BIJ DEN DRIEHONDERDSTEN STERFDAG VAN JAN PIETERSZOON COEN. Met de bevestiging van ons gezag, meer dan drie eeuwen geleden, is bet, daarover aiin bet de historie-schrijvers met elkaar eens, eigenaardig toegegaan. Men was niet van plan op verovering uit te gaan, of koloniën of bezittingen in Indie te ver werven. Zoo schrijft Dr. de Haan in zijn „Oud- Batavia", uitgegeven ter gelegenheid van bet 300-jarige bestaan van de hoofdstad van Ned.-Indië o.m.: Wat ook de volkeren van het Latyn- scbe ras (hier zijn de Portugeezen be doeld) mochten hebben ontdekt en onder-» nomen, de Hollander was een nuchter mensch, lustte geen avonturen en- was te vreden met zijn vrachtvaart. Hier een la ding in te nemen, haar ginder te lossen, dat was wel zijn bedrijf en daar voer hij wel bij. Zóó wel zelfs, dat hij eindelek kloekmoedig zelf inkoopen ging doen en handelaar werd voor eigen rekening. V an toen af, dat was aan het einde van de 16e eeuw, jiam in verband met andere over bekende omstandigheden, zijn rijkdom, zijn durf en kloekheid een steeds hoogere vlucht. Zijn arbeidsveld wordt ruimer en tuinier. Tot het de grenzen van Europa overschrijdt. De bekende wereld valt hem te eng. De taaie kracht, de stalen volhar ding, het wakker verstand, dat achter zijn onbewogen uiterlijk school, stelde zich steeds een nieuwen eisch, een verder doel wit, een meer belevend avontuur." En Prof. P. J. Blok beaamt in zijn ge schiedenis van het Nederlandsche Volk, dat het nooit in de bedoeling der Neder landsche kooplieden, van wie de eerste ondernemingen buiten Europa idtgingen, was geweest, om daar bezittingen to ver werven. Het doel was handel, zoo voor- deelig mogelijk, en waar liet kon, met ver nietiging van alle mededinging. De fac- wèrd hij aangesteld tot boekhouder-gene raal van alle kantoren en tot president van de kantoren te Bantam en Djakatra •(Jacatra). In 1614 is hij reeds directeur- generaal van alle kantoren. Gemakkelijk was de taak van Coen niet. In Bantam had men veel last met ae bn- gelschen. ook tengevolge van oneenigheiü van de Hollanders onderling, die üaar ge vestigd waren. Reeds in 1610 was ook te Jacatra een factorij gesticht en daar de regent niet te vertrouwen was, werd in 1618 besloten, een fort op te richten, nat geschiedde, ondanks, het verzet der Engei- schen en de vorst. En ook in de Molukken was, zooals hierboven reeds gezegd, de toestand allesbehalve rooskleurig. In die omstandigheden werd Coen be last met het bestuur van alles wat Java betrof, terwijl Reaal in die dagen gouver neur-generaal, de Engelschen in de Aio- lukken zou gaan bestrijden. Met zijn opdracht toegerust begon Coen al dadelijk krachtig op te treden, met als gevolg dat allerlei pogingen werden ge daan in het gebied van Bantam om Coen en de zijnen uit den weg te_ ruimen, welke pogingen overigens mislukten. Daarbij kwam nog, dat de factorij te Ja para door onderdanen van den keizer van Mataram was verwoest en de bezetting was gedood of gevangen genomen. Nu aarzelde Coen geen moment meer. Hij zag in het verdrijven der Engelschen, die steeds met de Inlandsche vorsten heul den en ze opzetten tegen de vertegenwoor digers van de Compagnie, een der hoofd voorwaarden voor de vestiging van het Nederlandsche gezag in den archipel on daarmede ook de vestiging voor don be geerden allenhandel der V.O.O. Het was noodig, aldus Coen in een brief aan de bevelvoerders, met aanzienlijke toryen in indië gesticht, waren eerst de- macht de Nederlandsche partij te Bantam zelfde als die in Rusland, Levant, enz. [tegen de aanslageni derEngelschen tej van den Archipel gebracht. S. Kalff schrijft o. m.: De wijze, waarop hij (Coen) met de ongelukkige Bandanee- zen in het gericht trad, zijn wreede execu ties op de Inlandsche hoofden, zijn stelsel matige uitroeiingen van een geheele insu laire bevolking door verwoesting, honger snood en het zwaard, zouden nog lang bij het-volk der Molukken zijn naam in aan denken houden als die van den man, „van Godswege opgegroeid tot slachten". Prof. P. J. Blok schrijft in zijn geschie denis van het Nederlandsche volk (deel „Coen zelf heeft door zijne handelingen op de Bandaneezen getoond, dat ook een groote geest als de zijne in een tijd van bloed en ijzer in een maatschappij, waar van alle zijden verraad en misdrijf drei gen, de macht van het geoorloofde te bui ten kan gaam. Geen heldendaden, geen talent van regeeren en oorlogvoeren, geen schitterend succes kan ten volle de wreedheid goed maken, waarmede tegen de Bandaneezen is gewoed". In het begin van 1628 nam Coen zijn ontslag en wees tot zijn opvolger Pieter de Carpentier aan. Hij woonde van 1623—1627 te Hoorn. Aanzienlijke geschenken waren zijn deel geworden. Hij kreeg een gouden medaille met loffelijk opschrift ter waarde van 2000, een degen met gouden gevest van 400, een som gelds groot 64.000, 18.000 voor diensten in Indië, 7000 voor de stichting van Batavia, 10.000 voor pretenties op de Compagnie, f 3000 voor de verovering van het Bandaeiland. In 1624 werd hii weer aangezocht naar Indië te gaan, maar dat weigerde hij, want hij wilde getrouwd naar Indië terug, hij moest eerst een vrouw vinden voor hem geschikt. Eindelijk 15 Februari 1625 trouwde hij te Amsterdam met Eva Went of Wenten. Maart 1627 vertrok hij, van zijn vrouw vergezeld, naar de Galjas, onder Schipper Reyner Jansz Palsrok naar Indië. Hij liet zich aanwerven als constabelmaat, om de Ook bii de oprichting v'an de.yg'eoctrool-j beschermen. „Connen wij geen Tiend vervolging van de Engelschen te ontgaan syji, laet ons d'oorloch voeren". Hij, wlei die met alle geweld wilden verhinderen, eerde (vereenigde Oost-Indische Com pagnie" een oprichting, welke noodig was, omdat allerlei kleine handelsmaatschap pijen elkaar in de Oost beconcurreerden en een wedren hielden in het zakendoen met de inlandsche bevolking, dacht men niet aanverovering. Ook al was de O.-I. Comp., om met Dr. P. L. Muller in zijn „Gouden Eeuw" te spreken, een der mach tigste en sterkste van alle handelslicha men, die tn dien tijd in het leven werden geroepen en welk optreden de meest in grijpende gevolgen heeft gehad voor de verdere ontwikkeling van Nederland en het Nederlandsche volk. Doch wie eenmaal A heeft gezegd moet ook B kunnen zeggen. De Hollander is nooit iemand geweest, die zich gauw laat terugdrijven, en toen eenmaal de Oost- Indische Compagnie vasten voet in Indië had gekregen, toen de Nederlandsche kooplieden de vroegere handeldrijvende Portugeezen en Spanjaarden op zij had den weten te dringen, kwam het er voor al op aan het eenmaal, niet zonder moeite verkregene, te behouden, ook tegenover de Engelschen, onze ergste concurrenten bij den handel en scheepvaart op Indië. Dadelijk na de oprichting van de Oost- Indische Compagnie kwamen twee- be langrijke zaken in overweging; kolonisa tie en het vestigen van een rendez-vous" of factory. Onder kolonisatie verstond men toen nog niet landontginning de Compagnie wilde slechts handelmaat schappij zijn doch slechts een vestiging van landgenooten, noodig voor de kan toren van de Compagnie, voor het han deldrijven, onderhandelen met vorston, ho fden enz Een factor7 bestond uit een de Engelschen „den dood geswooren had; den", was werkelijk hun doodsvijand. En dan lezen we verder in dezen histori- schen brief: t „Dispereert niet, ontsiet Uwe vijanden niet, daar en is ter wereld niet, dat ons can hinderen noch deeren, want Godt met 'ons is en trect de voorgaende misslagen in geen consequentie, want daar can in Indië wat groots verricht worden. In 1619 werd Coen tot gouvern.-gene- raal benoemd. Hij was de vierde Gouver neur-generaal aangesteld door de V.O.C. dat Ooen, hun gezworen vijand, naar Indië terugkeerde. Hoe gehaat hij was kan blijken uit de woorden van den voorzitter van den Engelschen Raad in Indië, dat „de hoogste galg van Oud-Engeland voor Coen nog niet hoog genoeg was". Den 80 September van 1627 kwam Coen te Batavia aan en trad dadelijk op als Gouverneur-Generaal. In 1628 had hij strijd te voeren tegen den vorst van Mataram Soean Ageng. Augustus van hetzelfde jaar werd Batavia belegerd, maar zonder succes. April 1629 werd bekend, dat de vorst Als men nu de cijfers van de afsluiting bij die der Begrooting 1928 vergelijkt, dan geven deze een eigenaardigen indruk van geldelijk beheer. De afsluiting dienstjaar 1928 is als volgt: raken. Eea comité, dat, naar ik hoop en vertrouw, een zeer groot aantal Neder landsche bewondernar(ster)s van Jan Olieslagers zal vertegenwoordigen. HENRI TER HALL. Haagweg 147, Rijswijk (Z.-H.). 5 co *9 q» -§ 55 O O H o S s p-. £- <s tr co S5 5.5-8 M «M «H <N ca 3 g ca co o r>. oa SJ 11 OO o g CVJ Tf O 5 g N' «H O OO a O sa O Si m oa CL> *.(3 CO oa a io -+ T* T* <N f t~ tO c4 2 S* w a a> ■E s MOBILISATIE-INVALIDEN 19141918. Vriendelijk verzoek aan alle in gezon den staat verkeerende oud-gemobiliseer- den in onq Vaderland 1 Waarde Mobilisatie Broeders I Hoe gevoelvol is toch de tekst en aan doenlijk de melodie van bovenvermeld lied! Zij, de Oorlogsbroeders, hebben deze elégie wel vaak weenend en met een snik in de keel stamelend gezongen, on nog telkens met de Wapenstilstand-herden king, in de oorlogslanden, wordt deze klaagzang plechtig gespeeld en met diepe ontroering aangehoord. „Zóó gedenkt men dóór de gevallen strijdmakkers!" Ook bij u komen wel som tijds die fel bewogen jaren weer voor den geest, toen ge voor allen in ons Vaderland dag en nacht moest en hebt pal (ge)staan, en u hierover steeds verwonderen moet, dat, ondanks de ontberingen, nog weer gezond en wel den militairen dienst te hebben mogen verlaten 1 Daarom zaagt ge meermalen, dat één uwer dienstgenooten naar het hospitaal moest worden vervoerd, om ter verpleging te woipden opgenomen, ziek geworden zijn de, b.v. door ontberingen, drassig terrein, bijzondere dienstverrichtingen of een in cident, o. d. In dien zwaren diensttijd. Zoo zjjn er honderden in dien (ziekte) strijd bezweken, maar ook velen die nog Uit de cijfers is dan wel te constateren en nu reeds 8, 10 of 12 jaar aan huls of dat het Gemeente-bestuur zich veroorloofd bed zijn gebonden, heeft om niet minder dan 878.124.38" Oua-Kameradenl meer uit te geven dan daarvoor bij de Be- Het huidig pensioen-Inkomen der mob.- grootlng van 1928, als geraamd, vastge- invaliden of -weduwen bedraagt slechts steld. Hiermede zijn dan ook de meerdere 200 h 800 gulden per jaar. Zendt mij nog Pieter Poth was de eerste geweest van 1610 tot 1614, Gerard Reynst had' hem op- van Mataram weer met een leger was op gevolgd van 1614 tot_'15, Laurens Reaal getrokken om Batavia te belegeren, was de derde van 1615 tot 1619 en in zijn Tijdens die belegering stierf Coen in plaats was nu Coen gekomen. ::dan nacht van 20 op 21 September, nadat Coen wordt ons door zijn tijdgenooten 0nder zijn leiding de magazijnen van den als volgt beschreven: vijand werden verbrand. Schraal van lichaam, meer dan gewone Volgens het dagregister van het Kasteel lengte, bleek van verve, mager van aan- van gatavja werd hij den 21sten daarop gezicht en wiens oogen diep in zijn hoofd stonden. En Valentün zegt van hem, dat hif een begrafenis, begraven in het stadhuis. Dit dagregister geeft ook éeri beschrijving van de plech- man van weinig woorden was, zeer inge togen, die zijn voornemen wel wist te be dekken, gansch voor geen uiterlijke pracht en daardoor wel gering en klein in ieders oog, maar ondertusschen groot van moed, van de goeden bemind en van de kwaden gèvreesd. Hij was zeer matig in en hield van geen talmen. Oprecht en eerlijk man, nooit om rond of voor de uitkomst ver legen, voorzichtig in onderneming, vrij wat streng". Dat hij streng was mag uit het volgende blijken: Een jongeling Pieter Kortenhoef, die kantoor, omgeven door een aantal pak-1 zich bevond op het „Kasteel van Batavia' Het'lijk werd 4 Augustus 1624 opge graven en naar de Nieuwe Kerk overge bracht. In 1733 was deze kerk bouwvallig geworden, ze werd wat hersteld, doch in 1811 gesloopt. Waar het gebeente van Coen is gebleven, weet niemand. Ooen liet een dochtertje na, kort voor zijn dood geboren. Het kind, Johanna, zou op reis naar Nederland zijn overleden. De moeder kaerde spoedig naar Nederland terug. Ze trouwde nog tweemaal, in 1628 en 1646. Standbeelden van Coen vindt men te huizen en ambtenaarswoningen. Het doel was, er groote hoeveelheden handelsarti kelen op te zamelen, tegen den tijd, dat had in ongeoorloofde gemeenschap met Hoorn, zijn geboortestad, en te Batavia inkomsten van den Gewonen en Kapi- taaldienst, respectievelijk 118.002.81 en 147.648.63" totaal 265.651.44" foetsie en de Begrooting 1928 werd maar weer met een nadeelig saldo van 112.472.94 vastgesteld. Hoewel hieromtrent nog veel is te zeggen, zal ik mij bepalen tot de vraag: Is dit wei verantwoord tegenover de belastingbetalende ingezetenen dezer gemeente? Hoelang nog? M. de R., met beleefden dank voor de opname teeken ik Hoogachtend, J. TIESSEN. Den Helder, 17 September 1929. een Inlandsche vrouw geleefd. Dit werd I I V P ontdekt en Coen gaf hevel, dat de jonge- de vloten ze kwamen ophalen. Soms was ling moest worden onthoofd, de vrouw in zoo'n factory door muren en wallen ver sterkt, maar dat wilden de Indische vor sten niet altijd toestaan. Het is vrijwel zeker, dat het nooit tot het in bezit nemen van gebieden in Indië zou zijn gekomen, wanneer de Nederlandsche handelslieden en de Nederlandsche handelsvestingen niet door vijanden en concurrenten warer omringd geweest, die het er op aanlegden den Nederlandschen handel te belemme ren, de scheepvaart te fnuiken. Reeds in 1608 had van Waerwyck, de leider van de eerste Compagnie-vloot, te strijden tegen een Portugeesche vloot voor Djohor, welke werd verslagen. Ook de Engel schen, dlo reeds in 1600 een Oost-Indische Compagnie waren geduohte vijanden van oiwen handel en scheepvaart in de Indi sche wateren. In 1609 was, dank zij de bemiddeling van Frankrijk en Engeland, het twaalf jarig bestand gesloten. De wapenen ble ven in Europa op het land rusten, maar de Spanjaarden hadden in het Bestand bewilligd, voornamelijk met het doel om zich met onverdeelde krachten te kunnen werpen op de bezittingen der V. O. O. En nu kwam het er op aan om die bezittingen te behouden en te verdedigen, ook tegen over de Engelschen, die zoo mogelijk de Hollanders trachtten tegen te werken, eerst in do Molukken en later op Java. Tot de krachtigste mannen, die het opna men voor Holland en voor ons bezit In In dië behoorde Jan Pieterszoon Coen, de gene, van wieri naar waarlK;.-1 kan wor den getuigd, di t hij de gro. Jgger was van ons gezag in Indië. Jan Pieterszoon Coen werd 8 Januari 1587 te Hoorn geboren. In 1601, dus op veertienjarigen leeftijd ging hij naar hot Vlaamsohe handelskantoor vnn Justus Pescatore te Rome, om daar den handel te leeren. Hij bleef daar tot 1607. Behalve „coopmanschap ende boeckhouden", leer de hij daar latijn, Italiaansch, Fransch, Engelsch, Portugeesch en Spaansch. In het zelfde jaar, toen hij twintig jaar oud was, ging hij als onderkoopman, in dienst van de V.O.O., naar Indië. Hij bleef daar drie jaar, keerde in 1610 naar Neder land terug. Twee jaar daarna vertrok hij naar Indië, nu als grootkoopman en als commandant van twee schepen. In Octoher een zak gebonden, en in het water ge> worpen. Het eerste bevel werd uitge voerd, de vrouw werd begenadigd op aan dringen van geestelijken, doch moest een zware geeseling ondergaan. Zooals we hierboven reeds memoreer den, hadden de Hollanders een fort te Jacatra gebouwd, wat tot gevolg had, dat ook de Engelschen hun kantoor tegen over het fort der Hollanders gelegen, gin gen versterken. De Engelschen heulende met de Bantammere, vermeesterden een compagnieschip, „De Zwarte Leeuw", waarop Coen dadelijke teruggave elschte. Toen dit werd geweigerd, liet Coen een aanval doen uit het fort, de versterkte loge der Engelschen werd genomen en verbrand! en de oorlog tusschen Engel schen en Hollanders was begonnen. Een aanval op ons fort door de Jacatra- nen, opgestookt door de Engelschen, werd afgeslagen, doch Coen zag in, dat hij ver sterking moest hebben. Hij had slechts de beschikking over zeven schepen. Hij lever de slag tegen de Engelschen en trok toen naar de Molukken om versterking te halen, het bevel over het fort overlatende aan Pieter van den Broecke, hem gelas tende het fort tot het uiterste te verdedi gen. Tijdèns de reis van Coen naar de Molukken werd het fort belegerd door de Engelschen. Bijna stond men op het punt het fort over te geven, doch toen kwam Ooen. De belegeraars werden op de vlucht gedreven en Jacatra verwoest, omdat daar ln 1618 Nederlanders waren vermoord. Dat was 80 Mei 1619. De nieuwe stad op do puinhopen van Jacatra gesticht, werd Batavia genoemd. Coen had eerst pogingen gedaan om de stad Nieuw Hoorn te noemen, naar zijn geboorteplaats, doch daarvan wilden de heeren van de Compagnie niets weten. Voor Coen.naar Nederland terugkeer de dempte hij den opstand op Banda. In 1621 had de bevolking van Banda, on danks de contracten met de Compagnie aan de Engelschen produ tn geleverd en dat moest, zoo meende Coeistreng wor den gestraft. De wijze, waarop Coen op Banda heeft huls gehouden, wordt door alle geschied schrijvers afgekeurd. Deels werden de be woners gedood, deels naar andere deelen waarvan hij de stichter was. x) De Jonge Opkomst van het Neder- landsch gezag. Dezelfde. Velius Chronyk van Hoorn. Ingezonden. Geachte Redactie, Het Raadsoverzlcht, voorkomende in uw blad van Zaterdag 14 September 1929, heb ik gelezen. Terecht wordt daarin gb zegd dat de Cursus in Oude talen een monstrum is geworden. Dat voor deze mislukte instelling, voor vijf leerlingen (thans zeven) het ongehoorde bedrag van 1143.44 geofferd moet worden, heeft ze ker wel bijgedragen tot de vele en lang durige discussiën der raadsleden, die ten slotte besloten om dezen cursus dan nog voor een jaar te bestendigen, in de hoop, dat dit zijne Excellentie den Minister zoude kunnen bewegen om alhier in Den Helder een Rükslyceum te doen plaatsen. Dat deze illusie dan ook maar voor een jaar moge zijn. Dat het voorstel aanvulling voorschot van 7100.aan de woningstichting, voor de 48 woningen, waarvoor reeds 118.000 was gevoteerd, ernstige discussiën veroor zaakte, de gemoederen warm liepen en de critiek daarop uitgevoord, naarmate de beantwoording van den wethouder, den heer Bok, die zeer scheef bleek te zijn, al heviger werd, zelfs zoo, dat de heer- Van Dam ten slotte te kennen gaf, dat het College hem klare koffie moest schenken (dus geen dik of....), was toch ook ze ker wel gegrond. Immers hierop werd de vergadering tijdelijk geschorst, opdat de wethouder van financiën, de heer De Zwart, tijd en gelegenheid kreeg een zui vere berekening te maken, die hij na her opening der vergadering den Raad mede deelde. Hierna werd het voorstel eerst aangenomen, onder beding, dat de kosten van de nog in die woningen aan te bren gen kasten in het bedrag zijn opgenomen. Zoodat er geen narekening moge komen. Dat de meerderheid van den Raad nu eindelijk eens waakzaam is geworden kan door het feit zijn, dat de efsl 'Aing van de JAN OLIESLAGERS. Jari Olieslagers, de luchtduivel, de eerste, die (in 1910) ons Nederlanders heeft doen kennismaken met het vliegtuig 1 Dat is alweer bijna 20 jaren geleden 1 Waar blijft de tijdI Hoe herinneren we ons nog de spanning, waarmede het duizendkoppige publiek het oogenblik van opstijgen tegemoet zagl En wie kan de sensatie beschrijven, toen de »Blériot«, het vliegtuig van Olieslagers, van den grond los kwam en dat wonderlijke kleine toestel boven onze hoofden cirkelde I Het publiek was opgetogen en bracht den luchtheld bij zijn terugkeer op den be- ganen grond een geweldige ovatie I En zoo is het door geheel Nederland gegaan. Waar hij kwam, veroverde onze »Jan« stormenderhand de harten. Toen brak de wereldoorlog uit en Olie slagers was de eerste, die zich als vrij williger aanbood. Zijn eigen twee machi nes, alsmede zijn reserve-materiaal, stelde hij ter beschikking van het Belgische Legerbestuur. En toen heeft hij op bewonderenswaar dige wijze blijk gegeven van zijn koel bloedigheid en onverschrokkenheid »De Duivel*, zoo had hij zijn machine gedoopt, was gevreesd bij de vijanden. Door uiterst gevaarlijke verkenningen boven de vijan delijke linies, heeft hij menigen voorge nomen aanval kunnen rapporteeren, ten gevolge waarvan de verbonden legors, op de komst van den vijand voorbereid, in staat werden gesteld hem behoorlijk het hoofd te bieden. Niet alleen de Belgisohe Koning, maar de Hoofden van bijna alle landen, waarmede België toen verbonden was, hebben, door het verleenen van eene onderscheiding, blijk gegeven van hun heden uw naamkaartje of een briefkaart, en vermeldt onder uw naam „'(oud-gemobi liseerde 1914—1918" en abonné of lezer van.... enz.) als betuiging van Instem ming, dat uw lijdende oud-kameraden en de weduwen, enz., spoedig, naar staat en toestand, een „behoorlijk" Rijkspensioen mocht worden verleend. Ook niet oud- gemobiliseerden in den lande, zullen dit gaarne willen doen! Nog wil ik andere bla den beleefd verzoeken, deze oproep te wil len overnemen. Voor een of ander grooten dank, verblijf met vriendelijke groeten en hoogachting, Uw dw., OTTO WALSEMANN, Leider der Nederlandsche Mobili satie-Invaliden en Nabestaan- Kring, Bureau Goedestraat G 14 te Utrecht KERSTFEEST OP ZEE. Mogen wij evenals andere jaren weer rekenen op de hulp van velen, die iets zenden willen voor de Kerstkisten der Ned. zeeschepen, welke in Nov. en Dec. vertrekken van Amsterdam, Rotterdam, Zaandam, Schiedam en Vlaardingen en vóór Kerstfeest niet thuis kunnen zijn? Behalve allerlei handwerken als kussens, dassen, lampekapjes, kooigordijntjes, wan ten, enz., vallen mooie Holl. leesboeken, versnaperingen, spelen, pijpen en tabak zeer in den smaak. Wilt ge ons uw pakje liefst vóór 1 Nov. zenden? Tot Kerstmis toe echter ia alles nog welkom. Nadere inlichtingen verschaffen we met het grootste genoegen. Mevr. F. J. Jongman—v. d. Stroom, p. a. Waterschoutskantoor v Nieuwe Vaart 2, Amsterdam. Jonkvr. Mirmie Ortt, Tehuis voor Zeelieden, Veerhaven 17, Rotterdam. VOOR DEN POLITIERECHTER. Zitting van Maandag li Sopt. Buurman beleedtgd. De 68-jarige kleermaker T. Lenghoua te Zijpe la onlangs gTovelljk beleedigd door zjjn buurvrouw Anthonia B., huls- i v- - u vrouw A., die hem openlijk qualiflceerde erkentelijkheid voor de door Olieslagers als een .gemeene man. Het schijnt dat de aan de zaak der Geallieerden bewezen familie A. veel last aan de buren bezorgt en de 3uffrouw dikwerf met de nabij- Men leze er zijn staat van dienst maar urenenden overhoop ligt op grond van eens op na! haar zenuwachtig gestel. Nu zal men zich afvragen, wat de oor zaak is, dat ik in dit blad de daden van dezen luchtheld in herinnering breng. Die oorzaak is gelegen in het feit, dat Jan Olieslagers binnenkort (eind dezer maand, begin Ootober) zijn twintigjarig vliegeniersjubileum viert. Heel België maakt zich op om zijn natlonalen held te huldigen I Mij dunkt, ondor de Nederlanders, die bijna twintig jaren geleden vol bewonde ring de verrichtingen van den populairen Vlaming gadesloegen, zullen er velon zijn, die van hun bqlnngstolling bij dit jubileum willen doen blijken en willen getuigen, dat men ln Nederland «Jan* nog niet vergeten is en gaarne de golegenheld aangrijpt om hom to huldigen. Ik zie reeds menige lezeres en lezer toestemmend knikken en hun verzoek ik, loor het zendon van een naamkaartje aan mijn adres, van hun instemming te willen doen blijken. WIJ zullen dan zoo spoedig mogeliik do noodige maatregelen nemen om tot de vorming van een nationaal oomité te ge- Eisch 20 boete of 20 dagen. Vonnis IS boete of 10 dagen. Mishandeling. Niemand present Do niet verschenen verdachte Jacob 3e W. beert op 10 Juli dien eveneens niet aanwezigen getuige G. Mooy, wonende te zijpe op het hoofd geslagen, ter uit den wegruiming eener bestaand kwestie. J,(,tfon den niet versohenen gobulge wordt gevraagd acte wegens niet verschijning. iMsoh 20 boete of 20 dagen. Vonnis 20 boete of 26 dagen. Boloedlglng van een ambtenaar. !Dit feit heeft op 81 Mei te Den Helder gepleegd de niet verschenen verdachte yornelis D. Verdachte was even te voren door den beleedigden agent Thlesen be keurd wegens overtreding van een polltle- vërordening. Hij werd veroordeeld tot 7 20 boete of 20 dagen. Gem.-begrooting 1928, alweer een na deelig saldo van 112.472.94 te zien geeft, en wel op den Gewonen Dienst 32.215.08 en op den Kapitaal-dienst 80.257.86 112.472.94, hetgeen de Ra*d in de verga dering van 10 Sept. jJ. heeft geslikt. i—I ZZt co tA 03 cc co ca CO I. iH CO 00 o vH OO CO Sa I I. •3 a o M P p M o PQ ca oo I, ca Tt< (M 4) O M O V tS .T-» a cs te <9 Ik had een Oorlogsbroeder, Ik heb hem nu niet meer, Hij in den strijd gebleven, Hij liet voor 't land z'n levea, Ik minde hem zoo teer, lk minde hem zoo teer. inn Tror» Timinm Ti'nrvnnnn urne vnnu iurp.._ (o)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1929 | | pagina 10