latuur en Techniek Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, var ZATERDAG 22 MAART 1930 H Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven Ik peinsde ondertusschen op een mid del om alsnog mijn onschuld te oetuigen. Ik vatte het plan op naar den man te gaan, die de oorzaak was, zonder zijn wil, van mijn onteering. Reeds had ik voor mijzelf de heeie toespraak klaar en de aanduidingen voor mijn onschuld, toen op een morgen mijn kerker geopend en de cipier met veel gewichtigheid mij aan kondigde dat ik bij den schout inoest kó men. „Wat nu, dacht ik, zou ik alweer wat op mijn geweten hebben." Toen ik. bij den schout kwam, zat daar een man, met een echt onguur gezicht, een boef, dat kon men aan alles zien. Hij werd bewaakt door twee soldaten en keek mij met een spottenden blik aan. HOE ZIET DE WERELD ER TEGENWOORDIG UIT? TOB NOOIT HOEKJE. ALLEMAAL EEN ZOMERREIS! 't Juttertfe 426 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). DE SPIN EN HAAK WEB. Leert de techniek van de natuur. De ipin staat, speciaal bij onze dames, in een zeer slechten reuk. Haar kan de „griezel over de „grouwel" loopen als ze op het onverwachts van aangezicht tot aangezicht tegenover zulk een diertje ko men te staan en een „trip" van dit mon ster uit het dierenrijk over een vrouwen rok, kan soms de aangenaamste pic-nic- steiruming bederven en een ontijdig op breken tengevolge hebben. In zooverre deze weerzin voortspruit uit vrees voor gevaar, is ze natuurlijk ge heel misplaatst Want onderzoekingen hebben aangetoond, dat alleen do Suri- naa-msche Oranje-spin voor den imenisch gevaarlijk is. In ons vaderland zijn geen vergiftige spinnen, zelfs geen, die den omensch ver- vonden kunnen. Het zijn integendeel 'alle loogst onschuldige diertjes, die men zon- ler vrees kan aanvatten en van naderbij wsohouwen. Men behoeft daarom niet in ©en ander literste te vervallen, door ze, zooals Anna laria Sohuurman, op te eten, want, af gezien van de kwestie van smaak vaarover immers niet valt te twisten zm heel wat schoons met tanden en tong vrbrijzeld worden. Inderdaad moet men, bij ernstig onder zok, wel tot deze laatste conclusie komen. V<or zoover bij de dieren de bouwkunst onwikkeld is, moet aan de spin de eer worden toegekend, vrijwel op het eerste plai te staan. Eaar hulpmiddelen zijn zulke organi sch» wonderen en zij weet deze zoo te be nutten, dat elke gedachte aan bestaand of vermeend gevaar verdwijnt om plaats te maken voor bewondering over zooveel technisch© volmaaktheden in zulk een kleia be-stek. Wij willen allereerst wijzen op de sa menBtelljtig van het spintoestel, dat zich aan het achterlijf bevindt. Dit toestel bestaat allereerst uit de in wendige zg. spinklieren, waarin de lijm achtig sto! wordt afgescheiden, welke later tot een draad moet worden gevormd, Het getal en de grootte dezer spin- klieien zijr. verschillend bij de onder scheiden soorten, sommige bezitten er slechts zes, mder daarentegen zelfs meer dan duizend Tot deze laatste behoort de algemeen berende kruisspin. Elk der spinkliertjes heeft een uitloo- zingskanaaltje, dat zich begeeft naar de vier of zes spintepeltjes, welke zich aan het achterlijf «ener spin bevinden. Aan de oppervlakte dezer spintepeltjes openen zich al de uitloozingskanalen in den voim van hoornachtige spinbuisjes, die zich als zeer dunne haartjes vertoo- nen. doch welke inderdaad hol zijn. Door deze gezamenlijke spinbuisjes treedt de dan nog vochtige weeke spinstof naar buiten, welke, zoodra ze met de buiten lucht in aanraking komt, verhardt. Elke spinmgdraad bestaat derhalve uit even zoovele samengesmolten draden als er spinbuisjes zijn. Wanneer men nu be denkt, dat bet getal dezer laatste bij de gewone kruisspin 5 tot 6000 bedraagt, en dat desniettegenstaande de geheel© daar door gevormde draad zoo dun is, dat er verscheidene hondorden van gevorderd vorden om de dikte van een gewoon hoofdhaar uit te maken, doch tevens zoo HET ROMANTISCHE HUWELIJK. Ieder zijn zin. De kleine grijze wagen kwam met een Glurend geluid tot stilstand. hot een uitroepje van ergernis verliet Loinie Reuvers haar plaats aohter het stuurrad, en begon als een ervaren chauf- feuse, die er een. eer in stelt, haar eigen mffinanioienne te zijn, te zoeken naar de °°Eaak van de onverwachte onderbreking var haar rit. lukkend en tastend, trachtte zij het defect te ontdekken, dat haar "noden op een eenzamen landweg, op minstens een uur afstand van haar ouder- ujk» woning, had neergeplant. .^ukt het niet?" vroeg ©en plagerig Mhe stem achter haar. Verschrikt sprong zij op en blikte in een pam blauwe oogen, waarin een onmisken- bam spotlachje twinkelde. >4eb ik u doen schrikken?" vervolgde 6 goelijke stem berouwvol. Natuurlijk", viel Connie geprikkeld in. dacht, dat er mijlen in den omtrek »®ei menscheiijk wezen te vinden waal stevig, dat het lichiaam eener spin er gemakkelijk door gedragen wordt, dan moeten wjj erkennen dat de fijnste werk tuigen, waarvan menschen zich bedienen, grof en lomp zijn, vergeleken met die, waarmede deze dieren tot bet verrichten van hunnen arbeid toegerust zijn. Met behulp van haar pooten, die eindi gen in drie klauwtjes, waarvan er twee als kammen getand zijn, weet de spin <uen fijnen draad te vatten en hem naar willekeur te leiden. Het is .stellig de moeite waard de spin bij het vervaardigen van haar web aan dachtig gade te slaan. Zij vangt aan met bet spinnen en vasthechten van een tame lijk dikken draad, die bestand is, het web te dragen. Daar een enkele draad niet dik genoeg is, kleeft zij! er een of twee aan vast. Van tijd tot tijd beproeft zij dan of die draad wei sterk genoeg is, met alleen door er met de pooten aan te trekken, maar, door er zMi op> verschil lende punten af te laten vallen, en terwijl zij er aan blijft hangen met een anderen draad, die zich uit het spintoestel ont wikkeld heeft, allerlei bewegingen te ma ken met haar lichaam, zoodat dit begint te schommelen. is zij overtuigd dat de draad die tot fundament moet dienen, de vereischte stevigheid heeft, dan begint zij met het aanleggen van den buitensten veelhoek, daarbij partij trekkend van de plaatse lijke omstandigheden, dat is, van de tak ken of andere steunpunten tusschen wel ke zij haar web bevestigt Is de veelhoek gereed, dan gaat zij over tot het eigenlijke web, dat bestaat uit stralen, die als spaken van een wiel naar den omtrek loopen en waarvan som mige, tot verhoc%ing der stevigheid., met twee uiteenA'ijkende draden aan den veel hoek gehecht worden en uit de tusschen die stralen uitgespannen koorden, welke laatste echter bij nadere beschouwing blijken slechts mt eenige spiraalsgewijze gewonden draden te bestaan, die telkens op de ontmoetingspunten met de stralen, aan deze zijn vastgehecht. Het opmerkelijkste daarbij is, dat de spin, zoowel bij het spannen der stralen als van de deze verbindende koorden, haar pooten als passers gebruikt om de draden steeds op gelijke afstanden aan te brengen, zoodat de mazen nagenoeg even groot zijn. Deze grootte is dan ook steeds juist evenredig aan de grootte van de spin, iets, waarvan ieder zich gemakkelijk kan over tuigen door webben van jeugdige spin nen met die van oudere van dezelfde soort te vergelijken. B. EEN RECHTERLIJKE DWALING. De man met het dubbele brandmerk. „Hoe is het mogelijk!" „Die was goed! Die was goedl" „Hoe kan het toch gebeuren!" Een opklinken van stemmen was het na de gespannen stilte in de kring van poorters, toen de verteller ophield, en ge wichtig doende, zijn pijp stopte. De waard maakte van dit moment gebruik om de kroezen opnieuw te vullen, voordat een ander nog een betere „grap" zou ten beste geven. Het verhaal had ook hem bezig gehouden, doch nu moest hij voor Waarom kwam u zoo onhoorbaar aanslui pen?" „Misschien zult u mij: vergeven wat ik misdeed, als bet mij gelukt uw wagen weer op gang te krijgen!" „Hebt u verstand van auto's?" weifel de zij'. „Ik beif chauffeur!" glimlachte hij. Ze bekeek den pas uit de lucht gevallen vreemde wat aandachtiger. Het was een knappe, jonge man, die dioor zijn houding en bewegingen een beslist zijn breede schouders, zijn slanke heupen en door de gemakkelijke lenigheid van zijn houding en bewegingen een belsist sportieven indruk maakte; zijn kleeding waswel juist, zooals men die van een knappen jongen chauffeur in particulie ren dienst verwachten kon, besloot Connie inwendig haar opmerkingen. Ziji ontmoette de blauwe oogen van den jongen man, die gedurende haar vluchtig onderzoek lachend op haar gevestigd waren geweest en een snelle blos golfde naar haar wangen op! „Bah," dacht zij. „Een chauffeur, en moet ik daar nu voor blozen? Ergerlijk!" Stijfjes sprak zij: „U zult mij inderdaad verplichten, als u even naar het defect, dat ik zelf niet heb kunnen vinden, wilt zoeken!" De jonge chauffeur dook gewillig neer en zij keek aandachtig naar het be drijvige gedoe van zijn behendige vingers, die spoedig even groezelig waren als de hare. „Geen werkje voor dames!" oordeelde de stemming blijven zorgen, door de be kers vol te houden. „Ja, het was wel een goede grap," sprak een forsche, reeds grijzende man, die het type was van een zeeman. „Maar wie zegt dat dergelijke dingen niet werkelijk voor komen." „Och kom, neen, dat kan niet, een mensch kan zich vergissen, maar zoo erg, neen dat gaat niet." „ïooh wel," sprak de zeeman. „Hoor toe wat ik zeil heb ondervonden." „Vooruit, wat was dat vertellen Ja, ja," klonken de stemmen direct op. Al- ien schoven nog wat dichter om het vuur, t.erwijl de nieuwe verteller zijn pijp nog eens stopte en zich gemakkelijk te leu nen zette tegen den tegel-schoorsteen. „Ja, het was een tiental jaren terug. Ik had gevaren, lang gevaren en was in jaren niet in onze stad teruggeweest. Nu wilde ik echter een paar jaar aan wal blijven, misschien wel voor goed en zette daarom koers naar H. Het was in de don- kex-e dagen voor Kerstmis, en ik kwam toevail.g pas iaat in den omtrek hier aan, maar wilde toch de stad nog bereiken. Ik wist niet dat het juist in die dagen tamelijk onveilig was om na donker nog buiten de poorten te zijn, en ai had ik het geweten, bang was ik niet uitgevallen. Ik was nog een goed kwartier van de poort verwijderd en verheugde me reeds op een warme wijngroc en een lekker vuur in de herberg, toen ik plotseling een hevig hulpgeschreeuw en gespartel hoorde een dertig meters verder aan den walkant. Vlug holde Ik in de richting van het ge roep. Toen ik dichterbij kwam, het was zoo donker dat ik geen steek kon zien, hoorde ik vluchtende voetstappen en ver snelde daarop mijn schreden. Aan den kant, dicht bij de vaart, zag ik een don kere gedaante liggen, zonder beweging. Het bleek een man te zijn, vermoedelijk een reiziger net als ik, die de stad nog voor den nacht wilde bereiken. Ik boog mij over hem heen, en ontdekte een wond aan het hoofd, waaruit het bloed stroom de. Terwijl ik in het rond tastte of de man bagage bij zich had, stootte mijn hand tegen een voorwerp dat een lederen tasch bleek te zijn. Het slot was verwron gen, doch niet opengebroken. Ik richtte mij op, teneinde eerst maar hulp te halen, aangezien ik alleen niets kon beginnen, toen ik plotseling stemmen hoorde, dich terbij komende uit de duisternis en mij plotseling voelde aangegrepen, niet direct op een zachte manier. „Ja, we hebben hem, we hebben hem eindelijk te pakken, dat had je niet verwacht hè, struikroover." Ontsteld1 hoorde ik toe. „Help die man toch mannen, ik heb hem niets gedaan, hij is aangevallen, help hem toch, anders bloedt hij dood." „Ja, ja, kalm aan, hij wordt al gehol pen, wou je nu net doen of je met je slachtoffer te doen hebt.Wij zullen je voor de schout brengen, schavuit. Je gaat in het cachot, hoor je." Onzacht werd ik beet gepakt en mee moest ik of ik wilde of niet. De Schout ordonneerde: „naar het cachot," morgen zullen we hem onderhan den nemen. Het was een angstige nacht die ik doorbracht Wat moest ik doen. Niemand in H. kende me meer. Familie had ik niet en hoe moest ik bewijzen dat niet ik, maar een ander den ongelukkigen reiziger had aangevallen. De man zelf als hij morgen tenminste niet dood was zou mij niet herkennen, daar was het een te donkeren avond voor. Den volgenden morgen werd ik voor den schout gebracht. Al mijn praten en onschuld betuigen hielp niets. Ik was bij het slachtoffer gevonden, mijn handen zaten met bloed, en toen de mannen mij ontdekt hadden stond ik met de leeren tasch in mijn handen. Ontzet hoorde ik dat ik veroordeeld werd! gebrandmerkt te worden. Ik werd wanhopig, verzette mij tegen iedereen, totdat men mij dreigde met martelingen, indien ik niet kalmer werd. Een week na mijn aankomst waar ik zoo mij op verheugd had werd het vonnis voltrokken en stempelde men mij met een gloeiend ijzer de onteerende woorden op mijn rug. Het duurde weken eer ik herstelde van de pijn en de ang sten. Toen ik echter na een half jaar weer het plan opvatte, om maar weer te gaan varen, hier aan wal kon ik niet blij ven, iedereen keek mij na en schuwde mij, hoorde ik plotseling, dat de reiziger, die destijds gewond was, weer in de stad was en men was nieuwsgierig er naar wat ik zou doen als ik uit het cachot kwam. hij, vluchtig even naar haar opkijkend. „Waarom niet", stribbelde zij tegen. „Waarom zou een dame, die chauffeert, niet het mechanisme van haar wagen leeren kennen? Ik verzeker u, dat ik daar van theoretisch volkomen op de hoogte ben; imjj ontbreekt alleen nog maar de practisohe kennis om..1" De lachende oogen van den knielenden jongen mian schenen een spottend weder woord uit zijn mond te voorspellen; zijn werk vroeg echter juist op dat moment zijn volle aandacht Ekel© ©ogenblikken later sprong hij op, met voldoening zeggend: „Ziezoo, dat is in orde! Bet was een tamelijk lastig karweitje. Eén van de pluggen wias losgeschoten, maar nu is die zaak weer volkomen in orde!" ,Jk.ik dank u wel!" begon Ooimie, opnieuw blozend door haar weifelen of zij den jongen maj^ een douceurtje zou durven aanbieden-of niet. Zij vond het onaangenaam, van een vreemde een dienst aan te nemen, zonder er iets voor terug te kunnen doen, maar een inwendige stem fluisterde haar toe, dat zij den jongen man, die niet don In druk maakte van begeerig naar een fooitje te zijn, beleedigen zou, als zij hom geld aanbood voor zijn Vriendelijke hulp. Haar verlegenheid ontging den chauf feur niet; hij scheen er de oorzaak van te raden en hielp haar uit de moeilijkheid door op hoffelijken toon te zeggen: „Het was mij een voorrecht, u dezen kleinen dienst te mogen bewijzen, en u Nieuwsgierig vroeg ik wat ik hier moest doen. En mannen, luister goed de schout vertelde mij dat tot hun ontstel tenis gebleken was dat ik niet de ware schuldige was aan het rooven eh moor den. De man die daar zat gebonden en wel, was de aanstichter van het kwaad en scheen er leedvermaak in te scheppen, dat ik om zijnentwille een half jaar in den kerker had gezeten en dat was nog het ergste gebrandmerkt was. De Schout vertelde mij met heel veel mooie woorden, dat er alle mogelijke moeite zou worden gedaan mij in mijn eer te herstellen. Ze zouden mij in het openbaar geheel rehabiliteeren en onge daan maken wat ze aan mij bedreven hadden. Toen ik ondergebracht was nu als gast bij een van de burgers peinsde ik er nieuwsgierig over hoe men het zou aanleggen mij te ontdoen van dat schan delijke brandmerk. Mij in eer herstellen, dat was alles goed en wel, maar hoe zou men dat stempel laten verdwijnen. Dat kon immers nooit. Toen ik er den schout naar vroeg, glimlachte hij geheimzinnig en beloofde mij dat dit alles in orde zou komen, ik moest het maar aan hem over laten. Er werd een dag bepaald voor mijn plechtige rehabilitatie en met een eenigs- zins angstig gevoel ging ik naar de markt waar dit plaats zou hebben. De scbout wachtte mij! zelf op en verzocht mij, mij van mijn wambuis te ontdoen, zoodat het onjuiste brandmerk op mijn rug duidelijk zichtbaar werd voor het pu bliek. Terwijl ik met mijn rug naar hem toestond hoorde ik hem vertellen dat het een noodlottige vergissing was geweest, maar dat de heeren van de jury hadden besloten een poging te wagen, deze fout te herstellen. „En daarom," zoo besloot hij, „zal ik u dit stempel, waarmede de fout hersteld wordt er eigenhandig op uw rug bijzetten, zoodat iedereen kan zien dat het eerste fout was." Ik voelde een vreeselijke pijn en kwam tot mijn groote verbazing tot de ondervinding dat men mij voor de tweede maal een gloeiend ijzer op den rug drukte. Woedend wilde ik mij verweren, maar het was al gebeurd." Verbaasd en met open monden hoor den de poortera rond de schouw, dit won derlijke verhaal aan. Niemand zei wat, men geloofde algemeen aan opsnijderij. De verteller stokte even, in gedachten verzonken. Toen maakte hij zijn wambuis open en toonde hen zijn naakten rug. Werkelijk daar zag men de sporen van het gloeiende ijzer, en daaronder een zelfde cirkel met erin de woorden, ge brand in het vleesch: „Dit is per abuis gedaan." Nu moesten ze het wel gelooven en een koor van verontwaardigde stemmen klonk op. Ja de rechters waren domme men schen, en nooit had men geloofd dat zoo iets voor kon komen. B. ZwtJgien ie goud. Vele jonge vrouwen verliezen al haar aantrekkelijkheid Oip het oogenblik dat ze baar steun laten hlooren. Bcribner's Magazine. Was hot oen windel? Onmiddellijk na uit een vliegmachine van 1000 meter hoogte te zijn gevallen, legde een kip een ei. Naar onze meening is dit geen praktische manier om het eieren leggen van kippen te bevorderen. Punch. bent mij daarvoor volstrekt geen dank verschuldigd". „Een net opgevoede jongen," dacht Connie en impulsief noodde zij: „Wilt u misschien een eind met mjj mee rijden? Ik ben op weg naar Watburgl" „Graag," nam hij' haar aanbod dank baar aan. „Ik wil graag met u meerijden, want ook ik ben op weg naar Walburg!" „Woont u daar?" „Nog niet!" „Hoe bedoelt u?" „Ik ga er wonen: dat wil zeggen, ik heb in Walburg een betrekking aangenomen, die ik morgenochtend aanvaarden moet". „Bij den heer Reuvers misschien?" „Ja, juist Hoe kunt u dat zoo raden?" Connie lachte. „Oimdat ik de dochter ben van den heer Reuvera" „Is dat werkelijk waar? Bent u. „Connie Reuvers, jia, dat ben ik. Papa verwacht u vol ongeduld! U moet hem eiken dag naar de stad en naar zijn kan toor rijden. Onze vorige chauffeur is plot seling vertrokken, ik weet niet waarom, of ja.'..door familieomstandigheden ge loof ik! Ik heb Papa een paar dagen ge bracht en gehaald, maar dat vindt mijn oudje niet vertrouwd, ik ben te wild vol gens hem." De jonge chauffeur had bij het hooren van haar naam terstond zijn houding jegens haar veranderd; zij kon niet zeggen waar het hein in zat, maar zij waardeerde den tact waarmede hij onmiddellijk zijn plaats van ondergeschikte tegenover haar, Vertrouw op die toekomst! Durft ge plannen maken? Blijde, vtoo- Hjke plannen? Bijvoorbeeld voor een heer lijk zomerrelsje? Of durft ge het niet? Er kan nog zooveel tusschen komen, denkt ge misschien, ik kan geen geld hebben, ik kan ziek worden tegen dien tijd. En als ik ga, misschien regent het dan wel. Ja, als ge nu eens wel geld had, gezond was, en als het nu eens mooi weer was? Denk daar liever aan. Denk dat ge gaan zult, denk hoe héérlijk het zal wezen zells al hebt ge er nog geen cent voor ge spaard en al ziet het er naar uit, dat ge er ook niet voor sparen kunt! Wanneer ge begint te zeggen „het kan niet", dan zal het ook nooit kunnen. Ge spant u dan niet in om het waar te maken. Wanneer ge maar vast gelooft, dat het zal gebeuren, dan komen de middelen ook wel om het doel te bereiken. Onzin? Ja, als ge bet niet gelooft dan gaat bet ook niet! Ais ge maar werkelijk gelooven kunt, dan zou uw toe komst er heel wat prettiger uitzien. Met onze gedachten, met onze wenschen halen wü de toekomst naar ons toe, ze komt niet van buiten af op ons toe. We maken ons eigen leven. Als we dat weten, zal niets ons ook meer onbereikbaar schijnen. En dan zouden wij er ons wel voor wachten met sombere gedachten rond te loopen. Elke sombere gedachte wreekt zich in de toekomst. Al het verdriet dat ons ten deel valt, hebben we aan onszelf te danken. Alle wereld-ellende is opgebouwd uit men- schengedachten, uit menscheiijk begeeren en verkeerd verlangen. Maar ook alle vreugde komt van de menschen, is door ons verlangd en gedacht! We hebben zoo weinig controle over onze gedachten, ze komen en gaan als bliksemstralen. Gedachten zijn tolvrij. Maar als we eens wisten, wat ze allemaal kunnen aanrichten, dan zouden we wel degelijk een tol voor hen heffen, en een heel hoogen ook! Als de sombere, leelijke gedachte komt, dan wordt zij geweerd, uit gebannen. Zij mag niet eens door den tol, hoeveel ze ook betaalt! We kunnen haar niet beletten voor den tol te verschijnen, maar we kunnen haar wel den toegang weigeren. We kennen de kracht van onze gedach ten niet, we zien ook niet altijd dat do ge beurtenissen uit onze gedachten voort komen. We denken zoo veel en zoo veler lei. Onze gedachtenwereld is gecompli ceerd en ons leven is het ook. Maar hoe meer hoopvolle, blijde gedachten, hoe schooner de toekomst! Laten we ons voornemen dit jaar alle maal een heerlijke zomerreis te gaan maken! Dr. JOS. DE QOCK. (Nadruk verboden). Voor de lezers van dit blad geeft onze Psychologische medewerker Dr. Jos. de Oock, van Merlenstraat 120, Den Haag, gratis zielkundige adviezen o.m. over de wijze waarop zij hun geest kunnen ver- frisschen en hun wilskracht en energie kunnen versterken. De vragen zullen, in dit blad geregeld worden behandeld. Mochten de beantwoor dingen te uitvoerig worden, dan direct schriftelijk aan de aanvragers. De tijden zQn veranderd. De tijd is voorbij, dat ouderwetsche lieden meenden, dat ze eenvoudig hun bevelen hadden te geven om blindelings te worden gehoorzaamd. Lord Melchett Overdaad schaadt Er is niets, dat aan muziek meer afbreuk: doet, dan ze dag aan dag te moe ten hooren, tot ze tenslotte iets even ge woons is, ais de centrale verwarming. Six Hugh Alen. De waarde van den vrijen tijd. Het komt mij thans voor, dat, hoe ver der men het op school brengt, hoe min der betrekkingen er voor iemand open staan. Biji het verlaten van de lagere school hadden we metselaar, loodgieter, begrafenis-ondernemer 'of dichter kun nen worden. Met den1 last van het Grieksoh en Latijn wordt de horizon aan merkelijk beperkt. Educ. Outlook. de dochter van zfjn nieuwen meester, wist te aooentueeren. „Hoe heet je?" vroeg zij vriendelijk. „Smit!" antwoordde hij, even buigend. „Johan Smit!" „Wil je mij naar huis rijden?" Weet je den weg?" „O ja, juffrouw Reuvers, ik ben goed bekend in deze streek, en ik weet waar de villa van uw vader gelegen is!" Oonni© stapte in, de chauffeur volgde haar voorbeeld, en nam het stuurrad tusschen zijn geoefende handen. Twee maanden later stond Oonnie Reu vers met een van opwinding vuurrood gezichtje in de werkkamer van haar vader, die, achterover geleund! in zijn stoel, naar haar opkeek „Ik zeg u, dat ik er voor bedankl" ant woordde zij met een driftig voetstampje op een door heim gedane vraag. „Ik be dank er voor! Nu weet u het! Ik ben geen pop, die u ten huwelijk kan geven, aan wien u verkiest!" „Een vader heeft het redht. „Onzin! In de middeleeuwen imlréphton, maar..P „Laat mij toch uitspreken, kind!" „Nu goed dan, ik luister!" „Ik wilde zeggen, dat een vader het recht heeft, zijn dochter goeden raad te geven. Of is dat misschien ook middel- eeuwaoh?" <HLot volgt).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1930 | | pagina 7