BIJ DEN DRIEHONDERDSTEN STERFDAG
VAN JAN PIETERSZOON COEN.
Met de bevestiging van ons gezag, meer
dan drie eeuwen geleden, is bet, daarover
aiin bet de historie-schrijvers met elkaar
eens, eigenaardig toegegaan. Men was
niet van plan op verovering uit te gaan,
of koloniën of bezittingen in Indie te ver
werven.
Zoo schrijft Dr. de Haan in zijn „Oud-
Batavia", uitgegeven ter gelegenheid van
bet 300-jarige bestaan van de hoofdstad
van Ned.-Indië o.m.:
Wat ook de volkeren van het Latyn-
scbe ras (hier zijn de Portugeezen be
doeld) mochten hebben ontdekt en onder-»
nomen, de Hollander was een nuchter
mensch, lustte geen avonturen en- was te
vreden met zijn vrachtvaart. Hier een la
ding in te nemen, haar ginder te lossen,
dat was wel zijn bedrijf en daar voer hij
wel bij. Zóó wel zelfs, dat hij eindelek
kloekmoedig zelf inkoopen ging doen en
handelaar werd voor eigen rekening. V an
toen af, dat was aan het einde van de 16e
eeuw, jiam in verband met andere over
bekende omstandigheden, zijn rijkdom,
zijn durf en kloekheid een steeds hoogere
vlucht. Zijn arbeidsveld wordt ruimer en
tuinier. Tot het de grenzen van Europa
overschrijdt. De bekende wereld valt hem
te eng. De taaie kracht, de stalen volhar
ding, het wakker verstand, dat achter zijn
onbewogen uiterlijk school, stelde zich
steeds een nieuwen eisch, een verder doel
wit, een meer belevend avontuur."
En Prof. P. J. Blok beaamt in zijn ge
schiedenis van het Nederlandsche Volk,
dat het nooit in de bedoeling der Neder
landsche kooplieden, van wie de eerste
ondernemingen buiten Europa idtgingen,
was geweest, om daar bezittingen to ver
werven. Het doel was handel, zoo voor-
deelig mogelijk, en waar liet kon, met ver
nietiging van alle mededinging. De fac-
wèrd hij aangesteld tot boekhouder-gene
raal van alle kantoren en tot president
van de kantoren te Bantam en Djakatra
•(Jacatra). In 1614 is hij reeds directeur-
generaal van alle kantoren.
Gemakkelijk was de taak van Coen niet.
In Bantam had men veel last met ae bn-
gelschen. ook tengevolge van oneenigheiü
van de Hollanders onderling, die üaar ge
vestigd waren. Reeds in 1610 was ook te
Jacatra een factorij gesticht en daar de
regent niet te vertrouwen was, werd in
1618 besloten, een fort op te richten, nat
geschiedde, ondanks, het verzet der Engei-
schen en de vorst. En ook in de Molukken
was, zooals hierboven reeds gezegd, de
toestand allesbehalve rooskleurig.
In die omstandigheden werd Coen be
last met het bestuur van alles wat Java
betrof, terwijl Reaal in die dagen gouver
neur-generaal, de Engelschen in de Aio-
lukken zou gaan bestrijden.
Met zijn opdracht toegerust begon Coen
al dadelijk krachtig op te treden, met als
gevolg dat allerlei pogingen werden ge
daan in het gebied van Bantam om
Coen en de zijnen uit den weg te_ ruimen,
welke pogingen overigens mislukten.
Daarbij kwam nog, dat de factorij te Ja
para door onderdanen van den keizer van
Mataram was verwoest en de bezetting
was gedood of gevangen genomen.
Nu aarzelde Coen geen moment meer.
Hij zag in het verdrijven der Engelschen,
die steeds met de Inlandsche vorsten heul
den en ze opzetten tegen de vertegenwoor
digers van de Compagnie, een der hoofd
voorwaarden voor de vestiging van het
Nederlandsche gezag in den archipel on
daarmede ook de vestiging voor don be
geerden allenhandel der V.O.O.
Het was noodig, aldus Coen in een brief
aan de bevelvoerders, met aanzienlijke
toryen in indië gesticht, waren eerst de- macht de Nederlandsche partij te Bantam
zelfde als die in Rusland, Levant, enz. [tegen de aanslageni derEngelschen tej
van den Archipel gebracht.
S. Kalff schrijft o. m.: De wijze, waarop
hij (Coen) met de ongelukkige Bandanee-
zen in het gericht trad, zijn wreede execu
ties op de Inlandsche hoofden, zijn stelsel
matige uitroeiingen van een geheele insu
laire bevolking door verwoesting, honger
snood en het zwaard, zouden nog lang bij
het-volk der Molukken zijn naam in aan
denken houden als die van den man, „van
Godswege opgegroeid tot slachten".
Prof. P. J. Blok schrijft in zijn geschie
denis van het Nederlandsche volk (deel
„Coen zelf heeft door zijne handelingen
op de Bandaneezen getoond, dat ook een
groote geest als de zijne in een tijd van
bloed en ijzer in een maatschappij, waar
van alle zijden verraad en misdrijf drei
gen, de macht van het geoorloofde te bui
ten kan gaam. Geen heldendaden, geen
talent van regeeren en oorlogvoeren, geen
schitterend succes kan ten volle de
wreedheid goed maken, waarmede tegen
de Bandaneezen is gewoed".
In het begin van 1628 nam Coen zijn
ontslag en wees tot zijn opvolger Pieter
de Carpentier aan.
Hij woonde van 1623—1627 te Hoorn.
Aanzienlijke geschenken waren zijn deel
geworden. Hij kreeg een gouden medaille
met loffelijk opschrift ter waarde van
2000, een degen met gouden gevest van
400, een som gelds groot 64.000,
18.000 voor diensten in Indië, 7000
voor de stichting van Batavia, 10.000
voor pretenties op de Compagnie, f 3000
voor de verovering van het Bandaeiland.
In 1624 werd hii weer aangezocht naar
Indië te gaan, maar dat weigerde hij, want
hij wilde getrouwd naar Indië terug, hij
moest eerst een vrouw vinden voor hem
geschikt. Eindelijk 15 Februari 1625
trouwde hij te Amsterdam met Eva Went
of Wenten.
Maart 1627 vertrok hij, van zijn vrouw
vergezeld, naar de Galjas, onder Schipper
Reyner Jansz Palsrok naar Indië. Hij liet
zich aanwerven als constabelmaat, om de
Ook bii de oprichting v'an de.yg'eoctrool-j beschermen. „Connen wij geen Tiend vervolging van de Engelschen te ontgaan
syji, laet ons d'oorloch voeren". Hij, wlei die met alle geweld wilden verhinderen,
eerde (vereenigde Oost-Indische Com
pagnie" een oprichting, welke noodig was,
omdat allerlei kleine handelsmaatschap
pijen elkaar in de Oost beconcurreerden
en een wedren hielden in het zakendoen
met de inlandsche bevolking, dacht men
niet aanverovering. Ook al was de O.-I.
Comp., om met Dr. P. L. Muller in zijn
„Gouden Eeuw" te spreken, een der mach
tigste en sterkste van alle handelslicha
men, die tn dien tijd in het leven werden
geroepen en welk optreden de meest in
grijpende gevolgen heeft gehad voor de
verdere ontwikkeling van Nederland en
het Nederlandsche volk.
Doch wie eenmaal A heeft gezegd moet
ook B kunnen zeggen. De Hollander is
nooit iemand geweest, die zich gauw laat
terugdrijven, en toen eenmaal de Oost-
Indische Compagnie vasten voet in Indië
had gekregen, toen de Nederlandsche
kooplieden de vroegere handeldrijvende
Portugeezen en Spanjaarden op zij had
den weten te dringen, kwam het er voor
al op aan het eenmaal, niet zonder moeite
verkregene, te behouden, ook tegenover
de Engelschen, onze ergste concurrenten
bij den handel en scheepvaart op Indië.
Dadelijk na de oprichting van de Oost-
Indische Compagnie kwamen twee- be
langrijke zaken in overweging; kolonisa
tie en het vestigen van een rendez-vous"
of factory. Onder kolonisatie verstond
men toen nog niet landontginning de
Compagnie wilde slechts handelmaat
schappij zijn doch slechts een vestiging
van landgenooten, noodig voor de kan
toren van de Compagnie, voor het han
deldrijven, onderhandelen met vorston,
ho fden enz Een factor7 bestond uit een
de Engelschen „den dood geswooren had;
den", was werkelijk hun doodsvijand.
En dan lezen we verder in dezen histori-
schen brief: t
„Dispereert niet, ontsiet Uwe vijanden
niet, daar en is ter wereld niet, dat ons
can hinderen noch deeren, want Godt met
'ons is en trect de voorgaende misslagen
in geen consequentie, want daar can in
Indië wat groots verricht worden.
In 1619 werd Coen tot gouvern.-gene-
raal benoemd. Hij was de vierde Gouver
neur-generaal aangesteld door de V.O.C.
dat Ooen, hun gezworen vijand, naar
Indië terugkeerde. Hoe gehaat hij was kan
blijken uit de woorden van den voorzitter
van den Engelschen Raad in Indië, dat
„de hoogste galg van Oud-Engeland voor
Coen nog niet hoog genoeg was".
Den 80 September van 1627 kwam Coen
te Batavia aan en trad dadelijk op als
Gouverneur-Generaal.
In 1628 had hij strijd te voeren tegen
den vorst van Mataram Soean Ageng.
Augustus van hetzelfde jaar werd Batavia
belegerd, maar zonder succes.
April 1629 werd bekend, dat de vorst
Als men nu de cijfers van de afsluiting
bij die der Begrooting 1928 vergelijkt, dan
geven deze een eigenaardigen indruk van
geldelijk beheer.
De afsluiting dienstjaar 1928 is als
volgt:
raken. Eea comité, dat, naar ik hoop en
vertrouw, een zeer groot aantal Neder
landsche bewondernar(ster)s van Jan
Olieslagers zal vertegenwoordigen.
HENRI TER HALL.
Haagweg 147, Rijswijk (Z.-H.).
5
co *9
q»
-§ 55
O O
H o
S s
p-. £-
<s tr
co
S5
5.5-8
M «M «H
<N
ca
3 g
ca co
o
r>. oa
SJ
11
OO
o
g CVJ Tf
O 5
g N'
«H
O
OO
a
O
sa
O
Si m
oa CL>
*.(3
CO
oa
a
io -+
T* T*
<N f
t~ tO
c4
2
S*
w
a
a>
■E
s
MOBILISATIE-INVALIDEN 19141918.
Vriendelijk verzoek aan alle in gezon
den staat verkeerende oud-gemobiliseer-
den in onq Vaderland 1
Waarde Mobilisatie Broeders I
Hoe gevoelvol is toch de tekst en aan
doenlijk de melodie van bovenvermeld
lied! Zij, de Oorlogsbroeders, hebben deze
elégie wel vaak weenend en met een snik
in de keel stamelend gezongen, on nog
telkens met de Wapenstilstand-herden
king, in de oorlogslanden, wordt deze
klaagzang plechtig gespeeld en met diepe
ontroering aangehoord.
„Zóó gedenkt men dóór de gevallen
strijdmakkers!" Ook bij u komen wel som
tijds die fel bewogen jaren weer voor den
geest, toen ge voor allen in ons Vaderland
dag en nacht moest en hebt pal (ge)staan,
en u hierover steeds verwonderen moet,
dat, ondanks de ontberingen, nog weer
gezond en wel den militairen dienst te
hebben mogen verlaten 1
Daarom zaagt ge meermalen, dat één
uwer dienstgenooten naar het hospitaal
moest worden vervoerd, om ter verpleging
te woipden opgenomen, ziek geworden zijn
de, b.v. door ontberingen, drassig terrein,
bijzondere dienstverrichtingen of een in
cident, o. d. In dien zwaren diensttijd.
Zoo zjjn er honderden in dien (ziekte)
strijd bezweken, maar ook velen die nog
Uit de cijfers is dan wel te constateren en nu reeds 8, 10 of 12 jaar aan huls of
dat het Gemeente-bestuur zich veroorloofd bed zijn gebonden,
heeft om niet minder dan 878.124.38" Oua-Kameradenl
meer uit te geven dan daarvoor bij de Be- Het huidig pensioen-Inkomen der mob.-
grootlng van 1928, als geraamd, vastge- invaliden of -weduwen bedraagt slechts
steld. Hiermede zijn dan ook de meerdere 200 h 800 gulden per jaar. Zendt mij nog
Pieter Poth was de eerste geweest van
1610 tot 1614, Gerard Reynst had' hem op- van Mataram weer met een leger was op
gevolgd van 1614 tot_'15, Laurens Reaal getrokken om Batavia te belegeren,
was de derde van 1615 tot 1619 en in zijn Tijdens die belegering stierf Coen in
plaats was nu Coen gekomen. ::dan nacht van 20 op 21 September, nadat
Coen wordt ons door zijn tijdgenooten 0nder zijn leiding de magazijnen van den
als volgt beschreven: vijand werden verbrand.
Schraal van lichaam, meer dan gewone Volgens het dagregister van het Kasteel
lengte, bleek van verve, mager van aan- van gatavja werd hij den 21sten daarop
gezicht en wiens oogen diep in zijn hoofd
stonden.
En Valentün zegt van hem, dat hif een begrafenis,
begraven in het stadhuis. Dit dagregister
geeft ook éeri beschrijving van de plech-
man van weinig woorden was, zeer inge
togen, die zijn voornemen wel wist te be
dekken, gansch voor geen uiterlijke pracht
en daardoor wel gering en klein in ieders
oog, maar ondertusschen groot van moed,
van de goeden bemind en van de kwaden
gèvreesd. Hij was zeer matig in en hield
van geen talmen. Oprecht en eerlijk man,
nooit om rond of voor de uitkomst ver
legen, voorzichtig in onderneming, vrij
wat streng".
Dat hij streng was mag uit het volgende
blijken:
Een jongeling
Pieter Kortenhoef, die
kantoor, omgeven door een aantal pak-1 zich bevond op het „Kasteel van Batavia'
Het'lijk werd 4 Augustus 1624 opge
graven en naar de Nieuwe Kerk overge
bracht. In 1733 was deze kerk bouwvallig
geworden, ze werd wat hersteld, doch in
1811 gesloopt. Waar het gebeente van
Coen is gebleven, weet niemand.
Ooen liet een dochtertje na, kort voor
zijn dood geboren. Het kind, Johanna, zou
op reis naar Nederland zijn overleden. De
moeder kaerde spoedig naar Nederland
terug. Ze trouwde nog tweemaal, in 1628
en 1646.
Standbeelden van Coen vindt men te
huizen en ambtenaarswoningen. Het doel
was, er groote hoeveelheden handelsarti
kelen op te zamelen, tegen den tijd, dat
had in ongeoorloofde gemeenschap met Hoorn, zijn geboortestad, en te Batavia
inkomsten van den Gewonen en Kapi-
taaldienst, respectievelijk 118.002.81 en
147.648.63" totaal 265.651.44" foetsie
en de Begrooting 1928 werd maar weer
met een nadeelig saldo van 112.472.94
vastgesteld. Hoewel hieromtrent nog veel
is te zeggen, zal ik mij bepalen tot de
vraag: Is dit wei verantwoord tegenover
de belastingbetalende ingezetenen dezer
gemeente? Hoelang nog?
M. de R., met beleefden dank voor de
opname teeken ik
Hoogachtend,
J. TIESSEN.
Den Helder, 17 September 1929.
een Inlandsche vrouw geleefd. Dit werd
I I V P ontdekt en Coen gaf hevel, dat de jonge-
de vloten ze kwamen ophalen. Soms was ling moest worden onthoofd, de vrouw in
zoo'n factory door muren en wallen ver
sterkt, maar dat wilden de Indische vor
sten niet altijd toestaan. Het is vrijwel
zeker, dat het nooit tot het in bezit nemen
van gebieden in Indië zou zijn gekomen,
wanneer de Nederlandsche handelslieden
en de Nederlandsche handelsvestingen
niet door vijanden en concurrenten warer
omringd geweest, die het er op aanlegden
den Nederlandschen handel te belemme
ren, de scheepvaart te fnuiken. Reeds in
1608 had van Waerwyck, de leider van de
eerste Compagnie-vloot, te strijden tegen
een Portugeesche vloot voor Djohor,
welke werd verslagen. Ook de Engel
schen, dlo reeds in 1600 een Oost-Indische
Compagnie waren geduohte vijanden van
oiwen handel en scheepvaart in de Indi
sche wateren.
In 1609 was, dank zij de bemiddeling
van Frankrijk en Engeland, het twaalf
jarig bestand gesloten. De wapenen ble
ven in Europa op het land rusten, maar
de Spanjaarden hadden in het Bestand
bewilligd, voornamelijk met het doel om
zich met onverdeelde krachten te kunnen
werpen op de bezittingen der V. O. O. En
nu kwam het er op aan om die bezittingen
te behouden en te verdedigen, ook tegen
over de Engelschen, die zoo mogelijk de
Hollanders trachtten tegen te werken,
eerst in do Molukken en later op Java.
Tot de krachtigste mannen, die het opna
men voor Holland en voor ons bezit In In
dië behoorde Jan Pieterszoon Coen, de
gene, van wieri naar waarlK;.-1 kan wor
den getuigd, di t hij de gro. Jgger was
van ons gezag in Indië.
Jan Pieterszoon Coen werd 8 Januari
1587 te Hoorn geboren. In 1601, dus op
veertienjarigen leeftijd ging hij naar hot
Vlaamsohe handelskantoor vnn Justus
Pescatore te Rome, om daar den handel
te leeren. Hij bleef daar tot 1607. Behalve
„coopmanschap ende boeckhouden", leer
de hij daar latijn, Italiaansch, Fransch,
Engelsch, Portugeesch en Spaansch.
In het zelfde jaar, toen hij twintig jaar
oud was, ging hij als onderkoopman, in
dienst van de V.O.O., naar Indië. Hij bleef
daar drie jaar, keerde in 1610 naar Neder
land terug. Twee jaar daarna vertrok hij
naar Indië, nu als grootkoopman en als
commandant van twee schepen. In Octoher
een zak gebonden, en in het water ge>
worpen. Het eerste bevel werd uitge
voerd, de vrouw werd begenadigd op aan
dringen van geestelijken, doch moest een
zware geeseling ondergaan.
Zooals we hierboven reeds memoreer
den, hadden de Hollanders een fort te
Jacatra gebouwd, wat tot gevolg had,
dat ook de Engelschen hun kantoor tegen
over het fort der Hollanders gelegen, gin
gen versterken. De Engelschen heulende
met de Bantammere, vermeesterden een
compagnieschip, „De Zwarte Leeuw",
waarop Coen dadelijke teruggave elschte.
Toen dit werd geweigerd, liet Coen een
aanval doen uit het fort, de versterkte
loge der Engelschen werd genomen en
verbrand! en de oorlog tusschen Engel
schen en Hollanders was begonnen.
Een aanval op ons fort door de Jacatra-
nen, opgestookt door de Engelschen, werd
afgeslagen, doch Coen zag in, dat hij ver
sterking moest hebben. Hij had slechts de
beschikking over zeven schepen. Hij lever
de slag tegen de Engelschen en trok toen
naar de Molukken om versterking te
halen, het bevel over het fort overlatende
aan Pieter van den Broecke, hem gelas
tende het fort tot het uiterste te verdedi
gen. Tijdèns de reis van Coen naar de
Molukken werd het fort belegerd door de
Engelschen. Bijna stond men op het punt
het fort over te geven, doch toen kwam
Ooen. De belegeraars werden op de vlucht
gedreven en Jacatra verwoest, omdat daar
ln 1618 Nederlanders waren vermoord.
Dat was 80 Mei 1619.
De nieuwe stad op do puinhopen van
Jacatra gesticht, werd Batavia genoemd.
Coen had eerst pogingen gedaan om de
stad Nieuw Hoorn te noemen, naar zijn
geboorteplaats, doch daarvan wilden de
heeren van de Compagnie niets weten.
Voor Coen.naar Nederland terugkeer
de dempte hij den opstand op Banda. In
1621 had de bevolking van Banda, on
danks de contracten met de Compagnie
aan de Engelschen produ tn geleverd en
dat moest, zoo meende Coeistreng wor
den gestraft.
De wijze, waarop Coen op Banda heeft
huls gehouden, wordt door alle geschied
schrijvers afgekeurd. Deels werden de be
woners gedood, deels naar andere deelen
waarvan hij de stichter was.
x) De Jonge Opkomst van het Neder-
landsch gezag.
Dezelfde.
Velius Chronyk van Hoorn.
Ingezonden.
Geachte Redactie,
Het Raadsoverzlcht, voorkomende in
uw blad van Zaterdag 14 September 1929,
heb ik gelezen. Terecht wordt daarin gb
zegd dat de Cursus in Oude talen een
monstrum is geworden. Dat voor deze
mislukte instelling, voor vijf leerlingen
(thans zeven) het ongehoorde bedrag van
1143.44 geofferd moet worden, heeft ze
ker wel bijgedragen tot de vele en lang
durige discussiën der raadsleden, die ten
slotte besloten om dezen cursus dan nog
voor een jaar te bestendigen, in de hoop,
dat dit zijne Excellentie den Minister
zoude kunnen bewegen om alhier in Den
Helder een Rükslyceum te doen plaatsen.
Dat deze illusie dan ook maar voor een
jaar moge zijn.
Dat het voorstel aanvulling voorschot
van 7100.aan de woningstichting, voor
de 48 woningen, waarvoor reeds 118.000
was gevoteerd, ernstige discussiën veroor
zaakte, de gemoederen warm liepen en de
critiek daarop uitgevoord, naarmate de
beantwoording van den wethouder, den
heer Bok, die zeer scheef bleek te zijn,
al heviger werd, zelfs zoo, dat de heer-
Van Dam ten slotte te kennen gaf, dat het
College hem klare koffie moest schenken
(dus geen dik of....), was toch ook ze
ker wel gegrond. Immers hierop werd de
vergadering tijdelijk geschorst, opdat de
wethouder van financiën, de heer De
Zwart, tijd en gelegenheid kreeg een zui
vere berekening te maken, die hij na her
opening der vergadering den Raad mede
deelde. Hierna werd het voorstel eerst
aangenomen, onder beding, dat de kosten
van de nog in die woningen aan te bren
gen kasten in het bedrag zijn opgenomen.
Zoodat er geen narekening moge komen.
Dat de meerderheid van den Raad nu
eindelijk eens waakzaam is geworden kan
door het feit zijn, dat de efsl 'Aing van de
JAN OLIESLAGERS.
Jari Olieslagers, de luchtduivel, de eerste,
die (in 1910) ons Nederlanders heeft doen
kennismaken met het vliegtuig 1
Dat is alweer bijna 20 jaren geleden 1
Waar blijft de tijdI Hoe herinneren we
ons nog de spanning, waarmede het
duizendkoppige publiek het oogenblik van
opstijgen tegemoet zagl En wie kan de
sensatie beschrijven, toen de »Blériot«,
het vliegtuig van Olieslagers, van den
grond los kwam en dat wonderlijke kleine
toestel boven onze hoofden cirkelde I Het
publiek was opgetogen en bracht den
luchtheld bij zijn terugkeer op den be-
ganen grond een geweldige ovatie I En
zoo is het door geheel Nederland gegaan.
Waar hij kwam, veroverde onze »Jan«
stormenderhand de harten.
Toen brak de wereldoorlog uit en Olie
slagers was de eerste, die zich als vrij
williger aanbood. Zijn eigen twee machi
nes, alsmede zijn reserve-materiaal, stelde
hij ter beschikking van het Belgische
Legerbestuur.
En toen heeft hij op bewonderenswaar
dige wijze blijk gegeven van zijn koel
bloedigheid en onverschrokkenheid »De
Duivel*, zoo had hij zijn machine gedoopt,
was gevreesd bij de vijanden. Door uiterst
gevaarlijke verkenningen boven de vijan
delijke linies, heeft hij menigen voorge
nomen aanval kunnen rapporteeren, ten
gevolge waarvan de verbonden legors, op
de komst van den vijand voorbereid, in
staat werden gesteld hem behoorlijk het
hoofd te bieden. Niet alleen de Belgisohe
Koning, maar de Hoofden van bijna alle
landen, waarmede België toen verbonden
was, hebben, door het verleenen van eene
onderscheiding, blijk gegeven van hun
heden uw naamkaartje of een briefkaart,
en vermeldt onder uw naam „'(oud-gemobi
liseerde 1914—1918" en abonné of lezer
van.... enz.) als betuiging van Instem
ming, dat uw lijdende oud-kameraden en
de weduwen, enz., spoedig, naar staat en
toestand, een „behoorlijk" Rijkspensioen
mocht worden verleend. Ook niet oud-
gemobiliseerden in den lande, zullen dit
gaarne willen doen! Nog wil ik andere bla
den beleefd verzoeken, deze oproep te wil
len overnemen. Voor een of ander grooten
dank, verblijf met vriendelijke groeten en
hoogachting, Uw dw.,
OTTO WALSEMANN,
Leider der Nederlandsche Mobili
satie-Invaliden en Nabestaan-
Kring, Bureau Goedestraat G 14 te
Utrecht
KERSTFEEST OP ZEE.
Mogen wij evenals andere jaren
weer rekenen op de hulp van velen, die
iets zenden willen voor de Kerstkisten der
Ned. zeeschepen, welke in Nov. en Dec.
vertrekken van Amsterdam, Rotterdam,
Zaandam, Schiedam en Vlaardingen en
vóór Kerstfeest niet thuis kunnen zijn?
Behalve allerlei handwerken als kussens,
dassen, lampekapjes, kooigordijntjes, wan
ten, enz., vallen mooie Holl. leesboeken,
versnaperingen, spelen, pijpen en tabak
zeer in den smaak. Wilt ge ons uw pakje
liefst vóór 1 Nov. zenden? Tot Kerstmis
toe echter ia alles nog welkom. Nadere
inlichtingen verschaffen we met het
grootste genoegen.
Mevr. F. J. Jongman—v. d. Stroom,
p. a. Waterschoutskantoor
v Nieuwe Vaart 2, Amsterdam.
Jonkvr. Mirmie Ortt,
Tehuis voor Zeelieden,
Veerhaven 17, Rotterdam.
VOOR DEN POLITIERECHTER.
Zitting van Maandag li Sopt.
Buurman beleedtgd.
De 68-jarige kleermaker T. Lenghoua
te Zijpe la onlangs gTovelljk beleedigd
door zjjn buurvrouw Anthonia B., huls-
i v- - u vrouw A., die hem openlijk qualiflceerde
erkentelijkheid voor de door Olieslagers als een .gemeene man. Het schijnt dat de
aan de zaak der Geallieerden bewezen familie A. veel last aan de buren bezorgt
en de 3uffrouw dikwerf met de nabij-
Men leze er zijn staat van dienst maar urenenden overhoop ligt op grond van
eens op na! haar zenuwachtig gestel.
Nu zal men zich afvragen, wat de oor
zaak is, dat ik in dit blad de daden van
dezen luchtheld in herinnering breng.
Die oorzaak is gelegen in het feit, dat
Jan Olieslagers binnenkort (eind dezer
maand, begin Ootober) zijn twintigjarig
vliegeniersjubileum viert. Heel België
maakt zich op om zijn natlonalen held te
huldigen I
Mij dunkt, ondor de Nederlanders, die
bijna twintig jaren geleden vol bewonde
ring de verrichtingen van den populairen
Vlaming gadesloegen, zullen er velon zijn,
die van hun bqlnngstolling bij dit jubileum
willen doen blijken en willen getuigen,
dat men ln Nederland «Jan* nog niet
vergeten is en gaarne de golegenheld
aangrijpt om hom to huldigen.
Ik zie reeds menige lezeres en lezer
toestemmend knikken en hun verzoek ik,
loor het zendon van een naamkaartje aan
mijn adres, van hun instemming te willen
doen blijken.
WIJ zullen dan zoo spoedig mogeliik
do noodige maatregelen nemen om tot de
vorming van een nationaal oomité te ge-
Eisch 20 boete of 20 dagen. Vonnis
IS boete of 10 dagen.
Mishandeling. Niemand present
Do niet verschenen verdachte Jacob 3e
W. beert op 10 Juli dien eveneens niet
aanwezigen getuige G. Mooy, wonende te
zijpe op het hoofd geslagen, ter uit den
wegruiming eener bestaand kwestie.
J,(,tfon den niet versohenen gobulge wordt
gevraagd acte wegens niet verschijning.
iMsoh 20 boete of 20 dagen. Vonnis 20
boete of 26 dagen.
Boloedlglng van een ambtenaar.
!Dit feit heeft op 81 Mei te Den Helder
gepleegd de niet verschenen verdachte
yornelis D. Verdachte was even te voren
door den beleedigden agent Thlesen be
keurd wegens overtreding van een polltle-
vërordening. Hij werd veroordeeld tot
7 20 boete of 20 dagen.
Gem.-begrooting 1928, alweer een na
deelig saldo van 112.472.94 te zien geeft,
en wel op den Gewonen Dienst 32.215.08
en op den Kapitaal-dienst 80.257.86
112.472.94, hetgeen de Ra*d in de verga
dering van 10 Sept. jJ. heeft geslikt.
i—I ZZt co
tA
03
cc co ca
CO I.
iH CO
00 o
vH OO
CO
Sa I
I.
•3
a
o
M
P
p
M o
PQ
ca
oo I,
ca
Tt< (M
4) O
M O
V
tS
.T-»
a
cs
te
<9
Ik had een Oorlogsbroeder,
Ik heb hem nu niet meer,
Hij in den strijd gebleven,
Hij liet voor 't land z'n levea,
Ik minde hem zoo teer,
lk minde hem zoo teer.
inn Tror» Timinm Ti'nrvnnnn urne vnnu iurp.._
(o)