VOOR DE KINDEREN. VOOR DE VROUWEN. OUD SPEELGOED. In het Britsch Museum te Londen Is een afdeeing die geheel gewijd is aan antiek speelgoed. Zeer omvangrijk is de verzameling van antieke, vooral Griek- sche poppen, een bewijs, hoe diep de liefde voor namaak-klndertjes altijd in een klein-meisjeshart heeft geworteld. Ook poppenhuizen zijn er te kust en te keur. Meubeltjes en andere dingen, die in een poppenhuis aanwezig behooren te zijn, toonen aan, hoe de ouden al zeer bedreven in het vak moeten zijn geweest. Zelfs de van klei vervaardigde voorwer pen laten soms heel smaakvolle vormen zien; nog meer is dat het geval met de bronzen. - Heel fraai en kunstig uitgevoerd zijn allerlei voorwerpen van ivoor. Ook van rammelaars hadden e Grieken en Romeinen verstand. Er zijn nog en kele kledstukken van overgebleven. Dobbelsteenen werden als speelgoed gebruikt. Het zijn van brons vervaardig de stukken, die de vormen van sterre- beelden en kleine menschelijke figuren vertoonen. Ook dierenbeelden zijn voor handen. B. niets anders geantwoord had, dan dat ze niet zoo bang moest zijn, en maar weer moest gaan slapen. „Je hebt gelijk lieve," zi hij den vol genden dag onder het aankleeden, „er is vannacht een inbreker geweest". „Hoe weet je dat nu ineens?" vroeg zij. „Wel al het geld is uit mijn zak ver dwenen, en ik had het er nog in toen we naar bed gingen, geen enkele cent is er van over. „Ja, dan had je ook maar wat dapper der moeten wezen en had je maar op moe ten staan om den schurk dood te schie ten, dan had je nu je geld nog gehad. „Misschien wel," antwoordde de man, die een vermoeden had, „maar dan zou ik nu weduwnaar zijn." Den volgenden morgen vond hij het geld in zijn zak weerom. VAN TWEE KWADEN. Er was '3 nachts eenige opschudding geweest in het huis van de de Bruins. Mevrouw de Bruin was wakker gewor den en had haar man gezegd, dat er een inbreker in huis was, waarop haar man KLEINE WIJSHEDEN. 'Die de grenzen uitzet voor genoeg zet de deur open voor tekort. 't Is geen wonder dat menigeen met hoog geheven hoofd loopt, het heeft niet veel te dragen. Eerst zingen de muggen, dan plegen zij te steken, Zoo doen de lasteraars, die eerst steeds lieflijk spreken. Menigeen wordt niet begrepen, omdat hjj' te openhartig is. Er is zooveel geluk en toch is het getal gelukkigen zoo klein. De roem is als de winterzon, die verlicïit maar niet verwarmt. Kunst is kiezen uit het ware! Luchtkasteelen brengen geen huur op. BABBELUURTJE OVER MODE. PARIJSCHE MODEBRIEF. Ais men in Parijs in een van de groote magazijnen komt, zoo vindt men daar een geheele afdeeling, heel alleen aan de z.g. habilés gewijd. Men vindt ze daar in alle soorten en in alle prijzen, van het een voudigste gebloemd molton ochtendjapon netje tot de beeldigste satijnen pracht- stukjes, die een prinses niet misstaan zouden. Er zijn leuke flanellen peignors- met wijde mouwen in diverse kleuren. Andere zijn van vrooljjk bedrukte crêpe, weer anderen in gewatteerd of van ge ribd fluweel in roze, citroengeel, mauve. Maar keurig in glazen kasten opgebor gen, vindt men do allermooiste. Deze zijn niet in series gemaakt en elk op zichzelf is een juweeltje. Daar is b.v. een mooi robijnrood fluweelen ochtendjaponneje, met wit bont afgezet en met witte zijde gevoerd. Of een fijne roze crêpe geor- gette toiletje, iets waarin ge zóó naar een bal zoudt stappen wanneer dit dés- habillé toch niet voor een moderne avond partij „een peu trop habillé" was en Wat men thnis draagt. ik, niets dat tegelijk zoo mooi en zoo sier lijk doet, zoo echt vrouwelijk en toch zoo verfijnd-elegant als dit eeuwenoude klee- dingatii ir van Jlapanschen oorsprong. De winter is de tijd van handwerkjes. Wat is het dan heerlijk om' thuis gezellig bij de warme kachel te zitten, terwijl het buiten regent en waait. Dan komen de daarom niet genoeg „gekleed". Wie de mode kent, zal de voorstelling begrijpen... Heel mooi vind ik ook de zwart satijnen „robes d'intérieur" met een sjaalkraag in verschillende kleuren. Ze zijn gevoerd en staan zeer chic. Sommige gewatteerd sa tijnen peignoirtjes in teere roze en blauwe tinten zijn geheel met motieven doorstikt in dezelfde kleur. Enkele ochtendjapon nen vertoonen eigenaardige streepen in zwart en geel en rood die in een modern interieur zeker zullen voldoen. Ofschoon wij voor ons liever de ouderwedtsche teere tintjes verkiezen voor de morgenuren, waarin men allicht een beetje bleek ziet. Als een snufje werd ons getoond een snoezig peingnoir van Schotseh fluweel, met effen biesjes afgezet. Het meerendeêl dezer kleedingstukken sloot niet met een knoop. Ze waren ver overgekruist en bijeengehouden met een ceintuur of koord. Vele waren aan den hak voorzien van een puntige fichukraag een vierkant zijden doekje dat op den rug in een vlugge knoop was gelegd een gezellige geplisseerde pierrotkraag ofwel een monnikskap die op den rug afhing. Maar het mooiste, het allermooiste vonden wij toch nog de goede ouderwet- sche kinomos in een prachtige, rijke uit voering met overvloedig borduursel. We zagen ze van zalmroze zijde met pastel blauwe en gomden figuren. Er is, geloof naai- en brei-, de haak- en borduurwerk jes voor den dag en vlijtig reppen zich de vlugge handjes. Vele dames zijn ech ter niet tevreden als ze met het werk harer handen niet tevens iets maken dat nuttig is en goed gebruikt kan worden. Een aardig snuisterijtje of prulletje vol doet haar niet. Deze kunnen b.v. eens haar oude lapjes nazien of er niet genoeg bij is om een of twee aardige schortjes te maken. Een schortje komt altijd te pas en men kan er menigeen een pleizier mee doen. De verschillende lapjes worden zoo te pas gebracht dat-we alles kunnen ge bruiken, wat we hebben. Beschikken we over groote stukken, zoo maken we meer sprekende en groote ornamenten, in het andere geval vergenoegen we ons met kleine. Over kleuren behoeven we ons niet bezorgd te maken. Men kiest tegen woordig de meest wonderlijke tinten tezamen en hoe meer mozabiek zoo'n schortje wordt, des te leuker het is. Heeft men werkelijk twee kleuren, waarvan men bang is dat ze het niet samen zullen doen, zoo scheidt inen ze van elkaar door een wit of zwart biesje. WILHELM INE. Onze lezeressen, die uitvoerig wen- schen ingelicht te worden over de laatste mode, zoowel voor dames als kinderen, raden wij dringend aan een abonnement te nemen op „Het Nieuwe Modeblad". Dit uiterst practische Nederlandsche modetijdschrift, hetwelk ook een1 schat van gegevens biedt voor handwerken in alle genres, is bij de uitgevers dezer Cou rant tegen sterk gereduceerden prijs ver krijgbaar. De abonnementsprijs van Het Nieuwe Modeblad, 2 maal per maand verschij nende in 16 bladzijden met telkenmale 2 gratis knippatronenbladen, bedraagt slechts 0.95 per kwartaal, franco per post L25. Amusement Er werd een vreeseljjk drama vertoond en het grootste deel. van de schouwburg bezoekers zat te schreien. Alleen één jongmensch moest telkens lachen, totdat een dame zich woedend tot hem wendde met de opmerking: „Als het stuk u niet bevalt, gun dan tenminste andere menschen hun ge noegen." VAN EEN KLEINEN „SINT" EN EEN KLEINEN „KNECHT"! „Nou ik geloof niet meer aan Sinter- klaar", zei negenjarige Henk tot zijn vriendje Karei. ,En verleden jaar is hij. zelf nog bij jullie geweest. En Zwarte Piet ook!" wierp Karei tegen. „Ja, maar zijn stem leek precies op die van Oom Tom en zijn oogen ook!" zei Henk weer. „En Oom Tom kwam ook pas, toen Sinterklaas al een poosje weg was. Nee, ik geloof, dat de groote men schen maar Sint spelen!" „Ja, dat kan wel zijn," antwoordde Karei wat aarzelend. „Zeg, wat lijkt me dat leuk om voor Sinterklaas te spelen!" „Ja, en voor Piet den knecht. Zouden ze zich dan heelemaal met roet insmeren?" „Welnee jo, alleen hun gezicht en han den. En een Sinterklaasbaard kun je koopen in het winkeltje van Jansen." „Zou zoo'n baard duur zijn? En roet?" vroeg Karei. „Ik denk het niét. Hoezoo?" kwam Henk verwonderd. „Zouden wij niet voor Sinterklaas en de knecht kunnen spelen? En dan ons speelgoed aan arme kinderen brengen. En het lekkers, dat wij in de schoen krijgen, niet opeten, maar ook sparen voor de arme kinderen!" ratelde Karei met een kleur van vrlegenheid. „Ja, ja, dat doen we!" schreeuwde Henk. „Maar," voegde hij er fluisterend bij: „het is een geheim) alleen tusschen ons, hè!" Moeder keek glimlachend naar de kleine samenzweerders, doch toen Henk vroeg: „U hebt toch niets gehoord, Moes?" deed moeder heel verbaasd. „Gehoord? Ik? Waarvan moet ik gehoord hebben?" Als het haast Sinterklaas is, mogen de groote menschen wel eens een beetje jokken. Wat hadden Henk en Karei het nu druk met het verzamelen van allerlei speelgoed, dat nog goed was, al was het dan niet splinternieuw meer. Alles brach ten ze in een groote leege turfmand in de schm r in Kareis tuin. En het lekkers bewaarden 'ze in een leege schoenendoos in Henks speelgoedkast Ze vroegen1 en kregen van Henks moeder een oud laken te leen, maar toen moeder vroeg, waar voor ze dat hebben moesten, zeiden ze: „Voor een tent op zolder." Kleine jon gens mogen in den Sinterklaastijd ook wel eens een beetje jokken. Jullie begrijpt wel, dat het laken moest dienen voor Sinterklaas* onderkleed. Voor den mantel hadden ze een oud rood tafelkleed opgezocht uit den lappenkist. Zwartei Piet „leende" een zwarte gym- nastiekbroek en lange kousen van zijn zusje, zonder dat zij er iets van wist, ter wijl Vaders oude studentenmuts ook spoorloos verdween. Nu werden de spaarpotten; nagezien. Heel dik waren ze niet, maar er was toch meer dan genoeg geld voor een gouden mijter en een langen witten baard voor Sinterklaas en zwartsel en een roede voor Zwarten Piet. De jongens waren dol verrukt en kon den hun geheim haast niet bewaren. Als ze elkaar maar aankeken, moesten ze al lachen. Gelukkig, dat mijnheer op school in dezen tijd ook wat door de vingers zag, anders hadden de Sint en zijn knecht nog strafregels gekregen. Eindelijk was de langverwachte dag aangebroken, 's Middags hadden de vriendjes vrij van school en gingen ze aan het pakjes maken. Met blauw potlood schreven ze ep elk pakje een naam van een arm bind, dat in een van de laagste klassen zat. Alle kinderen op een dorp kennen elkaar en weten eikaars woon plaats. Lang voor het donker waren de jongens ai klaar met hun werk, doch nu kwam nog het moeilijkste. Eerst moesten ze hun moeders vragen of ze nog een uurtje raar buiten mochten, maar won der boven wonder kregen beiden onmid dellijk een toestemmend antwoord, zon der dat moeder vroeg, wat ze dan in het donker op straat wilden doen. Nu werd de schuur in kleedkamer ver anderd. Eerst werd Karei met vereende krachten en een flinke dosis zwartsel om- getooverd in een echt Moriaantje. Met de lange kousen en de pofbroek en de baret leek hij werkelijk een heuschen Zwarten Piet. Nu kreeg Henk zijn oostuum aan. Het laken werd met een half dozijn vei ligheidsspelden stevig om hem heen ge speld. Daarna kwam de roode tafelkleed- mantel, de baard en de gouden mijter, en zóó echt leek alles, dat de jongens elkaar dadelijk als Sint en Pietor aanspraken. Sinterklaas had geen- bisschopsstaf, doch dat hinderde niet, met de eene hand moest hij zijn mantel wat dichthouden en met de andere hielp hij Zwarten Piet de zware mand torsen. Ze moesten! een heel stukje loopen over den donkeren buitenweg, eer ze „den Hoek" bereikten, bet gedeelte van het dorp, waar de minder gegoede be volking woonde. En daar op dien donke ren weg begon Karei weer: „Zou Sinter klaas heusch niet bestaan? Je weet toch niet zeker, of het je oom was verleden jaar?" En Henk, ook wat onder den indruk Van het duister en van den bijzonderen avond antwoordde: „Nee, zeker weet ik het niet Misschien leek hij er alleen maar een beetje op. Stel je voor, dat hjj wél bestaat en dat we hem tegen komen!" Waarop Karei weer: „Dat hoop ik niet We doen wel geen kwaad, maar mis schien zou hij het niet aardig vinden, als je hem nadeed.- Kom, laten we door- loopen. Daar is gelukkig hQt huis van vrouw Bruin al. En Sint rijdt niet op het dak. Durf jij te kloppen?" „Ik durf wel, maar dat doet de knecht toch altijd. Vooruit Piet." En dapper bonsde Karei-Piet op de lkge deur van het kleine huisja Een» oogenblik later werd de deur op een kiertje geopend en de stem van Jantje Bruins vroeg: „Wie is daar?" waarop Henk met een lage stem antwoordde: „Hier zijn Sinterklaas en Zwarte Piet, kleine vent. Doe de deur wat verder open. Hier is een pakje voor. je," en hij stopte het kereltje wat in de kleine hand^ jes, waarna hij dadelijk verder liep met Zwarte Piet naast zich. Achter heim klonk een verheugd stemmetje: „Dank je Sinterklaas, dank je Pieterbaasl' Nu klopte Piet minder verlegen dan eerst op de deur vanjhet huisje, waar een arm daglooneragezin woonde met arte kinderen. De twee jongens kregen elk een wagentje en een taaipop en het meisje een pop, die Henk van zijn zusj had afgebedeld en grif gekregen had, en een suikeren hart. Toen Sint en Piet al bij de volgende woning waren, klonk nog het dankbare. „Dank je Sinterklaasje" in hun ooren. Nog eenioe gezinnen werden bedacht door de twee vriendjes, die zich o zoo gelukkig voelden in hun rol. Het speet hun, dat de mand leeg was, vóór ze alle arme kinderen hadden bedacht en dat ze naar huis terug moesten. Maar ze ver heugden zich weer in het vooruitzicht van hun eigen feestavond. Op den donkeren buitenweg droeg I iet de mand alleen en Sint gaf Piet stevig een hand. De weg was wel erg stil en donker nu en de vriendjes stapten hand aan hand zoo hard als Sints lange witte kleed maar veroorloofde. Daar schemerde in de verte al het licht uit de huizen van Karei en Henk, En kijk, daar ging de deur open in Henks huis. Zou Moeder ongerust zijn. Maar neee, dat was niet moeder, die uitkeek, dat was.dat leek wel.Henk keek Karei aan en Karei keek naar Henk en beiden temperden hun vaart. Doch zie, nu wenkte de groote gestalte met den Langen mantel en daar kwamen ook Ka reis ouders uit hun huisdeur loopen. Nu waren de jongens bij het hek van Henks tuin, toen een vriendelijke zware stem hun tegenklonk: „Kijk, Piet mijn knecht, daar komen een paar helpertjes aan. Heel brave jongens Piet, die best wat voor een ander kunnen missen. Zullen' wij dan eens kijken, of wij ook iets voor hen bij ons hebben?" „Best Sinterklaas. Dat hebben ze wel verdiend. Wat denkt u van een autoped voor elk?" „Goed Piet, goed. Stond er in je boek, dat ze er graag elk een wilden hebben?" „Ja wel, Sinterklaas!" Sinterklaas wenkte zijn kleinen mede dinger en dien van Piet. Schoorvoetend kwamen beiden nader, doch toen ze de prachtige autopeds in ontvangst namen, vergaten ze hun rol van dien avond heelemaal en wilden ze allebei wel zóó hun kunsten eens beproeven. Juichend riepen ze: „Dank u Sinterklaas. Dank u PieterbaaS"1 en Henk en Karei beiden waren vergeten, dat ze een paar uur gele den niet geloofden, dat Sinterklaas be stond! Beste jongens en meisjes! Dat wordt voor verscheidene van jullie een kleine teleurstelling vandaag, want nu had je gedacht, de namen van de prijs winnaars in de krant te vinden, en nu staan ze er niet in. Maar dat komt omdat je niet goed op den kalender hebt ge keken. Want de hoeveelste is het van daag? De 30ste nietwaar? Nu, dat had je toch ook de vorige week kunnen zien en dan had je meteen na kunnen gaan, dat ook do raadsels van vandaag neg inge zonden moeten worden, en dat dus eerst volgende week de prijzen verloot worden. Maar ik heb toch een verrassing voor jullie. Volgende week Donderdag is het St. Nicolaas, dat weet jullie natuurlijk net zoo goed als ik. En ik denk wel, dat je allemaal even verlangend uitziet naar den verjaardag van de Sint en dat je heel erg benieuwd bent wat je krijgt. Nu, ik ge loof wel, dat jullie niet vergeten zult wor den. En nu de verrassing. Als je een prijs wint, vindt je het natuurlijk wel leuk om hem op Sint Nicolaas te krijgen. Nu dat kan, maar dan moet je er voor zorgen, dat de raadsels, inplaats van Woensdag middag vóór zes uur, Dinsdagmid dagvóór 6uur op nos kantoor zijn be zorgd. In de krant van Donderdag zal ik dan, onder stadsnieuws, vermelden wie van jullie een prijsje gewonnen heeft. Dat is dus afgesproken hé, Dinsdagmid dag zorgen jullie dat de raadsels op kan toor zijn. O ja, denk je er dan ook vooral om, om je naam voluit te schrijven en je leeftijd erbij te vermelden en of je een jongen of een meisje bent. Nu, veel succes hoor met oplossen. Jan de J. Ja, Jan, dat was een druk fout in de krant, het moest Lek zijn, hoor. Joh. G. (Koegras). Natuurlijk Joh,, mag je je raadseloplossingen inzenden op een briefkaart. Jikke de B. (Koegras). Zeg, Jikke, je moet de raadsels een heele maand oplossen, hoor, als je voor een prijsje in aanmerking wilt komen. Dus volgende maand stuur je ze iedere week in, en dan doe je mee bij de verloting, als tenmin ste al je inzendingen goed zijn. Dat be grijp je natuurlek wél. Jan B'. Als je een prijsje wint, Jan, krijg je een boek. Maar jij hebt ook de heele maand niet meegedaan, dus komt dezen keer nog niet in aanmerking. Volgende maand dus flink je best doen. Als je het oplossen van de raadsels net 'zoo prettig vindt als Jan A., vind je het zeker niet zoo erg, dat je nu niet bij de verloting mee ken doen. Want weet je wat Jan me schrijft: „Ik vind het een prettige bezigheid en verlang weer naar den Zaterdag, dat de courant zal komen." Zoo moet liet eigenlijk voor jullie alle maal zijn. En als je een'beetje je best doet, om ze op te kissen, wordt het zeker zoo, want dan krijg je er steeds pleizier in. Dus tot volgende week. RAADSELS. Oplossingen der vorige raadsels. L 's Nachts zijn alle katjes grauw. EL' Berk, kerk, merk, werk, zerk. Nieuwe raadsels: L Hieronder staan de eerste twee regels van een bekend liedje. Welke zouden dat zijn? -i- -e - a - - s - - - - t r d- -0 n, --kb-w ..]- - - r n. Welke bekende persoon zou hier op de kruisjesüjn van de ladder neerdalen. Op elke sport komt een woord van vijf letters. De gezochte letter staat steeds in het midden Op de bovenste sport komt de _Xnaam van een klein wreed vier- voetertje. _X— Op de 2e sport een ander woord voor trou.wen. _X— Op de 3e sport het tegenge stelde van geur. _X— Op de 4e sport een aangename wintersport. _X— Op de 5e sport iets waar schoe nen vaak mee vastgemaakt worden XOp de 6e sport een harde stof. Op de 7e sport een drinkgerei. _X— Op de 8a sport en bewoner van een Europeesch land. _XOp de 9e sport een ding dat elke voerman bezit. XOp de 10e sport dingen, die vaak voor een liefdadig doel ver- Xkocht worden. Goede oplossingen van beide raadsel» ontvangen van: A. A.; J. A.; J. B.; Tr. B. en J. de B. (Koe gras); A. v. d. B.; J. O. D.; J. G. (Oallants.); J. J. (Cabantsoog); J. de J.; P. K.; T. W. K.; J. K.; H. K.; L. K.; G. L; H. de M.; T. v. d. M.; P. J. M.; K. M. v. N.; W. v. d. P.; J. J. P.; J. K. S.; J. S.; P. 8.; K J. S.; J. T.; S. T.; A. V.; G. V.; J. en P. W. meer Langs een omweg. „En wat denkt u van mijn composities?" vroeg de musicus. „Wat ik er van denk?" antwoordde de criticus, „wel die muziek zal gespeeld worden als Beethoven, Scbubert en Wag- ner ai lang vergeten zijn." „Denkt u dat werkelijk?" „Ja maar ook niet eerder." Verontwaardiging. Zij: „Waar denk je over vent?" Hij: „Och niets wat jou interesseert, lieveling." Zij: „O, foei, hoe kan je 't hart hebben; aan dingen te denken, die mij niet inte- resseeren. Roem. Zij (bitter): „Voor we trouwden heb Je mij gezegd, dat je beroemd zOu worden." Hij: „Kan een man grooteren roem verlangen, dan te kunnen zeggen, dat jij z'n vrouw bent?" En zij was tevreden. Onder vrienden. „Ik denk, dat ik m'n gedichten zal uit geven onder bet speudoniem: Jan Jan- sen." ,i,j «|4 „O neen, dat kan je niet doen. Dat zou onrechtvaardig wezen.'-' „Wat bedoel je?" „Wel, denk eens aan al die onschuldi- gen, die er dan van verdacht zouden worden." Valsche beschuldiging. Chef van het kantoor tot een klerk: „Ishet waar, watik heb gehoord, dat Je onmiddellijk uitscheidt met schrijven als 't zes uur slaat, al ben je midden in een zin?" „Nee mijnheer, dat is niet waar," was 't antwoord. „Als het zoo dicht bij zes uur is, begin ik heusch geen nieuwen zin meer." Achterdochtige buurman: „Hé Jansen, wat voer jij daar uit?" Jansen: „Ik begraaf m'n kanarie." Buurman: Je kanarie? Het lijkt meer op mijn kat." Jansen: „Dat klopt, daar zit imljn ka narie in." Herkennlngateejfcen „Ik heb gisteren je vrouw ontmoet." „Zoo? En wat zei ze?" „Nou, niet veel." „Niet veel? Dan was 't mijn vrouw ook niet." Overbeleefd. De professor is in een wetenschappe lijke overpeinzing op een wandeling in een donker bosch gekomen, waar hem plotseling een kerel in den veg treedt. „Je geld alsjeblieft, en wat gauw ook," roept de roover hem toe." „Het gpyt me erg, je niet van dienst te kunnen zijn, beste vriend; had ik kun nen vermoeden, dat ik je hier xou aan treffen, dan zou ik bepaald wat geld bi] ine gestoken hebben!" Kindervriend.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1929 | | pagina 12