üll DE WIJDE WERELD POPDUIIE RUBRIEK Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van ZATERDAG 1 MAART 1930 DE ADDERBEET. HET SUJET. TOB NOOIT HOEKJE. ZONDEK CONCURRENTIE. 't Juffertje 423. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). HOE HET IN HOLLYWOOD TOEGAAT. Met scenario-schrijvers. Bij 't schrijven van een filmmanuscript doet zich de eigenaardigheid voor, dat de voltooide film doorgaans weinig of niets meer gemeen heeft met het oorspron kelijke concept. Om zich een denkbeeld te vormen van de wijze waarop in Holly wood zulk een arbeid verricht wordt, volgt hier een beschrijving van „het mysterie van een filmverhaal". Een jong intelligent schrijver kwam onlangs bij een groote Amerikaansche filmonderneming en bood de directie zijn interessant filmverhaal aaa Het verhaal werd geaccepteerd, het jonge mensch zag zijn arbeid met een flinke cheque beloond (dat lijkt op zichzelf al een mysterie). Zeer begrijpelijk wilde de auteur de ver filming van zijn werk gaarne bijwonen, teneinde den producer zoo noodig zijn opvattingen nader toe te lichten. Maar welk een teleurstelling stond hem te wachten 1 Men stelle zich voor, dat het oorspronkelijke verhaal zich afspeelde in Alaska en verschillende scènes op een uitgestrekte vlakte, bedekt met sneeuw en ijs, plaats vonden. Door de opstelling van het studioprogramma kwam de Alaska- film toevalligerwijze in de maand Augus tus aan de beurt. Waar zou men in deze zomersche maand sneeuw- en ijsvlakten vandaan moeten halen? Maar het „pro duction-office" weet raad. Dit verandert de Alaska-scènes in een Sahara-entoura- ge en laat voor het gemak de historie zich in Afrika afspelen. De schrijver komt natuurlijk in verzet, maar men weet hem op Amerikaansche wijze duidelijk te maken, dat hij zijn geld binnen heeft, en de zaak hem verder niets aangaat. Ternauwernood heeft men den auteur eenigszins gekalmeerd of er staat hem een nieuwe verrassing te wachten. Men is aan de rolverdeeling toe: wederom ver anderingen, wederom teleurstelling! Bij het schrijven van zijn manuscript geeft de schrijver als het ware verschillende bekende filmartisten in gedachten voor zich gehad. Ramon Novarro en Dolores Oostello bijvoorbeeld. In de bewuste Au gustusmaand is Miss Costello echter in Spanje, terwijl Novarro de binnenlanden van Azië met een bezoek vereert. Tot overmaat van ramp zijn beide artisten niet aan liet filmgezelschap verbonden, zoodat er naar nieuwe hoofdfiguren moet worden uitgezien. Wederom weet de Tech nische staf raad te schaffen. Greta Gar- bo is juist eenige weken vrij. Victor Mc. Laglen is nog maar twee maanden ge- engageerd. Deze artisten moeten produc tief gemaakt worden, dus zullen Garbo en Mc. Laglen samen „The Desert Myste- ry" moeten spelen. Ongelukkigerwijs zijn beide artisten niet aan elkander gewend en vormen zij zeer zeker geen ideaal team voor liefdesscènes. Hoewel de man oorspronkelijk het leeuwenaandeel in het werk te spelen heeft, weet Miss Garbo alle aandacht op zich te concentreeren in plaats van Mc. Laglen. De „lovemaking-scènes" zijn nu achter den rug; het overgebleven scenario wordt nauwkeurig aan een soherp onderzoek onderworpen. Men komt hierbij tot de conclusie, dat het geheel te dramatisch is en er noodzakelijkerwijze lichte scènes Gelukkig had ik een lancettendoosje (met instrumenten in imi'n zak. Ik liet haar °P een omgevallen boom plaats nemen, bij 't licht van m'n lantaarn, gaf ik een ubike snede, door de wonden van den slangenbeet. Ik voelde hoe haar heele lichaam beefde, maar geen geluid kwam naar over de lippen. Toen het bloed rijke lijk begon te vloeden zook ik de wond krachtig uit en spuwde het bloed naast nu> neer. Toen' ik meende dat ik het ver gif wel verwijderd had, verbond ik de «"ond stevig met een zakdoek, en verzocht baar me den weg naar haar woning te ■«Ijzen. Maar ze antwoordde: „Neen, niet naar buis; ik wil naar Stickleton, om den trein te halen naar Selhurst." Ik hielp haar op staan, doch op hetzelfde oogehblik voel de lk de tengere gestalte Ineenzakken. Ze was flauw gevallen. Je kunt je mijn toestand indenken, t Was over tienen; naar Stickleton was minstens een kwartier lbopon en de ingelasoht moeten worden. Dit onderdeel van het programma neemt Louise Fa- zenda met liefde op zich en met een aplomb, een beter zaak waardig, weet zij bet filmdrama lot een klucht om te wer ken. Eindelijk is men met de verfilming gereed gekomen. De tien acten lange rol prent verhuist naar de snijkamer, om daar in het bijzijn van het technisch per soneel, een flinke besnoeiing te onder gaan. Bij het afdraaien van de film be merkt men dat de scènes, die in het oor spronkelijke verhaal in nauw verband stonden, absoluut niet meer kloppen. Nie mand herinnert zich de oorzaak hiervan, echter meent ieder de reden te kennen. Sommigen beweren, dat het decor ver keerd, anderen, dat het opname-tempo te snel was. Misschien was de reden alleen echter, dat het manuscript bruikbaar was als leesstuk, maar ongeschikt voor pan tomime. BRUIDSKEUZE. De moeilijke keuze voor Jacobus II van Engeland. Het menschdom kent sinds den oorlog allerlei nooden: dienstbodennood, wo ningnood en huwelijksnood deze laat ste in het bijzonder in de weinige vor stenhuizen, welke Europa nog telt. De keuze is voor prinsen en prinsessen van den bloede zeer beperkt geworden. Vroe ger was dat anders. Maar dat bracht ook al weer zijn moeilijkheden mee. Toen had den de vorsten, die een bruid zochten, een embarras de choix die hun keuze niet vergemakkelijkte. Een zeer gecompliceerd geval was dat van den jongeren broeder van hen Engelschen koning Karei H, toenmalig hertog van York. Hij wilde trouwen, ,.maar" schreef de Fransche minister Fomponne er van overtuigd zijnde dat hij een goed echtgenoot zou zijn, wenschte de hertog van York slechts een mooie vrouw te huwen." Dit was zijn eerste voorwaarde; maai- hieraan hield hij dan ook strikt vast. Een lijst van zes prinsessen, die eventueel allen in aanmerking konden komen otm hertogin van York te worden, werd opgemaakt, en- een der beste dienaren en vrienden van den hertog, Henri Mordaunt, graaf van Peterborough, werd belast met de opdracht om deze zes „gratiën" aan de verschillende hoven te gaan bezoeken en namens zijn meester een harer uit te kiezen. De hegeerenswaardigste dezer „candi- daten" was ongetwijfeld dè beeldschoon© Olaudie Félicité van Innsbruck, een aartshertoginnetje, wier schoonheid over de gansche wereld beroemd was. Jammer alleen dat ze tè mOoi was en dat de Oos- tenrijksohie keizer Leopold haar voor zichzelf had gereserveerd. Graaf Peterborough zag bijgevolg af van de reis naar Oostenrijk en begaf zicih naar Parijs, waar drie dier prinses sen van de lijst „in vooraad" waren. De eerste daarvan was de hertogin -van Guise, dochter van Gaston van Orleans, maar beslist leelijk. Ze was een rijke en machtige prinses, miaar toch werd door haar naa-m een streep gehaald. Numimer twee van de lijst was mademoisell© de Retz en deze moest wel bepaald niet veel mooier zijn. Waarschijnlijk waren de inlichtingen, die monsieur de Peter- boroug over haar kreeg, van dien aard, dat hij het niet eens noodig vond, om haar te bezoeken. Maar wel vervoegde Ma-ar ik kon toch ook niet dit bewuSte- looze meisje hier achterlaten. Ik moest handelen. Gelukkig ben ik een sportsman en ik had m'n spieren geoefend. Ik naim trein vertrok om half elf. Als ik dien niet haalde, miste ik den volgenden morgen den sneltrein naar Londen en ik kwam er niet voor den avond na den eersten examendag aan. haar in m'n armen en ben op weg gegaan. Heb je wel eens geprobeerd, een volwas sen mensch een paar kilometers te dra gen? Dat valt niet mee. In t eerst gaat 't, maar al gauw wordt zoo'n last als lood in je arimen en toen ik dan ook 'een paar honderd meters geloopen had, moest ik haar neerleggen. Doch ik kon het niet zoolang volhouden den tweeden keer. Toen gaf ik het op. Ik zag dat ig er op die manier toch niet kwam en ik ben rus tig naast haar gaan zitten en heb haar de handen gewreven tot ze bijkwam. Ik hoorde plotseling haar adem Stokken en een vraag: „waar ben ik?" Toen kreeg ik weer hoop. Samen zijn we toen verder gestrompeld, terwijl ik haar alles vertelde, en we trachtten zoo snel mogelijk nog vooruit te bomen in de hoop, dat de trein wel Iets te laat zou zijn. Maar toen we in de verte de lichten van 't station zagen, vloog de trein ons al voor bij op zijn weg naar Selhurst. Ik was onwillekeurig uit m'n humeur en leverde haar zwijgend af aan een wo ning, waar, naar zij zeide, bekenden hij zich aan die poort van het klooster, waarin prinses Marle Anne van Wurtem- berg zich had teruggetrokken na haars vaders dood. Zij was mooi, kerngezond en goed opgevoed. De hertog van York had wel ooren naar het plan om zich met haar op hot huwelijkspad te bege ven. Maar helaas had de Fransche koning Lodewijk XIV, die om politiek© redenen toch ook nog wel een woordje mee hiad te spreken, er in het geheel geen ooren naar. Toen moest do arme Peterborough zich op reis begeven naar Dusseldorp, waar een volgend© candidate van de bruidslijst resideerde, prinses Eleonor van Neuburg. De vader van het prinsesje, hertog van Neuburg, schepte er een boosaardig ge noegen in om' het ietwat doorzichtige in cognito van monsieur de Peterborough iméér te respecteeren dan dien heer aan genaam kon zijn. Serenissómus begon met den vreemden beer -gezellig te babbe len over de bruidskeuze van den hertog van York en over zijn vlijtigen afgezant, dien armen graaf Peterborough. Waar zou hij zich thans bevinden? Des ondanks vergat de hertog niet om aan dezen vreemden bezoeker zijn dochter voor te stellen. PeteiJ>orough vond dat de prinses tijdens het gesprek» dat nu volg de, wel heel duidelijk demonstreerde hoe ontwikkeld en begaafd ze was. Boven dien meende hij op te merken, dat Eieo- nora aanleg had om corpulent te worden. Bijgevolg verliet Peterborough Dussel dorp weer zeer teleurgesteld en hij' had zijn incognito niet opgeheven. Zestien jaar later wreekte zij zich hierover op met al te nobele wijze. Toen was de her tog van York koning Jacobus H van En geland geworden en prinses Eleonora bad het gebracht tot derde gemalin van kei zer Leopold van Oostenrijk. Zij was het, die haar echtgenoot aanspoorde om den afgezetten Engelschen vorst alle hulp te weigeren. Graaf Peterborough keerde van Dus seldorp terug naar Parijs, en de prinses van Wurtemberg in haar klooster. Hij deelde haar mede, dat zij hom de aller meeste toeleek; en toen het prinsesje hoorde, dat zij werkelijk hertogin van York zou worden, klapte zij in haar ban den van blijdschap. Maar toen Peter borough van dit bezoek thuis kwam, vond hij daar de boodschap, dat hij dit plan moest laten varen en zich ijlings op weg moest begeven naar Italië en daar om de hand vragen van prinses Maria Modena. Er schenen ditmaal geen hinderpalen te zijn, noch politiek, noch wat bet uiterlijk der prinses aanging. Maria van Modena was zeer mooi. Maar ditmaal was zijzelf bet die weigerde. Zij had een gelofte gedaan en wilde baar leven in een klooster slijten. Peterbo rough smeekte baar dit voornemen op te geven, de koningen van Engeland en Frankrijk, do adspirant-bruidegom-zelf deden hun best: vergeefs. Maria's besluit stond onherroepelijk vast. Toen bemoeide de Paus zich mot de zaak. Hij gaf Maria kort en goed te verstaan, diat ze de zaak van het Katholicisme beiter diende door niet een Engeisch vorst te huwen, en bet Katholicisme in Engeland te helpen be vorderen, dan door zich in een klooster op te sluiten. Toen stemde Maria in bet huwelijk toe. Graaf Peterborough trad, in naams zijns meesters, met baar voor bet altaar en voerde daarna do jeugdige schoon© naar haar nieuw land en volk. B. Het was baar eerste „uitgaansavond". Maar waar zij been zou gaan wist ze niet. Lady Warburg passeerde baar in de bal, gaf baar een genadig knikje, en zei: „Gaat u vanavond uw vrienden bezoeken, miss Nash," maar zonder -bet antwoord te booren, ging ze verder. „Vrienden bezoe ken," dacht Amy Nash, terwijl zij, de straatdeur achter zich toetrok, „ik heb geen vrienden in heel Londen." Twee ge dachten doorkruisten haar brein; de één haar droom van rijk zijn, een eigen huis houding hebben, bet loven genieten. De andere de werkelijkheid eeni gou vernante, de dienstboden vermijden mjj, omdat ik boven ben sta, en de „familie" doet hetzelfde omdat ik onder ben sta. Tranen kwamen in haar oogen, ze ver langde terug naar het lieve buisje met woonden. Ik zag in het steeds sterker wordende duister nog flauw, bo© ze baar handi uitstak, maar in m'n ontstemming over m'n tegenspoed dééd ik alsof ik die niet zag en haastte me weg, terwijl ik ook op haar verzoek om mee naar binnen te gaan geen antwoord gaf. Ik logeerde dien nacht in een eenvou dig hotel, kwam den volgenden dag pas in Londen aan en lk vond tot m'n spijt m'n vermoeiden bewaarheid, dat Ik niet moer aan 't examen kon deelnemen. Gelukkig kon ik den voorzitter der examen-ooiiTimiasle te pakken krijgen en vertelde hem mijn wederwaardigheden. Hij had medelijden met me, doch In ver band met de omstandigheden werden de examens niet verlengd, zoodat hij on machtig was, me nog toe te laten. Op voorspraak van mijn professoren, bezorg de hij mij echter een plaats als assistent aan een der ambulances, zoodat ik toch nog, al was het, dan ongegradueerd als dokter wegging naar het front. Ik zal je mijn avonturen ln den oorlog niet vertellen, trouwens, je hebt ze zelf en wellicht nog erger meegemaakt, 't Was zwaar werk, zonder de noodige rust en maar zelden had lk tijd om aan andere dingen dan aan de dagelijkscbe bezig heden te denken. Toch, af en toe gingen m'n gedachten terug naar dat voorval in klimop begroeid, ln Devonahlre, waar zij geboren was, en waar haar moeder de weduwe van «en ongefortuneerden dok ter woonde. Doelloos slenterde ze voort, de eene straat in, de andere uit, de winkels waren reeds gesloten, en het be gon te motregenen. Nog even een kijkje nemen in Oxfordstreet. Het begon nu har der te regenen, wat het erg onpleizierig maakte. Ze sloeig een zijstraat in, met het doel naar huis terug te keeren, toen het geluid van muziek tot haar doordrong, en een man in uniform uitriep „Fijnste danszaal ln Londen. Het beroemd© Jazz Orkest." Ze stond stil. „Zou ik hier een uurtje doorbrengen," dacht ze, „niemand kent me hier toch." Ze raapte al haar moed bjjeen en stapte de vestibule door. Nog was ze besluiteloos. Werktuigelijk ging ze naar het loket, en kocht een kaar tje. De „uniform", haar aarzeling bemer kende, zei, bij wjjze van aanbeveling, ter wijl hij die deur voor baar openhield: „Overvloed van heeren binnen, om mee te dansen Juf." Het geroezemoes daarbin nen verdoofde haar voor een oogenblik. Ze ging op één der stoelen, die langs den wand stonden, zitten en koek als in een droom naar de dansende paartjes, den kende: „Wat zou moeder, en Lady War burg wel zeggen als ze wisten dat ik hier was. „Mag ik het genoegen hebben voor den volgenden dans?" klonk haar eens klaps in de ooren. Ze 'keek verschrikt op. Vóór haar stond een elegant gekleed heer, met een zeer innemend! gelaat Ze kreeg een kleur en zei haastig: „Dank u ik dans niet." Ze verwachtte dat hij zou heengaan. „Maar vindt u het niet ver velend te zien hoe anderen zich verma ken, en er zelf geen deel aan te nemen; daarbij1 ziet u er niet uit als een muur bloem," zei hij lachend. Als een ander zóó tegen haar gesproken had, had zij zeker gezegd: „Ik ken u niet, meneer, en wensch ook niet vrrder tegen u te spre ken." Die woorden wilden haar echter niet over de lippen, toen zij hem in zijn vriendelijke grijze oogen keek. Ze glim lachte en zei: „Wel ziet u, ik ken u niet, maar ik dank u voor uiw goede be doeling."' Haar mooi gezichtje en die be schaafde toon waarop zij sprak, bevie len hem. „Kent u niemand hier?" infor meerde hïj. „Neen, niemand, ik kwam hier bij toeval omdat het regende en ik geen parapluie hij mij had," verbeter de zij zichzelf. „Maar zoudt u niet eens éénmaal met me willen dansen," drong hij aan. De muziek begon juist een on weerstaanbare foxtrott te spelen' en ze was dol op dansen, daarbij was ze jong en hij' zag er uit als een -gentleman. „Nu éénmaal dan," zei ze terwijl zij opstond. Hij sloeg de armen om haar net figuur tje en vergeten was moeder, Lady War burg en de heele wereld. „Komt u dikwijls hier," vroeg ze, toen de dans geëindigd was, en hij! haar naar haar plaats terugbracht. „Dit is de eerste maal dat ik hier ben," was bet antwoord, terwijl hij haar met be wonderende blikken aankeek. „Maar boe. „Wel lk zal het u vertellen1; ik wilde juist de straat oversteken toen u mij' pas seerde, en ik dacht dat ik nog nooit zoo'n lief meisje gezien had, ik Zag u hier bin nengaan, en ik volgle u." Zijn openhartigheid bracht haar in ver warring. De muziek begon een zachte wals te spelen. „Wat zoudt u zeggen, van een anderen dans," vroeg bjj, haar hand vattend. „Neen, ik moet nu gaan, meneer, ik zou te laat thuis komen, en mijn be trekking kunnen verliezen." Werkt u voor den kost?" vroeg hij naïef. „Ja, ik voorzie in mijn eigen onderhoud," zei ze niet zonder trots, „ik ben gouvernante bij een adellijke familie. „En bevalt het u daar?" „Ik heb niet te klagen, alleen be- hadelen ze mij erg uit de hoogte." „Afschuwelijke creaturen," mompelde hij'. Ze keek op haar armbandhorloge en werd bleek van schrik. „Over tienen!" riep ze uit," en ik moest om tien uur thuis zijn. Ik wensch u ©en genoegelijke avond verder, meneer," terwijl ze haastig heen wilde gaan. „Wilt u mij niet veroor loven, u naar huis te geleiden, daar het al zoo laat is?" „iO, neen, dat is onmogelijk, doe dat niet," zei ze angstig. „Maar wanneer zal ik u weerzien, zeg het gauw." „Misschien de volgende week," zei ze terwijl ze zich haastig verwijderde. Zij was buiten adem van het harde loopen. het duister van den 'zomernacht en dan speet 't me, dat ik zoo ruw was geweest. Als ik het er levend afbracht, belóofdo ik mezelf zou ik haar opzoeken en de om standigheden vertellen. Doch plotseling herinnerde ik mij! met schrik, dat ik niet eens haar naam1 wist, noch zelfs haar ge zicht zou herkennen. In het duister had ik het meisje niet goed kunnen zien en een zekere beschroomdheid had me weer houden m'n lantaarn op haar gelaatstrek ken te richten. Toch was 't een eigenaar dige gedachte, dat ik een tenger jong meisje in m'n armen had gedragen en lk voelde, dat als ik haar ooit weer zag, er oen vertrouwelijke band tusschen ons zou bestaan, die door niets kon worden weg genomen. Toen begon de sldlg aan de Manie, met al de verschrikkingen die hij' meebracht. Ik werd gewond door een granaatsplinter en dagenlang was ik bewusteloos. Ik weet, hoe ik in mijn koorts heb liggen ijlen en hoe dat voorval in de bosschen van Durham, in imijn droombeelden een rol speelde. Op een keer werd ik wakiker en zag voor 't eerst, dat ik mij in een la'zeret achter het front bevond. Helder gekleed© ver pleegsters gingen met geruischloozen stap rond en brachten lafenis en verfris- sohing aan de lijders. Ik dommelde weer in, maar mijn geest hield het beeld van Er is geen heil in den oorlog, wij smeaken u allen om den vrede Veigüdu*. Eén van de wreed© dwaasheden van den oorlog is, dat de mensch en gedwon gen worden tegen elkaar te vechten, ter wijl een groot 'gedeelte van die menschen niet eens weet waarom het vecht. En zoo ze het al weten, dan blijft de oorlog nog onbegrijpelijk voor hen. Otm iets wat hen lijkt een „regeeringszaak" moeten ze vechten met menschen, die ze nog nooit gezien hebben, die hen nooit iets gedaan hebben. Ais ze ze wèl kenden, zouden het misschien hun vrienden zijn. Maar nu: vechten, dooden is het parool. Ze begrijpen het niet, maar ze worden opgezweept, voortgedreven. Het gaat om jt leven, heet het En eenmaal in ge vecht, gaat het ook werkelijk om hun leven. Dooden zij' niet, dan worden ze ge dood. Een haat grijpt hen aan, haat tegen de gevaarlijke tegenstanders, die hun het leven willen' benemen. Eh dan zijn ze waar de landen hen hebben willen, dan vechten ze ais duivels, voor levens behoud uit haat. Men vertelt ons vaak, dat we in vredes tijd ook moeten vechten? Waarom!? We weten het niet precies, maar het wordt ons zoo vaak gezegd, dat we het gaan ge- looven. De menschen zullen wel gelijk hebben. „Je moet vechten tegen je con currenten", heet het „je moet vechten om je plaats te behouden, 't Gaat om je leven." Dan maar vechten. Wat zijn onze con currenten voor menschen? Daar vragen we niet naar. We gaan hen bestrijden. Zoodra de concurrent onzen aanval bemerkt, wordt hij kwaad en bang en valt op zijn beurt aan. Wij zien hem nar deren, wij worden ook bang, ons leven, onze broodwinning is in gevaar. Uit angst wordt de haat geboren. Laten we ons toch niets wijs maken! We moeten niet vechten, niet in ooriogs-, niet in vredestijd!. In oorlog is geen heil Zoolang de menschen elkaar bekampen is er geen vooruitgang. Alleen bij samen werking is evolutie mogelijk. Er is heusch wel plaats voor u in bet leven. Als ge er dan om vechten wilt, vecht dan met uzelf, met uw slapheid, met uw lafheid. Het andere is „regeerings zaak". „De een zijn dood, is een ander zijn brood." Soms is dat werkelijk zoo. Maar de een zijn leven behoeft niet den ander zijn dood te zijn. Wij hebben allen recht om te leven, wij hebben allen ons eigen stukje wereld, waaraan wij arbeiden moe ten. Al die kleine stukjes werk vormen samen het groote werk, het wereld-werk, dat naar vooruitgang streeft. We omo gen elkaar in dat werk niet hinderen. In uw werkelijke, éigen werk hebt- ge geen concurrenten! Dr. JOfl. DE OOOK. (Nadruk verboden.) Een klok sloeg elf uur, toen zij aan de bel trok. Oh, ik hoop dat Lady Warburg uit is, dacht ze. De huisknecht deed de deur voor haar open, maar voor zij de trap had 'bereikt, verscheen Lady War burg en zei op afkeurenden toon: „U bent laat juffrouw, mag ik u er aan her inneren, dat u in het vervolg om 10 uur thuis moet zijn." „Het spijt miji, maar. „Goeden nacht," zei Lady Warbrug haar onderbrekende. „Gebeden nacht, Mylady." Anny Nash deed dien nacht geen oog dicht, ze voelde zich schuldbewust, en was lang niet op haar gemak, dat zij zich zalf zoo vergeten had, om in een publiek dans- lokaal, met een haar onbekend persoon te dansen. Zij was dan ook erg zenuwach tig, toen zij' den volgenden morgen Lady Warburg ontmoette. Misschien is het beter haar alles te vertellen, en te zeg gen, dat het mij vreeselijk spijt, maar dat mijn eenzaamheid ©r de schuld van is, dlacht ze. „Hebt u zich gisteravond goed geamuseerd?'" vroeg Lady Warburg op afgemeten toon. „Zijn" knap gelaat trok aan Amy's geestesoog voorbij en bijna had ze „ja" gezegd. ,Jk hoop, dat u het mij niet kwalijk één der meisjes vast, dat ik juist en pro fil had zien staan vóór ik m'n oogen weer sloot. Die houding scheen me bekend en in m'n droom bracht ik haar weer in ver band met m'n avontuur in de bosschen. Met een schok werd ik wakker. Ik voelde hoe een compres op m'n hoofd werd ge legd en m'n oogen opslaande keek ik naar de zuster die me verzorgde. Plotseling viel m'n oog op een lidteeken even boven den pols, een streep van een paar centi meters 1'enigta Ik nacht dat lk droomde, en kon mijn oogen er niet van af houden. Toen de verpleegster klaar was trof ime de blik van baar klare blauw© oogen. Ik moest zekerheid hebben. „Zuster," fluisterde lk, want ik waa nog zwak, „heeft u dat lltteeken gekregen op een avond in de bosschen bi) Selhurst?" Een hoogrood ©vertoog haar wangen en ze keek me ondierzoekend aan. Ze knikte verward en vroeg: „Bent u dan?...." Maar ze hoefde niets meer t© vragen, want lk drukte mijn lippen op het llt teeken. „Dat heb lk al eens meer gedaan," zei ik ter verontschuldiging. „Wat er verder gebeurd Is, vertel ik je niet; maar daar komt mfa belooning aan, die ik voor ©en enkel© goede daad ge kregen heb," Z'n vrouw kwam die kamer binnen en streek hem liefdevol door het haar. J. G. H.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1930 | | pagina 7