'ii Greep van dit en dat
De legende van Cartagena.
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van Zaterdag 9 November 1929
KLEINE WIJSHEDEN.
Tob Nooit Hoekje.
SCHOONHEID OM ONS HEEN.
't J uttertje
407. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
/oi," Jk
VERGAAN.
Het vlak lag bloot en had het voor
komen van ©en eenzame verlaten, groeze
lig modderige uitgestrektheid, waartus-
schen hier en daar ^ringelde een strookje
water, dat de groote verlatenheid even
scheen te temperen.
Toch is die verlatenheid .schijnbaar,
want er is leven genoeg op het vlak van
den zuidwal en op de vlakken van het
kuitje.
Velerlei vogels komen daar hun maal
tijd houden en zoeken dat in de wezens
van lagere orde.
Een dorado kan het zijn ook voor de
paling, die haar „looptijd" in het herfst-
getij heeft en van die palinghebbelijkheid
wordt door de visschers ook ijverig ge
bruik gemaakt om daarmee te trachten
hun voordeel te doen.
Men had verwachting van de „maan".
D.w.z. niet de maan kon paling in de fui
ken tooveren, maar juist haar afwezig
heid kop oorzaak zijn, dat de paling de
fuiken ging bestormen. Toch spreekt men
van een goede maan in de palingwereld en
daarmee bedoelt men dus juist het tegen
overgestelde van hetgeen wij zouden uit
drukken met een goede maan. Zoo ziet
men dus al weer, dat allerlei uitdrukkin
gen tweeërlei en misschien meerderlel
beteekenis kunnen hebben al naar uit wel
ken gezichtshoek men de uitdrukking
bezigt.
Of de afwezigheid van de maan groote
resultaten heeft gehad voor de vissphers
is ons niet bekend. Ik geloof, dat de teelt
maar zoo zoo is geweest. En nu is de teelt
weer voorbij. De paling heeft voldaan aan
baar geweldigen levensdrang van „als de
natuur roept" en verkeert vermoedelijk in
gehëel andere eonditie's van lucht en
waterdruk als een puur weken te voren.
De maan is aanstonds weer groeiende
en de exodus der paling heeft uitgewoed.
De fuiken worden langzamerhand weer
ingehaald, de stokken en staketsels uitge
trokken en zoo zoetjes aan zakt men ook
in die wereld den wieter tegemoet.
Er valt weer veel te boeten en te breien
en daarvoor zijn de lang© winteravonden
als geknipt.
Zoo drjjft het jaar maar rustig voort.
Even rustig als som,s de groote wolkge
vaarten, die in dit gedeelte van het jaar
zoo geweldig van omvang en zoo imposant
van gestalte, bijna roerloos aan het ge
welf kunnen staan. Kijkt men echter goed
toe, dan ziet men c^at ze, als een machtige
majesteit uit oeroude tijden, voortschrij
den in het volle bewustzijn van hun macht
en kracht.
En machtig en krachtig kunnen ze zijn.
Ze kunnen de bliksem laten flitsen tus-
schen hun starre koppen.
Als wilden ze eikaar de macht daar aan
het hemelgewelf betwisten schieten- uit
hun oogkassen de Vlijmende stralen en
hun vuisten rameien hun logge lichamen,
zoodat het gebonk als een donder rolt
door het luchtruim.
Dan zie je dat de brokken er af vliegen
en dat enkele dier reuzen als uiteen vallen
en wegstuiven uit de buurt van den groot-
geweldenaar.
Ze jachten zich voort op den uitgestoo-
ten adem en tollend en duizelend donde
ren ze voort, weg uit de buurt van den
machtige.
En hij, do machtige, trots den ringen
kop geheven, omzoomd nu met den zilve
ren kroon als symbool van zijn waardig
heid, schijnt zich nog liooger te hebben
verheven en hoi is,'■alsof zijn statig voort
schrijden, nog imposanter en nog maje-
stjeitelijker is geworden.
Tot ook hij zijn mannetje zal hebben ge
vonden, die hem overtroeft in macht en
kracht, zoodat het hem zal vergaan als 'een
'arpentier en als een Dempsey en zooveel
andere machtigen en ooWhij van zijn
grootheid zal kunnen gewagen als van
een herinnering, waaraan veel zoets, doch
waaraan tevens veel1 smartelijks is ver
bonden.
En ook bij zal bulgen voor dien machti
ger, die ten slotte ook weer gedoemd zal
zijn om uit te ratelen-tot een dampig iets
dat. als rook verdwijnt.
Doch 'Eén zal stand houden en zal blij
ven: de Heerscher!
Robinson.
GETROEFD.
List tegen List.
Dus u weigert mij les te geven, mijn
heer Desirée? riep mademOisel© St.
Creux, een dér meest* geliefde actrices
van de Oomódie Franpaise, uit.
„Dat is volkomen juist, mademoiselle
St. Creux. Het is tegen mijn principe,"
antwoordde de groote kunstenaar kalm.
„Het spijt mij dat ik u moet teleurstellen
en geen verdere explicaties kan geven. Ik
heb nu eenmaal vast besloten om nooit
leerlingen aan te nemen."
„Maar u zult dan toch zeker niet, wei
geren een portret van mij te maken?"
vroeg mademoiselle St. Creux óp haar
beuiiinnelijksten toon.
„Ook uau dit verzoek kan i-k niet vol
doen. Ik schilder geen portretten."
„U zou me toch als model kunnen ge
bruiken voor een van van uw groote
doeken, monsieur Desirée?"
„Ik/schilder niet naar het levend mo
del. Het komt u wellicht ongeloof el jjk
voor,-doch ik zou geen penseelstreek kun
nen doen, wanneer er een ander in mijn
atelier was. En daarom heb ik dien groo-
ten Engelschen portier aangenomen, die
er voor zorgt, dat ik nooit in* mijn werk
gestoord word. Maar daar u me toch niet
schijnt te gelooven, raad ik u aan te
trachten gedurende mijn werkuren in
mijn atelier binnen te komen."
„Dien avond zei mademoiselle St. Creux
uitdagend tot de om haar verzamelde
vrienden:. „Dus gij durft te beweren, dat
zelfs ijc er niet in zal slagen het atelier
van monsieur Desirée binnen te dringen,
terwijl hij aan het werk is? Ik neeim uw
uitdaging aan!"
„Je zult het nooit gedaan krijgen dien
Engelschen portier te verschalken, die
nu al zes jaar lang zijn werkkamer als
een hond bewaakt."
„Ik heb een plannetje in mijn hoofd. Ik
ben toch niet voor niets een actrice."
Monsieur Desirée, die bekend stond
als buitengewoon exentriek en die wereld
beroemd was, exposeerde nooit op een
tentoonstelling. Slechts eens in de drie
maanden ontving hij" eventueel© feoopers
in zijn atelier en verkocht dan steeds
alles wat hij gemaakt had.
Op ©en mooie» zomerdag meldde made
moiselle St. Creux zich bij den Engel
schen portier aan, teneinde haar plan ten
uitvoer te brengen. Daar zij wist dat de
groote schilder hartstochtelijk veel van
muziek hield, had zij zioh vermomd als
een jongen Troubadour uit de middel
eeuwen, en zij1 wilde met guitaar in het
Een Pelgrimstocht naar Oud- Spanje In den staatColumbla.
atelier an Desirée trachten toegang te
krijgen.
De portier ontving haar met de begroe
ting: „Wel jonge man, wat kom j© hier
doen?"
„Ik kom voor den grooton kunstenaar
spelen en zingen."
„Ik weet dat mijn meester, dol op mu
ziek is, ofschoon hij op het oogenblik aan
het werk is, zal ik hooren, of hij j© ont
vangen kan. Wacht maar eveen hier."
Bijna onmiddellijk keerde hij weer
terug en zei: „Monsieur Desirée zegt dat
u hier maar moet gaan zitten, want dat
hij onder het werk naar u kan luisteren."
Mademoiselle zong een bod en keek vol
verwachting of de deur van de werk
kamer niet geopend zou worden. Dit was
echter niet het geval en ze begon opnieuw.
Eindelijk weerklonk er echter een bel,
waarop de Engelsche portier naar binnen
ging. De portier kwam weer terug en zei:
„Manheer zegt, dat u naai* binnen kunt
gaan en zingen terwijl hij werkt."
Zachtjes sloop mademoiselle achter
hem aan het atlelier binnen. Waar was
de groote schilder? Ze keek het vertrek
rond, eindelijk ontdekte ze hem achter
twee groote doeken.
„Blijft u daar maar staan," zei de En
gelsche portier, „En zing."
Mademoiselle St. Creux begon van vo
ren af aan haar geheel© repertoire ten
beste te geven. Toen ze eindelijk doodmoe
was gewórden, zei ze: „Mijn keel is droog.
Zou ik om een glas water mogeh ver
zoeken?"
„Herhaalt u eerst nog even dat laatste
lied," zei 'de portier. „Mijnheer zal u dan
een belooning geven en dan kunt u ver
trekken. In de wachtkamer staat een
karaf water."
De actrice trok haar wenkbrauwen hoos
tezamen. Ze was buiten zichzolvo van
woede en haar keel deed pijn.
„Dus je durft mij te bevelen," riep ze
uit. Niettegenstaande mijn keel zoo droog
is, dat ik verga van do pijn, wil je ine
toch bevolen om te zingen.Man, heb
je wel een flauw idee, tegen wie je
spreekt?"
„O, ja. Met mademoiselle St, Creux
van dr Oomedie Framjaise'', zei de por
tier hartelijk lachend.
Mademoiselle stond vfcor qeu paar mi
nuten sprakeloos.
„Je hebt me dus herkend," riep ze ver
baasd uit, „Maar dat komt er niet op aan,
Ik kwam hier met de bedoeling om mon
sieur Desiree bij zijn arbeid gade te
slaan en
„Uw poging is mislukt, mademoiselle."
'De stem en het geheel© optreden van
den oortier hadden een wonderbaarlijke
verandering ondergaan. Plotseling trok
hij zijn baard af, ontdeed zich s van zijn
pruik en mademoiselle zag monsieur
Desirée voor zicli staan,
„Madembiselle." zei hij, „u kunt er zich
op beroemen mijn Engelschen portier in
een schitterende vermonning achter een
der groote doeken te hebben zien zitten
schilderen. Ik hoef u niet te zeggen, dat
hij natuurijk geen streek op het doek
heeft gedaan. Ik moet u nog eeijs her
halen mademoisoire: mijn principe Is
nog steeds onveranderd.Ik neem
geen leerlingen aan, en zal nooit' dulden
(jat iemand mij bij mijn werk gadeslaat,
maar ik houd erg veel van ,01001 gezang.
B.
DETRITUS EN DETR1TUS-ETERS.
Onder Detritus verstaat men de kleine
'partikeltjes van allerlei herkomst, die men
in het zeewater kan zien zweven en welke
op stille plaatsen langzaam naar den bo
dem zinken en daar een min of meer
duidelijk zichthaar laagje vormen. Uit de
onderzoekingen van dr. Van Goor is ge
bleken, dat het grootste deel van detritus
in de zee geleverd wordt door de verrot
plaatsen van meer dan vijftig voet en de
vestingwerken der citadel, waaraan de be
faamde Spaansche koning Philips^ II
vijftig millioen gulden besteedde en waar
onder men nu nog nimmer meer betrede
tingsproduoten van het zeegras en de
algenflora onzer kusten.
In vroeger tijd kende men aan het
detritus weinig of geen voedingswaarde
toe voor de talrijke dieren, die in de zee
leven. Door onderzoekingen van Rau-
|ohenplat, Petersen, Jansen, Van Goor
e. a. is echter op deze vraag een nieuw
licht geworpen- Thans weten wij, dat veel
dieren, waaronder er zijn, die voor den
menech groot nut hebben, zich geheel of
gedeeltelijk met detritus voeden. In de
eerste plaats noemen wij de schelpdieren,
zooals de oester en de mossel, die bijna
uitsluitend op het detritus zijn aangewe
zen. Verder veel wormen, zooals de zee-
pier, de sohelpkokerworm e. a., die welis
waar zelf niet door den mensch worden
gegeten, doch een hoofdvoedsel vormen
voor sommige consumptie-visschen, zooals
de schol, de aal en de tong. Uen ander
dier, dat zich gedeeltelijk met detritus
voedt, is de in Zeeland zoo hoog geschatte
alikruik. En eindelijk is ook uitgemaakt,
dat de gewone garnaal voor een gedeelte
op deze voedingsbron is aangewezen.
We zien dus dat de verrottingsproduo-
tie van het zeegras en de algenflora onzer
kust nog een belangrijke rol spelen*-
HET NIEZEN E# HET VOLKSGELOOF
Van oudb heeft het niezen in het volks
geloof een groote rol gespeeld. Bij gewich
tige besluiten werd het als een bekrach
tiging beschouwd, wanneer een der aan
wezigen niesde. Toen Xenophon in 401 vóór
Chr. met zijn beroemde 10.000 uit Perzië
vertrok, om zioh al vechtende een weg
door Griekenland te banen, had hij tevQ-
ren een krijgsraad gehouden, waarin velen
zich tegen 't vermetele denkbeeld verzet
ten. Xenophon weerlegde de bezwaren en
óp hetzelfde oogenblik niesde een der
lig licth th wat 0oor uilen als een gun
stig voorteeken werd beschouwd. Ook in
Homerus „Odyssee" lezen wij hoe Pene-
lope wenscht dat Odysseus todh terug mag
keeren en terwijl zij dien wensch uit
spreekt, krijgt Telemaohus baar zoon, een
niesbui. Ook zij zag dit voor een goed
teeken aan.
Ais men 's morgens niest, zal er vol
gens het Volksgeloof dien dag Jets -bijzon
ders gebeuren. Maandags, Donderdags en
Vri,jdags is die gebeurtenis wat goeds, op
andere dagen Is het slecht, terwijl op Zon
dag het geval twijfelachtig is. Over het
algemeen geldt het niezen als uiterst ge
zond. Daarom zegt men ook: Prosit!
Maar eensklaps dan de negervoor
stad achter zich gelaten betreedt de
reiziger een door de wereldgeschiedenis
gemerkte plek, welks beteekenis in de
schakel van historie-daden voor West-
Indië in breedheid en gevolgen voor de
zwarte wereld die van Curagao verre over
treft. Hier stapt de bezoeker argeloos
"binnen het eertijds grimmige bastion van
aanvallers en verdedigers, van in winzucht
en geloofsijver blakende overrompelaars
en in machteloosheid geknev/elden, waar
de bodem eenmaal gedrenkt werd van het
krijgs- en inquisitie-bloed en die werd tot
de nog altijd wellende bron van veelkleu
rig getint leven, dat zich over heel
Spaansch Amerika uitstrooien ging. Hier
rammelden eenmaal de ketenen der weer-
loozen en schreef de geschiedenis een
bladzijde vol roem en vel overtuiging
vol heldenverachting en durf. Een ge
schiedenis welhaast van vier eeuwen, in
levend coloriet en vol bezieling neergezet.
Niettegenstaande het overdrukke kleur
lingen verkeer voelt de eenzame mensch
zich hier als gedrukt temidden van de
overeind staande, onverwoeste relêquiën
der Heilige Inquisitie, de gedenkschriften
van de vermetele en beruchte zeeroovers
als Morgan en Blackbeard en kapitein
Avery, die gedurfder nog dan Piet
Hein tot in haar nauwe straten door
drongen.
Hij ondergaat het onweerstaanbaar. Het
is de stad waar de groote Spaansche gal
joenen jaarlijks samenkwamen met de van
overal verzamelde en van de piraten ge
roofde schatten. Hier ook vonden zioh de
kooplieden later, die een vermogen bijeen
handelden met de hoog betaalde koop
waren en zich de indrukwekkende gebou
wen naar eigen, trant met de Moorsche
galerijen bouwen lieten en de interieurs
versierden met scheten uit de toenmaals
bekende hoeken der wereld. Hier kwamen
de Inquisiteurs in hun hardvochtige on-
verniurwbaarheid en daarna de priesters
en de monniken om het hardhandig be
gonnen yerk in de toegewijde liefde van
een menschenhart voort te zetten
Hier kwam een door den Paus benoemde
bisschop tegelijk met Spaansche edellie
den en hun vrouwen alles aangetrokken
door de begeestering van de legenden der
Caraibische Zee!
Inderdaad: In overvloed zijn er de
legenden aanwezig en worden hervoeld
uit de dagen, toen Cartagena nog was met
recht de „Gouden stad in de West", nadat
avontuurlijke Spanjaarden de Magdalena-
rivier opvoeren naar Nieuw Canada met
zijn natuur-rijkdommen en goudvelden en
de stad tot zetel stichtten voor het werke
lijk aanwezige Dorado!
Met eigen oogen kan de bezoeker de
sporen aanzien dier legendarische dagen,
de forten aan de havep, den ruim zes mijl
langen muur met een dikte op sommige
Die zich beroemt nooit door een dwaal
licht bedrogen te zijn, heeft nooit naar
licht gestreefd.
De zon der hoop geeft waumte aan de
jeugd, -terwiji de ouderdeqn zioh koestert
aan den haard der herinnoringi
Wie van zijn weldoen rente verwadbt,
bedenke dat het kapitaal meestal verlioren
gaat.
De man die ons onze gebrekenaan
wijst, is een waar vriend, en toch zouden
we hem een schop wileh geven.
Hoe klein is de leegte, die menschen
veroorzaken, al ware ook de plaats, die
zij vervulden nog zoo groot.
De ondervinding heeft geleerd, dat die
schrijvers, wier pennevruohten <men af
wijst, de onverbiddelijksto critici worden,
evenzeer als onbeminnelijke vrouwen de
kwaadste tongen worden.
Gij verveelt de vrouwen, zoolang gij
anderen roemt, gij weet haar aangenaam
bezig te houden, zoolang gij anderen
hekelt.
Buiten ons weten, geheel huiten ons
om, is er altijd iemand, die ons beoordeelt
op grond van daden, waaraan wij nooit
gedacht en yan woorden, die wij nooit ge
sproken hebben.
Menige strijd is zoo doelloos als 't ge
vecht van twee kaalkoppen om«een kam.
krampachtige poging om hun met bloed
en levens vermeesterde schatkist verbor
gen te houden voor de plunderende fll-
bustiers, getuigen de kathedraal en de
kostbaar versierde kerken uit de lang ver-
A thing of beauty la joy
for ever.
Keats.
Er zijn altijd. en dus ook in dezen
tijd apostelen geweest, die de eenvoud
verkondigden. Een kamer inet een houten
stoel, een houten tafel, «met oen bank om
op te slapen, dat moet ons genoeg zijn. De
ware schoonheid woont van binnon. En
werd niet Christus geboren In een stal?
Zeker. Maar Christus was Christus. Wij
twijfelen niet of Hij de ware schoonheid
in zich had.
Maar wij, die nog maar onder aan de
ladder staan, wij worden todh wel
n beetje „geholpen". WW weten m
te good, dat de ware schoonheid soms
verre van ons is. Als dan in ons de wil is
schoonheid te zoeken, dan gaan we niet
naur een kale kamer imet een paar ruw
houten meubels. We weten wel zeker, dat
we daar niet vinden zullen. We hopen
ééns in zoo'n kamer, in zoo'n stal binnen
te kunnen trede met de schoonheid in ons,
de schoonheid, die machtiger is dan
omgeving en somberheid. Maar voorlooplg
moeten we die schoonheid nog aankweeken,
hebben we imooie dingen in onze omgeving
noodig om ons over te verheugen.
Meestal komt de schoonheid onverwachts
in ons leven. We staan plotseling tegen
over en vredig landschap in de avondzon,
tegenover een wonderlijk fijn gekleurde
bloem. Een meesterlijk schilderij roept
onze aandacht, we drijven weg op de
tonen van grootsche muziek. En de ééns
beleefde schoonheid blijft hangen in ons
hart, ze schijnt ons soms te hebben ver
laten, maar in onze beste ©ogenblikken
merken we opeens, dat ze er nog is, die
schoonheid van het ééns geziene, mooie.
Ais het even mogelijk is, omring U dan
mot mooie dingen. Niet met wat anderen
raoói vinden, maar met wnt Uzelf troft
door zijn schoonheid. Het zullen niet eens
altijd kostbaurheden zijn, die gij in'Uw
naaste omgeving wónscht te hebben. Als
lijn en kleur U maar aangenaam aandoen,
dun kunnen liet do „onnoozelste" kleinig
heden zijn, die IJ met hun schoonheid
vervullen. Wanneer gij dan op-ziet van Uw
werk, staan daar voor en om U de voor
werpen, die U eens opgevallen zijn door
hun schoonheid en waarvan gij dus een
klein stukje in Uzelf meedraagt. Zo zullen
U dan steeds weer herinneren aan al het
andere moois, dat ge in vorige jaren go-
zien hebt. Zoo groeit de ware .schoonheid
in ons. De schoonheid van de wereld, van
wat menschen hebben loeren maken;
we mogen haar niet versmaden. We moe
ten haar zoeken en dankbaar aanvaarden
als een middel om eens tot de w£u*o
schoonheid te komen.
Dr. JOS. DE COOK.
(Nadruk verboden),
Lezer te H.
Wij zijn het zeker met U eens, dat onze
tijd rijk is aan vooroordeelen. Wanneer
pien de daden van anderen afmeet, dan
doet men dat naar de maatstaven, die men
zelf gemaakt heeft, die men zelf voelt.
Men weet van te voren al, hoe men zal
oordeelen over bepaalde dingen. „Men ia
bevoordeeld". Er zou heel wat leed min
der in de wereld zijn, wanneer iedor zijn
oordeel, waarom hem niet gevraagd werd,
voor zichzelf hield. Laten wij steeds in
eenvoud des harten zien, of het oordeel
van anderen, dat wij dwaas noemen, niet
een kern bevat, waaruit wij voor eigen
verbetering, iets kunnen halen, wat wij
er niet in hadden vermoed.
Verzonden brieven: M. J. te H.; Mevr.
V. te H.; J. P. te H. en Mej. G. te N.
Voor de lezer» van on* blad geeft onze
psychologische medewerker Dr. Jos. de
Oock, van Merlenstraat 120, 's-Graven-
hage gratis zielkundige adviezen, o.m.
over de wijze waarop zij hun geest kun
nen verfrisschen en hun wilskraoht en
energie kunnen versterken.
De vragen worden geregeld in dit blad
behandeld,- Moohten de beantwoordingen
te uitvoerig worden dan direot sohrifte-
lijk aan de aanvragers.
Balata-tappers aan een Verzamel-station.
kazematten en tot onder den rivier mom] vlogen dagen van de haast overstelpende
doorloopende steenen gangen vermoed.welvaart van dit tijdperk. De huizen uit
Binnen de grauw-verweerde, maar nog de glorie-periode, tot gebouwen van halve
massief en niet verwoestbaar schijnende j straten lang aaneen gegroeid en in een
muren, die gebouwd werden tot een schijnbaren overdaad in de binnenstad in
tact gebleven, doen den aanschouwer te
rugdenken nan den gouden eeuw zijner
eigen geschiedenis, toen de scheepsbe
vrachters paleizen bouwen lieten uit een
gril. Maar hier uitgedrukt in stijl van
sterk overtuigenden Spaansch-Moorschen
invloed, met altijd warm-roode dakbedek
kingen en altijd aanwezige, altijd roman
tische galerijen....
•-«
Mij overkwam terwijl ik er eenzaam,
doch vol aandacht zwierf door de drukke
straten van de benedenstad, langs de win
kelwijken en voorbij de Moorsche paleizen
met een ondoorgrondelijk verstorven kleur
van verweerd geel een teer gevoel van
aandoening. Vanaf het oogenblik dat ik
door de pompeuze steenen poort aan de
Plaza de lo» Cochos naar het hoofdplein
der stad ging, scheen Ik bevangen door
de bekoring eh betoovering van een oud,
schoon verhaal.
En deze bekoring liet niet af, al culmi
neerde ze in de kerken....
Ja die kerken van Cartagena!
De kathedraal met haaf weelderig en toch
©del-rijk versierde deur en barokke over
daad van basalt-sculpturen, in liet zon-
lioht fel lichtende gouden Latljnsche
spreuken aan den fries en een trots ten
hemel geheven koepel als een machtig
beeld van luister uit de dagen, toen Carta
gena nog een indrukwekkende vasalstaat
was van het katholieke Spanje..., En de
geheiligde kerk van „San Pedro Claver".
Op de plaza van dien naam betrad ik
het eerbiedwaardige, heel oude gebouw
met ernaast een ingesloten tuin en daar
naast zfto op de manier van de kloos
ters in Italië 'n ommuring van drie ver
diepingen met kamers en cellen voor de