleutel, die ik sedert verleden
week, toen ik de piano afgesloten heb, per
ongeluk in mijn zak heb laten zitten".
MIEREN ALS TUINLIEDEN.
Aanleg van schlmmcltnlnen.
Een van de aardigste resultaten van
mieren-waarneming is het bekijken van
een bezigheid dezer intelligente insecten,
dat we zouden kunnen noemen: Het maken
van een schimmeltuin. Scherp waargeno
men gaat deze bezigheid op de volgende
wijze in haar werk.
Ben bevrucht Atto wijfje graaft een van
2040 c.M. diepe, loodrechte aardgang, die
in een onderaardsche kamer van ongeveer
6 c.M. middellijn eindigt. Met de uitge
graven aarde bouwt zij den beschuttenden
wal om den ingang aan de oppervlakte.
Wordt zulk een aardnest, na verloop van
eenige dagen geopend, dan vindt men het
wijfje naast een hoopje van ongeveer 20
30 in ontwikkeling zijnde eieren en daar
naast een vlakke hoop van een zachte, wit
te massa de eerste aanleg van een
schimmeltuin.
De mieren-koningin heeft bij haar uit
stapjes schimmeldraden van de Rhoziter
Gongylophona in haar bek mee in het hol
gesleept. Deze draden ontwikkelen zich
en de schimmeltuin groeit dan snel aan en
vertoont al spoedig de te voorschijn ko
mende peervormige, doorzichtige knopjes.
Het wijfje blijft inmiddels hard aan de
ontwikkeling van de schimmeltuin mede
werken. Ze heeft er steeds iets aan op te
knappen en legt tevens de eieren er zacht
in neer. Echter ontziet zij zich niet een
deel van de eieren stuk te bijten en hier
mede het eerste voedsel aan den schim
meltuin te versohaffen. Zelfs blijft zij hier
mede doorgaan tot de eerste arbeidsters uit
de in den schimmeltuin gedeponeerde
eieren te voorschijn komen. Zoodra de eer
ste arbeidsters gereed zijn, maken zij de
dichtgestopte inganer vrij, de kolonie is nu
gevestigd en het bekende binnendragen
van bladeren neemt een aanvang. Vlijtig
worden door de grootere arbeidsters ver-
sche bladeren aangedragen, deze worden
door middelgroote en kleine arbeidsters
stukgebeten en het versche bladmateriaal
door kleine arbeidsters uitgezaaid zoodat
er spoedig een aanleg voor een schimmel
tuin aan den anderen grenst
CHINEESCH BIJGELOOF.
Dicht bij1 de stand Feng-tu in China,
staat een oude tempel, die gewijd1 is aan
den keizer der „Yin" of dooden, evenals
het keizerlijk paleis te Peking dat gewijd
is aan den keizei' der „Yang" of levenden.
Aan den rechterhand van den vorst der
dooden, Yin Chien tien Tse, die wordt
voorgesteld dioor een afgodsbeeld is een
leelijk vrouwenbeeld, in een elegant mo
dern Chineesch gewaad gehuld, maar met
het gewone gouden of vergulde gelaat.
Naar men zegt, bevat dit beeld een dege
lijk geraamte, en de vrouwen uit den om
trek komen ieder jaar een nieuw gebor
duurd' zijden gewaod aan dat vrouwen
beeld offeren- Dit beeld stelt voor de
tweede vrouw van d'en keizer der dooden,
die bij in het twaalfde jaar der regeering
van Chai-King op de volgende wijze ver
kregen heeft
Een jong meisje uit Hoohow werd in
haar draagstoel.naar het huis van haar
bruidegom' gevoerd, toen men plotseling
bespeurde, dat de bruid verdwenen wan
De familie van den bruidegom diende een
aanklacht in wegens schending van
trouwbelofte, tegen de familie der bruid.
Toen het proces tussohen de belde fami
lies reeds twee jaar hangende was, maakte
de jonge dame in kwestie zelf er een
einde aan, door in den droom aan haar
ouders te verschijnen, om hun mede te
déelen, dat de Tien Tse haar op haar
trouwdag als zijn tweede vrouw opge-
eisoht en uit haar draagstoel ontvoerd
had, en dat haar lichaam, waarvan nu
slechts het geraamte aanwezig was, ge
vonden zou worden naast het beeld van
haar nieuwen echtgenoot, Yin Chien
Tien Ste.
Dat de aardsohe bruidegom zijn brulc
werkelijk verlorc had, zal zeker niemand
betwijfelen, eve jiiün eismen weigeren
zal, geloof te slaan aan het proces, dat
uit die geheimzinnige verdwijning is
voortgevloeid. Wat het overige van 't ver
haal betreft, waaraan men In China alge
meen gelooft, hieromtrent zal elke Euro-
peesche scepticus wel zijn eigen meening
hebben.
-
Feng-tu gewoonlijk Feng-tu-Cheng ge
naamd, wordt als een heilige stad be
schouwd en als er een Chinees sterft, zal
de dienstdoende priester nooit verzuimen,
hiervan bericht te zenden aan den Tien-
Tse; hij adresseert den brief behoorlijk
aan Feng-tu-Cheng om den vorst der
dooden te melden, dat hij' een nieuwen
gast zal ontvangen. De brief wordt etveu
wel niet per aardbchen post maar per he-
melsohen post gezonden. Hij wordt n.L tot
asch verbrand. Geen Chinees zal ooit
alleen in den omtrek komen van Tien
Tsee Dh-ang, dat is den berg van den Zoon
des Hemels en nooit zal hij zich daar na
zonsondergang wagen, omdat die berg
door tal van geesten omzweefd wordt,
zooals ook trouwens behoort tot de omge
ving van den vorst der dooden. De aan
wezigheid dieT geesten verraadt zich niet
alleen door de kreten die zij1 des nachts
doen hooren, maar ook daardoor, dat de
bundel berketakken, welke de priesters
eiken nacht buiten zetten, op onverklaar
bare wijze geheel en al verwenen zijn.
VERSCH GEBAKKEN BROOD-
Niet ver van Schmalkalden, in Thurlo
gen, staat op een door bosschen bescha
duwde hoogte de ruïne van het slot Wal
lenburg. In de 16e eeuw stond daar het
slot van den ridder Christoffel van
Arnschwang. Toen in het jaar 1552 een
graaf Hennenberg den burcht een maand
lang belegerde en tevergeefs de machtige
ringmuren trachtte te bestormen, riep rid
der Christoffel van boven tot zijn belagers
de zeldzame woorden:
„Al zoudt gij ons een vol jaar belegeren
dan hebben wij toch nog lederen morgen
versch gebakken brood bij ons ontbijt".
„Als gij ons morgenochtend, drie versch
gebakken brooden naar beneden werpt",
antwoordde graaf Hennenberg die dacht
dat het maar bluf was „dan zal ik met
mijn volk aftrekken, kunt gij dat niet,
dan zult gij mij de poort openen".
Aldus werd overeengekomen.
Den volgenden morgen stond graaf Hen
nenberg reeds vroeg onder aan den muur
en de ridder wierp hem werkelijk drie
versch gebakken brooden in zijn storm
hoed. Dadelijk gaf graaf Hennenberg be
vel tot den aftocht, zonder zich echter te
kunnen verklaren op welke wijze het den
ingeslotenen gelukt was ziob versch brood
KINDERLIJK ZIJN.
Gods Angelus luidt het laatste
Als het kinderhart ls gestorven.
Anthonie Donker.
Er wordt dikwijls geklaagd, dat het
leven er „met de jaren" niet vroolijker op
wordt. Men doet het voorkomen alBof vroo-
UUcheid bij de jeugd hoort. De ouderdom
krijgt er geen deel meer aan.
Wat verdrijft de vroolijkheid? Zorgen?
Maar het leven is toch niet enkel zorgen.
We hebben immers ook onze meevaller
tjes, onze successen. Waarom kunnen we
in oogenbliken van voorspoed dan niet
meer vroolijk en gelukkig zijn, zooalB we
dat als kinderen waren?
Als kinderen.... Och, er is meestal zoo
weinig van het kind in den mensch over
gebleven. Menschen zijn zoo „verstandig,
ze vangen blijde uitingen, vrooljjke ge
beurtenissen in hun hersens op; hun
gevoel is uitgeschakeld, is hard en ver
steend. Menschen zijn dikwijls niet meer
ontvankelijk voor het blijde. Alle gevoel
noemen ze „kinderachtigheid", ze zijn
nu volwassen, ze weten en oordeelen.
Een kinderachtig mensch kan inderdaad
bespottelijk zijn. Maar er is een groot ver
schil tusschen kinderachtig en kinderlijk.
Het is niet bespottelijk de spontaniteit, de
ontvankelijkheid voor indrukken uit onze
kinderjaren te bewaren.
Die ontvankelijkheid is noodig om ons
met vreugde te vervullen. Gelijk met die
ontvankelijkheid wijkt de vreugde. Zie er
dus niet tegen op kinderlijk te blijven.
Men kan daar tegen in brengen, dat een
gevoelig mensch het in den regel moeilij
ker heeft dan een ongevoelig. Ja, moeilij
ker, maar ook belangrijker. Zijn leven Is
veel voller, veel dieper, hij kent het ver
driet, maar ook de vreugde. Om de vreugde
te kennen mogen we het verdriet niet schu
wen.
Er is zooveel, dat we gewend zijn „kin
derachtigheid" te noemen en waarvan
we toch eigenlijk nog zoo graag zouden
!;enieten. We benijden de kinderen, zijn
aloersch op heel jonge menschen. Waar
halen zij de vreugde vandaan?
Wees een beetje minder verstandig, een
beetje minder „volwassen". Dan zal de
vreugde blijven, ook na de kinderjaren.
Sta niet sceptisch tegenover uw geluk,
wees gelukkig als het moment daar Is. Het
leven heeft u nog altijd zooveel moois te
bieden, aan u-zelf de schuld, als ge dat
niet ziqj.
Als kinderen vonden we onze vreugden
In de kleine dingen van alle-dag. Zijn die
er dan nu niet meer?
Open uw hart voor het blijde, vroolijke
om u heen. En het zal in u ook weer vroo
lijk worden.
Vroolijkheid ls niet alleen voor de kin
deren. Ze is er ook voor kinderlijke men
schen.
Dm. JOa DE OOCK.
Voor de lezers van ons foTHfl gsuft
psyohologlsohe medewerker Dr. JTOl
Oook, van Merlenstra'at 120, <a-Gravffly
hoge gratis zielkundige adviezen, om
over de wijze waarop zij hun geest kun
nen verfrissohen en hun «gllufewnnht en
energie kunnen versterken.
De vragen worden geregeld tn dïl bïad
behandeld Bfoohten flo bsantwoordfnaan
te uitvoerig worden das direai fiaBstfte-
UJk aan de aanvragers.
te verschaffen. Eerst bij een latere bestor
ming van den burcht ontdekte men den
sleutel van het geheim.
Een onderaardsche gang voerde n.1. van
den burcht naar liet nabijzijnde dorp, de
gang kwam uit in de smidse van het dorp
en vandaar uit werd het slot met levens
middelen geproviandeerd.
DE OOGEN VAN MADEMOISELLE
Een Hollandsch Detective-verhaal
door J. van der Veen.
Wanneer is een tramwagen vol
Zonder eenigen twijfel kon de tram,
vaar Frank Poelvoort zich als laatste
een plaatsje op het achterbalcon wist te
ïeroveren, op die qualificatie aanspraak
naken, althans de conducteur, die zich
ii de deuropening had geposteerd, vond
(at de grens der samendrukbaarheid van
jijn passagiers thans bereikt was. Bij
vachtte nog een enkel oogenblik, om
het sein tot vertrek te geven. In dat
oogenblik naderde een slanke, elegant
gekleede dame het vervoermiddel, blijk
baar met de bedoeling er gebruik van
Frank had een open oog voor elegante
vrouwenfiguren, en zijn aandacht was
reeds op haar gevestigd geweest toen ze
een korte poos op het stationsplein had
staan praten met een heer, die een af
schuwelijk groen gekleurd hoedje droeg.
Nu ze daar voor het volle achterbalkon
stond, en vol teleurstelling hare bruine
oogen op de massieve mannenfiguren
richtte, die haar geen duimbreed ruimte
lieten, ontmoette Frank's blik toevallig
den hare.
Hij zag een vriendelijk gezichtje half
verborgen door den hoogopstaanden
kraag van haar zomermantel en boven
dien overschaduwd door een breed-ge-
randen hoed. Van den vorm van hetge-
aat zag hij weinig, maar wat hem direct
Irof, waren haar oogen vol uitdrukking.
2e hadden iets kinderlijks en onschul
digs, maar iets onzegbaar weemoedigs.
Hier voelde hij terstond, dat hij tegen
over een vrouw stond, die veel geleden
had.
Gehoorzamend aan een spontanen aan
drang, stapte hij van de tram en bood
met een vriendelijken lach en een ga
lanten groet haar zijn plaats aan. Snel
nam ze de vrijgekomen ruimte in en toen
hun oogen elkaar nog eens ontmoetten
lichtte er iets in de hare, dat hem be
wees, hoe zijn dienst op prijs werd gesteld.
Het was alles het werk van een oogen
blik, in een paar seconden was deze episode
voorbij, maar die blik uit dat vriendelijk
gelaat had zich wonderlijk vastgezet op
het netvlies van zijn ziel. Tusschen zijn
bezigheden in den loop van den dag,
dook telkens weer dat moment, waarop
hun oogen elkaar hadden ontmoet en
begrepen, in zijn gedaohten op, totdat
hij dien avond een telegram ontving van
zijn ouderen compagnon, dat zijn aan
dacht geheel in beslag nam, en alle an
dere dingen uit zijn gedachtengang ver
bande.
Zijn compagnon, de heer Bastiaanse,
die op zijn buitenverblijf »Boschrust«
tusschen de Utrechtsche heuvelen woon
de, seinde hem
»Kom onmiddellijk voorhoogst gewich
tige zaak over. Waarschuw Brand Raaven.
Zullen hem missshien noodig hebben*.
Brand Raaven was de herkulisch-ge-
bouwde particuliere detectieve, die Frank
onder zijn speciale vrienden telde, en
met wien hij meermalen op pad was ge
weest. Want Frank's romantischen aan
leg deden hem veel behagen scheppen
in gevaarlijke uitstapjes'.
Maar Brand wist uit de vage woorden
van het telegram evenmin iets positiefs
te putten en hij beloofde alleen, op de
eerste opvordering ter beschikking te
staan.
't Was een heerlijke zomermorgen,
toen Frank in de auto van zijn compagnon
van het kleine station te B. naar het
buitenverblijf reed, dat op een uurtje
afstand te midden der bosschen was ge
legen. Een goed onderhouden grintweg
liep tusschen de dennen en berken lang
zaam omhoog.
Waar een open plek het uitzicht vrij
liet, dwaalde zijn blik over de verre ver
schieten der golvende heuvel-hellingen
en boschrijke valleien, en verzonken in
een stemming die deze heerlijke morgen
bij hem opwekte, vergat Frank bijna het
doel dat hem naar hier riep.
Een half uurtje later zat hij bij zijn
compagnon in diens privé-kantoor.
>Beste kerel*, zei de heer Bastiaanse,
>wat ben ik blij dat je er bent. Ik ben
óp van de zenuwen, maar ik weet dat
jouw kalmte me Zal steunen en dat jij
de zaak rustig kunt beoordeelon en me
kunt raden wat het beste is*.
Onder het genot van een fijne havanna
luisterde Frank naar alles wat de eer
waardige oude heer op zijn hart had.
Een week geleden had een dame, die
op »Boschrust« logeerde, een paarlencol-
lier gemist. Het was een pijnlijke ge
schiedenis geweest; de commissaris van
politie uit de naburige stad W. had een
onderzoek ingesteld, maar dit had niet
het minste resultaat opgeleverd. Het
personeel was ondervraagd, maar op
niemand kon de minste verdenking rus
ten. De oude tuinman, die in het huisje
bij het inrijhek woonde, was reeds tien
tallen van jaren bij de familie in dienst,
de chauffeur Henri had het onbeperkte
vertrouwen van zijn patroon, de kame
nier mademoiselle Frangoise werd door
mevrouw als haar dochter beschouwd, en
als zoodanig behandeld en de twee vrou
welijke dienstboden waren eenvoudige
meisjes van het land, die al hevig be-
leedigd waren geweest, alleen omdat ze
door den commissaris in verhoor waren
genomen. Ten slotte was de mogelijkheid
niet uitgesloten geweest, dat mevrouw
S. haar kleinood bij een wandeling in het
park verloren had. Er was gezocht, echter
zonder resultaat, er was proces-verbaal
opgemaakt, en daarmee was de zaak
voorloopig geëindigd.
»\Ve waren juist de gevolgen van de
emotie een weinig te boven*, vervolgde
de heer Bastiaanse, »toen ik gistermorgen
een ontzettende ontdekking deed. Ik be
merkte dat er sedert den vorigen avond
iemand aan het slot van mijn brandkast
was geweest. Het schuifje op het sleutel
gat, dat ik me positief herinnerde den
vorigen avond gesloten te hebben, was
gistermorgen open. Ik heb direct den
inhoud doorzocht, maar er is niets ver
mist.
>Wat moet ik doen? Moet ik wachten,
tot er misschien iets ergers gebeurd, of
moeten we weer de ellende doormaken
van een instructie door den óommissaris
van W., die toch nooit iets vindt Kerel,
ik hoop dat je me goeden raad zult kun
nen geven*.
Frank dacht een oogenblik na. Hij ver
moedde dat er in de onmiddellijke om
geving iemand moest zijn, die van de
zaak meer af wist, en die slechts een
gunstige gelegenheid afwachtte, om een
nieuwe poging tot diefstal te doen.
»'t Is zekeneen vreemde geschiedenis*,
zei Frank, »maar laten we niets over
haast doen. We zullen met niemand over
het geval spreken. Mevrouw weet er
zeker van
>Ik heb het haar niet kunnen verber
gen, maar ze spreekt er met niemand
over*.
>Goed, je personeel vertrouw je. Heb
je op 't oogenblik logée's?*
»Enkel Jacobs, die met Tervoert hier
hedenmiddag aankwam. Tervoert wil ons
beiden persoonlijk spreken over de leve
ring van die tabak, waarvoor we reeds
zoo lang met hem bezig zijn. Maar na
tuurlijk blijven zij er buiten*.
Jacobs was hun agent in de provincie
hoofdplaats.
»We zullen hun aanwezigheid moeten
verdragen en in het gesprek over han
delszaken deze voor jou zoo eenigszins
irriteerende geschiedenis kunnen verge
ten. Zullen we de heeren dan maar eens
gaan opzoeken
»Goed, dan kun Je meteen je opwach
ting maken bij mijn vrouw*.
Op het terras ontmoetten ze mevrouw
Bastiaanse, die met haar kamenier een
wandeling gemaakt had. De begroeting
was zeer hartelijk. Frank stond op zeer
goeden voet met de echtgenoote van zijn
ouden compagnon en was een huisvriend,
die altijd welkom was. Toen terloops zijn
oog viel op de kamenier, meende hij iets
vaags bekends in haar houding te zien;
plotseling sloeg ze in verwarring haar
blik naar hem op en toen, ineens her
kende hij de oogen der dame van de
tram. Zij zag hem aan met een smeeken
den blik en verdween, door de open
staande glazen deuren van de eetkamer.
Frank vervolgde het onderhoud met me
vrouw, zich dwingende zijn volle aan
dacht te schenken aan haar vriendelijk
gebabbel.
Midden op het gazon stonden in de
schaduw van den grooten kastanje de
helderwitte houten tuinmeubelen, die
frisch en vroolijk oplichtten in het groen
der omgeving. Hier vonden de twee
compagnons de beide gasten met wie zij
weldra in een levendig gesprek over
zaken waren gewikkeld. De heer Ter
voert was een welgebouwd man, zijn
spraak verried zijn Belgische afkomst,
hij was zeer elegant gekleed, had wel
verzorgde handen en haren en wist over
velerlei dingen en velerlei landen gezel
lig te praten. Frank genoot. Dat was een
ontspanning die aan hem besteed was.
Het speet hem, toen aan het gezellig
samenzijn een eind kwam. Mijnheer Ter
voert begaf zich naar zijn kamer, om een
paar brieven te schrijven, maar over een
uurtje zou men elkaar weer zien aan het
diner.
Frank wandelde in zijn eentje eens het
park rond en speurde naar alles wat
hem in de gegeven omstandigheden eenige
aanduidingen zou kunnen geven.
Totdat ineens het noodlot hem een
licht ontstak.
Toen hij de hall binnentrad ontmoette
hij den heer Tervoert.
»Ik heb Henri gevraagd, me even naar
B. te rijden, waar ik een telegram af
moet geven*, zei hij tegen Frank. Meteen
nam hij zijn hoed van den kapstok.
Een oogenblik stond Frank met een
intense belangstelling naar dien hoed te