POPULAIRE RIEK 't Juttertje Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, Liedje van de week. TOB NOOIT HOEKJE. van Zaterdag 6 September 1930. VAN 'S LEVENS WIJSGEERIGEN KANT DE DOCHTER VAN DEN DOKTER. Novelle van ANTON TCHECHOW. Dr. Wiedermann was sinds jaren practi- seerend arts in een. Zuidduitseh land stadje. Ver van de groote steden in den tabakswalm der herbergen, bij lange pij pen en kaartspel, ontkiemen nog hed'en ■ten dage de origineelen beter dan in de centra van beschaving en industrie, waar allee genivelleerd) wordt en de type in de plaats van het individu is getreden. Dr. Wiedemann ging echter zelfs onder de origineelen van zijn landelijke woon plaats voor een zeer aparten zonderling door. In alle opzichten week hij van het gewon© af, had zijn eigen opvattingen en grondstellingen, was onbekommerd over het oordeel van zijn medemenschen, en werd door zijn intieme kennissen schert send den „volksopruier" genoemd. Als hij haastig met groote stappen door het plaatsje wandelde, dan zeiden de men- schen; „Daar gaat de dokter met zijn voor- uitganpiheenen". _T, Ook over de opvoeding had dr. vv iede- niann afzonderlijk© denkbeelden, die van den normalen, regel totaal afweken; als jong echtgenoot huad' hij herhaaldelijk en uitvoerig uiteengezet, hoe hij zijn. zoon tot een flink mensoh, naar zijn denkbeelden, zou grootbrengen, maar.... de ooievaar scheen hem niet bijster vriendelijk ge stemd te zijn, want op ©en goeien dag bracht hij hem een klein meisje en liet het verder daar bfl. Een poosje bromde dr. Wiedemann op het noodlot; daarna, toen zijn Emma tien jaar oud was treworden, nam hij ©en koen besluit en deelde zijn vrouw kort en bon dig mede, dat hij bij gebreke van een jon gen, zijn meisje volgen® zijn begrippen zou opvoeden. Men vond het dwaas men vond het allergrappigst, dat Wiede mann ziin dochter alles liet, leeren wat voor een knaap scheen bestemd te zijn; haar een gymnasiale opleiding gaf. Hij wilde haar in staat stellen, eenmaal op eigen beenen te staan en haar brood te verdienen, opdat zij; niet aan het treurig noodlot werd overgegeven: zich als oude vrijster en overtollig© tante door famüie- leden te laten ringelooren. Ook haar lichamelijke ontwikkeling werd volstrekt niet verwaarloosd; zij turn de, zij zwom en reed, 's Zondags vocht de dokter, die eens een baas op de sabel was geweest, zelf met haar. Toen Emma zoo ver met haar studiën was, dat zij de Universiteit kon bezoeken, bracht haar vader haar naai- Zürich, waar zij met ijver en vlijt de medische faculteit bezocht. Van Zürich ging de kleine Emma naar Amerika en keerde uit de Vereenigde Staten met deny dokterstitel terug. Zich niets aantrekkend van de bezwaren, die haar in den weg werden gelegd, van spot ternij en chicanes, vestigde zij zioh in een tamelijk groote stad, en begon aldaar de zware taak om als arts te practiseeren. Eerst bejegende men 'haar met wantrou wen, maar toen zij ©enige schitterende proeven van haai" talent had) afgelegd, van haar scherpen' blik in d© diagnose, van haar omzichtigheid en energie, bij de be handeling, begon men te zwijgen. Het ge tal harer patiënten wies van dag tot dag. en het duurde niet heel lang of Emma Wiedemann gold als een der meest ge liefd© en gezochte artsen. Zij behandelde slechts vrouwen, en deze waren f weldra zonder uitzondering haar geestdriftvolle aanhangsters en partijgangstera De man nen bromden nog een poosje op het ener gieke meisje, dat 't gewaagd 'had, de leer stelling der „inferioriteit" van het vrou welijke geslacht zoo overtuigend te ont zenuwen, maar tenslotte begonnen ook zij zich steeds meer voor haar te interesaee- bezocht dioor een Japansch gezantschap, waarvan de ledien nogal de aandacht van het publiek trokken vanwege den afwij kenden stand van hum oogen. Deze eigen- •aardigheid men bedenke dat de ge schiedenis bijna 70 jaar geleden is deed den naam dwarskijker ontstaan. Wie de uitvinder van het woord was, kunnen wij in het midden laten; het is als zoovele andere, op een goeden dag uit de lucht komen vallen. En ongetwijfeld zou het al lank weer in het vergeetboek zojn geraakt, had niet een bijzondere omstan digheid het voor den ondergang bewaard. Wjj mogen aannemen dat het in 1876 nog niet geheel uit het geheugen van het vorige geslacht verdwenen was. In dat jaar verscheen n.i. de Wet op het Hooger Onderwijs in verband daarmede werd een eindexamencommissie ingesteld, en nu beleefde men het niet ongewone verschijn sel dat het bijna vergeten woord in figuur lijken zin herboren werd1: de leden' van deze commissie werden reeds spoedig minder officieel dwarskijkers genoemd. In deze nieuwe functie beeft het woord op gang gemaakt, en gezien de bloei van onze talrijke examens, durven wjj er met ge rustheid nog een lang leven aan voor spellen. Ta meer daar het in de verte doet den ken aan het reeds bejaarde dwarsdrijver, dJ. 'eigenlijk een sdhip dat niet aan het roer gehoorzaamt, maar overdrachtelijk iemand die tegen alle recht en billijkheid in steeds maar zijn eigen zin volgt en op die manier niet zelden de zaken ini de war stuurt. In het jaar 1881 ontmoette prof. Becke- ring Vinckers het hem volslagen onbe kende woord mopperen. Waarschijnlijk was 'het dus nog maar korten tijd in ge bruik. De prof. was van meening, dat dit neologisme wel even gauw verdwijnen zou als het gekomen was. Maar het omgekeer de gebeurde: het verbreidde zich meer en meer. Nioolaas Beets, de taalcensor van dien tijd, bemoeide zich met het geval; hij kon dit woord niet goedkeuren en ver hief zijn waarschuwenden stem tegen deze „insluipende zonderlinge nieuwvorming", die echter een verdediger vond in een jongeren tijdgenoot, Oh. Boissevain. In- tussohen vergrootte mopperen zijn terrein ten koste van pruttelen, brommen, grom men, knorren enz., die, wat op den ach tergrond geraakt, voor plechtige gelegen heden werden gebruikt, terwijl mopgpren voor alledaagsch gebruik uitstekend ge schikt was. We slaan het groote Woordenboek der Nederlandsch© Taal op en lezen daar dat mopperen een frewuentatief is van een verouderd moppen, d.i. prevelen, mompe len, mokken, en daarvoor in de 19e eeuw in de plaats is gekomen. Doch al wordt het bestaan van het woord moppen döor citaten deugdelijk bevestigd, hoe kan uit een lang verouderd werk woord) in die tweede helft der 19e eeuw een nieuw werkwoord worden gevormd? Bevredigend vinden wij de uitlegging van het Woordenboek niet, en voorloopig schijnt het raadselachtig hoe dit populaire woord, dat om zoo te zeggen onder onze oogen is ontstaan, in de wereld is ge komen. Zelfcritiek. Rechter: Uw echtgenoot beweert, dat hij 's avonds om elf uur is thuis gefcbmien, •glji echter houdt vol dat het twee uur is geweest Vrouw: 'Dat s ook zoo, olm' twee uur gng de huispoort open en, ik heb toen nog, Om mij te overtuigen, op de klok geizen. Rechter: Maar dat kan immers wel een ander 'geweest zijtn? Vrouw: Nieen' mijnheer de rechter, de overige bewoners van ons huis zijn alten fatsoenlijke menschen. ONBEDRIEGELIJKE VOORTEEKENÏÏN. Voos 'b menschen lot! Lrxer, wij beiden, dat ia toch bekend Geven ara bijgeloof wa'arlijk geen cent- Maar. onverschillig voor twijfel en spot, Letten wij graag op een wenk van het lot Springt er een haasje dwars over uw weg Luister naar raad en doe wat ik zeg: Dat is gevaar, du® wees dan niet dom, Ga iniet verder, 'maar keer liever om! Vindt ge een ispinnekop onder de pomp Dat brengt geluk aan, dus' wees niet lomp. Plas niet met water, zoolang het niet mag, Wasch u maar liever deni volgenden dag. Als ge een kakkerlak vindt in uw bad Maak 'hem niet schichtig, en zeker niet nat Haalt gij hem droog en welvarend er uit, Dat is een teeken dat voorspoed' beduidt. Drijft in uw, kopje een theeblaadje rand Dan moet het een brief zijn, dien' men u raadt. Al naar zoo'n stokje nu groot is of klein, Zal het een beer of een Postwissel zijn. Wie aan de tafel zit vlak voor een poot Gaat in de eerste drie maanden niet .dood. Wie aan' de tafel zit vlak naast den hoek, Die krijgt zijn schoonmoeder gauw op bezoek. Als ge een' barst in den spiegel bemerkt, Is het geluk in uw leven beperkt. Wordt soms uw spiegel beslagen en mat Dan wordt uw naam en karakter beklad. Als gij een kikker betrapt in uw ibed, Dient er met zorg op uw vrienden gelat. Weet, dat zoo'n teeken' u waarschuwen laat: Uit uw omgeving bedreigt u verraad! Plaatste e'eni vogel een' veeg op uw hoed Is h'at een bof als een kleintje het doet. Maar..wondt uw hoed door een reiger bezocht Dan) toch' maar liever een nieuwen gekocht. Vlindt gij misschien in uw soep eens een vlieg, Dat is iets waar ik mij nooit in bedrieg Dan, met een kloek en verstandig besluit Gooi ik de keukenmeid seffens er uit. WILLEM DE RIJMER. MEELEVEN. Ieder mensoh heeft wel een tijdstip in zijn leven, waarop hij behoefte heeft aan het eerlijk meeleven van een andier met zijn lief en leed. De zelfstandlgste, meest teruggetrokken natuur zal zich op zeker oogen bl ik eenzaam voelen bij de ontdek king, dat er niemand is, die eenig wer kelijk belang in haar (zijn) wedervaren stelt. Meeleven, het werkelijk mee leven, dat erin bestaat, dait ietmand ons zonder veel woorden doet voelen-, dat onze strijd begrepen wordt en dat er iemand is, die ons graag helpen wil, hoe sterk heeft een1 ieder van ons daar niet te zijner tijd naar verlangd- En hoe héél zelden vinden wie het echte medeleven op onzen levensweg. De meeste menschen zajn zoo oppervlakkig waar liet verdriet of teleurstelling van een ander betreft. Alls zij van- eoni slag hooren, dl© een van hun vrienden getroffen heeft, zeggen ze: „treurig hè? Werkelijk vreeselijk." Maar meestal voelen ze er zelf bitter weinig van, en zijn vijf minuten later vergenoegd verdiept in den uitslag van een voetbal- wedistrjjd of in ©en nieuw© japon. Nog om getwenflohter dan deze la'uwe onverschil ligheid ia do dikwijls als meeleven ver momde bemoeizucht en heerschzucht van veel menschen. Ik heb een dame gekend, dte met een buitengewoon meelevende" vriendin samenwoonde. Zij kon geen half uur uiljgaan, geen penhouder ter hand nemen, geen brief ontvangen, of het was: „Waar ga j© heen? Waar kom je van daan'? Aan- wie schrljlf je? Van wie is die brief? en wiait staat erin?" Die liefhebben de vriendin bracht haar aan den rand van een zenuwziekte, voor zij erin slaag de zich van den druk van deze overmatige „belangstelling" te bevrijden. Iemand, die werkelijk innerlijk met een ander meeleeft, dringt zich nooit op. Zoo iemand slaat slechts gade, bescheiden en onge merkt, en zal op het juiste ©ogenblik met een' kort, maar uit het hart bomend ge zegd© een ander het gevoel geven, dat hij begrijlpt, wat deze doormaakt. In een der gelijk gelval zal hij) nooit de vriji alge meen© vraag stellen: kan ik je soms met iets helpen?'8 Want wie waarlijk mede leeft, weet precies hoe, de situatie is, iaf er geholpen kan worden, of hojl die hulp kan geven,, en of het karakter van die andere persoon en de betrekkingen, tus schen hen bedden van dien aard zajn, dat zijn aanbod aangenomen zal worden. D© echte hulpvaardigheid, die bij het ware meeleven' hoort, stelt zich niet op den voorgrond, verkondigt de verdienstelijk heid van te-willen-helpen niet van de da ken. Degene die werkelijk helpen wil en kan, gaat, slechts naar de(n) betrokkene toe en biedt deze(n) zijn hulp aan, een voudig en gemeend. Want het is niets buitengewoons dat men ifmand waarmee men medeleeft zoo mogelijk wil helpen. Hoe vreemd het ook moge klinken, toch zijn er gevallen, dat men niemand soms het beste helpt door een houding, die zoo iemand op het oogenblik zelf vol strekt niet sympathiek vindt. Wanneer ietmand b.v. over een onherstelbaar ver lies jarenlang dermate blijft treuren, dat hiji al het goede en' mooie dat hij nog in zijn leven heeft overgehouden, voorbijziet, kan men zoo iemand geen grooter genoe gen doen door met hem mee te blagen, en te beamen dat hij; de beklagenswaardigste persoon ter wereld is. En toch is dat de slechtste dienst, die men iemand kan be wijzen, want zoodoende stijft men iemand in een hopeloozestemming. Het is veel beter, in zoo'n geval eens te wijten, op' het vele mooie dat er toch in de wereld is voor iedereen die het maar zien wil, en er eens op te wijten, hoe ondankbaar het is om dat alles maar voorbij te zten. Men is het aan zichzelf en aan de anderen verplichtj om 't leven onder alle omstandigheden zoo blijmoedig mogelijk onder de oogen te zien. Dr. 10®. DE OOCTK. (Nadruk voBbadenJ. Voor de lezers van <öt blad geeft onze Psychologische medewerker Dr. Jos. de Ooek, van Merlenstraat 120, Den Haag, gratis zielkundige adviezen o.m. over de wjjae waarop zij hun geest kunnen ver- frieschen en hun wilskracht en energie kunnen versterken. De vragen zullen In dit blad geregeld worden behandeld. Mochten de beantwoor dingen te uitvoerig worden, dan direot schriftelijk aan de aanvragers Leert reddend zwemmen. den kogel uit zijn arm. De kalmte en koel bloedigheid, waarmede het slanke bleek© meisje, zonder te aarzelen, de operatie ver richtte, deed niet slechts de achting, die von Boldingen voor haar gevoelde, toene men, maar deed haar in zijn oogen ook be koorlijker dan ooit schijnen. „Weet u wel", mompelde hij, „dat u be paald betooverend was, toen u mij ope reerde?" „Wanneer zult u toch eens verstandig worden, baron antwoordde Emma lachend. Von Boldingen bleef op verlangen van- de gravin op het kasteel en werd door Emma uiterst zorgvuldig verpleegd. Zoo energiek en hard zij op het oogenblik was, toen zij' de noodzakelijke operatie ver richtte, even zacht en opofferend toonde zij zich nu, aan het bed van den baron), waar zij menigen nacht waakte, toen de wondkoorts verergerde. Toen tenslotte haar kunst en verpleging geholpen dloor de gezonde natuur van den patiënt, over de ernstige verwonding had den gezegevierd, en vorni Boldingen op een dag het bed verlaten en in een leunstoel bij, het venster voor de eerste maal fris- sclie lucht mocht inademen, greep hij on verwachts Emma's hand en keek haar trouwhartig ini die bezielde oogen. „Geloof mij", begon hij, „dat ik een ander was, toen ik lm het vaderland terug- keerde, en dat deze catastrofe mijn bekeu ring voltooide of wijfelt gij aan mij?" „Neen". „Zult u met mij spotten, wanneer ik u beloof, dat ik een nieuw leven wil aan vangen?" Emma schudde het hoofd. „Zult, u mij niet weer wegzenden, hetzij naar Afrika of naar de Noordpool, als ik u nogmaals vraag, mijn levensgezellin te worden?" Emma lachte, maar ditmaal was het een schoone, van geluk stralende lach, en zoo legde zjj de hand in de zijne. 450. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). KE N U ZELF. Is het Plato geweest of een der andere groote wijsgeeren uit den ouden tijd, die het machthebbende woord „Ken u zelf" aan de wereld heeft nagelaten, als zijnde de sleutel tot alle wijsheid? Helaas, dat die sleutel zoo moeilijk 'hanteerbaar is door onze zwakke, weifelende memschenhand! Wat al teleurstellingen, misgrepen, ram pen zelfs hebben we aan het ggbrek aan zelfkennis te danken! Welk een schijn wereld is daardoor ontstaan en hoe houdt die schijnwereld den blij venden vooruit gang tegen, waarvan de -grondsteen toch niet anders kan zijin dan waarheid alleen. Waarom toch is zelfkennis zoo ontzettend, zoo onbereikbaar moeilijk? Hiervoor be staan vele redenen. Vooreerst staat ons daarbij in den weg onze ijdelheid, onze begeerte om in het oog van anderen te schijnen wat we eigenlijk nog lang niet zijn. Zoo wenschen we dat de menschen ons zullen zien en naar onze meening kan het niet missen. Maar toch.... is er iemand ooit tevreden met zijn eigen por tret? En zou hij meer tevreden zijn als hij zichzelf kon zien, zooals anderen hem in werkelijkheid zagen? Of zou dat tegen vallen? Ook om andere redenen is zelf kennis verschrikkelijk moeilijk. Laat ons aannemen, dat we met menschen te düen hebben, die er in ernst naar streven en die ook reeds op menige vordering kun nen bogen. Waarschijnlijk hebben ze reeds een of meerdere fouten ontdekt, waarte gen ze zich voornemen te zullen werken. Maar tien tegen één blijven ze blind voor het groot, het allesbeheersChende element, dat zoodanig deel uitmaakt van hun w.e- zen, dlat ze het er niet van kunnen scheiden. Misschien hebben ze het mee ter wereld gebracht, misschien is het aangemoedigd door hun eerste opvoeding en omgeving, en van lieverlede geheel met hen samen gegroeid. Om het te zien zouden ze zich- Jzelf als buitenstaander moeten kunnen waarnemen. Op dat gebied kan men de zonderlingste ervaringen opdoen. Soms hoort men iemand te goeder trouw beweren, dat een hem aanklevend gebrek, dat iedereen op valt, zoo ver van hem af is, dat hij er nooit mee behept is geweest, of zal worden. Een prachtig voorbeeld hiervan vinden we in den met den Nobelprijs bekroonden roman van Sigrid Undset en wel met betrekking tot een harer hoofdpersonen: ridder Eriendl."In de oogen- van anderen is hij ge heel onbetrouwbaar; maar ondanks die on betrouwbaarheid gaat er van- zijn persoon lijkheid een bekoring uit, waartegen wei nigen bestand zijn. En nu komt er in den loop der gebeurtenissen een oogenblik waarop de schrijfster hem rondborstig laat verklaren: „Ik heb nog nooit iemand be drogen, ik zou het niet over mij kunnen krijgen mijn woord te breken". De om standers zien. elkander aan en zijn een en al verbazing; maar toch kunnen ze op dat oogenblik er niet aan twijfelen dat hij te goeder trouw heeft gesproken. Ik geloof, dat dit zeer juist geteekend is, en dat menigeen in zijn omgeving een der gelijke ervaring zal opdoen. Toch zullen wij wijs doen bij onszelven in de eerste plaats na te gaan, niet, hoe het met de zelfkennis van anderen, maar veeleer hoe het met onze eigene gesteld is. B. HET LEVEN DER WOORDEN. De ouderdom van Kwast en Vergunning, Hoe kwam mop peren in de wereld? Niets is moeilijker, zegt men, dan het geboortejaar van een woord te bepalen. Geen wonder, er worden doopboeken noch registers van gehouden. Daarom zouden wij den man beklagen, die veroordeeld was een niet geheel uit de lucht gegre pen prijsvraag te beantwoorden van den volgenden inhoud: Welke woorden en uitdrukkingen zijn in de laatste 75 jaren in onze taal opgeno men liefst met jaartal en datum er bij? De voorwerpsnamen zouden hem nog het minste hoofdbreken kosten. Hier had hij vasten gronid onder de voeten. Een paar voorbeelden. De postzegel (1852!) deed den postzegelverzamelaar, (het postzegelalbum, den postwissel en de postkwitantie ont staan. Dan komen briefkaart (1871), post spaarbank (1880), postpakket (1881). De drankwet (zelf een nieuw woord) van 1881 is oorzaak geworden, dat vergunning een eigenaardige beteekenis beeft aangeno men, Nu went het wat, maar wij herinne ren ons zeer goed, dat men het vroeger in de oude opvatting nauwelijks durfde ge bruiken. Ook „in kennelijken staat" is sedert, zelfs zonder de noodzakelijke aan vulling een nieuw© uitdrukking voor dronken geworden. Den voorstanders van geheelonthouding was de melksalon of kattekroeg welkom. In den zomer van 1893 is „lemon squash" in kwast overgegaan. Overigens missen wij vaak alle houvast. Dan blijkt hoe weinig wij weten1 van de geschiedenis van betrekkelijk jonge woor deneden, van hun opkomst, groei en bloei, kwijnen en sterven, Vooral omtrent hun ontstaan taste wij maar al te dikwijls in het duister, en zelfs de beste woordenboeken laten ons hier in den steek. In het jaar 1862 werd ons land ren. Ofschoon nauwelijks mooi zijnde, be zat Emma toch een bijzondere aantrek kingskracht voor de heeren uit den be schaafden stand. Zoo vond Emma tal van vereerders, die zij met koele beleefdheid behandelde, en op een afstand hield'. Erg sentimenteel was ziji niet. En den armen dwaas, die haar zijn leed had geklaagd, zou zij den pols hebben gevoeld en onder baar geneeskun dige behandeling hebben genomen. In het huis van overste von Mooswitz, wiens vrouw zij het leven had gered, leer de Emma Wiedemann op een avond baron von Boldingen kennen. Deze, een gebles seerde viveur, w'ien Europa te eng was geworden, en die de laatste jaren verre streken had bezocht, werd door de origi neel© verschijning van de jeugdige vrou welijk© arts dadelijk bekoord, en nadat mevrouw von Mooswitz zelve hem met Emma bad in1 kennis gebracht, week bij niet meer van haar zijde. Terwijl een schoone pianiste met klassieke schouders het klavier mishandelde en een heer met een ooievaars-hals liederen van Brahms riet een suikerzoet tenortje zong, spraken Emma en von Boldingen levendig met elkaar. De baron beviel haar, niet omdat hij een knarme, voorname verschijning van veel ervaring was, maar omdat hij haar niet het hof maakte. Hij vroeg naar haar studiën, de erva ringen van haar practijk, en vertelde van zijn tijger jachten in Bengalen, van zijn reis naar de Noordelijke streken, van go- vechten met Indianen en met Ohineesohe roovers alles zonder overdrijving of snoeverij, als een gezellig verteller uit den ouden tijd. Tenslotte was er een onzichtbare, ge heimzinnige band tusschen ben bedden ontstaan en toen de baron Emma verlof vroeg haar een bezoek te mogen brengen, werd hem dit gaarne zonder eenige ge maaktheid toegestaan. Weldra volgde hij Emma's doen en laten. Toen ziji samen een nacht aan het bed van een ziek kind hadden gewaakt, dat Emma voor de wanhopige ouders had we ten te behouden, en toen zij daarna in het flauw© matte ochtendlicht door de leege straten naar huis gingen, gaf de baron Emma met stijgende geestdrift zijn be wondering te kennen, om eindelijk zijn liefde t© verklaren en baar hand te vragen. Nu bleef ditmaal de 'bittere spotternij om haar lippen weg, maar ook de warme uitdrukking van het oog, dat den geluk kige zou hebben gezegd, dat zijn gevoel werd beantwoord. „Ik heb sympathie voor u, mijnheer", antwoordde Emma kalm, „en ongaarne zou ik aldius van u villen scheiden, maar uw aanzoek kan ik niet aannemen". „Eni waarom niet, Emma?" „Omdat u ernstig genomen, oen bemin nelijke leeglooper zijt, von Boldingen. Het ontbreekt u aan een ernstig beroep, ik vrees zelfs aan allen levensernst". Beiden zwegen ©enigen tijd. Vóór de deur, waar ziji woonde, reikte Emma hem de hand, nam afscheid en verdween. Een paar dagen later hoorde zij, dat von Bol dingen opnieuw een reis was gaan maken. Twee jaar later logeerde Emma in den herf st op het slot van haar vriendin, gra vin Nordberg, aan den voet van het Bohe merwoud. Biji gelegenheid van een groot© jachtpartij versoheen plotseling Baron von Boldingen onder de gasten der gravin. De ontmoeting tusschen Emma en hem was zeer hartelijk en weldra heersohte weer de vroegere onbevangen toon van twee goede kameradien tusschen hen. Een ongelukkig, of liever een gelukkig toeval wilde, dat baron von Boldingen bij de allereerste drijfjacht op grootwild een kogel van een kortzlchtigen buurman in den rechterarm kreeg. De wond was niet levensgevaarlijk, maar ernstig genoeg, en daar er geen dokter aanwezig was, besloot Emma Wiedermann spoedig de noodige hulp te verleenen. Ziji legde hem in het open veld het eerste verband1, liet hem naar het slot brengen en 'haalde dadelijk

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1930 | | pagina 11