POPULAIRE RUBRIEK Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van Zaterdag 11 October 1930. 455. (auteursrechten voorbehouden). PIEKEREN. Het toornt roridom. De wind huilt, de r6?ea SI «atoe- Batten op do straten, <le luchten zien grauw en de zee bruist met zware basstem haar toornig aan zee. Feest is het echter voor de vogels, nu de landen hier en dia ar blanke waterplekken toonen. De „Frissche Morgen" mag dan zijn tenten hebben afgebroken en de buitelin gen in zee hebben gestaakt, zij, de vogels, houden nog ware polo-wedstrijden in deze landelijke plassen. De meeuwen trippel-trappelen er in rond en sohijinen elkaar met hoofsche bui gingen te begroeten, waarna ze zich liet water over bet lichaam gooien, daarna zich even de veeren schudden en dan, gracieu- selijk draaiend, de plas uitaehrijden. Ze zwerven dan rond op het land, pik ken in den bodem en halen daaruit nu en dan een lekkere hap, of wel slaan hun trommelmarsch om de wormen te doen op- marcheeren naar omhoog, waar ze door de trommelaars in de wacht worden gesleept. De spreeuwen, altijd, druk in hun doe ning, nemen er cent oogeniblikje van om zich het water over de veeren te smijten en gaan dan met hun natte pakje op een hekje zitten, schudden zich de veeren, trekken met de snavels de pluimen weer glad en zetten hun vleugels breed' uit om, als het zonnetje schijnt, die daardoor te laten drogen. En dan zitten ze maar te kwetteren, kwetteren meneertje, alsof ze op een dameskransje waren. Fa hut gaat er ook zoo genoegelijk toe. Ze hebben nooit ruzie en ze halen alleen zichzelf maar over de tong. x In dezen tijd van de groote vogeltrek zitten er ook vele niet-stamgasten aan deze water-oase en houden daar hun reini- gingsbaden of lesschen hun dorst. Aller lei kleingrut Zie je er.rondscharrelen, zoo als je ze ook weer ziet snellen door de nog met loof bezette hoornen vani het tuintje. En ze hebben schijnbaar heelemaal geen last van den wind en het regenweer, want ze juichen en sjilpen naar hartelust, ze duikelen om en over de takken; ze scheu ren de plekkende blèren op den grond uit een om te zien of zich daar de larven ook laten gaar stoven; ze huppen met groote sprongen over den grond en maken dein indruk van te beschikken over een onuit- blusohbare opgewekte levenslust. Echte zieltjes zonder zorg, die gelukkig zjjn als de maag maar gevuld is. Piekeren schijnen ze niet te kennen. Nooit toch zie je een vogel in de natuur, die aan iets lijdqpde is. In dat stadium schijnen ze weg te kruipen; niemand die daarmee wat te maken heeft. Dat vechten ze alleen wel uit Gelukkig volkje eigenlijk. Hoe komen wij toch aan die zucht tot piekeren Iedereen weet dat wel, maar daarover zwijgen wij nu maar liever, want, is er ook niet veel onnoodig gepieker? Als met zooveel dingen kan het erven rusrtig bekijken van die kinderen der na tuur je over veel gepieker been brengen. Hun vroolüke gedoe wekt je op en brengt je in een sfeer van prettige gestemdheid, en waarschijnlijk is 't juist het ongekun stelde van hun doening, dat je opmontert en verfrischt Het is bij ons wel alles wat gecompli ceerder, maar het gecompliceerde werken wij zelf wel eens vast tot een verward klu wen en dan is het een heele toeT om dat weer netjes tilt elkaar te krijgen. toeren verrichten liangs de latten van mijn hekje en mij verlossen van allerlei larven, die 'het anders het volgende jaar weer zou den hebben voorzien op mijn peultjes en doperwtjes. Houd nu het materieële maar eens uit ie gedachtensfeer. Ik geef het op. VAN DE GROOTEN DER AARDE. V GROOTE MANNEN. E!r is een klasse menschen' op aarde, die een geheel bijzondere liefde en een geheel bijzonder medelijden waardig is. En waarouu imen meer dan aan anderen medelijden en liefde weigert; het is de klasse van hen, die men Groote Mannen noemt! De groote mannen zijn armien van een geheel bijzondere soort, armer dan de an dere armen. Arme, is iemand die b e- h oef te heeft! Iemand is des te armer naarmate zijn ontberingen grooter zijn. De vogels hebben geen staats-effecten; maar zij zijn niet arm, omdat zij geen be hoeften hebben, of omdat zij' voor hun uit gestrekte vleugels makkelijk en zonder voorzorgen de behoeften kunnen vinden. De mensch is 'het armste schepsel. De miensch is overstelpt met behoeften. Maar een groot man is een arme in ver gelijking met wjen de anderen niet eens arm meer zijn. In die eerste plaats heeft een groot man alle behoeften der gewone menschen eni hijt voelt ze dieper dan iemand! Vervolgens heeft hij nog andere behoeften, die verhevener zijn en tege lijk meer eischend, die harder roepen en die mien meestentijds niet hoort, omdat men niet begrijpt en die bijnaonmogelijk hiun bede om bijstand kunnen uiten, om dat het publieke begripsvermogen niet machtig is de- kreten te vernemen. Als Christophorus Oolumbus van deur tot deur gewoon brood was gaan bedelen het brood, dat iedereen noodig beeft de groote menschen en de mensehen dar was hij beter verhoord geworden. Maar hij vroeg het brood, dat hif voor ziioh noodig had: Hij behoefde schepen om Amerika te ontdekken. Dat was z ij n brood! Geef ons heden ons dagelijksdh brood! Maar het onze!... Niet dat van mijn buurman, maar het onze wat wij w ij noodig 'hebben. Maar het brood voor groote mannen is nog oneindig zeldzamer, dan het brood der gewone menschen. Daarom rijn groote menschen arm! Zij zijn arm door de ge wone menstihlyke armoede omdat rij alle behoeften der menschen hebben; en arm door hun bovendien nog afzonder lijke en buitengewone behoeften." Zij zijn arm door de ontbering, die voor hen geschapen wordt uit de reusachtige en De kunst om de lieflijke kinderen der natuur, welke wij bloemen noemen, na te bootsen, is initusschen reeds zeer oud, »vol haast zoo oud als de cultuur der moiisch- heid zelve. Reeds de oude Egyptenaren maakten bloemen uit kleurige linnen lap pen of uit dunne metalen plaatjes, die ver guld of verzilverd wertlen. De Grieken begonnen omstreeks 400 jaar voor Christus kunstbloemen als raad voor het uiterlijk toe te passen. Zij tooiden zich met bloemkransen en fes toenen, welke ze uit papyrus of fijne bont- beschilderdé hoornen schijfjes maakten. En van Griekenland kwam dit snuifje snel naar Home. Weldra kon de elegante R<>- meimsche vrouw, die een echt-vrouw elijk behageh er in schepte in het dragen van wat als het allerlaatste nieuwtje gold, niet meer zonder haai- krans van kunstbloemen. Zij werden vaak van ritselende zijde ver vaardigd en met allerlei essences geurig gemaakt. Ook was diende vaak als mate riaal voor de kunstbloemen. In de vroege middeleeuwen werden door de vrouwen geen nagemaakte bloemen gedragen. In dien tijd gebruikte men ze om de altaren in de kerken er mee te versieren. Kloos terzusters vervaardigden kransen em tuilen van bloeanen, waaraan ze vaak maanden lang werkten. Daar ze echter niet de na tuur tot voorbeeld namen, inaar haar eigen fantasie lieten werken, kreeg men dikwijls allerzonderlingste producten, waar aan intusschen moeite noch zorgen werden gespaard. ALLEEN. De 14e eeuw bracht de kunstbloemen wederom een poosje als onderdeel der mode op den voorgrond, in Italië was men in dien tijd namelijk kunstbloemen gaan vervaardigen met behulp van een soort ijzeixlraad. Deze vertoonden een groote ge lijkenis met levende bloemen. Daarna ech ter verdween de kunstbloem weer voor eeuwen van het modefcooneeL Eerst inden rococotijd zien we ze weer verschijnen; nu mocht ze kapsel en kleed opnieuw sieren. Bloemen uit veeren, uit gaas, uit lint, uit kant vervaardigd, werden in de gepoederde lokken der rooooo-schoonen gestoken; tmen hechtte ze ook aan de sierlijk gedrapeerde rokken of beves tigde ze op het gedecolleteerde oorsage. Vervolgens belandden zij op de hoeden. Maar ook deze bloemen waren nog vrijwel alle scheppinkjes der vrije fantasie en ge leken bitter weinig op echte bloemen. Aan een te Parijs woonachtigen Duit schen botanicus, Jozef Wengel gonaamd komt de eer toe de eerste stappen gedaan te hebben om in de roooco-dagen de kunst bloem te doen vervaardigen naar de na tuur. Eerst werden kostbare en zeldzame kasbloemen tot vooibeeld genomen, daarna de eenvoudige bloemen des velds, welke zich vooral een tijdlang sterk in' de mode- gunst mochten verheugen. In den Biedermayer-tijd ontaardde de kunstbloemenmode vaak tot smakeloos heid. Men droeg toen wel luifelhoeden die allerbeminnelijkst opgesierd waren met bloemetjes uit vischschubben vervaardigd, terwijl toefjes van kleine wollen chenille- bloemetjes ortder den rand uitgluurden. In dien tijd ontstonden de eerste, later zoo gehoonde kapothoedrjee met bun knikken de boterbloempjes of margrietjes. In de laatste helft der 19e eeuw werd de kunst bloem in hoofdzaak gebruikt voor de z.g De Boeman der Aziaten. In geheel Azië ls ecu nietmand, die Europa niet met angst en1 wantrouwen gade slaat. m In de leerschool der waardeering. In tijden wanneer hot schijnt dat we alles zullen verliezen, loeren we de juiste wiaiarde inzien van wat we hebben. The Renewal of Guiture. John Haynoe Holmes zegt dat iodero oman die trouwt, 60 van rijn persoon lijke vrijheid moet offeren. De heer Bod mies is blijkbaar een groot optimist. Oamden Post BeBter dan gras. Op een rollenden steen groeit geen gras. Dat is waar. Maar daarentegen wordt hij, mooi gepolijst en verkrijgt hij lekoorljjtoe rondingen. Jean Beeri. Moderne tyran. Het beroep drukt rijn Stempel op den mensch, maar het beslist in hooge mate over 'rijm karakter en denkwijze, over zijn. levensopvatting, over zijn geluk of ongeluk. Jeugd en Beroep. Waar de schoen wringt. De duurte zou niet zulk een onoplos baar vraagstuk blijken, ware bet niet dal; de weeldeartikelen van vroeger tegen woordig tot een dagelijfesohe behoefte zijn geworden. Nashville Southern Lumberman. HET LIEDJE VAN DE WEEK. TOB NOOIT HOEKJE. Hoe dikwijls zwijgen wij. als wij moeten spreken, en. 'boe dikwijls flappen wij er onbedacihtizaam iets uit, terwijl de eomge juiste houding „zwijgen" zou zijn? Helaas, wij rijm overtuigd', dat dit 'heel veel voor komt. Om te beginnen niet een voorbeeld van bet eerste geval: is het u nooit over komen, dat men in uw bijlzijn iets niet waardeerends of iets, erger dan nict-waar- deerend zeide over iemand, die u hartelijk Kcujian bent, en dat u dit onvoldoende of misschien in 't geheel niet tegensprak? En dat u achteraf het land bad over de slappe halfslachtig© houding, die u hud aangenomen? Wij hooren iets onaardigs aan over een goede(n) vriendin of vriend en wij zwij gen. Waarom? Meestentijds uit gemak zucht. En wü geven er ons geen reken schap van, dat zulk een houding eigenlijk niets minder dan valsdh ia Want wanneer wij er niets tegenin brengen, dan kan de gen© die snreekt niet anders denken dan dat wii het eens zijm met hetgeen hij (zij) beweert. Dus wij beamen een minder gun stig© meening over iemand, die wij vriend schappelijk behandelen en die wij ook werkelijk onze vriendschap geschonken hebben. Dit standpunt is onzuiver en on juist. Wanneer iemand onze vriendschap waard is, dan is hij (zii) ook waard om bil elke gelegenheid, die zich voordoet, onzen openlijken steun te hebben. Anders is onze vriendschap geen cent waard. Iemand die een ander waarlijk eerlijk toegedaan is, zal zelfs een ongunstig oordeel, dat op waarheid berust, niet lijdelijk aanhooren, maar dit onderbreken met de woorden: „degene, waar u daarover spreekt, is een goede(n) vriend(in) van mij en daarover verzoek ik u om in mijn tegenwoordigheid niet op deze wijze over hem (haar) te spre ken". Ais iedereen zoo eerlijk voor zijn sympathieën in de bres sprong, zouden heel wat minderwaardige lasterpraatjes in de kiem gesmoord wonden. Want men voorkomt er mede, dat de mensuhen zeggen: „Zus of zoo, die hem (haar) toch goed kent was erbij, en die sprak het niet tegen!" En nu de andere zijde van het vraagstuk. Hoe dikwijls hebt u iets gezegd, óf wel gedachteloos óf wel in een oogenblik van misplaatste vertrouwelijkheid, en er later bitter berouw van gehad. Het is niet raad zaam, al te vertrouwelijk te zijn, vooral niet met menschen, die men nog niet lang kent en waarvan men eigenlijk weinig af weet. Sommige naturen hebben een zekere neiging tot mededeelzaamheid en vertellen Iets, met het idéé: „wat kan ik er voor kwaad mee?" En voorioopig schijnt het inderdaad „geen kwaad gekund te heb ben", tot soms veel later, als het de(n) betrokkene het minste schikt, de eigen mededeeling als wapen tegen hem (haar) gekeerd wordt. En dan ls het te laatl Houdt uw intieme levensquaesties voor uzelf, praat niet vertrouwelijk met meer dere personen. Hebt hoogstens een enkele vertrouwde alB u iemand kent waar-u vol komen zeker van bent, maar laat het daar bij Wijven. Dr. JOS. DE COCK. (Nadruk varboden). Voor de lezers van dit blad geeft onze psychologische medewerker Dr. Joa. de Oook, van Merlenstraat 130, Den Haag, gratis zielkundige adviezen o.m. over de wijze waarop zij hun geest kunnen ver- irissoheu en hun wilskracht en energie kunnen versterken. De vragen zullen in dtt blad geregeld worden behandeld. Mochten de beantwoor dingen te uitvoerig worden, dan direct schriftelijk aan de aanvragers KUNSTBLOEMEN. In de laatste jaren verheugen) allerlei soorten van imitatiebloemen zich wederom in de gunst der mode. Duttonholes, en sohouderbloemen, van miniatuur model letje -tot geweldige exemplaren van meer dan chrysanthemum-grootte, zien wij ^ia- gelijks dragen bij het wandel- en avond toilet Chiffon en gaas, fluweel, brokaat, kralen, zelfs kristal en teerkleurige schelp jes dienen voor die vervaardiging er van. En zelfs velen), die aanvankelijk, allerlei artistieke bezwaren koesterden tégen het imiteeren van Flora's kinderen, erkennen nu, dat men op dat gebied vaak bijzonder fraaie producten aantreft Overigens is ten deze, zooals op modegebied trouwens nHOE ZIET DE WERELD ER TEGENWOORDIG UIT. Overweging van een examinator. HU heeft wat beters te doen. Als de uitgevers van romans het moes ten hebben van de lezende mannen, dlan werden zij zeker niet rijk» Een man, die romans leest, is betrekkelijk zeldzaam. Tijdschr. v. Brv. Opvik. 8TRIJDVLAG! 't Juttertje veelal gesohiedt, alles nuance. een kwestie van lief)e landerijen staan hier en daar plies- nias omdat het buitenwater ook niet ge noeg in zich opneemt bij het spuien, wijl het zelf achter de broek wordt gezeten en opgestuwd wordt naar de lage landen Laat maar waaien en regenen, zooveel het wil, het raakt hun de koude kleêren niet. Daarvan hebben z;1 natuurlijk geen last en zij kunnen gemakelijk overweg met het laat maar waaien-systeem, maar zoo glad jes zit dat met ons nu niet. Daar begin ik zoowaar al weer te pieke ren en daarom houd ik er maar mee op en kijk liever even naar een paar bontge kleurde koolmeesjes, die acrobatische Robinson. Slechts de kleine hupsche zangers, die hun liedjes ten hemel opzenden, en de oude aan het venster zijn wakker in de kleine straat. Niets valt hem zwaardter, niets pijnigt hem meer dan te moeten scheiden van de woning, waarin hij vele gelukkige jaren sleet. Nu zoeken zijn blik ken het kerkhof. Daar onder den trot- schen lindeboom, wiens géuren hij meent m te ademen, hoewel hij zeer ver verwij derd staan te bloeien, daar is t' kleine graf daarin de droomlooze slaap des vredes geslapen werd door zijn vrouw, wier Rab. Tagoma De helft te weinig. stijve bossen namaak-bloemen, die jaar en dag in de salons prijkten en gevaarlijke stofnesten vormden; want men kon ze wilde men de bloemen niet beschadigen moeilijk stofvrij houden. 'Heden ten dage is de namaakbloem ech ter weer geworden, wat altijd de bedoeling is geweest, dat ze zou zijn: een sieraad der goedgekleede vrouw. B. WAAR DE VROUW HAREN MAN VOLGT. Ik lees een nieuwtje in de kraait, (Ei heeft men dat misschien verzonnen? Men put ze soms uit rare bronnen, Die nieuwtjes uit het buitenland.. Men stuurdle naar een ballingsoord Een koopman die een van zijn klanten (Een makelaar in diamanten) In koelen bloede had vermoord. Nu gaat hij naar het bagno heen, In levenslange deportatie. En moet daar, zonder hook op gratie, Gaan zwoegen met het blok aan 't been. Den loettinghandel kent hij goed, Maar edelsteenen zijn 't niet langer: Neen, zélf moet bij, als kettingganger Een ketting dragenaan zijn voet. Doch hier zelfs blijkt de liefde troef: Madame vertikt het om te scheiden, En zal hem dapper begeleiden, Al is hij ook een tuchthuisboef. Na vijftien of na twintig jaar. Zal men zijn goed gedrag bekronen. En toestaan dat zij samenwonen. Lang leve dan het jonge paar! Ei, damea, wat ik vragen wou: Gij vindt toch óók dat dit zoo hoorde? Al zou uw man geen vlieg vermoorden Gij blijft hem zelf toch nèt zoo trouw? Bedetdc wat u het Wetboek zegt: De eerste van de vrouwenplichten I'S om zich naar haar man te richten. Al gaat het hem ook nóg zoo slecht. moederhart werd gemarteld, toen haar lieveling haar voor ging. En ze hadden het toch overwonnen, het schijnbaar on overwinbare. Het telkens aandeinende leven .met zijn vreugde en zijn droefheid had de wonde geheeld; slechts een lit- teeken was gebleven: een herinnering aan de gedachte: Hoe zou alles gegaan zijn, wanneer onze lieveling was blijven leven? Een snaaksche musch vliegt op de ven sterbank, kijkt guitig naar den grijsaard en fluit 'n toon, die een glimlach op het lijdend gelaat toovert. O, zij verstaan el kaar en ook de kommer van het heden sluit de oogen der liefde niet toe, die tot nu al het levende onder haar macht bracht en gaarne een vreugdeklank kirde. Al was het dan maar uit 'n musschen- keel. De grijsaard strooit kruimeltjes op de vensterbank; maar terwijl hij het pikken van het vogeltje gadeslaat, verdwijnt de Wat beteeken/t een 'kwartiertje korter of langer weenen in het leven eenefr vrouw? N. R. OL lach van het goedige gezicht. Morgen zult ge te vergeefs wachten... gij en de an deren..." Fluisterend zegt hij 't en schudt het hoofd, als kon ie zelf niet begrijpen. Tas tend strekt hij de hand uit; de musch vliegt heen. Ja, de oude man had niet ge dacht, dat vogels zich niet laten lief kozen Intusschen is in het huis aan de over zijde het leven ontwaakt. Fluitend, zin gend en roepend, kondigt het zich aan. Een buurman gaat voorbij. Neem het toch niet te zwaar op," zegt hij vriende lijk, terwijl hij staan blijft, ,,'t zal beter worden dan ge durft denken, geloof me. De kost in 't Gesticht is goed en de ver trekken zijn er zindelijk. Hier kon je toch ook niet blijven, zoo alleen." De bevende hand van den grijsaard maakt een afwerende beweging. Neen, hier kan hij niet bliiven, daar zij hem ont nomen is, die bij den zwaren arbeid zijn Zij deelt zijn auto en zijn geld, En mocht, er eene iets vreemd» gebeu ren Zij mag niet klagen en niet zeuren, Maar draagt haar portie al» oen held. Zij deelt zijn tafel en zijn naam, Zijn huis, zijn vrienden en zijn schulden. De zorgen die zijn hoofd vervullen Dat alles deelen zij tesaam. Zij volgt haar man hij eiken stap, Zij volgt hem op zijn zakenreizen, En wil hem zóó haar trouw bewijzen (Zoo noenrt zij deze eigenschap) Wanneer hij kegelt in de Kroon, Zedfs dün blijft zij lïaar trouw niet .«.huldig, Dan volgt hem zelfs oog daar zorgvuldig, Al was 't desnoods per telefoon! Wanneer hij schiplbreuk leed op zee, En door de baren werd verzwolgen Zelfs din zou zij hem willen volgen, Zelfs didr wil zij nog met hein mee. Geen plaats op aarde was ooit te vinden, Waar nooit een vrouw haar t eer-bemin de Haar ventjen meeste volgen wistl WILLEM DE RIJMER. zwakke handen stutte. Neen, hier kan hij niet blijven. Waar zijn intrek nemen, zon der verdiensten... van waar het weinige, dat hij voor zijn onderhoud behoeft? „Wanneer begint het?" vraagt de buur man. „Om acht uur." 4 „Nu, hou je hoofd irecht, oude.Je slaat nog 'n aardige duit uit den ouden rommel, dien je toch niet meer kunt gebruiken... zoo alleen." Hij gaat verder. „Zoo alleen..." trilt het na in 't hart van den oude en de dorre lippen sidde ren. Zoo zit hij aan 't venster, kijkt naar de zon, wier gloed hij niet schijnt te voelen, kijkt door 't vertrekje en schudt droevig het hoofd. Hoe had-le dan tijd gesleten sedert zijn getrouwe levensgezellin hem verliet. Zes maanden... wat 'n lange zware tijd! En toch... in vergelijking tot dien, welke nu komen ging, een gelukkige. Hij had van koffie en brood geleefd. Soms bracht een Dezer dagen kwam 'n meisje Rustig naar de school per flets. Zóó welsprekend was haar komen. (Ook al zei het meisje nletsl) Dat het schoolhoofd ordineerde: „Dina met je fiets naar huis! Als Jouw AVR.O.-vlag blijft waaien. Wordt het in de klas niet pluis!" Was dit hoofd 'n Varalieter Of 'n ICR.O.-jenaar? Was hl) Avro-vlaggen-hater. Of 'n Huizen-luisteraar? Ach, welnee De meester wist wei Tegen 't Avro-vlaggcn-blauw Komen Concurrentle-kleuren Wel eens even in het nauw! En zooals de ouden piepen Zingen dan de jongen mee. Waar de vader politiekert Vecht de Jongen graag voor twee! Dus de anti-oorlog-meester Hield de ruzie uit z'n klas! (Ik .wou wel dat deze meester Waterstaats-minister wasl). Want hoe fel de ..blauwring" wappert En signaal geeft in het rond: Zalig was de tijd van vroeger Toen er nog geen vlag bestond! Carel J. Bfensa. buurvrouw hem 'n bordje soep. Hij had zijn handwerk laten varen, had met den bittersten nood gekampt, maar hij had toch alles om zich heen gehad, wat hem hef en bekend was, dat in stom zwijgen hem vertelde van voorheen. En nu... nu zou hij van dit alles moeten scheiden, dat alles onder haar handen gediend had, zestig jaren van geluk, zestig schoone jaren... In dank vouwde hij de magere rimpele handen samen, terwijl hij de trieste blikken naar het kerkhof wendt, waar zij rust, naast hun kind. Wat had ze steeds voor «at graf gezorgd! En nu zou hij zoo graag he,t groen op den kleinen heuvel begie ten... alleen en nu zou ie graag er voor willen zorgen, dat de jonge planten op den grooten terp groeiden en bloei den... Maar hij is te zwak,.', „Wij krijgen onweer," roept een fris sche vrouwenstem op straat. De grijsaard blikt op. De zon schijnt met een sluier be-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1930 | | pagina 11