üll DE WIJDE WERELD
POPDUIIE RUBRIEK
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van ZATERDAG 1 MAART 1930
DE ADDERBEET.
HET SUJET.
TOB NOOIT HOEKJE.
ZONDEK CONCURRENTIE.
't Juffertje
423. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
HOE HET IN HOLLYWOOD
TOEGAAT.
Met scenario-schrijvers.
Bij 't schrijven van een filmmanuscript
doet zich de eigenaardigheid voor, dat de
voltooide film doorgaans weinig of niets
meer gemeen heeft met het oorspron
kelijke concept. Om zich een denkbeeld te
vormen van de wijze waarop in Holly
wood zulk een arbeid verricht wordt,
volgt hier een beschrijving van „het
mysterie van een filmverhaal".
Een jong intelligent schrijver kwam
onlangs bij een groote Amerikaansche
filmonderneming en bood de directie zijn
interessant filmverhaal aaa Het verhaal
werd geaccepteerd, het jonge mensch zag
zijn arbeid met een flinke cheque beloond
(dat lijkt op zichzelf al een mysterie).
Zeer begrijpelijk wilde de auteur de ver
filming van zijn werk gaarne bijwonen,
teneinde den producer zoo noodig zijn
opvattingen nader toe te lichten. Maar
welk een teleurstelling stond hem te
wachten 1 Men stelle zich voor, dat het
oorspronkelijke verhaal zich afspeelde in
Alaska en verschillende scènes op een
uitgestrekte vlakte, bedekt met sneeuw en
ijs, plaats vonden. Door de opstelling van
het studioprogramma kwam de Alaska-
film toevalligerwijze in de maand Augus
tus aan de beurt. Waar zou men in deze
zomersche maand sneeuw- en ijsvlakten
vandaan moeten halen? Maar het „pro
duction-office" weet raad. Dit verandert
de Alaska-scènes in een Sahara-entoura-
ge en laat voor het gemak de historie zich
in Afrika afspelen. De schrijver komt
natuurlijk in verzet, maar men weet hem
op Amerikaansche wijze duidelijk te
maken, dat hij zijn geld binnen heeft, en
de zaak hem verder niets aangaat.
Ternauwernood heeft men den auteur
eenigszins gekalmeerd of er staat hem
een nieuwe verrassing te wachten. Men
is aan de rolverdeeling toe: wederom ver
anderingen, wederom teleurstelling! Bij
het schrijven van zijn manuscript geeft
de schrijver als het ware verschillende
bekende filmartisten in gedachten voor
zich gehad. Ramon Novarro en Dolores
Oostello bijvoorbeeld. In de bewuste Au
gustusmaand is Miss Costello echter in
Spanje, terwijl Novarro de binnenlanden
van Azië met een bezoek vereert. Tot
overmaat van ramp zijn beide artisten
niet aan liet filmgezelschap verbonden,
zoodat er naar nieuwe hoofdfiguren moet
worden uitgezien. Wederom weet de Tech
nische staf raad te schaffen. Greta Gar-
bo is juist eenige weken vrij. Victor Mc.
Laglen is nog maar twee maanden ge-
engageerd. Deze artisten moeten produc
tief gemaakt worden, dus zullen Garbo
en Mc. Laglen samen „The Desert Myste-
ry" moeten spelen. Ongelukkigerwijs zijn
beide artisten niet aan elkander gewend
en vormen zij zeer zeker geen ideaal
team voor liefdesscènes. Hoewel de man
oorspronkelijk het leeuwenaandeel in het
werk te spelen heeft, weet Miss Garbo
alle aandacht op zich te concentreeren in
plaats van Mc. Laglen.
De „lovemaking-scènes" zijn nu achter
den rug; het overgebleven scenario wordt
nauwkeurig aan een soherp onderzoek
onderworpen. Men komt hierbij tot de
conclusie, dat het geheel te dramatisch is
en er noodzakelijkerwijze lichte scènes
Gelukkig had ik een lancettendoosje
(met instrumenten in imi'n zak. Ik liet haar
°P een omgevallen boom plaats nemen,
bij 't licht van m'n lantaarn, gaf ik een
ubike snede, door de wonden van den
slangenbeet. Ik voelde hoe haar heele
lichaam beefde, maar geen geluid kwam
naar over de lippen. Toen het bloed rijke
lijk begon te vloeden zook ik de wond
krachtig uit en spuwde het bloed naast
nu> neer. Toen' ik meende dat ik het ver
gif wel verwijderd had, verbond ik de
«"ond stevig met een zakdoek, en verzocht
baar me den weg naar haar woning te
■«Ijzen.
Maar ze antwoordde: „Neen, niet naar
buis; ik wil naar Stickleton, om den trein
te halen naar Selhurst." Ik hielp haar op
staan, doch op hetzelfde oogehblik voel
de lk de tengere gestalte Ineenzakken.
Ze was flauw gevallen.
Je kunt je mijn toestand indenken,
t Was over tienen; naar Stickleton was
minstens een kwartier lbopon en de
ingelasoht moeten worden. Dit onderdeel
van het programma neemt Louise Fa-
zenda met liefde op zich en met een
aplomb, een beter zaak waardig, weet zij
bet filmdrama lot een klucht om te wer
ken. Eindelijk is men met de verfilming
gereed gekomen. De tien acten lange rol
prent verhuist naar de snijkamer, om
daar in het bijzijn van het technisch per
soneel, een flinke besnoeiing te onder
gaan. Bij het afdraaien van de film be
merkt men dat de scènes, die in het oor
spronkelijke verhaal in nauw verband
stonden, absoluut niet meer kloppen. Nie
mand herinnert zich de oorzaak hiervan,
echter meent ieder de reden te kennen.
Sommigen beweren, dat het decor ver
keerd, anderen, dat het opname-tempo te
snel was. Misschien was de reden alleen
echter, dat het manuscript bruikbaar was
als leesstuk, maar ongeschikt voor pan
tomime.
BRUIDSKEUZE.
De moeilijke keuze voor
Jacobus II van Engeland.
Het menschdom kent sinds den oorlog
allerlei nooden: dienstbodennood, wo
ningnood en huwelijksnood deze laat
ste in het bijzonder in de weinige vor
stenhuizen, welke Europa nog telt. De
keuze is voor prinsen en prinsessen van
den bloede zeer beperkt geworden. Vroe
ger was dat anders. Maar dat bracht ook
al weer zijn moeilijkheden mee. Toen had
den de vorsten, die een bruid zochten,
een embarras de choix die hun keuze niet
vergemakkelijkte. Een zeer gecompliceerd
geval was dat van den jongeren broeder
van hen Engelschen koning Karei H,
toenmalig hertog van York. Hij wilde
trouwen, ,.maar" schreef de Fransche
minister Fomponne er van overtuigd
zijnde dat hij een goed echtgenoot zou
zijn, wenschte de hertog van York slechts
een mooie vrouw te huwen." Dit was
zijn eerste voorwaarde; maai- hieraan
hield hij dan ook strikt vast. Een lijst
van zes prinsessen, die eventueel allen in
aanmerking konden komen otm hertogin
van York te worden, werd opgemaakt,
en- een der beste dienaren en vrienden
van den hertog, Henri Mordaunt, graaf
van Peterborough, werd belast met de
opdracht om deze zes „gratiën" aan de
verschillende hoven te gaan bezoeken
en namens zijn meester een harer uit te
kiezen.
De hegeerenswaardigste dezer „candi-
daten" was ongetwijfeld dè beeldschoon©
Olaudie Félicité van Innsbruck, een
aartshertoginnetje, wier schoonheid over
de gansche wereld beroemd was. Jammer
alleen dat ze tè mOoi was en dat de Oos-
tenrijksohie keizer Leopold haar voor
zichzelf had gereserveerd.
Graaf Peterborough zag bijgevolg af
van de reis naar Oostenrijk en begaf
zicih naar Parijs, waar drie dier prinses
sen van de lijst „in vooraad" waren. De
eerste daarvan was de hertogin -van
Guise, dochter van Gaston van Orleans,
maar beslist leelijk. Ze was een rijke en
machtige prinses, miaar toch werd door
haar naa-m een streep gehaald. Numimer
twee van de lijst was mademoisell© de
Retz en deze moest wel bepaald niet veel
mooier zijn. Waarschijnlijk waren de
inlichtingen, die monsieur de Peter-
boroug over haar kreeg, van dien aard,
dat hij het niet eens noodig vond, om
haar te bezoeken. Maar wel vervoegde
Ma-ar ik kon toch ook niet dit bewuSte-
looze meisje hier achterlaten. Ik moest
handelen. Gelukkig ben ik een sportsman
en ik had m'n spieren geoefend. Ik naim
trein vertrok om half elf. Als ik dien niet
haalde, miste ik den volgenden morgen
den sneltrein naar Londen en ik kwam
er niet voor den avond na den eersten
examendag aan.
haar in m'n armen en ben op weg gegaan.
Heb je wel eens geprobeerd, een volwas
sen mensch een paar kilometers te dra
gen? Dat valt niet mee. In t eerst gaat 't,
maar al gauw wordt zoo'n last als lood in
je arimen en toen ik dan ook 'een paar
honderd meters geloopen had, moest ik
haar neerleggen. Doch ik kon het niet
zoolang volhouden den tweeden keer.
Toen gaf ik het op. Ik zag dat ig er op
die manier toch niet kwam en ik ben rus
tig naast haar gaan zitten en heb haar de
handen gewreven tot ze bijkwam. Ik
hoorde plotseling haar adem Stokken en
een vraag: „waar ben ik?"
Toen kreeg ik weer hoop. Samen zijn
we toen verder gestrompeld, terwijl ik
haar alles vertelde, en we trachtten zoo
snel mogelijk nog vooruit te bomen in de
hoop, dat de trein wel Iets te laat zou zijn.
Maar toen we in de verte de lichten van
't station zagen, vloog de trein ons al voor
bij op zijn weg naar Selhurst.
Ik was onwillekeurig uit m'n humeur
en leverde haar zwijgend af aan een wo
ning, waar, naar zij zeide, bekenden
hij zich aan die poort van het klooster,
waarin prinses Marle Anne van Wurtem-
berg zich had teruggetrokken na haars
vaders dood. Zij was mooi, kerngezond
en goed opgevoed. De hertog van York
had wel ooren naar het plan om zich
met haar op hot huwelijkspad te bege
ven. Maar helaas had de Fransche koning
Lodewijk XIV, die om politiek© redenen
toch ook nog wel een woordje mee hiad
te spreken, er in het geheel geen ooren
naar. Toen moest do arme Peterborough
zich op reis begeven naar Dusseldorp,
waar een volgend© candidate van de
bruidslijst resideerde, prinses Eleonor
van Neuburg.
De vader van het prinsesje, hertog van
Neuburg, schepte er een boosaardig ge
noegen in om' het ietwat doorzichtige in
cognito van monsieur de Peterborough
iméér te respecteeren dan dien heer aan
genaam kon zijn. Serenissómus begon
met den vreemden beer -gezellig te babbe
len over de bruidskeuze van den hertog
van York en over zijn vlijtigen afgezant,
dien armen graaf Peterborough.
Waar zou hij zich thans bevinden? Des
ondanks vergat de hertog niet om aan
dezen vreemden bezoeker zijn dochter
voor te stellen. PeteiJ>orough vond dat de
prinses tijdens het gesprek» dat nu volg
de, wel heel duidelijk demonstreerde
hoe ontwikkeld en begaafd ze was. Boven
dien meende hij op te merken, dat Eieo-
nora aanleg had om corpulent te worden.
Bijgevolg verliet Peterborough Dussel
dorp weer zeer teleurgesteld en hij' had
zijn incognito niet opgeheven. Zestien
jaar later wreekte zij zich hierover op
met al te nobele wijze. Toen was de her
tog van York koning Jacobus H van En
geland geworden en prinses Eleonora bad
het gebracht tot derde gemalin van kei
zer Leopold van Oostenrijk. Zij was het,
die haar echtgenoot aanspoorde om den
afgezetten Engelschen vorst alle hulp te
weigeren.
Graaf Peterborough keerde van Dus
seldorp terug naar Parijs, en de prinses
van Wurtemberg in haar klooster. Hij
deelde haar mede, dat zij hom de aller
meeste toeleek; en toen het prinsesje
hoorde, dat zij werkelijk hertogin van
York zou worden, klapte zij in haar ban
den van blijdschap. Maar toen Peter
borough van dit bezoek thuis kwam, vond
hij daar de boodschap, dat hij dit plan
moest laten varen en zich ijlings op weg
moest begeven naar Italië en daar om
de hand vragen van prinses Maria
Modena. Er schenen ditmaal geen
hinderpalen te zijn, noch politiek, noch
wat bet uiterlijk der prinses aanging.
Maria van Modena was zeer mooi. Maar
ditmaal was zijzelf bet die weigerde. Zij
had een gelofte gedaan en wilde baar
leven in een klooster slijten. Peterbo
rough smeekte baar dit voornemen op te
geven, de koningen van Engeland en
Frankrijk, do adspirant-bruidegom-zelf
deden hun best: vergeefs. Maria's besluit
stond onherroepelijk vast. Toen bemoeide
de Paus zich mot de zaak. Hij gaf Maria
kort en goed te verstaan, diat ze de zaak
van het Katholicisme beiter diende door
niet een Engeisch vorst te huwen, en bet
Katholicisme in Engeland te helpen be
vorderen, dan door zich in een klooster
op te sluiten. Toen stemde Maria in bet
huwelijk toe. Graaf Peterborough trad,
in naams zijns meesters, met baar voor
bet altaar en voerde daarna do jeugdige
schoon© naar haar nieuw land en volk.
B.
Het was baar eerste „uitgaansavond".
Maar waar zij been zou gaan wist ze niet.
Lady Warburg passeerde baar in de bal,
gaf baar een genadig knikje, en zei:
„Gaat u vanavond uw vrienden bezoeken,
miss Nash," maar zonder -bet antwoord te
booren, ging ze verder. „Vrienden bezoe
ken," dacht Amy Nash, terwijl zij, de
straatdeur achter zich toetrok, „ik heb
geen vrienden in heel Londen." Twee ge
dachten doorkruisten haar brein; de één
haar droom van rijk zijn, een eigen huis
houding hebben, bet loven genieten. De
andere de werkelijkheid eeni gou
vernante, de dienstboden vermijden mjj,
omdat ik boven ben sta, en de „familie"
doet hetzelfde omdat ik onder ben sta.
Tranen kwamen in haar oogen, ze ver
langde terug naar het lieve buisje met
woonden. Ik zag in het steeds sterker
wordende duister nog flauw, bo© ze baar
handi uitstak, maar in m'n ontstemming
over m'n tegenspoed dééd ik alsof ik die
niet zag en haastte me weg, terwijl ik ook
op haar verzoek om mee naar binnen te
gaan geen antwoord gaf.
Ik logeerde dien nacht in een eenvou
dig hotel, kwam den volgenden dag pas
in Londen aan en lk vond tot m'n spijt
m'n vermoeiden bewaarheid, dat Ik niet
moer aan 't examen kon deelnemen.
Gelukkig kon ik den voorzitter der
examen-ooiiTimiasle te pakken krijgen en
vertelde hem mijn wederwaardigheden.
Hij had medelijden met me, doch In ver
band met de omstandigheden werden de
examens niet verlengd, zoodat hij on
machtig was, me nog toe te laten. Op
voorspraak van mijn professoren, bezorg
de hij mij echter een plaats als assistent
aan een der ambulances, zoodat ik toch
nog, al was het, dan ongegradueerd als
dokter wegging naar het front.
Ik zal je mijn avonturen ln den oorlog
niet vertellen, trouwens, je hebt ze zelf
en wellicht nog erger meegemaakt, 't Was
zwaar werk, zonder de noodige rust en
maar zelden had lk tijd om aan andere
dingen dan aan de dagelijkscbe bezig
heden te denken. Toch, af en toe gingen
m'n gedachten terug naar dat voorval in
klimop begroeid, ln Devonahlre, waar zij
geboren was, en waar haar moeder de
weduwe van «en ongefortuneerden dok
ter woonde. Doelloos slenterde ze
voort, de eene straat in, de andere uit, de
winkels waren reeds gesloten, en het be
gon te motregenen. Nog even een kijkje
nemen in Oxfordstreet. Het begon nu har
der te regenen, wat het erg onpleizierig
maakte. Ze sloeig een zijstraat in, met het
doel naar huis terug te keeren, toen het
geluid van muziek tot haar doordrong, en
een man in uniform uitriep „Fijnste
danszaal ln Londen. Het beroemd© Jazz
Orkest." Ze stond stil. „Zou ik hier een
uurtje doorbrengen," dacht ze, „niemand
kent me hier toch." Ze raapte al haar
moed bjjeen en stapte de vestibule door.
Nog was ze besluiteloos. Werktuigelijk
ging ze naar het loket, en kocht een kaar
tje. De „uniform", haar aarzeling bemer
kende, zei, bij wjjze van aanbeveling, ter
wijl hij die deur voor baar openhield:
„Overvloed van heeren binnen, om mee
te dansen Juf." Het geroezemoes daarbin
nen verdoofde haar voor een oogenblik.
Ze ging op één der stoelen, die langs den
wand stonden, zitten en koek als in een
droom naar de dansende paartjes, den
kende: „Wat zou moeder, en Lady War
burg wel zeggen als ze wisten dat ik hier
was. „Mag ik het genoegen hebben voor
den volgenden dans?" klonk haar eens
klaps in de ooren. Ze 'keek verschrikt op.
Vóór haar stond een elegant gekleed
heer, met een zeer innemend! gelaat Ze
kreeg een kleur en zei haastig: „Dank u
ik dans niet." Ze verwachtte dat hij zou
heengaan. „Maar vindt u het niet ver
velend te zien hoe anderen zich verma
ken, en er zelf geen deel aan te nemen;
daarbij1 ziet u er niet uit als een muur
bloem," zei hij lachend. Als een ander zóó
tegen haar gesproken had, had zij zeker
gezegd: „Ik ken u niet, meneer, en
wensch ook niet vrrder tegen u te spre
ken." Die woorden wilden haar echter
niet over de lippen, toen zij hem in zijn
vriendelijke grijze oogen keek. Ze glim
lachte en zei: „Wel ziet u, ik ken u
niet, maar ik dank u voor uiw goede be
doeling."' Haar mooi gezichtje en die be
schaafde toon waarop zij sprak, bevie
len hem. „Kent u niemand hier?" infor
meerde hïj. „Neen, niemand, ik kwam
hier bij toeval omdat het regende en
ik geen parapluie hij mij had," verbeter
de zij zichzelf. „Maar zoudt u niet eens
éénmaal met me willen dansen," drong
hij aan. De muziek begon juist een on
weerstaanbare foxtrott te spelen' en ze
was dol op dansen, daarbij was ze jong
en hij' zag er uit als een -gentleman. „Nu
éénmaal dan," zei ze terwijl zij opstond.
Hij sloeg de armen om haar net figuur
tje en vergeten was moeder, Lady War
burg en de heele wereld.
„Komt u dikwijls hier," vroeg ze, toen
de dans geëindigd was, en hij! haar naar
haar plaats terugbracht.
„Dit is de eerste maal dat ik hier ben,"
was bet antwoord, terwijl hij haar met be
wonderende blikken aankeek.
„Maar boe.
„Wel lk zal het u vertellen1; ik wilde
juist de straat oversteken toen u mij' pas
seerde, en ik dacht dat ik nog nooit zoo'n
lief meisje gezien had, ik Zag u hier bin
nengaan, en ik volgle u."
Zijn openhartigheid bracht haar in ver
warring. De muziek begon een zachte
wals te spelen. „Wat zoudt u zeggen, van
een anderen dans," vroeg bjj, haar hand
vattend. „Neen, ik moet nu gaan, meneer,
ik zou te laat thuis komen, en mijn be
trekking kunnen verliezen." Werkt u
voor den kost?" vroeg hij naïef. „Ja, ik
voorzie in mijn eigen onderhoud," zei ze
niet zonder trots, „ik ben gouvernante bij
een adellijke familie. „En bevalt het u
daar?" „Ik heb niet te klagen, alleen be-
hadelen ze mij erg uit de hoogte."
„Afschuwelijke creaturen," mompelde
hij'. Ze keek op haar armbandhorloge en
werd bleek van schrik. „Over tienen!"
riep ze uit," en ik moest om tien uur
thuis zijn. Ik wensch u ©en genoegelijke
avond verder, meneer," terwijl ze haastig
heen wilde gaan. „Wilt u mij niet veroor
loven, u naar huis te geleiden, daar het
al zoo laat is?"
„iO, neen, dat is onmogelijk, doe dat
niet," zei ze angstig.
„Maar wanneer zal ik u weerzien, zeg
het gauw."
„Misschien de volgende week," zei ze
terwijl ze zich haastig verwijderde. Zij
was buiten adem van het harde loopen.
het duister van den 'zomernacht en dan
speet 't me, dat ik zoo ruw was geweest.
Als ik het er levend afbracht, belóofdo ik
mezelf zou ik haar opzoeken en de om
standigheden vertellen. Doch plotseling
herinnerde ik mij! met schrik, dat ik niet
eens haar naam1 wist, noch zelfs haar ge
zicht zou herkennen. In het duister had
ik het meisje niet goed kunnen zien en
een zekere beschroomdheid had me weer
houden m'n lantaarn op haar gelaatstrek
ken te richten. Toch was 't een eigenaar
dige gedachte, dat ik een tenger jong
meisje in m'n armen had gedragen en lk
voelde, dat als ik haar ooit weer zag, er
oen vertrouwelijke band tusschen ons zou
bestaan, die door niets kon worden weg
genomen.
Toen begon de sldlg aan de Manie, met
al de verschrikkingen die hij' meebracht.
Ik werd gewond door een granaatsplinter
en dagenlang was ik bewusteloos. Ik
weet, hoe ik in mijn koorts heb liggen
ijlen en hoe dat voorval in de bosschen
van Durham, in imijn droombeelden een
rol speelde.
Op een keer werd ik wakiker en zag voor
't eerst, dat ik mij in een la'zeret achter
het front bevond. Helder gekleed© ver
pleegsters gingen met geruischloozen
stap rond en brachten lafenis en verfris-
sohing aan de lijders. Ik dommelde weer
in, maar mijn geest hield het beeld van
Er is geen heil in den oorlog,
wij smeaken u allen om den
vrede
Veigüdu*.
Eén van de wreed© dwaasheden van
den oorlog is, dat de mensch en gedwon
gen worden tegen elkaar te vechten, ter
wijl een groot 'gedeelte van die menschen
niet eens weet waarom het vecht. En zoo
ze het al weten, dan blijft de oorlog nog
onbegrijpelijk voor hen. Otm iets wat hen
lijkt een „regeeringszaak" moeten ze
vechten met menschen, die ze nog nooit
gezien hebben, die hen nooit iets gedaan
hebben. Ais ze ze wèl kenden, zouden het
misschien hun vrienden zijn. Maar nu:
vechten, dooden is het parool.
Ze begrijpen het niet, maar ze worden
opgezweept, voortgedreven. Het gaat om
jt leven, heet het En eenmaal in ge
vecht, gaat het ook werkelijk om hun
leven. Dooden zij' niet, dan worden ze ge
dood. Een haat grijpt hen aan, haat
tegen de gevaarlijke tegenstanders, die
hun het leven willen' benemen. Eh dan
zijn ze waar de landen hen hebben willen,
dan vechten ze ais duivels, voor levens
behoud uit haat.
Men vertelt ons vaak, dat we in vredes
tijd ook moeten vechten? Waarom!? We
weten het niet precies, maar het wordt
ons zoo vaak gezegd, dat we het gaan ge-
looven. De menschen zullen wel gelijk
hebben. „Je moet vechten tegen je con
currenten", heet het „je moet vechten om
je plaats te behouden, 't Gaat om je
leven."
Dan maar vechten. Wat zijn onze con
currenten voor menschen? Daar vragen
we niet naar. We gaan hen bestrijden.
Zoodra de concurrent onzen aanval
bemerkt, wordt hij kwaad en bang en
valt op zijn beurt aan. Wij zien hem nar
deren, wij worden ook bang, ons leven,
onze broodwinning is in gevaar. Uit angst
wordt de haat geboren.
Laten we ons toch niets wijs maken!
We moeten niet vechten, niet in ooriogs-,
niet in vredestijd!. In oorlog is geen heil
Zoolang de menschen elkaar bekampen
is er geen vooruitgang. Alleen bij samen
werking is evolutie mogelijk.
Er is heusch wel plaats voor u in bet
leven. Als ge er dan om vechten wilt,
vecht dan met uzelf, met uw slapheid, met
uw lafheid. Het andere is „regeerings
zaak".
„De een zijn dood, is een ander zijn
brood." Soms is dat werkelijk zoo. Maar
de een zijn leven behoeft niet den ander
zijn dood te zijn. Wij hebben allen recht
om te leven, wij hebben allen ons eigen
stukje wereld, waaraan wij arbeiden moe
ten. Al die kleine stukjes werk vormen
samen het groote werk, het wereld-werk,
dat naar vooruitgang streeft. We omo
gen elkaar in dat werk niet hinderen.
In uw werkelijke, éigen werk hebt- ge
geen concurrenten!
Dr. JOfl. DE OOOK.
(Nadruk verboden.)
Een klok sloeg elf uur, toen zij aan de
bel trok. Oh, ik hoop dat Lady Warburg
uit is, dacht ze. De huisknecht deed de
deur voor haar open, maar voor zij de
trap had 'bereikt, verscheen Lady War
burg en zei op afkeurenden toon: „U
bent laat juffrouw, mag ik u er aan her
inneren, dat u in het vervolg om 10 uur
thuis moet zijn."
„Het spijt miji, maar.
„Goeden nacht," zei Lady Warbrug
haar onderbrekende.
„Gebeden nacht, Mylady."
Anny Nash deed dien nacht geen oog
dicht, ze voelde zich schuldbewust, en was
lang niet op haar gemak, dat zij zich zalf
zoo vergeten had, om in een publiek dans-
lokaal, met een haar onbekend persoon
te dansen. Zij was dan ook erg zenuwach
tig, toen zij' den volgenden morgen Lady
Warburg ontmoette. Misschien is het
beter haar alles te vertellen, en te zeg
gen, dat het mij vreeselijk spijt, maar dat
mijn eenzaamheid ©r de schuld van is,
dlacht ze. „Hebt u zich gisteravond goed
geamuseerd?'" vroeg Lady Warburg op
afgemeten toon.
„Zijn" knap gelaat trok aan Amy's
geestesoog voorbij en bijna had ze „ja"
gezegd.
,Jk hoop, dat u het mij niet kwalijk
één der meisjes vast, dat ik juist en pro
fil had zien staan vóór ik m'n oogen weer
sloot. Die houding scheen me bekend en
in m'n droom bracht ik haar weer in ver
band met m'n avontuur in de bosschen.
Met een schok werd ik wakker. Ik voelde
hoe een compres op m'n hoofd werd ge
legd en m'n oogen opslaande keek ik naar
de zuster die me verzorgde. Plotseling
viel m'n oog op een lidteeken even boven
den pols, een streep van een paar centi
meters 1'enigta Ik nacht dat lk droomde,
en kon mijn oogen er niet van af houden.
Toen de verpleegster klaar was trof ime
de blik van baar klare blauw© oogen. Ik
moest zekerheid hebben.
„Zuster," fluisterde lk, want ik waa nog
zwak, „heeft u dat lltteeken gekregen op
een avond in de bosschen bi) Selhurst?"
Een hoogrood ©vertoog haar wangen en
ze keek me ondierzoekend aan. Ze knikte
verward en vroeg: „Bent u dan?...."
Maar ze hoefde niets meer t© vragen,
want lk drukte mijn lippen op het llt
teeken. „Dat heb lk al eens meer gedaan,"
zei ik ter verontschuldiging.
„Wat er verder gebeurd Is, vertel ik je
niet; maar daar komt mfa belooning aan,
die ik voor ©en enkel© goede daad ge
kregen heb,"
Z'n vrouw kwam die kamer binnen en
streek hem liefdevol door het haar.
J. G. H.