f
/jJ y
GRUNWALD. KEIZERSTRAAT 118, DEN HELDER
GRUNWALD. KEIZERSTRAAT 116. DEN HEIDER
DE MARINE-MANOEUVRES.
Beste adres v. Ratiné Kinderjasjes
in alle maten, gevoerd, v. af f 4.50
Het is frisch boven en ik prijs de goede
zorgen van den Commandant voor mijn
„tenue". Prachtig kleurt de lucht in het
oosten. Welk een schitterend vrij uitzicht!
Vet Ma genot in den vroegen morgen
•44 ie ma te rie» opgas*. Toost daveren
EKSPOZICIO.
Prachtkeus In WINTERJASSEN
Ziet onze étalage
Donderdag 26 September.
Nu komen «O toren 4e
■10torboot door het Heldersche kanaal;
naar dat men zich in levensgevaar be
geeft, als men een tocht met een vliegtuig
maakt, is dwaasheid. Anders wordt dat als
men nachtelijke tocht maakt. Des nachts
toch heeft men weinig orienteering, weet
men niet te bepalen of men dertig, twin
tig of tien meter van den grond is, ziet
men op lage hoogte vliegend geen boer
derijen op zijn weg, onderscheidt men, bij
niet al te helder weer, geen slooten, kan
men geen verhoogingen op het land waar
nemen en zijn er tal van dingen, die
overdag geen gevaar opleveren, doch die
in de duisternis het grootste gevaar kun
nen worden voor een vlotte landing.
Toen wij Dinsdag na den tocht met de
„Kortenaer" naar de manoeuvres, de uit-
noodiging op kantoor vonden, om des
avonds om acht uur de nachtelijke ma
noeuvres op het vliegkamp „De Kooy"
mee te maken, peddelden we om tegen
achten, langs den Rijksstraatweg naar het
vliegkamp. Het was ideaal vliegweer, al
thans volgens ons, later bleek daar wel
iets aan te ontbreken. De hemel was be
zaaid met flonkerende sterrenlichten,
waarbij de groote beer al bizonder helder
schitterde. Er was zoo goed als geen wind,
wat kon men dus meer verlangen. In de
nachtduisternis was van ver het vlieg
kamp al zichbaar door een aantal roode
lichtjes, die van de gebouwen gloeiden.
Op het kamp zelf was er bedrijvigheid.
De vliegers liepen in hun leeren pakken,
met den vliegkap op, voor de hangars. De
commandant, overste Remeynse onder
hield zich met eenige burgers, die ook als
gasten deze manoeuvres zouden meema
ken. Het personeel van het vliegkamp
was aanwezig en eenige matrozen ston
den bij den grooten vogel, waarmee de
vluchten zouden worden gehouden, de
Fokkerjager D. 81. Het midden van het
veld baadde in een zee van licht, door een
viertal sterke zoeklichtlampen, op de hoe
ken van het veld geplaatst, uitgezonden.
De verlichting van het veld heeft plaats
volgens het systeem Braam van Vloten.
Uitgevoerd zouden worden een viertal
landingen, waarvan drie op het hel ver
lichte veld en een op een donker veld,
waarbij dus de zoeklichten niet zouden
branden, doch waarbij aan het vlieg
tuig een verlichting zou worden aan
gebracht, de zoogenaamde wing-tip
flairs, een vleugelverlichting. Dit laatste
staaltje van vliegkunst zou worden ver
toond door den bekenden officier-vlieger,
den chef-piloot Eikerbout. Het zou dus de
zen avond niet ontbreken aan sensatie, al
begrijpt men direct dat het geen sensatio-
neele vertooning werd. Het is toch nood
zakelijk voor onze militaire vliegers, dat
ze het landen bij nacht kennen en daar
voor worden deze oefeningen, die regel
matig plaats hebben, gehouden. Onder
alle mogelijke omstandigheden moeten
onze vliegers hun toestel weten te be-
heerschen en veilig op den grond weten
te brengen. Voor ons ontbrak echter het
sensationeele bij deze manoeuvres niet.
Als eerste piloot ging naar boven de
officier-vlieger v. Midden. De motor van
het vliegtuig, dat wij nauwelijks konden
onderscheiden, door de duisternis, begon
te ronken, het vliegtuig werd gedraaid
en taxiede naar het einde van het veld,
om tegen wind in op te stijgen. Het kwam
tamelijk snel van den grond en verdween
over de hangars in den nacht. Wij kon
den het onmogelijk volgen, waren het
ieder oogenblik weer kwijt. Wel hoorden
we lang het donkere brommen van den
motor, tot ook dit verstomde.
Met de mogelijkheid van ongelukken
was rekening gehouden. Een ziekenauto
stond met werkenden motor gereed, een
andere auto, met materiaal voor even-
tueele brandblussching was ook op het
veld aanwezig; daartegenover waren zoo
veel mogelijk voorzorgsmaatregelen ge
nomen, om een ongeluk te voorkomen.
Behalve de zoeklichten die brandden, wa
ren nog een drietal reserve-zoeklichten
aanwezig, om bij eventueele storing dienst
te doen en mocht er soms plotseling mist
opkomen, waardoor het landingsterrein
aan het gezicht van den vlieger zou wor
den onttrokken, en hij in het geheel geen
medegedeelde mislukte poging van de tor
pedojagers om het zeegat van Texel door
te slippen en van de actie bij het Storte-
melk, waren oorzaak, dat het den vorigen
avond besproken plan van verkenning om
de Noord doorging.
Nog gauw even ontbijten en dan is het
tijd om te vertrekken. Een vliegkapje, wol
len das en vliegjekker is al spoedig voor
mij opgezocht en behoorlijk ingepakt
klimmen wjj enkele oogenblikken later in
de W 70.
Als de motoren aangezet worden gloort
het even aan de Oosterkim; het wordt tijd,
wij moeten weg. Reeds taxlet het eerste
vliegtuig naar de geul, een kort oogenblik
nog en het is los. Dan volgen wij. De mo
toren daveren dat het een aard heeft. In
den schemer is nog te zien, dat de uitlaat
pijp roodgloeiend staat; de vlam van de
uitlaatgassen is goed zichtbaar. Even cir
kelen wij boven het Marsdiep tot No. f
zich bij ons gevoegd heeft en dan gaat
het om de Zuidpunt van Texel heen naar
het Noorden. Even een kijkje op Den Hel
der. Het doet eerst even vreemd aan. Is
dat Den Helder wel? Door het water
eenerzijds em den zwaren nevel op het
land anderzijds lijkt het een eiland, doch
bekende punten brengen je toch de over
tuiging bij, dat het Den Helder wel is.
oriënteeringspunten meer zou hebben,
dan konden vuurpijlen, op het terrein op
gesteld, dienst doen als plaatsbepalers,
terwijl tenslotte boven op de hangars nog
seinlampen waren aangebracht
Wij hooren het vliegtuig weer naderen
en spoedig daarna danst het over het veld
en taxiet weer tot voor de hangars. De
landing is geslaagd, de vlieger behou
den beneden. Dan stapt officier-vlieger
Adriaans in de kist en is even vlug van
den grond als zijn voorganger. Hy cirkeii
in wijde bogen over het vliegveld, waarby
de twee lichtjes van zijn snelheidsmeters,
als luciferkoppen gloeiden, ,,'t Lijkt wel
een dwaallichtje," zegt een van de vlie
gers, terwijl ook de anderen met hun
oogen de duisternis doorboren, om het
vliegtuig te volgen. Ondertusschen wordt
er gelachen en worden er kwinkslagen
verteld. Het vliegtuig verdwijnt uit het
gezichtsveld, nog maar flauw is het brom
men van den motor te hooren, daarna valt
de stilte.
Weer klinkt het vertrouwde geluid en
weer wordt het vliegtuig ontdekt, door
een scherpziend oog, de motor wordt af
gezet, de vogel komt aansuizen en staat
kort daarna weer voor den hangar. De
tweede landing is geslaagd. Vlieger
Adriaans maakt plaats voor serg.-konsta-
bel Remmerswaal. De motor wordt weer
aangezet mijn verslag wordt eentonig
het vliegtuig taxiet naar het einde van
het veld, keert en stijgt op tegen wind.
Remmerswaal vliegt vlak over de han
gars en verdwijnt in de richting van de
Zuiderzee; wij praten verder, de vliegers
vertellen over geslaagde en minder ge
slaagde landingen, doch weten altijd het
komisch element op den voorgrond te
plaatsen. Als de motor zich weer laat hoo
ren wordt de donkere hemel wederom
door tal van oogenparen afgezocht, tot
men het vliegtuig te pakken heeft. Weer
wordt de motor afgezet, dan een slag als
of van ver een moker op een aanbeeld
geslagen wordt en daarna stilte, ook on
der ons.
„Het toestel ligt over den kop," roept
luit. Eikerbout en gelijktijdig hollen we
over het veld. Nog hooren we het bevel
om met spoed met de ziekenauto naar de
plaats van het onheil te rijden en bijna
op hetzelfde oogenblik snort deze ons
voorbij, gevolgd door de auto met blusch-
en ander materiaal. Wij draven het veld
over, dat een lengte heeft van 1200 meter.
Wat is er gebeurd, zoo vragen we ons
angstig af. Is de bestuurder dood of mis
schien ernstig verminkt. Halverwege
komt de ziekenauto ons alweer tegen, wij
hollen door en komen na vijf minuten
hijgend, bij het op zijn kop liggend vlieg
tuig, aan. Het landingsgestel is vernield,
de propeller gebroken, de vleugels ver-
toonen scheuren, doch de bestuurder is er
gelukkig, en wonder boven wonder, zon
der ongelukken afgekomen.
Overste Remeynse, verheugd over den
goeden afloop, laat alle overtollige man
schappen inrukken en laat den boel in ge
reedheid brengen, om het beschadigde
vliegtuig zoo spoedig mogelijk in den
hangar op te bergen.
Waarschijnlijk is dit ongeluk te wijten
aan den zwakken wind, waardoor het toe
stel te snel daalde en tegen 't dijkje vloog,
dat zich voor de sloot bevindt, die het vlieg
veld omringt. Een kwartier na het onge
luk is er al een auto onderweg om het toe
stel te bergen. De manoeuvres zijn hier
door aan een ontijdig einde gekomen en
de landing in het donker, van officier
vlieger Eikerbout, zullen we niet meer
meemaken. Misschien later, als ons weer
zoo'n vriendelijke uitnoodiging wordt ge
zonden.
Men schrijft ons:
Volgens een advertentie In dïfi blad,
loudt de Heldersche Esperantistengroep
ook dit jaar weer een wintercursus. Zon
dag 29 en Maandag 30 Sept. a.s. (zie ad
vertentie) wordt een tentoonstelling ge
houden, waar men zich kan overtuigen
van het nut, dat deze taal biedt. Een uit
gebreide collectie boeken, brochures en
tijdschriften kunt u daar op uw gemak
iekijken, en de aanwezige Esperantisten
zullen gaarne alle gewenschte inlich
tingen geven.
Wij mogen aannemen, dat er thans wei
nig ontwikkelde menschen meer zijn, die
niet weten wat Esperanto is. In den be
trekkelijk korten tijd van het bestaan
dezer internationale hulptaal heeft zij
Idoor haar eenvoud, welluidendheid, buig-
I zaamheid en volkomen internationale
grondslagen de eenlg juiste oplossing ge
geven van het probleem der internatio
nale taal, en daardoor alleen kon zij op
een verrassende wijze doordringen, zoo
dat thans de vijfpuntige groene ster in
alle uithoeken der wereld wordt gezien.
Esperanto wordt hulptaal genoemd, om
dat het niet wil zijn wat sommigen nog
schijnen te denken een universeele
taal, d.i. een officieele algemeene taal ter
vervanging van alle nationale talen, doch
niet meer dan een naast de nationale ta
len staand middel tot onderling verkeer.
Het bedoelt juist de nationale talen te
respecteeren.
In onzen tijd, waarin het toerisme hoog
tij viert als nooit te voren en internatio
nale relatiën zich zeer belangrijk ver
meerderen, is een pleidooi voor een alge
meen middel voor wederzijdsche gedach-
tenwisseling welhaast overbodig. Want
nauwelijks is men over de grenzen, of de
moeilijkheden hoopen zich op, immers
jarenlange studie is noodig om in de taal
van het andere land zoover door te drin
gen, dat begrippen, die iets boven het
alledaagsche gaan, aan den ander kun
nen worden duidelijk gemaakt. Dit wordt
geheel ondervangen door Esperanto. In
een betrekkelijk korten tijd, zeer belang
rijk minder dan die voor het aanleeren
van eenige andere taal noodig is, kan
ieder zich door Esperanto verstaanbaar
maken en anderen verstaan.
Nadat ten tweede male de poging van
de Roode partij, om een der toegangen
van de Zuiderzee te foroeeren, was mis
lukt, is een periode van betrekkelijke
rust ingetreden, tot het tijdstip waarop
Rood de door haar geleden verliezen we
der had aangevuld. Het was voor de
Blauwe partij te voorzien, dat Rood dit
zoo spoedig mogelyk zou doen, teneinde
eventueele nieuwe plannen, nog begun
stigd door het nachtelijk duister, te kun
nen ondernemen.
De door de Blauwe watervliegtuigen
uitgevoerde avondverkenning leverde
geen mededeelingen voor den leider van
hun party op, doch ten pijn. 10 u. E.W.
werd door de Blauwe onderzeeboot O 10
gerapporteerd, dat zij het vijandelijk
pantserschip „Heemskerck", begeleid en
beschermd door mijnenvegers en torpedo-
booten verkend bad, koersende in de
richting van het Stortemelk. Blijkbaar
wilde de commandant van de Roode partij
nu. een poging in het werk stellen otm
<met zijn geheele macht dit zeegat bij
nacht te foroeeren, nadat hem dn over
dag niet had mogen gelukken. Nog voor
dat de Roode scheepsmacht evenwel de
ingang van het Stortemelk had bereikt,
viel het pantserschip „Heeomskerok" ten
prooi aan een der Blauwe onderzeeboo
ten, die het schip in een goed opgezetten
aanval te ongeveer 12 u. 45 H.W. door
een torpedoschot wist te treffen. Wel is
waar was deze treffer ditmaal niet doo-
delijk, doch het pantsersohip maakte
zooveel water, dat het de plannen yan het
foroeeren verder moest opgeven. De
meerdere diepgang en de slagzij welke
het gekregen had, maakte het voor het
schip onmogelijk, om de ondiepe drem
pels, welke toegang verleenen tot de VLie-
reede te passeeren. Een poging om de
torpedobooten afzonderlijk een raid op
dit zeegat te doen odernemen, werd door
Rood niet verder gedaan, zoodat de nacht
verder rustig verliep, totdat er bij de
Blauwe partij langs verschillende wegen
geruchten inkwamen, die, met elkaar in
verband gebracht, er op wezen, dat het
gehavende Roode pantsersohip, vergie»-
zeld van de overige Roode strijdkrachten,
met langzame vaart in Z.Westelijke koer®
opstoonide.
(De Blauwe partijleider trok hieruit de
conclusie, dat Rood op weg was, om de
toegangen van het Texelschezeegat te
foroeeren, aangezien de diepte hiervan
zoodanig is, dat het voor de gehavende
„Heemskerck" mogelijk is, niettegen
staande zyn grooteren diepgang, aldaar
binnen te loopen, otf dat getracht werd
het gehavende schip naar een eigen vei
lige haven te brengen.
Teneinde deze eventueele pogingen te
verijdelen, dirigeerde de Blauwe partij
leider al zjjn beschikbare onderzeebooten
naar buitengaats, alwaar zij in een linie
den vijand opwachtten. Lang duurde dit
niet, of de vijandelijke scheepsmacht,
kwam in het zicht, het pantsersohip niet
alleen beschermd tegen onderzeebootaan-
vallen door de omringende mijnenvegers
en torpedobooten, doch ook voorafgegaan
door Roode watervliegtuigen, die hoog
van uit de lucht den zeespiegel afzochten,
teneinde sporen of periscopen van Blau
we onderzeebooten te ontdekken. Het
heeft evenwel alles niet mogen baten,
aangezien Hr. Ms. O 9 door een goed ge
slaagden aanval Hr. Ms. „Heemskerok"
tot zinken bracht.
De Algemeen Leider, Vice-Admlraal
L. J. Quant, heeft daarop de order uit
gevaardigd, dat de manoeuvres geëindigd
waren. Op de thuisreis naar den Helder
o f V; ja CM g
I •*.4% t Tjftll «I
wij langs de kust. Ik kijk eens naar onzen
Duurman, nu eens is hij hooger, dan weer
ager dan wij. Danst hij alleen op en neer
of doen wij dat ook? Ik weet het niet, maar
bemerken doe ik er niets van. Op het
water is, zoover wil zien kunnen, niets te
bespeuren. Scheepvaart is hier nog niet,
iet vaarwater ligt een heel eind uit de
kust. Daar is het Eierlandsche gat al en
de vlakte van den Vliehors. Verder gaat
het. Bij mijzelf maak ik de opmerking,
dat ik aan het gedaver van den motor al
aardig gewend ben.
Dan komen wij op meer bevaren terrein.
Wat kruipen die stoomers door het water.
Rechts van ons zien wij het Stortemelk.
„Mijn" piloot wijst even iets aan. En ja,
daar zie ik twee mijnenvegers van Rood
zeewaarts gaan. Blijkbaar hebben zjj ge
tracht in het Stortemelk de mijnen op tt
ruimen en zijn zij nu weer op weg nnar
de „Heemskerck". Direct wordt bericht
hiervan gegeven aan „De Mok".
Wij laten de mijnenvegers gaan; straks
zullen wij ze wel weer terug vinden. Wat
s die Brandarls, de groote vuurtoren vnn
Terschelling, maar kleintjes. Zoo uit de
ïoogte.... Nog steeds gaan wij voort
langs de kust. Af en toe wordt even zee
waarts afgedraaid, maar het zijn alle
vreedzame koopvaarders die wij ver
kennen.
Het derde vliegtuig komt naar ons toe;
spoedig zullen wij dus van koers veran
deren en zeewaarts vliegen. Daar gaan we
al en al heel gauw is geen land meer te
jekennen en zien wij slechts het rimpe-
end watervlak om ons heen, zoover wij
zien kunnen.
route. Tien, twintig koopvaarders waren
onder ons, deels om de Noord, deels om
de Zuid koersende. Wij moeten hier wel
in de buurt van het lichtschip Terschellin-
gerbank zijn. Weer een wenk van den
piloot. En ja, daar vaart in zigzagkoers
een weinig opvallend schip. De veronder
stelling is dus uitgekomen, „de Heems
kerck" zat om de Noord. In de verte nade
ren ook de beide reeds eerder verkende
mijnvegers, op weg naar hun beschermer.
De waarnemer in het vliegtuig van den
leider van den tocht heeft het druk. De
plaats van de „Heemskerck" moet bepaald
en geseind worden aan het vliegkamp „De
Mok", van waar het doorgegeven wordt
aan den Commandant van de Blauwe
partij, die in het Direotiegebouw zijn zetel
heeft. Wel tracht de „Heemskerck" met
zijn fluitvonken te storen, maar de over
brenging van het bericht gelukt toch,
j Eenige malen cirkelen wij rond het
lichtschip. Kris en kras varen de stoo
mers door elkaar heen, groot en klein, van
allerlei kleur en vorm. Scherp teekent hun
weg zich af. Een merkwaardig en schitte
rend gezicht op een zonnigen morgen als
dezen; een schouwspel om uren van te ge
nieten.
Doch de tijd gaat zijn gang en dus moe
ten wij weder Zuidwaarts, terug naar „De
Mok". De nevels zijn opgetrokken; Ter
schelling, Vlieland en Texel zijn duidelijk
te overzien. Bij de Zuidelijke helft van
Vlieland boffen wij: een jager en twee
mijnvegers van Rood worden door ons
verkend. Veel te gauw naar mijn zin heb
ben wij Texel weer bereikt De bekende
punten volgen elkander met groote snel
heid op; 4e Ilerlandaehe toren, 4e Muy,
het Slufter, de Koog.
Prachtig ligt het eiland ln de stralende
ochtendzon. Even maakt de motor een
vreemd geluid; de benzine uit de hoofd
tank is op. Wij hebben echter nog de
reservetank en spoediger dan ik het u ver
tellen kan davert hij weer dat het een aard
heeft.
Een oogenblik later zitten wij alweer
boven de Hors, Onrust volgt.... dan zie
ik de eerste van onze drie vliegtuigen met
een sierlijken zwaai al dalend naar „De
Mok draaien, dan volgen wij weder. Rus
tig, zonder schok bijna, komen de drijvers
op het water en taxiën wij naar de aanleg
plaats. Goed 8 uur zijn wij in de lucht ge
weest, de benzine-tank is leeg en in de
reserve-tank is niet veel meer over.
i J9 P1? weer °P^en vasten wal be
vind, lijkt het onbegrijpelijk, dat wij in
een d gelijken afstand
hebben afgelegd en geniet je nog volop
vaP H66" d®ze wondermooie morgen
geboden heeft. En ik voel ten volle de ge
rechtvaardigdheid van de vraag van den
Commandant: „Begrijpt u nu hoe men
w««0ufvast voo\ vliegen wordt?"
Waarlijk, een veel korter tochtje met zoo'n
watervliegtuig en met zoo'n morgen zou je
tot den verwoedsten propagandist voor
het vliegen maken.
Het zijn reeds oude beestjes, deze WA,,
vliegtuigen van de Marine; 10 jaar al loo
pen ztj mede. Maar zij zijn nog in orde en
doen hun werk nog goed. Maar ook in het
watervliegkamp verlang men naar nieuw
«a modern» Materieel. De WJL'b rij*
goede lesvliegtuigen, maar up-to-date zijn
zij lang niet. Doch de nieuwe zijn in aan
tocht. Over niet al te langen tijd zal de
Marlne-vliegdienst beschikken over de
nieuwe Fokker-modellen C VII en O VIII,
resp. met 2 en 8 plaatsen. Dat zal vrpugde
geven ln het kamp. Ik wil hiermede niet
zeggen dat thans in minder prettige stem
ming of met minder enthousiasme gewerkt
wordt op „De Mok". Dat is geenszins het
geval. Maar het is toch altijd prettiger te
werken met nieuw, aan de eischen van
den tijd voldoend materiaal, dan met het
oude, dat feitelijk reeds lang zijn tijd ge
had heeft. De Marine zelf la daar het beste
voorbeeld van.
Bij de Marine behooren nu eenmaal ook
watervliegtuigen. Natuurlijk, een land-
vliegtuig kan ook een verkenningstocht
langs de kust maken. Maar boven zee, en
een behoorlijk stuk uit dén wal? Als dan
eens Iets gebeurt, al ls het maar een klei
nigheid, die spoedig verholpen kan wor
den? Het watervliegtuig kan dan op het
water dalen en mogelijk kan men dan zelf
net gebrek verhelpen. De groote Dornier-
booten zullen zelfs zoo werken, dat zij op
het water rusten en nu en dan ter verken
ning opstijgen, waardoor zij veel langer
op post kunnen blijven. Voor verkenning
in de nabijheid van de kust hebben de
snellere en gemakkelijker manoeuvreeren-
de landvliegtulg wellloht veel voor. Maar
als het verder boven zee moet.... dan ga
ik toch maar liever met een watervliegtuig.
Ik ben maar een leek, maar het lijkt mij
toch, dat het gevoel van veiligheid zijn in
vloed doet gelden bij vlieger en waar
nemer.