Natuur en Techniek I VOOR DE VROUWEN. steentjes in de beken en daalt een welda dige verfrlssching uit de lucht. De reuk der wouden gaat zoover mogelijk met den ontvankelijken bezoeker mee, spelend met alle verkeerde meening en dwingend tot een goeden indruk. Statige palmen, wui vende bananen-boomen, glinsterende ca- caorheesters en heerlijke koffie-bosschen begeleiden den haastenden globetrotter tot de uiterste grens.... Totdat de korte, indrukwekkende land reis achter hèm ligt af geknoopt in de tweede havenstad van Venezuela: Puer- to Cabello „Haarhaven", aldus ge noemd, omdat men er volgens oude opvat ting 'n schip kon vastleggen aan een men- schenbaar vanwege de voortdurend kalme zeel Vaak heeft ook hier de wind der revo lutie gewaaid. Nu verschijnt evenwel een werkelijk fraaie stad van tropisch karak ter, met goede perken, rechté straten en behoorlijke winkels heldere gebouwen, ïhonumentale kerken en theaters. Een stad van orde en regelmaat, maar als altijd in deze dreven 'n vat vol tegenstrijdig heids als de rest van het land. Het is een Venezolaansohe nederzetting, waar de Gouverneur voorschrijft wanneer de bewoners der huizen moeten witten en schilderen, maar waar in de herbergen primitieve roulette-tafels lustig draaien zonder verbodl'Eeh stad, waar bij avond- muziek in de parken soms slechts een deel van de muzikanten naar eigen willekeur aan de uitvoering deelneemt maar waar overal in do cafó's reizende jongelieden, met gitaar,, banjo en zonderlinge rythme- instrumenten gratis concerten geven. De ruime Gothlsohe kerken tegen hot vallen vun den avond in een mysterieuze atmosfeer van wijding onder don azuren hemel gekomen loopen allengs vol van vrouwen van een mooi besneden donker type, do zwarte kanten sjaals koket over de git-kleurige lokkon geworpen, mostic zen-figuren uit een menging van Spaanse,h en ludlaanach ras, lonkend met de vurige oogen en wuivend met de waaiers als ras echte Oarmensita's. Muar nergens heviger dan in deze stad zag ik de moderne Ohevrolet-zlekte woe den. Want stel u voor een plantsoen als het Rembrandtplein van Amsterdam met rond het parkhek en voor allo gebouwen tot een ononderbroken schakel de ruw houten automobiel-kratten op honderd meter afstand uit de in de haven liggende Amerlkaansche schepen gelost zoo maar ergens op 'n vrij plekje van hot asphalt gevleid. En daarbij en overheen en in ge kropen do verheugde, nieuw-Hakken eige naars, geholpen door straatjongens, would-be raeclianiclens, laohende vrouwen en ijverige kinderen leder in een drift aan het breken van de planken, het uitpakken van de Ohevrolet-brokken, het in mekuar passen van'de onderdeden tot de glim- méhde wagen er eindelijk stóiU!Om er dan ieder voor zich triumphantelijk mee weg tè scharrelen de resten van de krat achteloos op de plek gelaten als de ver broken cocojf van een pas uitgekomen vlinder. De marine-haven, die tot glimlachen dwingt, de sedert menschenheugenis in reparatie liggende speelgoed-Dread- noughts van Venezuela het kan alles den prettigen indruk niet verduisteren van Pto. Oabello,waar de omgeving van de haven vol is van rizophoren-eilandjes, die er als ruikers groen ronddrijven en waar door den vaderlander de eerste klan ken van het befaamde papiamentseh kun nen worden vernomen. Omdat 1'to. Oabello de dichtst bij Curagao liggende haven is en als zoodanig in vroeger eeuwen vaak een toevluchtsoord voor weggelooopen slaven, dieeenmaal daar geland vrij waren! Het geeft er een nauw' merkbare beko ring aan.... EEN KOFFIEPRAATJE. De oude Arabische legende nopens deze vrucht luidt als volgt: Vele eeuwen ge- lellen weidde eenArabisch schaapherder zijn kudde op- een dor groene heuvelen bjj Mokka (een haven aan die roode Zee, dicht bij de straat van Bab-el-Mandebl); de vrees voor 't versoheurend gedierte der naburige woestijn hield hem waakzaam en daardoor kwam hij tot die opmerking dat sommige van zijn schapen, die zioh bij voorkeur voedden met die glanzige bladeren en bruine gespleten1 boonen van een zekeren struik bijzonder slapeloos en levendig en vlug bleven. Hij zette zijn studie eenige malen voort en gedurig dezelfde uitwerking waarnemende, weekte hij eenige van de boonen in water en be vond dat ze bij hem dezelfde invloed hadden. Langzamerhand werd dit geheim algemeen bekend en de nieuwe drank werd weldra gebruikt onder al de zwarte tonton der zwervende zonen Isrnaëls. Evenals de thee reeds ln 'zwang was bij de Chlneosche kluizenaars, tot het weren van den boozen slaap, zoo werd nu de koffie door de mannen van Arabië en Egypto tot hetzelfde doel gebezigd. Er ontstond zelfs pen tamelijk heote en onaangename tweestrijd in de moskeeën over de kwestie of men do koffie al dan niet te plaatsen had onder sommige door door Mohamed Btrong verboden dranken; te Oalro baarde dit de groote geestelijke heeren niet weinig zorg en kwelling en op zekeren dag na een heftige predikatie der anti-koffie-gezindpn, kwam het tot den deugdelijk gevecht tusschen pro en con tra's, waarbij heel wat slagen vielen en menig hoofddeksel rechts en links vloog, tal van haarbossen werden uitgerukt en schoppen en slagen ontelbaar waren. Haar de fanatieke haters der mokkaboo- nen stierven langzamerhand uit, of wer den gewonnen door het voordeel dat de, vruoht afwierp en het Oosten verklaarde) zich eenstemmig ten gunste van den nieu wen drank. Uit Perzië en Arabië werd de koffie later naar Egypte overgebracht, en in 1611 ook naar Konstaninopol, waar eenige jaren later de eerste koffiehuizen wer den geopend. Lord Bacon, wiens kennis zoo veelzijdig was, dat hij schier voor iedereen een vraagbaak mocht heeten maakte in zijn Sylva Sylvarum van de koffie gewag als ©en Turksche drank, donker van kleur, sterk ruikend, en dat als poeder in kokend water werd geschud. De Turken, zegt hij, gebruiken ze in koffiehuizen, die veel op onze herbergen gelijken. OoK Burton sprak ervan later als van een aangenaam en verfrisschend vocht, tot eindelijk in 1641 een jong Creeolsch edelman, die als student de hoogeschool te Oxford bezocht, den nieuwen Turk- schen drank invoerde onder zijn vrien den en makkers. In 1650 opende een zekere Jacobs, een jood, daar ter stede een kofflewinkel, en een paar jaar later verrees het eerste koffiehuis onder Pasqua Rosas, een Dal- matlër, die natuurlijk heel wat groot st) raak en nonsens uitkraamde ovor de deugdeh en krachten van 41n nieuwe waor, en niet weinig verbeten vijanden kroeg in de wijnkoopors on herbergiers hi de stad. Een etuiver voor den toonbank on twee stuivers voor do kop met inbegrip van nieuwsblad on verlichting ziedaar do eerste prijscourant der koffiehuizen. Iets latei1 dan in Engeland verscheen do nieuwe vrucht ln Frankrijk. Thevenot, die groote reizen in Azië maakte, bracht ze in 1662 mede naur Parijs, waar men aanvankelijk blind bleef voor dit groote voorrecht; en daarbij dó voorstanders van bier on wijn on oudo gebruiken* deden ook hier kun best met allorlei lostorlijko geruchten. BABBELUURTJE OVER MODE. HET LIEDJE VAN DE WEEK. Hoedjes voor den winter. 'Als men keolemaal van niets afwist dan zou mon aan de moderne hoeden wol kun nen bespeur® dat vele dames hun ge kortwiekte haardos weer laten groeien. I rot grootste deel of in leder geval de helft der moderne hoeden hebben n.1. een ver lengden achterkant. Deze diont om dé korte krullen jn den hals van het aan groeiende haar te bedekken. Het goeft een eigenaardig aanzien uan die modellen; zij doen wel een beetje denken aan den „Zuid-wester". Zeker, wanneer van voren de smalle rund opgeslagen is. Het vierde model is er iyel een goed speelmon van. Deze snnmkvdhe ÏÏubtTWd" raff 'De linkerkant van den bol had een groepje gestikte plooitjes, welke aan don rand eindigde- in zeer scherp geperste plooitjes. ]>e ^oorrand was opgeslagen en vastgehouden door een paar kristal rin gen. KLEINE WIJSHEDEN. Een wijs man en een gek elkaar beter dan twee wijzen gekken. verstaan of (twee Wilt gjj dat vrede heersche in uw huis, begin dan met er eerst alle heerschzuJif uit te jagen. Menigeen die de kunsit als melkkoe ge bruikt, zou haar ook slachten, zoo zij niet onsterfelijk ware. Hoe dikwijls gebeurt het in het leven, dat, als we aan ervaring rijker worden, we aan vriendschap verarmen. Toen Pittacus gevraagd werd, welke hij der schoonste vrouw ter wereld! vond, ontwoordd© hij: De vrouw die het langst haar mond kan houden. Wanneer gij een vriend eon dienst hebt bewezen, meent gij dat hij u vergeet. Vol strekt niet. Wacht eens tot hij u weder noodig hoeft en hij zal u niet vergeten zijn. al wel heel erg vrouwelijk. Het origineel was vervaardigd vun breed zwurt band- fluwèel en elk eind weid besloten met een lhs, zoodot cr rondom don hnls als 't wnro een strook van lussen hing. Van voren waren elkaar op 't voorhoofd kruisende kmanl-roode bandfluweolen ingelast. Eén soortgelijk hoodjo was het vijfde modelletje. Maar dit ueeft de bedoeling zoo'n parmantige Jongens-kop" te om sluiten. Dit hoedje laat volstrekt geen ïuimte toe aan het nu weer moderne „knoedeltje", noch wenscht het te verber gen de steeds langer wordende haren. Ook dit modelletje is samengesteld uit lint, maar nu dan vau zwart satjn. Het Is kunstig geschikt en gedrappeerd, totdat het z'n chique vorm verkregen had. Er is absoluut geen garneering op te bespeu ren. Dezelfde lijn om het gezicht heen van no. 5 vertoont het eerste model. De vorm echter is geheel anders. Het is n.1. een ba ret. Hoewel ze oen tamelijk groote middel lijn heeft, maakt ze toch een klein effect, doordat Ze de'ruimte van den linkerkant heelemadl overgetrokken heeft naar don rechterkant, waar deze ruimte door han dig schikken en plooien tot een elegante oorbedekking geworden is. De baret was van donkerbruin fluweel en had alleen een fijne speld op den geplooiden zijkant. Het. derde modelletje Is het allernieuw ste snufje. Zi1 worden met en zonder voiletje gedragen. Zij geven-de draagster een zeer kinderlijk uiterlijk en worden van allerlei materiaal gemaakt: zoowel van bandfluweel als van reepen zijde en Yan vilt. Meestal wordt er één enkele haar lok onderuit gedragen en voor niet héél jonge gezichtjes meer geeft het voiletje nog het voldoende jeugdige waas. Men zorge er echter wel voor er geen gerim peld voorhoofd uit te laten komen, anders werd het inplaats van een baby-kopje een baker-kopje... Het rijke meisje noodig. heeft weinig talent Wie to veel vooruit rekont, moeit dik wijls nog eens rekenen. Er zljn 'menschen, die zioh moeite schij nen te geven oan zioh belachelijk te inar ken; eene moeite, die vrij zeker wordt beloond. Maar ook het tweede model heeft het zelfde „verschijnsel", alleen valt het bij deze minder op, omdat de rand in de ge- heele rondt nogal breed. is. Dit is een nogal vrij groot model, (welke modellen tamelijk in den smaak schijnen te vallen, vooral bij groote vrouwen) wat maar goed is, anders zou er niet die groote garnee- ring op passen. De hoed, die van buiten goheel zwart is, heeft een fijn blauwen hnnenkant en deze zelfde kleur is ook de groote fluweelen strik bulten op den bol. Een meer opvullend model (en daarom maar alleen geschikt voor jonge meisjes of heel fijne dames-kopjes) Is het -zesde model. Ook dit heeft ten doel de groeiende haren te bedekken. Het is eigenlijk meer een kapje dan een hoed. Maar om een jong gezichtje staat het allerliefst en voor- GEEN „ONDANKBARE". Opeen stormachtigen Novemberavond reed op een eenzamen bosehweg een heer, mijnheer A., te paard. Hij reed zoo snl hij kon om zoo spoedig mogelijk rust en warante te yinden in' zijn gezellige wo ning in de stad. 'toen hij deze echter op ongeveer een kilometer afstand genaderd was, maakte zijn paard plotseling een verschrikte zijsprong en bleef daarna trillend staan, bij den teugel gehouden door een man, die plotseling uit een kreu- pelboschj© te voorschijn was gekomen en uitriep: „Sta, of ik .schietI" Mijnheer A. was een man met een bo- heerscht en sterk karakter. Zender een zweeem van schrik of angst vroeg hij den man: „Mag ik do-reden vertiemen van uw zonderling gedrag?" De aanvaller was lang zoo bedaard niet. Mijnheer A zag dat de hand, die den tougel hield, trilde, terwijl de man na ocnig aarzolen heesch fluisterde: „Rij hoor mijnheer. Rij door!" Hij liet den teugel' les en wilde wegloopon, zeggonde: „Goddank, nog geen misdadiger," toen mijnheer A. hem staande hield, getroffen door de verschijning en het gedrag van den vreemdeling. „Ik vrees mijnheer," begon mijnheer A., „dat u in moeilijkheden verkeert. Is er iets, wat ik voor u doen kan, al ben ik een vreemdeling?" „Van mijn vrienden moet ik het in geen geval hebben. Zij hebben me allen ver laten," sprak de man bitter. „Ik hoop, dat u zoo spreekt onder den (indruk van een groote teleurstelling!" hernam mijnheer A. „Er. „Beste man," sprak mijnheer A. vrien delijk. „Ge zegt, dat ge geen recht tot klagen hebt. Ik heb geen recht me met uw zaken te bemoeien, maar ik heb ver trouwen in u en ik wil u helpen, zooveel als in mijn vermogen ligt!" „Ik dank u voor uw edelmoedig aan- bod," antwoordde de vreemdeling. „Maar R weet niet, aan wien u dit aanbiedt. Ik ben steeds achteruitgegaan op den maat- schappeüjken ladder en was juist op het punt om een roover te worden, misschien zelfs een moordenaar," voegde hij er met een huivering aan too. „Het gaat niet aan, welke misdaden u wilde bedrijven, het is me voldoende, dat u dat.eerlijk toekent," zei mijnheer A. ,Zeg me, op welke manier ik u helpen kan." Na eenig nadenken zei de vreemde: „Voor mezelf zou ik het nooit willen aan nemen. Maar er is er één in de wertfld, die nog steeds van me houdt, al weet zé ook, dat ik haar uit haar weelderige oan.- geving gehaaldi heb, om bet lot van' een uitgestootene en oen bedelaar te doelen. Ik wil voor haar levon, om haar eens op nieuw met weelde to kunnen omringen, lk wil het land verlaten en elders geld verdienen on een goedon naam krijgen, maar lk bezit geen oont in do wereldl" Mijnheer A. haalde zijn portefeuille voor?" den dag, guf den man een bankbiljet vanï duizend gtild enen zei: „Zou dit genoeg* /iju voor de reis naar een naburig IujiJ on om hot daar oen poosje uit te houden» Heli reiend uaum de man de gift in om. vangst on zelde: „lk weet niet, hoe ik u hiervoor bedankon moet. Mag lk uw naam on adres woten. Ik wil en zal u het geleende bedrag later teruggeven!" Mijnheer A. gaf zijn naam en adres, waurop die vreemdeling hem eerbiedige! groette on plotsoling in hot struikgewuiX verdween. In don loop van don tijd verteld© mijn- y heer A. zijn avontuur aan verscheidene van zijn vrienden on steeds hield hij voL dot hij zeker was van teruggave van het geld, hoewel al zijn vrienden daar aan twijfelden of het voor onmogelijk hloldon. 1 Jaren verliepen en mhnheer A. was het voorval al bijna vergeten, toen hij met eenige vrienden aan tafel zittend, ver rast werd door éen brief, die een bediende bem gaf. De brief bevatte betuigingen71 van innigen dank en d© geleende duizend guldon met interest on ging vergezeld van een anker fijnen wijn. Daar naam noch adres van don afzonder venmeid wa ren, kon mijnheer A. dezen niet bedanken, J- Ook niet een der volgende jaren, Vffttriil' steeds het geschenk weer gestuurd werd. Mijnheer A. eerbiedigde het geheim van den gever en deed geen moeite diens naam of adres te weten te komen. Toen mijnheer A. gestorven was en be graven werd, sloot zich achter de lijkstoet' een zeer mooi rijtuig aan. Een heer stapte i| uit in rouw gekleed. Hij was onbekend uan alle aanwezigen, maar aan het eind van de plechtigheid vroeg hij eerbiedig ook den dood© zijn laatsteh groet te ino- ]j gen brengen. „Ik hoop, dat u allen het indringen van oen vreemdeling wilt vergeven, maar lk kon niet nalaten, den {p-ooten weldoenerjïj in mijn leven, een buitengewoon edel-'1 moedig en, weldenkend man de laatste eer; te bewijzen". Na deze woorden maakte hij een buiging naar alle zijden, stapte in Jn rijtuig en verdween. Doch diegenen der aanwezigen, die met de hier verhaal de geschiedenis op de hoogte waren, be grepen, dat ze den man gezien hadden, die door mijnheer A. van den ondergang gered was! RAADSELS. Oplossingen der vorige raadsels. 1 Driewerf h<5era voor Pro Patria! drie, hoed, vier, Frieda, prop, raar, woord, t. n v .n s e s p i z a m k I r O L O N C E L k 0 m 1 e n nen h t s Nieuwe raadsels. I I> Het geheel is een spreekwoord van 7 woorden of 36 letters. 31 5 7 7 35 31 18 14 32 is een handels stad. 26 21 13 8 83 is een rivier in Rusland. 12 13 5 7 is een onderdeel van een deur. 15 14 27 31 12' is een kleur. 8 10 3 7 is een stad in België. 29 2 9 12 is een verkorte jongensnaam- 6 16 36 is een getal. 32 30 13 28 is een vloeistof. 18 19 17 25 24 8 zijn boomen. I 33 4 27 is een antwoord voor moeder. 20. 5 22 28 is een huisdier. II 2 34 is een liehanrasdeel. Ingezonden door W. F. II. Welke grooto gebouwen hier tersteds staan hier ouder 1. sadurahi. 2. h a 1 t i 0 p a s. Goede oplossingen van beide raadselso ontvangen van: Een zelf-gemaakt raadsel ontvangen val Henk K. .1 't Is eigenlijk meer een som, hé Henki| D. HERFSTLIED. Zefir slaapt, stil! laat hem'slapen, In de armen zijner bruid1; Moe van 't waaien, «roeien, bloeien, Rjustcn belden eindelijk uit. Blad en bloesem van de boomen, Gras en bloempjes van het veld, Al dat schoon gaat nu verdwijnen, Van een laatst vaarwel verzeld. e 01 met welk' een droeve oogen Zien we daar den zomer gaan; Warme dagen, zoele nachten, Met dat alles is 't gedaan. In de dagen, die nu volgen, Nu het scheidend voog'lenkoor, Moe van al dat zingen, springen, Streelt voor 't laatst ons luisterend oor. En een afscheidslied gaat zingen, Dan ontwaken in 't gemoed Nieuwe leven, nieuwe krachten; Sneller vloeit bij ons het bloed. Hoor hoe' klaaglijk, hoor! hoe treurig, Klinkt zoo'n voog'len afscheidslied; 't Meisje roept den zanger tegen: „Vogeltje, verlaat mij niet." Doch de tonen van den zanger Sterven, sterven, zachtjes heen; Zwijgend kijkt nog eens de vogel, En het kleine beest verdween. En het imeisje, dat hem toeriep: „Vogeltje verlaat mij niet!" Staart het beestje na, dat wegvloog, Tot het kind het niet meer ziet. Wees niet droevig, blozend bkvhdje, Want al zingt het nu niet meer, Kumt de lente, lieve kleine; Dan komt ook de zanger weer. G. H. Corry Brem. „Houd op, hond opr riep de man ong&. duldig uit. „Ik heb geen recht tot klagen. Ga naar huis en dank God, dat mijn be ter ik me weerhield mijn eerste bedoeling uit te voeren." I O L N C E 8. dossen halloch. A. A.; P. K.; H. K.; T. M.; D. R.; S. T.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1929 | | pagina 8