latuur en Techniek
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
var ZATERDAG 22 MAART 1930
H Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
Ik peinsde ondertusschen op een mid
del om alsnog mijn onschuld te oetuigen.
Ik vatte het plan op naar den man te
gaan, die de oorzaak was, zonder zijn wil,
van mijn onteering. Reeds had ik voor
mijzelf de heeie toespraak klaar en de
aanduidingen voor mijn onschuld, toen
op een morgen mijn kerker geopend en
de cipier met veel gewichtigheid mij aan
kondigde dat ik bij den schout inoest kó
men. „Wat nu, dacht ik, zou ik alweer
wat op mijn geweten hebben." Toen ik. bij
den schout kwam, zat daar een man, met
een echt onguur gezicht, een boef, dat
kon men aan alles zien. Hij werd bewaakt
door twee soldaten en keek mij met een
spottenden blik aan.
HOE ZIET DE WERELD
ER TEGENWOORDIG UIT?
TOB NOOIT HOEKJE.
ALLEMAAL EEN ZOMERREIS!
't Juttertfe
426 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
DE SPIN EN HAAK WEB.
Leert de techniek van de natuur.
De ipin staat, speciaal bij onze dames,
in een zeer slechten reuk. Haar kan de
„griezel over de „grouwel" loopen als ze
op het onverwachts van aangezicht tot
aangezicht tegenover zulk een diertje ko
men te staan en een „trip" van dit mon
ster uit het dierenrijk over een vrouwen
rok, kan soms de aangenaamste pic-nic-
steiruming bederven en een ontijdig op
breken tengevolge hebben.
In zooverre deze weerzin voortspruit
uit vrees voor gevaar, is ze natuurlijk ge
heel misplaatst Want onderzoekingen
hebben aangetoond, dat alleen do Suri-
naa-msche Oranje-spin voor den imenisch
gevaarlijk is.
In ons vaderland zijn geen vergiftige
spinnen, zelfs geen, die den omensch ver-
vonden kunnen. Het zijn integendeel 'alle
loogst onschuldige diertjes, die men zon-
ler vrees kan aanvatten en van naderbij
wsohouwen.
Men behoeft daarom niet in ©en ander
literste te vervallen, door ze, zooals Anna
laria Sohuurman, op te eten, want, af
gezien van de kwestie van smaak
vaarover immers niet valt te twisten
zm heel wat schoons met tanden en tong
vrbrijzeld worden.
Inderdaad moet men, bij ernstig onder
zok, wel tot deze laatste conclusie komen.
V<or zoover bij de dieren de bouwkunst
onwikkeld is, moet aan de spin de eer
worden toegekend, vrijwel op het eerste
plai te staan.
Eaar hulpmiddelen zijn zulke organi
sch» wonderen en zij weet deze zoo te be
nutten, dat elke gedachte aan bestaand of
vermeend gevaar verdwijnt om plaats te
maken voor bewondering over zooveel
technisch© volmaaktheden in zulk een
kleia be-stek.
Wij willen allereerst wijzen op de sa
menBtelljtig van het spintoestel, dat zich
aan het achterlijf bevindt.
Dit toestel bestaat allereerst uit de in
wendige zg. spinklieren, waarin de lijm
achtig sto! wordt afgescheiden, welke
later tot een draad moet worden gevormd,
Het getal en de grootte dezer spin-
klieien zijr. verschillend bij de onder
scheiden soorten, sommige bezitten er
slechts zes, mder daarentegen zelfs meer
dan duizend Tot deze laatste behoort de
algemeen berende kruisspin.
Elk der spinkliertjes heeft een uitloo-
zingskanaaltje, dat zich begeeft naar de
vier of zes spintepeltjes, welke zich aan
het achterlijf «ener spin bevinden.
Aan de oppervlakte dezer spintepeltjes
openen zich al de uitloozingskanalen in
den voim van hoornachtige spinbuisjes,
die zich als zeer dunne haartjes vertoo-
nen. doch welke inderdaad hol zijn. Door
deze gezamenlijke spinbuisjes treedt de
dan nog vochtige weeke spinstof naar
buiten, welke, zoodra ze met de buiten
lucht in aanraking komt, verhardt.
Elke spinmgdraad bestaat derhalve uit
even zoovele samengesmolten draden als
er spinbuisjes zijn. Wanneer men nu be
denkt, dat bet getal dezer laatste bij de
gewone kruisspin 5 tot 6000 bedraagt, en
dat desniettegenstaande de geheel© daar
door gevormde draad zoo dun is, dat er
verscheidene hondorden van gevorderd
vorden om de dikte van een gewoon
hoofdhaar uit te maken, doch tevens zoo
HET ROMANTISCHE HUWELIJK.
Ieder zijn zin.
De kleine grijze wagen kwam met een
Glurend geluid tot stilstand.
hot een uitroepje van ergernis verliet
Loinie Reuvers haar plaats aohter het
stuurrad, en begon als een ervaren chauf-
feuse, die er een. eer in stelt, haar eigen
mffinanioienne te zijn, te zoeken naar de
°°Eaak van de onverwachte onderbreking
var haar rit.
lukkend en tastend, trachtte zij het
defect te ontdekken, dat haar
"noden op een eenzamen landweg, op
minstens een uur afstand van haar ouder-
ujk» woning, had neergeplant.
.^ukt het niet?" vroeg ©en plagerig
Mhe stem achter haar.
Verschrikt sprong zij op en blikte in een
pam blauwe oogen, waarin een onmisken-
bam spotlachje twinkelde.
>4eb ik u doen schrikken?" vervolgde
6 goelijke stem berouwvol.
Natuurlijk", viel Connie geprikkeld in.
dacht, dat er mijlen in den omtrek
»®ei menscheiijk wezen te vinden waal
stevig, dat het lichiaam eener spin er
gemakkelijk door gedragen wordt, dan
moeten wjj erkennen dat de fijnste werk
tuigen, waarvan menschen zich bedienen,
grof en lomp zijn, vergeleken met die,
waarmede deze dieren tot bet verrichten
van hunnen arbeid toegerust zijn.
Met behulp van haar pooten, die eindi
gen in drie klauwtjes, waarvan er twee
als kammen getand zijn, weet de spin
<uen fijnen draad te vatten en hem naar
willekeur te leiden.
Het is .stellig de moeite waard de spin
bij het vervaardigen van haar web aan
dachtig gade te slaan. Zij vangt aan met
bet spinnen en vasthechten van een tame
lijk dikken draad, die bestand is, het
web te dragen. Daar een enkele draad
niet dik genoeg is, kleeft zij! er een of
twee aan vast. Van tijd tot tijd beproeft
zij dan of die draad wei sterk genoeg is,
met alleen door er met de pooten aan te
trekken, maar, door er zMi op> verschil
lende punten af te laten vallen, en terwijl
zij er aan blijft hangen met een anderen
draad, die zich uit het spintoestel ont
wikkeld heeft, allerlei bewegingen te ma
ken met haar lichaam, zoodat dit begint
te schommelen.
is zij overtuigd dat de draad die tot
fundament moet dienen, de vereischte
stevigheid heeft, dan begint zij met het
aanleggen van den buitensten veelhoek,
daarbij partij trekkend van de plaatse
lijke omstandigheden, dat is, van de tak
ken of andere steunpunten tusschen wel
ke zij haar web bevestigt
Is de veelhoek gereed, dan gaat zij
over tot het eigenlijke web, dat bestaat
uit stralen, die als spaken van een wiel
naar den omtrek loopen en waarvan som
mige, tot verhoc%ing der stevigheid., met
twee uiteenA'ijkende draden aan den veel
hoek gehecht worden en uit de tusschen
die stralen uitgespannen koorden, welke
laatste echter bij nadere beschouwing
blijken slechts mt eenige spiraalsgewijze
gewonden draden te bestaan, die telkens
op de ontmoetingspunten met de stralen,
aan deze zijn vastgehecht.
Het opmerkelijkste daarbij is, dat de
spin, zoowel bij het spannen der stralen
als van de deze verbindende koorden,
haar pooten als passers gebruikt om de
draden steeds op gelijke afstanden aan te
brengen, zoodat de mazen nagenoeg even
groot zijn.
Deze grootte is dan ook steeds juist
evenredig aan de grootte van de spin, iets,
waarvan ieder zich gemakkelijk kan over
tuigen door webben van jeugdige spin
nen met die van oudere van dezelfde
soort te vergelijken.
B.
EEN RECHTERLIJKE DWALING.
De man met het dubbele brandmerk.
„Hoe is het mogelijk!"
„Die was goed! Die was goedl"
„Hoe kan het toch gebeuren!"
Een opklinken van stemmen was het
na de gespannen stilte in de kring van
poorters, toen de verteller ophield, en ge
wichtig doende, zijn pijp stopte. De waard
maakte van dit moment gebruik om de
kroezen opnieuw te vullen, voordat een
ander nog een betere „grap" zou ten
beste geven. Het verhaal had ook hem
bezig gehouden, doch nu moest hij voor
Waarom kwam u zoo onhoorbaar aanslui
pen?"
„Misschien zult u mij: vergeven wat ik
misdeed, als bet mij gelukt uw wagen weer
op gang te krijgen!"
„Hebt u verstand van auto's?" weifel
de zij'.
„Ik beif chauffeur!" glimlachte hij.
Ze bekeek den pas uit de lucht gevallen
vreemde wat aandachtiger.
Het was een knappe, jonge man, die dioor
zijn houding en bewegingen een beslist
zijn breede schouders, zijn slanke heupen
en door de gemakkelijke lenigheid van
zijn houding en bewegingen een belsist
sportieven indruk maakte; zijn kleeding
waswel juist, zooals men die van een
knappen jongen chauffeur in particulie
ren dienst verwachten kon, besloot Connie
inwendig haar opmerkingen.
Ziji ontmoette de blauwe oogen van den
jongen man, die gedurende haar vluchtig
onderzoek lachend op haar gevestigd
waren geweest en een snelle blos golfde
naar haar wangen op!
„Bah," dacht zij. „Een chauffeur, en
moet ik daar nu voor blozen? Ergerlijk!"
Stijfjes sprak zij:
„U zult mij inderdaad verplichten, als
u even naar het defect, dat ik zelf niet
heb kunnen vinden, wilt zoeken!"
De jonge chauffeur dook gewillig
neer en zij keek aandachtig naar het be
drijvige gedoe van zijn behendige vingers,
die spoedig even groezelig waren als de
hare.
„Geen werkje voor dames!" oordeelde
de stemming blijven zorgen, door de be
kers vol te houden.
„Ja, het was wel een goede grap," sprak
een forsche, reeds grijzende man, die het
type was van een zeeman. „Maar wie zegt
dat dergelijke dingen niet werkelijk voor
komen."
„Och kom, neen, dat kan niet, een
mensch kan zich vergissen, maar zoo
erg, neen dat gaat niet."
„ïooh wel," sprak de zeeman. „Hoor toe
wat ik zeil heb ondervonden."
„Vooruit, wat was dat vertellen
Ja, ja," klonken de stemmen direct op. Al-
ien schoven nog wat dichter om het vuur,
t.erwijl de nieuwe verteller zijn pijp nog
eens stopte en zich gemakkelijk te leu
nen zette tegen den tegel-schoorsteen.
„Ja, het was een tiental jaren terug. Ik
had gevaren, lang gevaren en was in
jaren niet in onze stad teruggeweest. Nu
wilde ik echter een paar jaar aan wal
blijven, misschien wel voor goed en zette
daarom koers naar H. Het was in de don-
kex-e dagen voor Kerstmis, en ik kwam
toevail.g pas iaat in den omtrek hier aan,
maar wilde toch de stad nog bereiken.
Ik wist niet dat het juist in die dagen
tamelijk onveilig was om na donker nog
buiten de poorten te zijn, en ai had ik het
geweten, bang was ik niet uitgevallen. Ik
was nog een goed kwartier van de poort
verwijderd en verheugde me reeds op een
warme wijngroc en een lekker vuur in de
herberg, toen ik plotseling een hevig
hulpgeschreeuw en gespartel hoorde een
dertig meters verder aan den walkant.
Vlug holde Ik in de richting van het ge
roep. Toen ik dichterbij kwam, het was
zoo donker dat ik geen steek kon zien,
hoorde ik vluchtende voetstappen en ver
snelde daarop mijn schreden. Aan den
kant, dicht bij de vaart, zag ik een don
kere gedaante liggen, zonder beweging.
Het bleek een man te zijn, vermoedelijk
een reiziger net als ik, die de stad nog
voor den nacht wilde bereiken. Ik boog
mij over hem heen, en ontdekte een wond
aan het hoofd, waaruit het bloed stroom
de. Terwijl ik in het rond tastte of de
man bagage bij zich had, stootte mijn
hand tegen een voorwerp dat een lederen
tasch bleek te zijn. Het slot was verwron
gen, doch niet opengebroken. Ik richtte
mij op, teneinde eerst maar hulp te halen,
aangezien ik alleen niets kon beginnen,
toen ik plotseling stemmen hoorde, dich
terbij komende uit de duisternis en mij
plotseling voelde aangegrepen, niet direct
op een zachte manier. „Ja, we hebben
hem, we hebben hem eindelijk te pakken,
dat had je niet verwacht hè, struikroover."
Ontsteld1 hoorde ik toe. „Help die man toch
mannen, ik heb hem niets gedaan, hij is
aangevallen, help hem toch, anders bloedt
hij dood."
„Ja, ja, kalm aan, hij wordt al gehol
pen, wou je nu net doen of je met je
slachtoffer te doen hebt.Wij zullen je voor
de schout brengen, schavuit. Je gaat in
het cachot, hoor je."
Onzacht werd ik beet gepakt en mee
moest ik of ik wilde of niet.
De Schout ordonneerde: „naar het
cachot," morgen zullen we hem onderhan
den nemen. Het was een angstige nacht
die ik doorbracht Wat moest ik doen.
Niemand in H. kende me meer. Familie
had ik niet en hoe moest ik bewijzen dat
niet ik, maar een ander den ongelukkigen
reiziger had aangevallen. De man zelf
als hij morgen tenminste niet dood was
zou mij niet herkennen, daar was het een
te donkeren avond voor.
Den volgenden morgen werd ik voor
den schout gebracht. Al mijn praten en
onschuld betuigen hielp niets. Ik was bij
het slachtoffer gevonden, mijn handen
zaten met bloed, en toen de mannen mij
ontdekt hadden stond ik met de leeren
tasch in mijn handen. Ontzet hoorde ik
dat ik veroordeeld werd! gebrandmerkt te
worden. Ik werd wanhopig, verzette mij
tegen iedereen, totdat men mij dreigde
met martelingen, indien ik niet kalmer
werd. Een week na mijn aankomst
waar ik zoo mij op verheugd had werd
het vonnis voltrokken en stempelde men
mij met een gloeiend ijzer de onteerende
woorden op mijn rug. Het duurde weken
eer ik herstelde van de pijn en de ang
sten. Toen ik echter na een half jaar
weer het plan opvatte, om maar weer te
gaan varen, hier aan wal kon ik niet blij
ven, iedereen keek mij na en schuwde mij,
hoorde ik plotseling, dat de reiziger, die
destijds gewond was, weer in de stad was
en men was nieuwsgierig er naar wat
ik zou doen als ik uit het cachot kwam.
hij, vluchtig even naar haar opkijkend.
„Waarom niet", stribbelde zij tegen.
„Waarom zou een dame, die chauffeert,
niet het mechanisme van haar wagen
leeren kennen? Ik verzeker u, dat ik daar
van theoretisch volkomen op de hoogte
ben; imjj ontbreekt alleen nog maar de
practisohe kennis om..1"
De lachende oogen van den knielenden
jongen mian schenen een spottend weder
woord uit zijn mond te voorspellen; zijn
werk vroeg echter juist op dat moment zijn
volle aandacht
Ekel© ©ogenblikken later sprong hij op,
met voldoening zeggend:
„Ziezoo, dat is in orde! Bet was een
tamelijk lastig karweitje. Eén van de
pluggen wias losgeschoten, maar nu is die
zaak weer volkomen in orde!"
,Jk.ik dank u wel!" begon Ooimie,
opnieuw blozend door haar weifelen of zij
den jongen maj^ een douceurtje zou
durven aanbieden-of niet.
Zij vond het onaangenaam, van een
vreemde een dienst aan te nemen, zonder
er iets voor terug te kunnen doen, maar
een inwendige stem fluisterde haar toe,
dat zij den jongen man, die niet don In
druk maakte van begeerig naar een
fooitje te zijn, beleedigen zou, als zij hom
geld aanbood voor zijn Vriendelijke hulp.
Haar verlegenheid ontging den chauf
feur niet; hij scheen er de oorzaak van te
raden en hielp haar uit de moeilijkheid
door op hoffelijken toon te zeggen:
„Het was mij een voorrecht, u dezen
kleinen dienst te mogen bewijzen, en u
Nieuwsgierig vroeg ik wat ik hier
moest doen. En mannen, luister goed
de schout vertelde mij dat tot hun ontstel
tenis gebleken was dat ik niet de ware
schuldige was aan het rooven eh moor
den. De man die daar zat gebonden en
wel, was de aanstichter van het kwaad en
scheen er leedvermaak in te scheppen,
dat ik om zijnentwille een half jaar in den
kerker had gezeten en dat was nog het
ergste gebrandmerkt was.
De Schout vertelde mij met heel veel
mooie woorden, dat er alle mogelijke
moeite zou worden gedaan mij in mijn
eer te herstellen. Ze zouden mij in het
openbaar geheel rehabiliteeren en onge
daan maken wat ze aan mij bedreven
hadden.
Toen ik ondergebracht was nu als
gast bij een van de burgers peinsde
ik er nieuwsgierig over hoe men het zou
aanleggen mij te ontdoen van dat schan
delijke brandmerk. Mij in eer herstellen,
dat was alles goed en wel, maar hoe zou
men dat stempel laten verdwijnen. Dat
kon immers nooit. Toen ik er den schout
naar vroeg, glimlachte hij geheimzinnig
en beloofde mij dat dit alles in orde zou
komen, ik moest het maar aan hem over
laten.
Er werd een dag bepaald voor mijn
plechtige rehabilitatie en met een eenigs-
zins angstig gevoel ging ik naar de
markt waar dit plaats zou hebben. De
scbout wachtte mij! zelf op en verzocht
mij, mij van mijn wambuis te ontdoen,
zoodat het onjuiste brandmerk op mijn
rug duidelijk zichtbaar werd voor het pu
bliek. Terwijl ik met mijn rug naar hem
toestond hoorde ik hem vertellen dat het
een noodlottige vergissing was geweest,
maar dat de heeren van de jury hadden
besloten een poging te wagen, deze fout
te herstellen. „En daarom," zoo besloot hij,
„zal ik u dit stempel, waarmede de fout
hersteld wordt er eigenhandig op uw rug
bijzetten, zoodat iedereen kan zien dat
het eerste fout was." Ik voelde een
vreeselijke pijn en kwam tot mijn groote
verbazing tot de ondervinding dat men
mij voor de tweede maal een gloeiend
ijzer op den rug drukte. Woedend wilde
ik mij verweren, maar het was al gebeurd."
Verbaasd en met open monden hoor
den de poortera rond de schouw, dit won
derlijke verhaal aan. Niemand zei wat,
men geloofde algemeen aan opsnijderij.
De verteller stokte even, in gedachten
verzonken. Toen maakte hij zijn wambuis
open en toonde hen zijn naakten rug.
Werkelijk daar zag men de sporen van
het gloeiende ijzer, en daaronder een
zelfde cirkel met erin de woorden, ge
brand in het vleesch: „Dit is per abuis
gedaan."
Nu moesten ze het wel gelooven en een
koor van verontwaardigde stemmen klonk
op. Ja de rechters waren domme men
schen, en nooit had men geloofd dat zoo
iets voor kon komen.
B.
ZwtJgien ie goud.
Vele jonge vrouwen verliezen al haar
aantrekkelijkheid Oip het oogenblik dat ze
baar steun laten hlooren.
Bcribner's Magazine.
Was hot oen windel?
Onmiddellijk na uit een vliegmachine
van 1000 meter hoogte te zijn gevallen,
legde een kip een ei. Naar onze meening
is dit geen praktische manier om het
eieren leggen van kippen te bevorderen.
Punch.
bent mij daarvoor volstrekt geen dank
verschuldigd".
„Een net opgevoede jongen," dacht
Connie en impulsief noodde zij:
„Wilt u misschien een eind met mjj mee
rijden? Ik ben op weg naar Watburgl"
„Graag," nam hij' haar aanbod dank
baar aan. „Ik wil graag met u meerijden,
want ook ik ben op weg naar Walburg!"
„Woont u daar?"
„Nog niet!"
„Hoe bedoelt u?"
„Ik ga er wonen: dat wil zeggen, ik heb
in Walburg een betrekking aangenomen,
die ik morgenochtend aanvaarden moet".
„Bij den heer Reuvers misschien?"
„Ja, juist Hoe kunt u dat zoo raden?"
Connie lachte.
„Oimdat ik de dochter ben van den heer
Reuvera"
„Is dat werkelijk waar? Bent u.
„Connie Reuvers, jia, dat ben ik. Papa
verwacht u vol ongeduld! U moet hem
eiken dag naar de stad en naar zijn kan
toor rijden. Onze vorige chauffeur is plot
seling vertrokken, ik weet niet waarom,
of ja.'..door familieomstandigheden ge
loof ik! Ik heb Papa een paar dagen ge
bracht en gehaald, maar dat vindt mijn
oudje niet vertrouwd, ik ben te wild vol
gens hem."
De jonge chauffeur had bij het hooren
van haar naam terstond zijn houding
jegens haar veranderd; zij kon niet zeggen
waar het hein in zat, maar zij waardeerde
den tact waarmede hij onmiddellijk zijn
plaats van ondergeschikte tegenover haar,
Vertrouw op die toekomst!
Durft ge plannen maken? Blijde, vtoo-
Hjke plannen? Bijvoorbeeld voor een heer
lijk zomerrelsje? Of durft ge het niet?
Er kan nog zooveel tusschen komen, denkt
ge misschien, ik kan geen geld hebben, ik
kan ziek worden tegen dien tijd. En als
ik ga, misschien regent het dan wel.
Ja, als ge nu eens wel geld had, gezond
was, en als het nu eens mooi weer was?
Denk daar liever aan. Denk dat ge gaan
zult, denk hoe héérlijk het zal wezen
zells al hebt ge er nog geen cent voor ge
spaard en al ziet het er naar uit, dat ge
er ook niet voor sparen kunt! Wanneer
ge begint te zeggen „het kan niet", dan zal
het ook nooit kunnen. Ge spant u dan niet
in om het waar te maken. Wanneer ge
maar vast gelooft, dat het zal gebeuren,
dan komen de middelen ook wel om het
doel te bereiken. Onzin? Ja, als ge bet niet
gelooft dan gaat bet ook niet! Ais ge maar
werkelijk gelooven kunt, dan zou uw toe
komst er heel wat prettiger uitzien. Met
onze gedachten, met onze wenschen halen
wü de toekomst naar ons toe, ze komt niet
van buiten af op ons toe. We maken ons
eigen leven. Als we dat weten, zal niets
ons ook meer onbereikbaar schijnen. En
dan zouden wij er ons wel voor wachten
met sombere gedachten rond te loopen.
Elke sombere gedachte wreekt zich in de
toekomst. Al het verdriet dat ons ten deel
valt, hebben we aan onszelf te danken.
Alle wereld-ellende is opgebouwd uit men-
schengedachten, uit menscheiijk begeeren
en verkeerd verlangen. Maar ook alle
vreugde komt van de menschen, is door
ons verlangd en gedacht!
We hebben zoo weinig controle over
onze gedachten, ze komen en gaan als
bliksemstralen. Gedachten zijn tolvrij.
Maar als we eens wisten, wat ze allemaal
kunnen aanrichten, dan zouden we wel
degelijk een tol voor hen heffen, en een
heel hoogen ook! Als de sombere, leelijke
gedachte komt, dan wordt zij geweerd, uit
gebannen. Zij mag niet eens door den tol,
hoeveel ze ook betaalt! We kunnen haar
niet beletten voor den tol te verschijnen,
maar we kunnen haar wel den toegang
weigeren.
We kennen de kracht van onze gedach
ten niet, we zien ook niet altijd dat do ge
beurtenissen uit onze gedachten voort
komen. We denken zoo veel en zoo veler
lei. Onze gedachtenwereld is gecompli
ceerd en ons leven is het ook. Maar hoe
meer hoopvolle, blijde gedachten, hoe
schooner de toekomst!
Laten we ons voornemen dit jaar alle
maal een heerlijke zomerreis te gaan
maken!
Dr. JOS. DE QOCK.
(Nadruk verboden).
Voor de lezers van dit blad geeft onze
Psychologische medewerker Dr. Jos. de
Oock, van Merlenstraat 120, Den Haag,
gratis zielkundige adviezen o.m. over de
wijze waarop zij hun geest kunnen ver-
frisschen en hun wilskracht en energie
kunnen versterken.
De vragen zullen, in dit blad geregeld
worden behandeld. Mochten de beantwoor
dingen te uitvoerig worden, dan direct
schriftelijk aan de aanvragers.
De tijden zQn veranderd.
De tijd is voorbij, dat ouderwetsche
lieden meenden, dat ze eenvoudig hun
bevelen hadden te geven om blindelings
te worden gehoorzaamd.
Lord Melchett
Overdaad schaadt
Er is niets, dat aan muziek meer
afbreuk: doet, dan ze dag aan dag te moe
ten hooren, tot ze tenslotte iets even ge
woons is, ais de centrale verwarming.
Six Hugh Alen.
De waarde van den vrijen tijd.
Het komt mij thans voor, dat, hoe ver
der men het op school brengt, hoe min
der betrekkingen er voor iemand open
staan. Biji het verlaten van de lagere
school hadden we metselaar, loodgieter,
begrafenis-ondernemer 'of dichter kun
nen worden. Met den1 last van het
Grieksoh en Latijn wordt de horizon aan
merkelijk beperkt.
Educ. Outlook.
de dochter van zfjn nieuwen meester, wist
te aooentueeren.
„Hoe heet je?" vroeg zij vriendelijk.
„Smit!" antwoordde hij, even buigend.
„Johan Smit!"
„Wil je mij naar huis rijden?" Weet je
den weg?"
„O ja, juffrouw Reuvers, ik ben goed
bekend in deze streek, en ik weet waar
de villa van uw vader gelegen is!"
Oonni© stapte in, de chauffeur volgde
haar voorbeeld, en nam het stuurrad
tusschen zijn geoefende handen.
Twee maanden later stond Oonnie Reu
vers met een van opwinding vuurrood
gezichtje in de werkkamer van haar
vader, die, achterover geleund! in zijn
stoel, naar haar opkeek
„Ik zeg u, dat ik er voor bedankl" ant
woordde zij met een driftig voetstampje
op een door heim gedane vraag. „Ik be
dank er voor! Nu weet u het! Ik ben geen
pop, die u ten huwelijk kan geven, aan
wien u verkiest!"
„Een vader heeft het redht.
„Onzin! In de middeleeuwen imlréphton,
maar..P
„Laat mij toch uitspreken, kind!"
„Nu goed dan, ik luister!"
„Ik wilde zeggen, dat een vader het
recht heeft, zijn dochter goeden raad te
geven. Of is dat misschien ook middel-
eeuwaoh?"
<HLot volgt).