POPULAIRE RUBRIEK
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van Zaterdag 11 October 1930.
455. (auteursrechten
voorbehouden).
PIEKEREN.
Het toornt roridom. De wind huilt, de
r6?ea SI «atoe- Batten op do
straten, <le luchten zien grauw en de zee
bruist met zware basstem haar toornig
aan zee.
Feest is het echter voor de vogels, nu de
landen hier en dia ar blanke waterplekken
toonen.
De „Frissche Morgen" mag dan zijn
tenten hebben afgebroken en de buitelin
gen in zee hebben gestaakt, zij, de vogels,
houden nog ware polo-wedstrijden in deze
landelijke plassen.
De meeuwen trippel-trappelen er in
rond en sohijinen elkaar met hoofsche bui
gingen te begroeten, waarna ze zich liet
water over bet lichaam gooien, daarna zich
even de veeren schudden en dan, gracieu-
selijk draaiend, de plas uitaehrijden.
Ze zwerven dan rond op het land, pik
ken in den bodem en halen daaruit nu en
dan een lekkere hap, of wel slaan hun
trommelmarsch om de wormen te doen op-
marcheeren naar omhoog, waar ze door de
trommelaars in de wacht worden gesleept.
De spreeuwen, altijd, druk in hun doe
ning, nemen er cent oogeniblikje van om
zich het water over de veeren te smijten
en gaan dan met hun natte pakje op een
hekje zitten, schudden zich de veeren,
trekken met de snavels de pluimen weer
glad en zetten hun vleugels breed' uit om,
als het zonnetje schijnt, die daardoor te
laten drogen.
En dan zitten ze maar te kwetteren,
kwetteren meneertje, alsof ze op een
dameskransje waren. Fa hut gaat er ook
zoo genoegelijk toe. Ze hebben nooit ruzie
en ze halen alleen zichzelf maar over de
tong. x
In dezen tijd van de groote vogeltrek
zitten er ook vele niet-stamgasten aan
deze water-oase en houden daar hun reini-
gingsbaden of lesschen hun dorst. Aller
lei kleingrut Zie je er.rondscharrelen, zoo
als je ze ook weer ziet snellen door de nog
met loof bezette hoornen vani het tuintje.
En ze hebben schijnbaar heelemaal geen
last van den wind en het regenweer, want
ze juichen en sjilpen naar hartelust, ze
duikelen om en over de takken; ze scheu
ren de plekkende blèren op den grond uit
een om te zien of zich daar de larven ook
laten gaar stoven; ze huppen met groote
sprongen over den grond en maken dein
indruk van te beschikken over een onuit-
blusohbare opgewekte levenslust.
Echte zieltjes zonder zorg, die gelukkig
zjjn als de maag maar gevuld is.
Piekeren schijnen ze niet te kennen.
Nooit toch zie je een vogel in de natuur,
die aan iets lijdqpde is. In dat stadium
schijnen ze weg te kruipen; niemand die
daarmee wat te maken heeft. Dat vechten
ze alleen wel uit
Gelukkig volkje eigenlijk.
Hoe komen wij toch aan die zucht tot
piekeren
Iedereen weet dat wel, maar daarover
zwijgen wij nu maar liever, want, is er ook
niet veel onnoodig gepieker?
Als met zooveel dingen kan het erven
rusrtig bekijken van die kinderen der na
tuur je over veel gepieker been brengen.
Hun vroolüke gedoe wekt je op en brengt
je in een sfeer van prettige gestemdheid,
en waarschijnlijk is 't juist het ongekun
stelde van hun doening, dat je opmontert
en verfrischt
Het is bij ons wel alles wat gecompli
ceerder, maar het gecompliceerde werken
wij zelf wel eens vast tot een verward klu
wen en dan is het een heele toeT om dat
weer netjes tilt elkaar te krijgen.
toeren verrichten liangs de latten van mijn
hekje en mij verlossen van allerlei larven,
die 'het anders het volgende jaar weer zou
den hebben voorzien op mijn peultjes en
doperwtjes.
Houd nu het materieële maar eens uit
ie gedachtensfeer. Ik geef het op.
VAN DE GROOTEN
DER AARDE.
V GROOTE MANNEN.
E!r is een klasse menschen' op aarde,
die een geheel bijzondere liefde en een
geheel bijzonder medelijden waardig is.
En waarouu imen meer dan aan anderen
medelijden en liefde weigert; het is de
klasse van hen, die men Groote Mannen
noemt!
De groote mannen zijn armien van een
geheel bijzondere soort, armer dan de an
dere armen. Arme, is iemand die b e-
h oef te heeft! Iemand is des te armer
naarmate zijn ontberingen grooter zijn.
De vogels hebben geen staats-effecten;
maar zij zijn niet arm, omdat zij geen be
hoeften hebben, of omdat zij' voor hun uit
gestrekte vleugels makkelijk en zonder
voorzorgen de behoeften kunnen vinden.
De mensch is 'het armste schepsel. De
miensch is overstelpt met behoeften.
Maar een groot man is een arme in ver
gelijking met wjen de anderen niet eens
arm meer zijn. In die eerste plaats heeft
een groot man alle behoeften der gewone
menschen eni hijt voelt ze dieper dan
iemand! Vervolgens heeft hij nog andere
behoeften, die verhevener zijn en tege
lijk meer eischend, die harder roepen en
die mien meestentijds niet hoort, omdat
men niet begrijpt en die bijnaonmogelijk
hiun bede om bijstand kunnen uiten, om
dat het publieke begripsvermogen niet
machtig is de- kreten te vernemen.
Als Christophorus Oolumbus van deur
tot deur gewoon brood was gaan bedelen
het brood, dat iedereen noodig beeft
de groote menschen en de mensehen
dar was hij beter verhoord geworden.
Maar hij vroeg het brood, dat hif voor
ziioh noodig had: Hij behoefde schepen
om Amerika te ontdekken. Dat was z ij n
brood! Geef ons heden ons dagelijksdh
brood! Maar het onze!... Niet dat van
mijn buurman, maar het onze wat wij
w ij noodig 'hebben.
Maar het brood voor groote mannen is
nog oneindig zeldzamer, dan het brood
der gewone menschen. Daarom rijn groote
menschen arm! Zij zijn arm door de ge
wone menstihlyke armoede omdat rij
alle behoeften der menschen hebben; en
arm door hun bovendien nog afzonder
lijke en buitengewone behoeften." Zij
zijn arm door de ontbering, die voor hen
geschapen wordt uit de reusachtige en
De kunst om de lieflijke kinderen der
natuur, welke wij bloemen noemen, na te
bootsen, is initusschen reeds zeer oud, »vol
haast zoo oud als de cultuur der moiisch-
heid zelve. Reeds de oude Egyptenaren
maakten bloemen uit kleurige linnen lap
pen of uit dunne metalen plaatjes, die ver
guld of verzilverd wertlen.
De Grieken begonnen omstreeks 400
jaar voor Christus kunstbloemen als
raad voor het uiterlijk toe te passen. Zij
tooiden zich met bloemkransen en fes
toenen, welke ze uit papyrus of fijne bont-
beschilderdé hoornen schijfjes maakten.
En van Griekenland kwam dit snuifje snel
naar Home. Weldra kon de elegante R<>-
meimsche vrouw, die een echt-vrouw elijk
behageh er in schepte in het dragen van
wat als het allerlaatste nieuwtje gold, niet
meer zonder haai- krans van kunstbloemen.
Zij werden vaak van ritselende zijde ver
vaardigd en met allerlei essences geurig
gemaakt. Ook was diende vaak als mate
riaal voor de kunstbloemen. In de vroege
middeleeuwen werden door de vrouwen
geen nagemaakte bloemen gedragen. In
dien tijd gebruikte men ze om de altaren
in de kerken er mee te versieren. Kloos
terzusters vervaardigden kransen em tuilen
van bloeanen, waaraan ze vaak maanden
lang werkten. Daar ze echter niet de na
tuur tot voorbeeld namen, inaar haar
eigen fantasie lieten werken, kreeg men
dikwijls allerzonderlingste producten, waar
aan intusschen moeite noch zorgen werden
gespaard.
ALLEEN.
De 14e eeuw bracht de kunstbloemen
wederom een poosje als onderdeel der
mode op den voorgrond, in Italië was men
in dien tijd namelijk kunstbloemen gaan
vervaardigen met behulp van een soort
ijzeixlraad. Deze vertoonden een groote ge
lijkenis met levende bloemen. Daarna ech
ter verdween de kunstbloem weer voor
eeuwen van het modefcooneeL Eerst inden
rococotijd zien we ze weer verschijnen;
nu mocht ze kapsel en kleed opnieuw
sieren. Bloemen uit veeren, uit gaas, uit
lint, uit kant vervaardigd, werden in de
gepoederde lokken der rooooo-schoonen
gestoken; tmen hechtte ze ook aan de
sierlijk gedrapeerde rokken of beves
tigde ze op het gedecolleteerde oorsage.
Vervolgens belandden zij op de hoeden.
Maar ook deze bloemen waren nog vrijwel
alle scheppinkjes der vrije fantasie en ge
leken bitter weinig op echte bloemen.
Aan een te Parijs woonachtigen Duit
schen botanicus, Jozef Wengel gonaamd
komt de eer toe de eerste stappen gedaan
te hebben om in de roooco-dagen de kunst
bloem te doen vervaardigen naar de na
tuur. Eerst werden kostbare en zeldzame
kasbloemen tot vooibeeld genomen, daarna
de eenvoudige bloemen des velds, welke
zich vooral een tijdlang sterk in' de mode-
gunst mochten verheugen.
In den Biedermayer-tijd ontaardde de
kunstbloemenmode vaak tot smakeloos
heid. Men droeg toen wel luifelhoeden
die allerbeminnelijkst opgesierd waren met
bloemetjes uit vischschubben vervaardigd,
terwijl toefjes van kleine wollen chenille-
bloemetjes ortder den rand uitgluurden. In
dien tijd ontstonden de eerste, later zoo
gehoonde kapothoedrjee met bun knikken
de boterbloempjes of margrietjes. In de
laatste helft der 19e eeuw werd de kunst
bloem in hoofdzaak gebruikt voor de z.g
De Boeman der Aziaten.
In geheel Azië ls ecu nietmand, die
Europa niet met angst en1 wantrouwen
gade slaat. m
In de leerschool der waardeering.
In tijden wanneer hot schijnt dat we
alles zullen verliezen, loeren we de juiste
wiaiarde inzien van wat we hebben.
The Renewal of Guiture.
John Haynoe Holmes zegt dat iodero
oman die trouwt, 60 van rijn persoon
lijke vrijheid moet offeren. De heer Bod
mies is blijkbaar een groot optimist.
Oamden Post
BeBter dan gras.
Op een rollenden steen groeit geen
gras. Dat is waar. Maar daarentegen
wordt hij, mooi gepolijst en verkrijgt hij
lekoorljjtoe rondingen.
Jean Beeri.
Moderne tyran.
Het beroep drukt rijn Stempel op den
mensch, maar het beslist in hooge mate
over 'rijm karakter en denkwijze, over
zijn. levensopvatting, over zijn geluk of
ongeluk.
Jeugd en Beroep.
Waar de schoen wringt.
De duurte zou niet zulk een onoplos
baar vraagstuk blijken, ware bet niet dal;
de weeldeartikelen van vroeger tegen
woordig tot een dagelijfesohe behoefte zijn
geworden.
Nashville Southern Lumberman.
HET LIEDJE VAN DE WEEK.
TOB NOOIT HOEKJE.
Hoe dikwijls zwijgen wij. als wij moeten
spreken, en. 'boe dikwijls flappen wij er
onbedacihtizaam iets uit, terwijl de eomge
juiste houding „zwijgen" zou zijn? Helaas,
wij rijm overtuigd', dat dit 'heel veel voor
komt. Om te beginnen niet een voorbeeld
van bet eerste geval: is het u nooit over
komen, dat men in uw bijlzijn iets niet
waardeerends of iets, erger dan nict-waar-
deerend zeide over iemand, die u hartelijk
Kcujian bent, en dat u dit onvoldoende
of misschien in 't geheel niet tegensprak?
En dat u achteraf het land bad over de
slappe halfslachtig© houding, die u hud
aangenomen?
Wij hooren iets onaardigs aan over een
goede(n) vriendin of vriend en wij zwij
gen. Waarom? Meestentijds uit gemak
zucht. En wü geven er ons geen reken
schap van, dat zulk een houding eigenlijk
niets minder dan valsdh ia Want wanneer
wij er niets tegenin brengen, dan kan de
gen© die snreekt niet anders denken dan
dat wii het eens zijm met hetgeen hij (zij)
beweert. Dus wij beamen een minder gun
stig© meening over iemand, die wij vriend
schappelijk behandelen en die wij ook
werkelijk onze vriendschap geschonken
hebben. Dit standpunt is onzuiver en on
juist. Wanneer iemand onze vriendschap
waard is, dan is hij (zii) ook waard om bil
elke gelegenheid, die zich voordoet, onzen
openlijken steun te hebben. Anders is
onze vriendschap geen cent waard. Iemand
die een ander waarlijk eerlijk toegedaan
is, zal zelfs een ongunstig oordeel, dat op
waarheid berust, niet lijdelijk aanhooren,
maar dit onderbreken met de woorden:
„degene, waar u daarover spreekt, is een
goede(n) vriend(in) van mij en daarover
verzoek ik u om in mijn tegenwoordigheid
niet op deze wijze over hem (haar) te spre
ken". Ais iedereen zoo eerlijk voor zijn
sympathieën in de bres sprong, zouden
heel wat minderwaardige lasterpraatjes in
de kiem gesmoord wonden.
Want men voorkomt er mede, dat de
mensuhen zeggen: „Zus of zoo, die hem
(haar) toch goed kent was erbij, en die
sprak het niet tegen!"
En nu de andere zijde van het vraagstuk.
Hoe dikwijls hebt u iets gezegd, óf wel
gedachteloos óf wel in een oogenblik van
misplaatste vertrouwelijkheid, en er later
bitter berouw van gehad. Het is niet raad
zaam, al te vertrouwelijk te zijn, vooral
niet met menschen, die men nog niet lang
kent en waarvan men eigenlijk weinig af
weet. Sommige naturen hebben een zekere
neiging tot mededeelzaamheid en vertellen
Iets, met het idéé: „wat kan ik er voor
kwaad mee?" En voorioopig schijnt het
inderdaad „geen kwaad gekund te heb
ben", tot soms veel later, als het de(n)
betrokkene het minste schikt, de eigen
mededeeling als wapen tegen hem (haar)
gekeerd wordt. En dan ls het te laatl
Houdt uw intieme levensquaesties voor
uzelf, praat niet vertrouwelijk met meer
dere personen. Hebt hoogstens een enkele
vertrouwde alB u iemand kent waar-u vol
komen zeker van bent, maar laat het daar
bij Wijven.
Dr. JOS. DE COCK.
(Nadruk varboden).
Voor de lezers van dit blad geeft onze
psychologische medewerker Dr. Joa. de
Oook, van Merlenstraat 130, Den Haag,
gratis zielkundige adviezen o.m. over de
wijze waarop zij hun geest kunnen ver-
irissoheu en hun wilskracht en energie
kunnen versterken.
De vragen zullen in dtt blad geregeld
worden behandeld. Mochten de beantwoor
dingen te uitvoerig worden, dan direct
schriftelijk aan de aanvragers
KUNSTBLOEMEN.
In de laatste jaren verheugen) allerlei
soorten van imitatiebloemen zich wederom
in de gunst der mode. Duttonholes, en
sohouderbloemen, van miniatuur model
letje -tot geweldige exemplaren van meer
dan chrysanthemum-grootte, zien wij ^ia-
gelijks dragen bij het wandel- en avond
toilet Chiffon en gaas, fluweel, brokaat,
kralen, zelfs kristal en teerkleurige schelp
jes dienen voor die vervaardiging er van.
En zelfs velen), die aanvankelijk, allerlei
artistieke bezwaren koesterden tégen het
imiteeren van Flora's kinderen, erkennen
nu, dat men op dat gebied vaak bijzonder
fraaie producten aantreft Overigens is
ten deze, zooals op modegebied trouwens
nHOE ZIET DE WERELD ER
TEGENWOORDIG UIT.
Overweging van een examinator.
HU heeft wat beters te doen.
Als de uitgevers van romans het moes
ten hebben van de lezende mannen, dlan
werden zij zeker niet rijk» Een man, die
romans leest, is betrekkelijk zeldzaam.
Tijdschr. v. Brv. Opvik.
8TRIJDVLAG!
't Juttertje
veelal gesohiedt, alles
nuance.
een kwestie van
lief)e landerijen staan hier en daar plies-
nias omdat het buitenwater ook niet ge
noeg in zich opneemt bij het spuien, wijl
het zelf achter de broek wordt gezeten
en opgestuwd wordt naar de lage landen
Laat maar waaien en regenen, zooveel
het wil, het raakt hun de koude kleêren
niet.
Daarvan hebben z;1 natuurlijk geen last
en zij kunnen gemakelijk overweg met het
laat maar waaien-systeem, maar zoo glad
jes zit dat met ons nu niet.
Daar begin ik zoowaar al weer te pieke
ren en daarom houd ik er maar mee op en
kijk liever even naar een paar bontge
kleurde koolmeesjes, die acrobatische
Robinson.
Slechts de kleine hupsche zangers, die
hun liedjes ten hemel opzenden, en de
oude aan het venster zijn wakker in de
kleine straat. Niets valt hem zwaardter,
niets pijnigt hem meer dan te moeten
scheiden van de woning, waarin hij vele
gelukkige jaren sleet. Nu zoeken zijn blik
ken het kerkhof. Daar onder den trot-
schen lindeboom, wiens géuren hij meent
m te ademen, hoewel hij zeer ver verwij
derd staan te bloeien, daar is t' kleine graf
daarin de droomlooze slaap des vredes
geslapen werd door zijn vrouw, wier
Rab. Tagoma
De helft te weinig.
stijve bossen namaak-bloemen, die jaar en
dag in de salons prijkten en gevaarlijke
stofnesten vormden; want men kon ze
wilde men de bloemen niet beschadigen
moeilijk stofvrij houden.
'Heden ten dage is de namaakbloem ech
ter weer geworden, wat altijd de bedoeling
is geweest, dat ze zou zijn: een sieraad der
goedgekleede vrouw. B.
WAAR DE VROUW HAREN MAN
VOLGT.
Ik lees een nieuwtje in de kraait,
(Ei heeft men dat misschien verzonnen?
Men put ze soms uit rare bronnen,
Die nieuwtjes uit het buitenland..
Men stuurdle naar een ballingsoord
Een koopman die een van zijn klanten
(Een makelaar in diamanten)
In koelen bloede had vermoord.
Nu gaat hij naar het bagno heen,
In levenslange deportatie.
En moet daar, zonder hook op gratie,
Gaan zwoegen met het blok aan 't been.
Den loettinghandel kent hij goed,
Maar edelsteenen zijn 't niet langer:
Neen, zélf moet bij, als kettingganger
Een ketting dragenaan zijn voet.
Doch hier zelfs blijkt de liefde troef:
Madame vertikt het om te scheiden,
En zal hem dapper begeleiden,
Al is hij ook een tuchthuisboef.
Na vijftien of na twintig jaar.
Zal men zijn goed gedrag bekronen.
En toestaan dat zij samenwonen.
Lang leve dan het jonge paar!
Ei, damea, wat ik vragen wou:
Gij vindt toch óók dat dit zoo hoorde?
Al zou uw man geen vlieg vermoorden
Gij blijft hem zelf toch nèt zoo trouw?
Bedetdc wat u het Wetboek zegt:
De eerste van de vrouwenplichten
I'S om zich naar haar man te richten.
Al gaat het hem ook nóg zoo slecht.
moederhart werd gemarteld, toen haar
lieveling haar voor ging. En ze hadden
het toch overwonnen, het schijnbaar on
overwinbare. Het telkens aandeinende
leven .met zijn vreugde en zijn droefheid
had de wonde geheeld; slechts een lit-
teeken was gebleven: een herinnering
aan de gedachte: Hoe zou alles gegaan
zijn, wanneer onze lieveling was blijven
leven?
Een snaaksche musch vliegt op de ven
sterbank, kijkt guitig naar den grijsaard
en fluit 'n toon, die een glimlach op het
lijdend gelaat toovert. O, zij verstaan el
kaar en ook de kommer van het heden
sluit de oogen der liefde niet toe, die tot
nu al het levende onder haar macht
bracht en gaarne een vreugdeklank kirde.
Al was het dan maar uit 'n musschen-
keel.
De grijsaard strooit kruimeltjes op de
vensterbank; maar terwijl hij het pikken
van het vogeltje gadeslaat, verdwijnt de
Wat beteeken/t een 'kwartiertje korter of
langer weenen in het leven eenefr vrouw?
N. R. OL
lach van het goedige gezicht. Morgen zult
ge te vergeefs wachten... gij en de an
deren..."
Fluisterend zegt hij 't en schudt het
hoofd, als kon ie zelf niet begrijpen. Tas
tend strekt hij de hand uit; de musch
vliegt heen. Ja, de oude man had niet ge
dacht, dat vogels zich niet laten lief
kozen
Intusschen is in het huis aan de over
zijde het leven ontwaakt. Fluitend, zin
gend en roepend, kondigt het zich aan.
Een buurman gaat voorbij. Neem het
toch niet te zwaar op," zegt hij vriende
lijk, terwijl hij staan blijft, ,,'t zal beter
worden dan ge durft denken, geloof me.
De kost in 't Gesticht is goed en de ver
trekken zijn er zindelijk. Hier kon je toch
ook niet blijven, zoo alleen."
De bevende hand van den grijsaard
maakt een afwerende beweging. Neen,
hier kan hij niet bliiven, daar zij hem ont
nomen is, die bij den zwaren arbeid zijn
Zij deelt zijn auto en zijn geld,
En mocht, er eene iets vreemd» gebeu
ren
Zij mag niet klagen en niet zeuren,
Maar draagt haar portie al» oen held.
Zij deelt zijn tafel en zijn naam,
Zijn huis, zijn vrienden en zijn schulden.
De zorgen die zijn hoofd vervullen
Dat alles deelen zij tesaam.
Zij volgt haar man hij eiken stap,
Zij volgt hem op zijn zakenreizen,
En wil hem zóó haar trouw bewijzen
(Zoo noenrt zij deze eigenschap)
Wanneer hij kegelt in de Kroon,
Zedfs dün blijft zij lïaar trouw niet .«.huldig,
Dan volgt hem zelfs oog daar zorgvuldig,
Al was 't desnoods per telefoon!
Wanneer hij schiplbreuk leed op zee,
En door de baren werd verzwolgen
Zelfs din zou zij hem willen volgen,
Zelfs didr wil zij nog met hein mee.
Geen plaats op aarde was ooit te vinden,
Waar nooit een vrouw haar t eer-bemin de
Haar ventjen meeste volgen wistl
WILLEM DE RIJMER.
zwakke handen stutte. Neen, hier kan hij
niet blijven. Waar zijn intrek nemen, zon
der verdiensten... van waar het weinige,
dat hij voor zijn onderhoud behoeft?
„Wanneer begint het?" vraagt de buur
man.
„Om acht uur." 4
„Nu, hou je hoofd irecht, oude.Je slaat
nog 'n aardige duit uit den ouden rommel,
dien je toch niet meer kunt gebruiken...
zoo alleen." Hij gaat verder.
„Zoo alleen..." trilt het na in 't hart
van den oude en de dorre lippen sidde
ren. Zoo zit hij aan 't venster, kijkt naar
de zon, wier gloed hij niet schijnt te
voelen, kijkt door 't vertrekje en schudt
droevig het hoofd.
Hoe had-le dan tijd gesleten sedert zijn
getrouwe levensgezellin hem verliet. Zes
maanden... wat 'n lange zware tijd! En
toch... in vergelijking tot dien, welke nu
komen ging, een gelukkige. Hij had van
koffie en brood geleefd. Soms bracht een
Dezer dagen kwam 'n meisje
Rustig naar de school per flets.
Zóó welsprekend was haar komen.
(Ook al zei het meisje nletsl)
Dat het schoolhoofd ordineerde:
„Dina met je fiets naar huis!
Als Jouw AVR.O.-vlag blijft waaien.
Wordt het in de klas niet pluis!"
Was dit hoofd 'n Varalieter
Of 'n ICR.O.-jenaar?
Was hl) Avro-vlaggen-hater.
Of 'n Huizen-luisteraar?
Ach, welnee De meester wist wei
Tegen 't Avro-vlaggcn-blauw
Komen Concurrentle-kleuren
Wel eens even in het nauw!
En zooals de ouden piepen
Zingen dan de jongen mee.
Waar de vader politiekert
Vecht de Jongen graag voor twee!
Dus de anti-oorlog-meester
Hield de ruzie uit z'n klas!
(Ik .wou wel dat deze meester
Waterstaats-minister wasl).
Want hoe fel de ..blauwring" wappert
En signaal geeft in het rond:
Zalig was de tijd van vroeger
Toen er nog geen vlag bestond!
Carel J. Bfensa.
buurvrouw hem 'n bordje soep. Hij had
zijn handwerk laten varen, had met den
bittersten nood gekampt, maar hij had
toch alles om zich heen gehad, wat hem
hef en bekend was, dat in stom zwijgen
hem vertelde van voorheen. En nu... nu
zou hij van dit alles moeten scheiden, dat
alles onder haar handen gediend had,
zestig jaren van geluk, zestig schoone
jaren...
In dank vouwde hij de magere rimpele
handen samen, terwijl hij de trieste blikken
naar het kerkhof wendt, waar zij rust,
naast hun kind. Wat had ze steeds voor
«at graf gezorgd! En nu zou hij zoo graag
he,t groen op den kleinen heuvel begie
ten... alleen en nu zou ie graag er
voor willen zorgen, dat de jonge planten
op den grooten terp groeiden en bloei
den... Maar hij is te zwak,.',
„Wij krijgen onweer," roept een fris
sche vrouwenstem op straat. De grijsaard
blikt op. De zon schijnt met een sluier be-