DIT DT WIJDE WERELD I
'li Greep van dit en dat
Populiar Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
VAN 'S LEVENS
WIJSGEERIGEN KANT
van ZATERDAG 4 JANUARI 1930
HET LIEDJE VAN DE WEEK
TOB NOOIT HOEKJE.
LEG ZELF UW EIGEN PARK AAN.
tyd.
'4 Jutte rtje
415. (AUTEURSPFCHTfN VOORBEHOUDEN).
s
DE INCLOMPLETE DIERENTUIN.
Echt Amerikaansch!
De stadswijk Bronx in New York ver
heugt zich in het bezit van een dierentuin.
Directeur is Dr. William Hornaday, die
dus uit den aarcj van zijn beroep met aller
lei dieren te maken heeft. Onlangs heeft
hij kennis gemaakt met een nieuw soort.
De post bracht hem een brief van een
zekeren Mr. John Crematie, waarin uit
een werd gezet, dat de dierentuin van
Bronx incompleet was, zoolang de verza
meling geen exemplaar telde van de dier
soort „Homo sapiens". (Mensch).
„Als," zoo schreef Mr. Cromartie, „tus-
schen de kooien van den orang-oetang en
den Chimpansee een hok werd geplaatst
met een vertegenwoordiger van het men-
schelijk geslacht zouden de bezoekers ge
legenheid hebben, duizenden hoogst inte
ressante vergelijkingen te maken. Elk
kind kon zich dan ontwikkelen tot een
Darwin. Het exemplaar „mensch" zou
zooveel mogelijk natuurgetrouw, in een
omgeving, waaraan hij gewend was, ten
toon gesteld moeten worden, in kleeren
zooals hij die ook in het gewone leven
droeg en zich op de een of andere manier
bezighoudende. Het hok moest zijn aange
kleed met stoelen, een tafel en hoeken
kasten.
Om te bewijzen dat zijn voorstel ern
sti'g bedoeld was, stelde Dr. Cromartie
1 zichzelf beschikbaar als dierentuin-exetm
plaar van de „homo sapiens" (verstandige
diersoort).
De directeur echter schijnt achter het
wpordje „sapiens" een paar vraagteekens
te hébben gezet, want hij antwoordde den
sollicitant naar een plaatsje in een hok,
dat het bureau voor werkverschaffing
zich bevond in de .straat nummer zoo
veel.
Dat Dr. Cromartie niet zoo'n heel gek
voorstel deed, bewijzen verschillende
episodes uit het leven van Carl Hagen
beek ons echter. Carl Hagenbeek, de be
roemde dierenhandelaar en samensteller
van Wiide-Dierenten1 toonstellingen, heeft
namelijk verschillende malen menschen
uit Europeanen onbekende streken naar
Duitschland laten komen, cwn ze daar in
hun geheel© doen en laten ten-toon-te-
stellen evenals hij met zijn wilde dieren
deed. Zoo liet hij de menschen Laplanders
met hun tenten en rendieren zien, terwijl
ze gekleed waren in hun ijisherenhuiden,
T Oongonegers, Samojeden, Papoea's en
dergelijke toendertijd zoo goed als onhe-
kende rassen kon men bij hem bewonde-
ren. Dat ook dit vertegenwoordigers wa-
ren van de „hottno-Sapiens", zal niemand
t« ontkennen en dat het publiek een gewel
dige belangstelling aan den dag legde, be-
wees wel het feit, dat de directeur van den
Antwerpschen dierentuin de menschen-
groepen direct engageerde, zoodra Carl
Hagenbeek ze genoeg in Duitschland had
vertoond. Ziedaar het voorstel van Dr.
e Cromartie verwezenlijkt al voor vijftig
jaar terug, zonder dat iemand er iets
Amerikaansch in vond, B.
In een dier meest onherbergzame ge-
- bieden der wereld ligt een berg, welke
honderd mijlen hoog is, en honderd mijlen
,i in omtrek meet.
,j Eens in de honderd jaar zet een vogeltje
zich op den top en wét zijn snaveltje.
Wanneer die berg geheel versleten is,
zal er één seconde van de eeuwigheid
voorbij zijn gegaan.
TANTE MARTHA'S VERTELLING.
De lieve logé en de roodharige
jongeling.
„Ik was juist achttien jareh oud", ver-
telde_ tante Martha, terwijl ze zich een
weinig dieper boog over haar handwerk
je, om bij het licht van de lamp de steken
beter te kunnen onderscheiden, „juist
achttien jaarl Oom en tante Brode had
den mjj en mijn beste vriendin Grete
Halde uitgenoodigd om den zomer op hun
landgoed door te brengen en verheugd
nam ik deze uitnoodiging aan, want oom
en tante waren de liefste menschen van
de wereld.
Het was alleen een weinig stil bij hen,
doch de altijd vroolijke Grete zou er wel
opgewektheid brengen, zooals het lieve
meisje licht en vreugde bracht bij alle
menschen waar zij zich liet zien. Ze was
niet alleen mooi maar ook goedhartig en
beminnelijk: één gebrek slechts had zij:
zij was zeer behaagziek. Wijl haar vader
bovendien een rijk man was, had zy on
danks haar jeugdigen leeftijd reeds me
nig huwelijksaanzoek gehad. Zij bekom
merde zich echter om geen van al die can-
didaten naar haar hand en lachte heel1
DE GRAFBEWONER.
Er moet tijdens de na-oorlogsohe
woningnood te Parijs een man geweest
zijn die op zijn kaartje als adres aangaf
„Het Graf".
Het feit dat de man werkeiyk leefde
maakt de zaak interessant.
Het gebrek aan woningen duurde te
Parijs steeds maar voort en werd na het
beëindigen van den oorlog 'eer erger dan
minder. Zoodra er ergens maar een ver
huiswagen voor een deur stond, dikwqls
van menschen, die enkel buiten de stad
waren geweest en weer homewaarts
kwamen, vaak ook van werkehjke verhui
zers, die wegens het beëindigen der con
tracten (en als zijnde geen voor-oorlog-
sche huurders) uit hun huizen werden ge
zet, had de ooncierge geen rust meer en
tientallen dakloozen moest hij te woord
staan, die kwamen informeeren of hier
een etage vrij kwam.
Even erg was het, wanneer (volgens
Parijsche gewoonte) aan een sterfhuis,
rondom de deur de rouwversierselen
werden aangebracht en de lijkkoets voor
de deur stond te wachten. Dadelijk tien
tallen liefhebbers die het appartement
zouden willen huren, waarin de doode nog
op uitdragen te wachten lag.
Toen kwam er volgens de Parijsche
bladen, een inwoner, die er den brui aan
gaf. Hq had vergeefs al zooveel conciër
ges omgekocht en zooveel voorschotten
aan woningbureaux betaald., dat hij ein
delijk in de woning introk, die hq zich
vroeger reeds had gebouwd, op een aan
gekocht stukje grondHq was name
lijk bezitter op een kerkhof. terrein
twee meter lang één breed. Op dit lapje
grond had hij zijn toekomstig graf ge
bouwd, een klein kapelletje, zooals de
graven in Parijs meer worden versierd.
Hq kon geen woning vinden en geen dak,
hq was bezitter van eigen grond met
een fatsoenlqk dak. Waarom zou hq er
niet onder trekken.
En hq sleepte een matras naar het
kerkhof, bracht deze in zqn kapel onder
en sliep daar iederen nacht den slaap des
rechtvaardigen grafeigenaars. Hq kreeg
van de autoriteiten een sleutel van den
kerkhofpoort en deed alsof hq; thuis was.
Zqn adres was dus tqdelqk, maar letter-
lqk: „Het Graf".
Voor bijgeloovigen een bewqs, dat hq
heel oud zou worden. Of dit zoo is, nie
mand weet het, ook niet of hq er nog
woont.
DE SOUFFLEUR.
Zeker beroemd acteur vervulde eens
een gastrol in een of ander provincie
stadje. Bij de eerste repetitie merkt hq
op, dat de souffleur, een oud mannetje,
zich van tqd tot tijd de tranen uit de oogen
wischt. Toen de repetitie was afgeloopen,
naderde onze tooneelheld den souffleur,
knoopte een gesprek met hem aan, vroeg
naar zqn levensloop enz. en tastte einde
lijk in den zak, waaruit hq een rijksdaal
der te voorschijn haalde en dien de souf
fleur in de hand drukte.
„Ziet ge", zei hq, tot de andere acteurs
zich wendende, „ik ben hier nog niet eens
voor het publiek opgetreden, ik heb mqn
rol slechts gerepeteerd en deze brave
grijsaard was reeds tot schreiens toe be
wogen. Maar hedenavond, lieve vriend
moet gij uw best doen om u niet al te zeer
door uw gevoel te laten medesleepen. Zie
daar hebt gij nog een rijksdaalder; drink
onbarmhartig over hun hopelooze ver
liefdheid.
Ik was wel wat verbaasd toen zy in het
begin, van den zomer verklaarde, dat zq
genoeg had van de bals en gezelschappen
der stad en verlangde naar eenige maan
den rust op het land, opdat zij die domme
hofmakers eens een poosje niet zou zieü.
4c
Zoo gingen wij dus op reis. Ik herinner
mij nog, hoe elegant Grete er in haar
perlgrijze reiscostuum uitzag en stralend
van vreugde twee of drie .jongelui toe
knikte die op het station waren gekomen
om hun aangebedene heeriyke rozen tot
afscheid te brengen en ik herinner my
ook, hoe ze de prachtige bloemen achte
loos in de coupé liet liggen. Met aandoen
lijke blijdschap ontving oom ons op hqt
station en vertelde, hoe ze voor ons alles
In gereedheid gebracht hadden, opdat \iy
ons toch maar niet zouden vervelen. Een
groote, vrooiyke kamer was voor ons
klaar gemaakt met een heerlijk uitzicht
over den grooten tuin. Twee rijpaarden
waren tot onze beschikking.
„En bovendien", voegde oom er bij,
„ben je niet met ons oudjes alleen, wy
hebben op het oogenblik een gast."
Wie die gast was, kwamen wy voor
eerst nog niet te weten, want we waren
juist voor het landhuis aangekomen, en
werden er met evenveel blijdschap en
hartelijkheid door tante begroet. Terwijl
we ons toilet maakten en ons voor de
thee prepareerden, riep Grete plotseling:
„Ik ben brandend nieuwsgierig om te
weten wie die gast is, met wien wy de eer
zullen hebben onder één dak te wonen.
daarvoor eens op mijn gezondheid".
De andere acteurs waren sprakeloos
getuigen van deze ongehoorde mildheid
van een man, die anders bekend stond als
iemand, die de waarde van een ryksdaal-
der zoo goed kende.
„Nog een woord", zei hü tot de souf
fleur, „zeg my tooh wat u eigeniyk in
myn rol het meest getroffen heeft waar
over gij tranen gestort hebt?"
„Ach, mynheerl" gaf de souffleur ten
antwoord, „ik heb nu al veertig jaar too-
neeldienst gedaan; ik heb Esclair, De-
vrient, Löwe en Anschüts in diezelfde rol
gezien, en als ik nu op mqn ouden dag
zien moet hoe er tegenwoordig gespeeld
wordt, zou ik dan niet weenen?"
DOKTER GALL EN KEIZER
ALEX ANDER.
Keizer Alexander I van Rusland liet
eens dokter Gall, den vader van de
schedelleer, bq zich aan tafel noodigen.
Er zaten nog twaalf gasten aan, naar hun
rqke uniformen en ridderorden te oor-
deelen, alle hooge militairen. Bq het des
sert noodigde de keizer den beroemden
phrenoloog uit, de karaktertrekken en
neigingen van de gasten naar hun schedel
te beoordeelen. Gall begon zqn onder
zoek bq zqn buurman, een generaal. Maar
hoe meer hq in zqn onderzoek vorderde,
des te meer nam zqn verlegenheid toe.
Eindelqk vatte hq zqn oordeel op den her
haalden wensch des keizers, aldus samen:
„Zqn Excellentie is een groot liefhebber
van de jacht en van bloedige tooneelen en
heeft meer dan oorlogszuchtige neigin
gen".
De Keizer lachte. Nu kwam een andere
gast aan de beurt.
Dit tweede onderzoek bracht Gall in
nog grooter verlegenheid, zoodat ïdj niet
spreken durfde. Maar 's Keizers wenscB
was natuurlqk een bevel en Gall was te
oprecht om onwaarheid te zeggen.
„Deze heer", zoo luidde zqn uitspraak,
„schijnt meer dan gewone bekwaam
heden in de gymnastiek te bezitten en
snel loopen lang te kunnen volhouden".
„Zoo is 't genoeg, mijn waarde dokter",
riep de Keizer, „U hebt schitterende be
wijzen van Uw kunst afgelegd. Deze
generaal is 'n moordenaar; de uitstekende
gymnast een geslepen zakkenroller, die
altijd aan de politie weet te ontkomen".
Daarop belde de Keizer en er kwamen
soldaten binnen, die de gasten, alle twaalf
vermomde misdadigers, naar de gevange
nis terugbrachten.
Dokter Gall had de eer van zyn kunst
schitterend gehandhaafd.
«ten, als men by wijze van berisping zegt:
„Dat had Ik niet van jou verwacht," ter
wijl zulke kinderen een groote portie hef
tige verwyten met kalme onverschillig
heid aanhoonen cn denken: „Nu, ja, 't iB
goed hoor, voor myn part.De oor
zaak is deze: Als men tegen een kind, al
is het dan ook een groot kind, of zelfs een j
volwassen zegt: „Dat had ik van jou niet j
gedacht, dan beteekenrt dat ln gewoon
proza: „jy bent een goed en een net, of i
wel een eerlijk of een zachtaardig kind."
En het kind vertaalt die woorden dan ook
zoo. Heeft het gelogen, dan beteekenen
die woorden: „Ik heb je altyd voor een
eerlijk kind gehouden," heeft het zich iets
toegeëigend, dan beteekent het: „Ik had
je altyd te goed gedacht, om iets wat niet
je eigendom is, weg te nemen." Men kan
er zeker van zqn, dat elk normaal kind
de uitspraak verklaart, zooals het zqn per
soon en zqn delict in aanmerking geno
men, op dat oogenblik behoort. En even
als iemand, die een zeer duren mantel
heeft gekocht en meent, dat ze er bijzon
der innemend imee uitziet, van betrouw
bare zqde verneemt, dat hq haar gewoon
weg afschuwelijk staat, zich erg teleurge
steld voelt, zoo gevoelt het kind, dat op
eens bemerkt heeft, feitelijk, een mooden
mantel van braafheid te hebben gedragen
zich wanhopig, als het ziet, dat die mantel
door zijn eigen gedrag foeileelqk is ge
worden.
B.
ZACHTE WOORDEN EN HARDE
HOOFDEN.
Een oud spreekwoord zegt, dat een
zacht woord wel eens een hard hoofd
breken kan, en nu leert de praktqk, dat
ook in dat opzicht is die volkspsychologie,
die telkens opnieuw blijkt een wijze psy
chologie te zqn, gelqk heeft. Wie er zich
een beetje op toelegt, bet te onderzoeken,
zal door enkele proeven leeren zien, dat
een enkel zacht woord veel meer uitwerkt,
dan een zondvloed van verwqten en be
dreigingen en harde woorden.
Een voorbeeld:
Een jongen komt te laat thuis, of om
het geval sterker te stellen, hij komt
weer te laat thuis. Het kan heel wel zqn,
dat een flinke straf hier goed van pas zou
komen, en ook goeden invloed! zou heb
ben. Maar we nemen aan, dat de zaak nog
eens mondeling wordt behandeld. Gelooft
iemand, dat de overtredende jongen er
zich veel van zal aantrekken als hq over
laden wordt met vloed van barsche woor
den en verwijten? In het geheel niet!
Maar probeer eens met de noodige zelfbe-
heersching te zeggen: „Dat valt me van je
tegen," en dan verder geen enkel woord,
niet een onvriiendelqk, maar ook geien
vriendalqk woord en let dan eens op, wat
een verbq'sterden indruk dat op den jon
gen zal maken.
Er zqn kinderen die in tranen uitbar-
ONTMOETING.
Mooi weer of regen
Omstreeks half een
Kom ik haar tegen
Altyd alleen.
Fleurig en zwierig
Komt zq daar aan
Ik ben nieuwsgierig
Hoe dat (moeit gaan.
Oogen, verwonderde,
Oolqk-ooquet
Kqken van onder de
Kwastj es-baret.
Kittig figuurtje,
Stapt zq voorbq
Zoo'n avontuurtje
Was iets voor my.
Daagljj'ks dat blikje,
Dat mq zoo tart,
Telkens dat prikje,
Diep in mijn hart.
Steeds nog maar wedi'len
Blijft de balans
Moet ik dan twqflen?
Heb ik dan kans?
Sla dan, wat weerga,
Maar een figuur
Kom, ik riskeer, „la
Belle aventure!"
BEARD FOR A BOB LEAGE.
(Baard contra jongenskop-club.)
Hoe ze ontstond.
Twaalf huisvrouwen uit Traverse City
in den staat Michigan zaten samen thee
te drinken en bekeken de nieuwste mode
bladen. Opmerbelqk was het, dat alle
modebladen „jongenskopjes"-modellen
hadden. En zooals dat gaat, opeens beslo
ten alle twaalf dames, op staanden voet
het gevleugelde woord „lange haren, klein
verstand" door de daad te logenstraffen.
Toen dien avond twaalf echtgenooten
van hun bezigheden thuis kwamen,
vonden zq hun betere helften „gebobbed".
Groote consternatie. Het twaalftal, dat
om een dozqn blonde en bruine vlechten
bedrogen was, trof elkaar in de stam
kroeg. En den volgenden dag brachten
de niewsMaden hiet bericht, dat Traverse
City onder den naam „Baard contra jon-
Zou het een heer zqn of een dame?"
„Och, dat is mq volmaakt hetzelfde, als
het maar geen onaangenaam mensch is."
„Geen onaangenaam mensch," lachte
Grete, „ik zou wel willen dat het een
echte romanheld was, dan zou jq wel
arme asschepoester, weinig zou baten
verliefd op hem te worden, als zy bq mq
was. De ridder of romanheld zou wel too-
nen een beteren smaak te hebben.
4c
Ik had Grete nog nooit zoo mooi gezien,
Van die plaats stond de heer Malling op
verliefd op hem worden, Martha, daar
ben je romantisch genoeg voor."
„Ach, onzin," lachte ik, doch terwyi ik
haar volle, lieflijke schoonheid voor my
zag, dacht ik onwillekeurig, dat het my,
als dezen avond in het witte costuum, met
de schitterende oogen en het frissche ge
laat, omlijst door haar weerbarstige lok
ken.
Toen wy de eetzaal binnentraden, was
We moeten geen helde ont
vluchten en parken zoeken,
maar helde ontginnen en par
ken maken.
Jan LIgthart
Parken maken op dorren heidegrond I
Zal dat ooit lukken? Zullen we maar niet
liever de helde de heide laten en een park
opzoeken, dat al door een ander voor ons
ie aangeelegd? 't Zal makkélqker zyn om
in dat park van anderen te leven, dan
onzen ei'gen heidegrond te ontginnen.
Makkelqk, j.a Maar is het zoo makkelijk,
om het „makkeiyk" te hebben? Wat is ri
eigenlqk mOeilq'ker dan een doelloos
leven? In zoo'n doelloos leven duiken
duizenden vragen op: waartoe. waar
om? Allerlei problemen, waar de wer
kende, strijdende mensen geen idee van
heeft, komen den mensch in zqn „mak
kelijk" leventje kwellen Het mooiste,
k'curigste park moet ons vervelen, als
het door anderen is aangelegd. We raken
uitgekeken, we worden er moe van eiken
dag weer langs dezelfde paadjes te loopen.
Wat moeten wq in dat park? Er staat een
hek omheen en binnen dat hek moeten we
blqven, altqd in diezelfde omgeving,
waarvan we elk plekje kennen. En waar
van niet één kiezelsteentje van ons is.
Nee, probeer 't u niet zoo makkelqk te
maken. Dat loopt uit op ontevredenheid.
We moeten toch allen een eigen doel
hebben, we hebben allen ons stukje heide
grond om te ontginnen noodag.
Is uw stukje grond wel heel erg dor?
Wiat een voldoening zal 't u dan geven,
als er op datzelfde stukje dan eens een
park zal staan. Uw eigen park, door uzelf
gemiaaktt. Dan si elk plekje van u, 'ge
kent het en ge hebt bet lief. Het park zal
u nooit mooi genoeg zqn, ge zult eraan
voortwierken, niet doelloos langs de paad
jes loopen. Ga kunt de hekxen verzetten,
steeds meer dioen wqken. Uw park groeit
en groeit! Het staat op het stukje heide
grond, dat ge moeizaam hebt ontgonnen,
vruchtbaar gemaakt. Schuw de mloeöyk-
heden niet. Ze geven u levenskracht en
levensdurf. Zélf moet ge werken, zelf iets
maken. Ontvlucht ge de moeilijkheden,
gaat ge op zoek naar een lui leventje,
dan zult ge weldra ongelukkig zijn. Ma
chinaal werk, afgewisseld door wat uit
gangetjes en pretjes, kan geen voldoening
geven. Wq leven dian langs den zin van
ons bestaan.
Dr. JOS. DE OOOK.
Leven is werken, strijden, ontginnen.
Als we werken, strijden, ontginnen, léven
we. We vragen dan niet verder. We voé
len waarom we bestaan. Ongelukkig zqn
zq, die vragend ronddolen langs de paden
van anderen.
Voor de lezere vnn ons blad geeft onze
psychologische medewerker Dr. Jos. de
Cock, van Merlenstraat 120, 's-Graven-
hage gratis zielkundige adviezen, o.m.
over de wqze waarop zy hun geest kun
nen verfrisschen en hun wilskracht en
energie kunnen versterken.
De vragen worden geregeld in dit blad
behandeld. Mochten de beantwoordingen
te uitvoerig worden dan direct schrifte
lijk aan de aanvragers.
genskop-club" (Beard for a leage) een
nieuwe vereeniging was opgericht. Zus
terverenigingen zouden overal1 in de
Vereenigde Staten tot stand worden ge
bracht. Dr. P. Smyth uit Big Valley werd
tot prosident gekozen en hq verklaarde,
dat er nu miaar eens een eind moest ko
men aan de jongenskoppenmanie van de
vrouwen. De vereeniging neemt alleen
mannelqke leden wier familie vrouwen
bevatten met pagehaar of jongenskoppen,
of wel wier vrouwen rondloopen met het
plan haar lokken aan de kappersschaar
over te leveren. De leden der vereengiing
zqn verplicht zich niet mieer te scheren
en zoolang een patriarchale baard1 en
krijgshaftige snor te dragen, tot hun vrou
wen getemd zqn en de „bobbes" weer ver
anderd zqn in de betamelqke vrouwen
hoofden met vlecht of wrong. Hier geldt
het dus: oog om oog tand om1 tand, of
wel, een beetje gemoderniseerd: „Een
baard voor een jongenskop".
de nieuwe huisgenoot reeds aanwezig. Ik
kon myn lachen bijna niet onderdrukken,
toen een lange, stqve jongeman, van on
geveer dertig jaar, met een leelijk, bleek
gezicht, waterblauwe oogen en roodach
tig haar opstond en met stqve hoffelqk-
heid een buiging voor ons maakte.
Ik geloof echter, dat zqn stqve, gereser
veerde groet alleen uit verlegenheid
voortkwam. Ja, de heer Malling zooals
hij zich aan ons voorstelde kreeg wer
keiyk een weinig kleur in de bleeke wan
gen, en hy wierp een schuwen blik op
Grete, toen dezen hem de kleine hand
reikte en hem met haar donkere schitte
rende oogen vriendelijk glimlachend aan
zag. Doch ln haar beminnelijke woorden
hoorde ik het oordeel over den jongen
man en wist dat zy het met hem juist zoo
zou maken als met alle andere.
Nu, wij gingen aan tafel en Grete was
betooverend, zy lachte, praatte, schertste
met oom en tante en voerde het gesprek
bijna alleen, lk luisterde vergenoegd toe
en ook de heer Malling sprak geen tien
woorden gedurende den geheelen mnal-
Na het eten toonde oom ons huls en
hof, dooh werd spoedig weggeroepen en
Grete verklaarde, dat ze vermoeid was en
op de sofa een weinig wilde uitrusten. We
gingen in de huiskamer, zy strekte zich
op den divan uit, legde de armen onder
het hoofd en maakte het zich gemakke
lijk. Ze veranderde haar houding niet
eens, toen de heer Malling het vertrek
binnen kwam, maar knikte hem glim
lachend toe en zeide:
„Hier ziet ge een offer van de ver-