Voor de Kinderen
KWINKSLAGEN
VOOR DE VROUWEN.
BABBELUURTJE OVER MODE.
Moderne kleeding voor Jonge meisjes.
RAADSELS.
L
x
x.
Eigenlijk is het te betreuren, diat de nu
toch tot werkelijkheid geworden verande
ring in de modellen onzer kleeding, ook
overgeslagen ia op die van de jonge meis
jes. Het valt niet tegen te spreken dat de
moderne modellen behalve dat ze veel
vrouwelijker en eleganter staan, ook veel
ouder maken ineens. We zien er ontegen
zeggelijk veel statiger en daardoor
ouder uit in onze nieuwe avondjapon met
tijd gelijk uitziet We zijn in een grooten
sprong teruggevoerd naar onze eigen
jeugd, waar we ons eerste bal bezochten
in ons eerste spiksplinternieuwe bal-toi
letje en waarvan het rokje bezet was met
zeven, acht ja soms wel meer strookjes
en we een klein sleepje onhandig en nuf
fig achten ons aan lieten vegen.We
dachten dat dit, later zoo verachte en las
tige gedoe, uit de wereld was, imaar ais we
niet op ons tellen passen, dan zitten we er
lange ongelijkhangende klokrok, dan te
voren in ons kort nauwsluitend en toch
soepel zijden toiletje. Maar wij schikken
ons er in. Wij weten dat naast dat beetje
ouder uitzien, overwegend staat, het meer
dere wat wij winnen aan elegance.
Maar voor de jonge meisjes echter, i;s
dit alles van nul of geener waarde. Wij
vragen toch niet of het jonge ding er
statig of elegant uitziet? Wij willen toch
geen deftige, geposeerde dame in haar
zien? Wat willen wij liever dan dat onze
meiskes er wel keurig maar toch vooral
lief en jong uitzie:!. En te dien opzichte
hebben we de laatste jaren zoo vol-op ons
zin gehad. Zij zagen er lief en zit zagen er
jong uit. Daarotm is het jammer dat de
nieuwe lijn nu ook toegepast wordt op de
jonge miesjeskleeding. En als men ver
wacht dat 't jonge meisje voor de nieuwe
lijn zal bedanken en zich houden zal aan
het lieve frissohe behoorlijke kleedje van
binnenkort weer stevig midden in.
Enfin, de tijd zal 't ons wel leeren; als
mode-beschrijfster is het mijn plicht, de
laatste modellen ook voor jonge meisjes te
laten zien. Wij kunnen er toch altijd nog
het mooiste uitkiezen.
Uit onze teekeningen blijkt dat ons 18
20-jarig meisje zoowel haar avondtoiletje
als haar na-middag- of visite-kleedje ach
ter beduidend langer kan dragen dan voor'
en dat ook zij in aanmerking komt om
over haar tamelijk strakke zijden kleedje
een ruim en lang overkleed van zijden
tule dragen.
Aardig en hupsoh is het japonnetje van
twee stoffen geimaakt, n.1. dat van olijf
groen-velvet met een lijfje en tot dé elle
bogen de mouwen van lichter getinte
satin. Ook het kleedje van donkerblauw
fluweel met de halve zon-vonmig ingezet
ten parten van lichtgrijs laken met roodq
stikseltjes dwars versierd, is zeer smaak-
't ons vertrouwde type, dan vergist men
zich deerlijk, 't Zijn juist de back-fishes
welke 't eerst gegrepen hebben naar de
opmerkelijke verandering in de mode, ze
waren er buitengewoon snel bij, alsof niet
de oudere diames imaar z ij zich een klei
ne acht jaren in eenzelfden vorm hadden
vertoont. Een bewijs te meer dat de jeugd
vooral hevig naar verandering en afwisse
ling haakt en niet In de eerste plaats
vraagt of zij er lieftallig en aan haar leef-
vol en keurig kleedend voor een jong
meisje.
Naief en kinderlijk zijn de twee jurkjes
voor de 6 en 12-jarlge meisjes. Het klein
tje is in rosé taftzijde gestoken en haar
rokje is uit snoepige blaadjes saamge-
stekl. Het grqptere meisje heeft een jurk
je van pastel-blauwe crêpe-de-chine, ieder
strookje is afgezet met twee smalle zilve
ren lintjes, waarmede ook bet halsje is
omboord. Corry Brens.
GEPAST ANTWOORD.
Een reiziger bezocht het Harzgebergte.
Op zeker punt gekomen zei zijn gids:
„Hier heeft zich verleden winter een
meisje naar beneden gestort."
Reiziger: „Uit melancholie?"
Gids: „Neen, uit Bremen."
HET VERSCHIL.
Parvenu (die naar het buitenland is ge
weest en juist in Holland terugkeert tot
een kennis): „Och och, wat lijkt me alles
hier nu vreeselijk klein, veel kleiner dan
vóór mijn vertrek!".
Zijn vriend: „Ja, maar toen was het
zomer, nu is het winter".
Parvenu: „Wat zou dat?"
Zijn vriend: „Wel, jij bent nu zooveel
dikker gekleed."
DE VERKEERDE WERELD.
Heer: Mejuffrouw, reeds lang zoek
ik een gelegenheid u mijn liefde te ver
klaren.... uw mama kan ons toch niet
hooren?
Jonge dame: Wat zou dat? Mama is
toch geen kind meer, ze kan zooiets toch
wel hooren, zonder daarbij dadelijk te
blozen!
WAT HEM SCHEELDE.
Jantje is met zijn moeder op visite bij
zijn tante. i
Tante: Wil je nog een koekje heb
ben Jantje?
Jantje: Neen dank u Tante.
Tante: Je schijnt te lijden aan ge
brek aan eetlust Jantje.
Jantje: Neen tante, ik lijd aan be
leefdheid.
JAGERLATIJN.
In West-Afrika heb ik veel op tij
gers gejaagd, vertelde de reiziger.
Ik heb gehoord, dat daar geen tijgers
Beste kinderen,
Hoeveel vriendjes en vriendinnetjes
denken jullie dat we er bij gekregen
hebben? Meer dan. twintig! Een boel hé?
Maar er kunnen er nog meer bij, want
als je nou weet dat er vast wel tiendui
zend kinderen in Den Helder wonen en
dat er nu ruim vijftig zijn, die aan het
oplossen mee doen, dan zal je toe moeten
geven, dat dat nog niet veel is. Nu zou
ik niet graag willen, hoor, dat ze alle
tienduizend mee gingen doen, want dan
zou ik 's nachts de kabouters wel aan het
werk mogen zetten, om de oplossingen
na te zien, maar er zouden er toch nog
wel vijftig bij kunnen. Dus daar moet
jullie om denken, jongens en meisjes, en
volgende maand moeten er dan nog veel
meer oplossingen binnen komen, hoor.
Want dan kan je ook een mooi boek
winnen. En dat het mooi is, verzeker ik
je, dan moet je maar hooren wat Albert
Veenstra zegt, die een prijs heeft ge
wonnen: „Het was zeer mooi. Zoo'n boek
had ik mij eigenlijk niet voorgesteld. Ik
dacht een klein prentenboekje." Zie je
wel, wat een verrassing het voor hem
was. Ik weet zeker dat het ook zoo voor
de andere prijswinnaars was.
Ik vond het leuk dat enkele van jullie
me verteld hebben, wat ze van de Sint
hebben gekregen en ook zijn er een paar
vriendjes geweest, die een opstelletje
hebben gemaakt. En nu zou ik ze we!
graag allemaal opgenomen hebben, maar
dat gaat natuurlijk niet. Maar volgende
week komen er nog een paar van jullie
in de krant hoor.
Eerst volgt hier weer de oplossing op
rijm van Simon Duynker en dan een
Sint Nioolaasverhaal op rijm van een
Wieringer vriendje, jullie ziet dus, dat er
op Wieringen heel wat dichtertjes in den
dop zitten.
waar wij natuurlijk allemaal op getrac-
teerd werden. En 't fijnste was nog, dat
Sint en Piet ook den heelen middag bij
ons zijn gebleven.
Aan Sint-Nicolaas ken je anders best
zien dat hij oud is, want hij liep een
beetje voorover en zoo erg grys. Steeds
hebben we natuurlijk liedjes gezongen
ter eere van Sint en Plet.
Toen Sint zijn groote boek voor den
dag haalde, waar hij alles van zoo'n hefel
jaar noteert, waren er nog heel wat, die
een benauwd gezichtje trokken. De klein-
ürïïnS oM O. drie
bij op het ijs met één voet. Eerst
duwend, dan stampend probeerde til
sterkte van het ijs. En ja, het Meld
tig. De tweede voet kwam er ookMj en
een paar tellen later schuifelde Jafna^
den overkant.
„Nu ik!" juichte Joop en het waigs^
gelukte ook hem, waarna Kees zié uy
lang meer bedacht en even later vei£jo
het weiland aan den overkant de sltw
bereikte. Jan stond er dadelijk wier
en stapte nu dapper heen en woff, ter.
wijl Joop zijn schaatsen ondtrbon^
Kees bleef voorzichtig schuifelen! vati
den eenen kant naar den anderei kant
loopen. Joop was klaar en liet zicj voor.
ziohtig op zijn schaatsen op het is zak.
ken. Hè, wat was dat raar aan z(ü voe.
ten. Hij wiebelde heen en weer «n van
uitslaan en wegrijden, zooals hij aedadKp
had, was geen sprake. Kees stom; op den
weg te kijken en Jan riep: „Kon; tr toojj
wel fijn dat mijnheer Öolpa, de onder-
wijzessen, de onderwijzers en ook vooral
de dames en heeren van de Ouderoommis-
sie, die elk jaar alles doen om zoo'n Sjnt-
Nicolaasfeestdag voor ons onvergeef lijk
te doen maken. Uit naam van alle kinde
ren durf ik dan ook gerust in uw krant
te zetten: Aan hen allen onze innige kin-
derdank voor al dat pleizierl
De film, die vertoond werd van „Vrouw
Holle" was ook prachtig, mijnheer. Die
film zou ik best nog wel eens willen zien.
O, 't was zoo mooi!
Tot slot( kregen we allen nog een
flink pakje mee naar huis en nog een
leuk zakje snoep, 't Was ruim half vijf
eer we naar huis gingen.
Nu ik u alles geschreven heb, kunt u
zich vast wel voorstellen, hoezeer ik en
alle kinderen genoten hebben. Is het dan
ook wonder, dat wij het Slnt-Nioolaasfeest
het heerlijkste feest vinden?
Nu mijnheer, ik ben tenminste heel
erg tevreden.
Heel veel groeten van
Annie v. d. Brink.
En hieronder volgt jullie wekelijksch
verhaal.
DE SCHAATSEN.
Kindervriend.
Wieringen, 9 Dec. 1929.
Mijnheer!!
Wat vond ik het fijn,
Dat u m'n gedichtje zette in de krant,
Lezen ze het, mijnheer, nou in geheel ons land?
Want vader zegt: „Het Heldersche blad"
Wordt overal gelezen.
U heeft een fijne krant, mijnheer,
Hij wordt hier alom geprezen,
Uw raadsels vielen deze week niet mee,
Ze waren lang niet frisch,
Ik heb 4 vel volgeschreven, steeds was het mis.
Eindelijk had ik ze toch opgelost,
En kon mijn brief aan u gepost.
Nu, ik hoop op een prijsje, mijnheer,
De groeten van heel Wieringen en tot den
volgenden keer.
Het eerste was dank je Sinterklaasje,
Janken doet een hond,
Klei is goede grond,
Ja, dat woord is kort,
Dansen waar men moe van wordt,
En tres waar men mee garneert.
Uw raadsel was verschrikkelijk geleerd.
No. 3 zijn 3 mannen die tezamen kunnen bou
wen huis en stee,
Een timerman, een metselaar en loodgieter,
En hier eindig ik m'n oplossing mee.
SINT-NICOLAASAVOND.
Het was Sinterklaasavond,
Ik liep de kamer wat in 't rond,
Plotseling ging de deur open
En raad- eens wat er voor me stond.
....Een groote kistl
Wellicht volbelaan,
Maar bij het open doen,
Kwam het mij duur te staan.
Het was geen suikergoed of lekkernij,
Maar ach er was niets meer voor mij bij,
Het was een turfje en wat hout,
Ik dacht dat ik was afgezout
Maar.helaas, dat had ik mis,
Er kwam nog meer gewis.
Al weer een pak!
Ik lachte in mijn vuistje,
Een paar schoenen en een weerhuisje
Moeder zegt: „dat is weer iets voor Jan,
Dat is net wat, dat hij vernielen kan."
Maar nu neem ik een vast besluit
En mijn schoon gedicht is hiermee uit.
Nu hoop ik dat 't volgend jaar,
voor mij staat weer een pakje klaar.
J. KLAVER.
Kliefstraat 13, Hippolytushoef, Wieringen.
Geachte Mijnheer.
Hè, hè, wat jammer, dat dat heerlijke
Sint-Nicolaasfeest al weer voorbij is. Als
je alles zoo op je tafeltje ziet liggen,
denk je bij je 'zelf, wat is die Sint toch
een reuze goeie man, die ons elk jaar
zooveel brengt en ook juist datgeen, waar
men al maanden tevoren naar verlangt.
Weet u nog mijnheer, dat ik nog
zoo graag een doosje post wou hebben,
welnu, Sint heeft me twee prachtige
doosjes bezorgd. Fijn hè?
Ook heb ik een paar mooie boeken ge
kregen, een leuk pianoboek en nog twee
leesboeken. Ik vind lezen zoo heerlijk.
Hoewel ik niet van chocolade houd, heeft
Sint me toch heel veel snoep gegeven.
Enfin, daar kan ik andere kinderen
weer biy mee maken, die niet zooveel ge- boden."
kregen hebben. Bij mijn vriendinnetje „AJs het ijs maar sterk genoeg is," zei
heeft Zwarte. Piet ook nog een aardig Kees bedachtzaam, doch Jan zei: „Na-
pakje voor maij gebracht. Heerlijk, hè j tuurlijk jö. Het heeft zoo hard gevroren
Mijnheer! I vannacht en wij zijn nog niet zoo zwaar.
.Vrijdag hebben wö in 00 Witte Bios- Kom ga mee, dan gaan wo hot probee-
ooop het Sint Nioolaasfeest gevierd van renl"
Wat had Jaap naar Sinterklaas ver
langd dit jaar; veel meer dan vorige
jaren. Maar je moet ook weten, dat hij
het vorige jaar boven aan zijn verlang
lijstje „schaatsen" geschreven had. Doch
Sint had hem" geen schaatsen gestuurd.
Wel had Joop een briefje in zijn schoen
gevonden, waarop stond, dat hij mis-
jSchien wel het volgend jaar schaatsen
zbu krijgen, als hij op school erg zijn
best deed. Nu had Joop zijn best wel ge
daan op sohool, maar toch niet altijd. Én
toen het tegen Sinterklaas liep had Joop
hoe langer hoe imeer getwijfeld, of hij
niet veel meer had kunnen leeren en of
de goede Bisschop wel tevreden zou zijn.
ön Sinterklaasochtend, toen Moeder'
het sein van opstaan gaf, vloog Joop
dadelijk naar beneden, om even naar zijn
schoen te kijken en.daar waren ze,
een paar gloednieuwe. Friescne schaatsen.
Joop was dolblij en riep telkens en tel
kens en telkens weer: „Dank u Sinter
klaas. Dank je Zwarte Piet!" „O, begon
bet maar dadelijk te vriezen. Ik weet
precies hoe het moet. Ik kan het zeker
dadelijk!"
Vader en Moeder lachten om Joop's
blijdschap en ongeduld. Dat ongeduld
werd op zoo'n zwaren proef gesteld, dat
de blijdschap om de schaatsen al haast
overging. Maar eindelijk, eindelijk, 't was
al na de Kerstvacantie, begon het toch te
vriezen. Toen Joop op een ochtend wak
ker werd, zag hij bloemen op de ramen
en juichend danste hij de slaapkamer
rond: „Henk het vriest. Ik ga schaatsen
rijden!"
„Je zult nog een paar daagjes geduld
moeten hebben, mijn jongen," zoo tem
perde moeder zijn vreugde een beetje.
„Het ij's moet flink sterk wezen, eer je
er op mag. Ieder jaar verdrinken er weer
onvoorzichtige kinderen bij het schaat
senrijden!"
„Hé, bah, nog langer geduld," mop
perde Joop. „Ik heb al zoo vreeselijk lang
gewacht." Moeder gaf wijselijk maar geen
antwoord op dat gemopper en Joop hield
er vanzelf mee op. Maar als. Moeder dacht,
dat Joop van plan was, geduldig te wach
ten, dan had ze het mis. Vooral toen hij
merkte, dat al zijn vriendjes even hard
als hij naar ys en schaatseneden ver
langden, ja, toen ken hy het haast niet
meer uithouden.
Gelukkig bleef het vriezen, dén heelen
dag en den nacht en weer stonden
groote ysbloemen op Joop's slaapkamer
ramen. Maar Joop deed nu niet zoo op
getogen als den vorigen dag. Hy sprak
zelfs niet over schaatsenrijden en Moe
der vond dat heel prettig. Maar als ze
geweten had, wat Joop dacht, dan zou ze
niet zoo gerust geweest zyn.
Na de boterham trok Joop vlug zijn
jas aan en nam zijn cape over den arm
mee voor „als er misschien sneeuw
kwam." Haastig "schoot hy de voordeur
uit en op een draf ging het naar school,
waar hy reeds een paar vriendjes vond.
„Kyk eens Jan, Kees!" sohreeuwde
Joop. „Ik heb mijn schaatsen by me!" En
hy haalde ze onder zyn cape vandaan.
„Mag jy al rijden?" vroeg Kees ver
wonderd, waarop Joop kleurend ant
woordde: „Ik heb het niet gevraagd,
maar Moeder heeft het ook niet ver-
Kees.
„Nou, vast en zeker," beweeide jan>
„Kijk, ik dans er wel op. -Ik neon van.
middag.krak, krak.
Met een grooten sprong berdkte Jan
den oever, doch Joop kon op zyi schaat-L
sen niet gauw genoeg uit den wg lomen
en zakte tot zyn knieën in het yskoudè
water. De vriendjes trokken leen vlug
op den kant en rieden hem aan.oaii vlug
naar huis te gaan en zyn moeder iroge
kousen en schoenen te vragen, naar daar
was Jan niet toe te bewegen. Dai zou hij
Moeder moeten vertellen, hoe stekum hij
gedaan had door zyn schaatst)i <,n(jer
zyn cape imee te neanen. En daa' schaam-
de Joop zich voor. Hy iging met zijn
vriendjes naar school en krooi stilletjes
in zyn bank, zonder dat de jufrouw jeta
van de natte kousen on schonen be-
merkte. Maar Joop zelf merkt het maar
al te best. Hu, wat werden zin beenen
koud! Hij werd heelemaal koii en vóór
de ochtena om was had Joop rge buik
pijn. Toen imoest hy nog met rijn natte
beenen over straat naar huls Bn o, wat V
zag hy er uit, toen Moeder de leur Toor
hem opende. Hy deed nu heelenaal geen
moeite om zyn schaatsen te 'erbeigen
en op Moeders vraag, wat er aar soheödè0
vertelde Joop snikkend al wat er ge-rtail
beurd was. n.,j
Vijf minuten later lag hy in led. Moe
der bracht hem een paar kruiken, naaf
Joop bleef rillen en 's avonds had' Mjiiuü
hooge koorts. Och, och, wat war de jon
gen ziek. Dokter kwam twee of drie
keer eiken dag, zonder dat Joop er veel
van merkte. Hy kende zyn eigen Moeder,
die haast voortdurend aan zyn ledj? zat,
ternauwernood. Gelukkig was J^opWtfltr!
een sterke, gezonde jongen gewest en
gelukkig werd hy eindelijk weer beter.
Maar.toen Joop voor het eerst weer
buiten kwam, bloeiden de narcissen
reeds. Er was van ys geen sprak" meer
en Joop's schaatsen bleven nog ïieuw,
terwijl de andere jongens van scho i heel
wat middagen gereden hadden!
i --'A!.:.
Oplossingen der vorige raadsdto.
Dank je Sinterklaasje,
janken, klei, dansen, ja, trei.
II.
I. Timmerman.
II. Metselaar.
III. Loodgieter.
Goede oplossingen van beide nadans
ontvangen van:
J. A.; J. B.; D. B. (Eemnes); P B.; J.
de B. (Koegras); J. B.; C. B.; S. B. A. D.;
J. D.; A. D.; S. D. (Wieringen) R. v.
E.; J. G.; J. G. G. G. (Calltntscog); B.
v. H.; N. v. H.; B. H.; C. v. d. H.;T. E;
D. R. I.; J. D. J. (Callantsoog); J de
P. K.; H. K.; J. K. (Wieringen)-J J. K.;
L. M. v. d. K.; T. W. K.; K. K. Texel);
H. K.; S. K.; J. de M.; A. M.; T. d. M-J
K. M. v. N.; J. J. P.; A. R.; B. R.: 0. en
D. R.; J. R.p C. R.; J. K S.j J. 9.'.
T. S.; P. S.; J. T.; S. T.; A. V.; B. ei G. V.;
T. V.; G. V.; J. en P. W.
Nieuwe raadsels.
I.
Het eerste deel is een vogel, he tweede
is een lichaamsdeel, dat iedereei haast
den heelen dag door gebruikt. Hé geheel
is zoo pyniyk, dat niemand het gaag z0U
willen hébben. ,i
Ingez. door H. d( Man.
II.
X- I
-X
Op de zig-ag kruis-
/v jesiyn komt de naam
Xvan een plfflls in ons
X land.
Op de le rij het tegenovergestede van
vowassenen.
2e een jongensnaam.
3e iets, dat heel slordg staat h'
en schaft
een kanaal in (koningen-
X
4e
5e nog
6e
7e
8e
9e
een plaats in Friedand.
Gronlngen.il
Friesand.
een land in Europi.
Ingez. door J. ToJa-
tafel, prachtig versierd met vlagjes en
kleurryke strikjes. Midden op die tafel
waren, merkte iemand op, onder zyn ge- prijkte een miniatuur kruiwagen met blo-
hoor. zende roode appelen opgestapeld. Van
Zeer juist, zeer juist, was het arit- alles was er. Borstplaatjes, heerlyke koe
woord, ik heb ze allemaal neergelegd, ken, kortom, te veel om op te noemen, en
Zelfgemaakte raadsels ontvaagen van-
Jan B., Barend van H., en Albtrt V.
Betsv R Tini 9 JaoobT enSriete
lLSïi'3 vynh(enri als u eel18 ,bij O Pe ?rie Vriendjes liepen vlug de willenjullie er aan denken, cat je M
was geweest. Er stond een heele lange Schoolstraat uit, de Hoofdstraat door en alleen 't treheel van die oplosing moït g0'
n p nrnr ,rr va^nm. bereikten langs een zijwegje een sloot, ven, (zooals Danikje Sinterklaisje)
die werkeiyk heelemaal dicht gevroren ook de woorden waaruit dit geheel £e*
er. vt>or kleine jongens heel ver- vormd wordt. Jullie wisten iet
leidelyk uitzag. nog niet, daarom Is het nu noj god
,4k zal wel eerst probeeren," zei Jan. rokend.
„Ik ben de kleinste." Voorzichtig stapte I