4- VOOR DE VROUWEN. BABBELUURTJE OVER MODE. Aardige handwerkjes voor Si Nicolaas en Kerstfoest Een ieder zal het wel eens t daan' heb ben of nog doen, n.1. witte of gekleurde papiertjes vouwen, dubbel vouwen en nog eens en nog eens vouwen, om dan ten slotte op de vouwen alle mogelijke stukjes uit te knippen. Als men het dan open vouwde kreeg men allerhande schattige Het volgend garnituur is altijd een wel kom present aan kleine meisjes en voor de groote meisjes erg dankbaar ora te maken. Het is een tamelijk vlot werkje en als groote zus het aan kleine zus of tante- zegstertje als St. Nicolaas-present wil toe zenden, dan is het met wat ijver en goeden wil nog best voor elkaar te krijgen. Ons voorbeeld was gemaakt van1 cellulaine (dat patroontjes. Meestal was het daarmee uit of ook werd nog wel eens het uitgeknipte stukje op een afstekende kleur geplakt Maar dat men op deze manier beeldige patroontjes voor handwerkjes kan verkrij gen, dat hebben 'hoogstwaarschijnlijk vele dames en jonge meisjes nog niet opge merkt. En toch is dit zoo, ziet u maar eens onze teekeningetjes na. 't Worden schablonen, wólke men in iedere gewenschte girootte kan knippen. Men kan op deze mander patroontjes maken voor waschtafel of toi lettafel-kleedjes, kleine sierkleedjes voor onthijt-of etens-tafel, voor 'buffet of thee tafel, een klein kleedje onder het bloemen- vaasje en wat dies meer zij. Grooter dan 30 cM. in doorsnee moeten we ze niet maken, daar ze dan wat „gate- rig" worden óf tenzij- men een ovaal kleedje maakt met b.v. een middenstukje en dan 4 of 6 kleine groepjes er om heen geschikt. Weet u wat er zoo makkelijk van is? Dat zoo'ni ontwernje in- een om mezientje geknipt is en men er desnoods 3 of 4 eerst kam knippen om er dan het aardigste uit te kiezen. Dit is dus heel wat makkelijker dlam ontwerpjes te toe- kenen. De patroontjes zijn het best geschikt om im richelieu of engelsch-borduurwerk uitgevoerd te worden. De buitenrand wordt het aardigst afgewerkt door deze ora te haken. De verschillende figuurtjes van onze teekening geven duidelijk de diverse werkwijzen weer. De knoopjes-steek (die bij fig. 5 aangegeven is) geeft een snoezig effect aan 't kleedje. Men denke er wel aan-: men festonneert eerst de gaatjes en daarna knipt men ze pas uit. Het spreekt vanzelf, (lat men 'het mooiste re sultaat bereikt met wit liandwerklimnen en D.M.O.-garen. is die aardige matjes-stof met wattigen achterkant) en omgefoaakt en geborduurd met lieve afstekende kleuren zijde. Het jurkje en vest kunnen op hetzelfde model geknipt worden, natuurlijk het vest voldoende korter; men moet echter vooral zorgen dat de schouderlijn precies mid den over de schouders loopt. Het omhaken doet men met de vaste steek, daarna haakt men er nog een toertje op van uitsluitend vasten of 1 vaste, 1 Welke zus zal er met zoo'n schattig stel niet ingenomen zijn? Ik ken zelfs zussen van 15 en 17 jaar, die zielsgelukkig waren met zoo'n enkel vest. Corry Brcns. Waarom groet je dien ouden heer zoo beleefd? Omdat ik hem veel verschuldigd ben. Hoezoo? Het is mijn huiseigenaar. losse. De tweede toer natuurlijk van een andere kleur en met een derde kleur zet men schoudertjes en zijnaadjes met een flanelsteek aan elkaar. De bloempjes werkt men met de kettingsteek en het hartje ervan tot een dik mopje. Het koordje, waarmee het jurkje gesloten wordt, is van de drie kleuren gehaakt, waarvan ook de kwastjes gemaakt zijn. dat tante Bert je stil stond en juist daarom trok het Trinetteke's aandacht. „En gevochte heit ie.I mins, mins, ik docht dat ie de kerel dood zou sloan, maar juist was 't op zien ergst, en doar sprong Trinetteke noar veuren en .,trok hem adhteruut. Mins! mins1....!" Geurt's hoofd schudde op beteeken-is- volle wijze. Trinetteke was één en al aandacht. Ze hadden het dus over de vechtpartij. Ze had er tante niets van verteld en dat speet haar nu, want natuurlijk zou ze daar iet-s over moeten hooren. Toen vroeg tante Bertje: „Moar waorum het Mart dan gevochte? Doar is ie toch anders geen kerel veur?" „Waorum? Wel, m'n beste mins, da zei 'k je 's effe vertelle. Bart de Lange, dat is, zooals je weet, die lange slungel, die altied de laokens uutdeelen wil op de „Olmenhoeve", het al lang wat teugen Mart. Hü treitert hem al zoo lang maor Mart wordt niet zoo gauw kwaod. Nou mot -die Bart gemorreke hebbe, dat Mart een oogie op Trinetteke het". „Wat zeg je....?" Tante Bertje keek, alsof ze uit de lucht gevallen was. „Nou mins, dat is toch **een schaonde? Maar af fijn, zooas ik zei, dat het die Bart gemorreke, en nou zed die gisteren iets gemeens over Trinetteke. Mins, het was in een ooeerublifc gebeurd. We wisten niet wat er zoo gauw was. As een dolle stier rende Mart op de Lange af en viel op hem an. Mins, mins, (hij' het hum er duchtig van langs gegeven, dat mot ik zeggen, we waren d'er geen van alle rouwig om, want Bart is een lammeling en hij het z'n ver diende loon". ,,'t Is zonde, 't is zonde.mompelde tante Bert ja Maar Geurt Mep grirmekend weg. Hij vond het schijnbaar niet „zonde". Tegen de deurpost geleund had Trinet teke alles gehoord. Tante Bertje strom pelde naar. binnen en daar brak de bui lós. Stil Met Trinetteke alles over zich heen gaan. Ze reageerde niet op het verwijt van tante Bertje, dat ze „teugeswoordig alles verzweeg". Op heit blank geschuurde koperwerk waaraan ze bezig was, tikten een paar glasheldere tranen, die ze haasig wegveegde met haar schort, want voor geen geld van de wereld wilde ze, dat tante Bertje zou zien dat ze huilde. Onophoudelijk hoorde ze de woorden, die Geurt gezegd had: „Nou mot die Bart gemorreke hebben, dat Mart een oogje het op Trinetteke...." en daarna haar eigen- woorden: „ik haat je, je bent wreed O, o, wat had ze gedaan? Mart had voor haar gevochten en ze begreep nu ten volle waarom hij gezegd had: „Juist jij...." Haat-te ze hem eigenlijk? Had ze hem toen op dót oogenhlik gehaat? Tot nog toe had ze zichzelf wijsgemaakt, dat 'het ge voel dat haar toen beheerschte „haat" was geweest. Nu begon ze de zaken- anders in te zien. Ze begreep* dat het maar een piot- Beste jongens en meisjes. De eerste St. Nicolaas-étalages zijn klaar, ik heb ze gezien en jullie natuur lijk ook, misschien hebben we wel vlak naast elkaar gestaan, met onze neuzen even dicht bij het raam. Wat een massa •leuke dingen zie je dan, hè. Ik weet nog goed, dat ik, toen ik net zoo groot .was als jullie, met één cent alle St. Nicolaas- tafeïs ging bekijken, in de tmeeste win kels kon je tusschen de andere menschen wel meeloopen, 'zonder dat je opgemerkt werd en als ons, ik ging altijd met een of twee broertjes, gevraagd werd, wat of we moesten- hebben, dan vroegen we, of er ook iets voor één cent te koop was en dat gebeurde wél -eens een enkelen keer, maar dan was het ons nooit mooi genoeg en verdwenen we gauw naar buiten om weer een anderen winkel met heerlijk heden te bezien. Ik beschrijf dit nu niet, omdat jullie het ook op die manier zult probeoren, want ik begrijp nu wel, dat het voor de winkeljuffrouwen vervolend was, als er oen paar van die bengels met hun neus vlak op de suikere poppen on chocolade Sinterklazen stonden. Maar ik vertol het alleen maar, omdat je dan weet-, dat ik heel goed begrijp dat het nu voor jullie een heerlfljike tijd is. De groote -men schen' zeggen, een tijid vol romantiek, vraag maar eens aan je vader wat dut beteekent Wat dom van den zetter, hè, dat hij nu vergeten had, om er bij te zetten wat het gevraagde woord moest zijn. Ik heb hem al boos aangekekon, dus jullie behoeft niet meer op hom te mopperen. Het viel «ie erg mee dat er toch ai heel wat op lossingen waren binnengekomen, voordat de krant van Dinsdag verscheen. Ilc zie wel dat jullie niet zoo gauw met je han den in het haar zit, Ik bedoel, dat je hét raadsel even goed kunt oplossen, ook -al staan er niet alle gegevens bij. Nu, maar deze week staan ze goed in de krant, hoor. Waar blijven toch de raakdsels op rijm en de eigengemaakte verhaaltjes? Wachten jullie soms tot St Nicolaas achter den rug is? Nu, dat vind ik goed, maar dan ook weer wat trouwer en beter je best doen,. Is dat afgesproken? Piet Keyzer. Nu schrijf ik jou een briefje, -en j,j hebt mij toch .niet geschreven. M-aar ik heb jou van de weck o-p kantoor ge zien, met een paar lachemd-e jongensoog-en. Ik dacht, ik moet eens gauw kijken, wie dat is en het raadselbriefje, dat neer was gelegd, was van Piet Keyzer. Nu ken ik jou dus, maar ik ben toch bang, als ik je op straat tegen kom en je zegt: „Dag meneer", dat ik dan nog wel denken moet, wie is dat," of je moet lachen, net als Woensdag, d-an herken ik je vast wel. Laten we dat dus 'afspreken, hè? Annie Rits ma. Ik heb het je heele- maal niet kwalijk genomen, Annie, dat je vergeten had', de oplossing van. je eigenge maakt raadsel op te geven en nu je belooft beter op te passen, wel nu denk ik er heele- maal niet meer aan. Het spijt me, dat ik je raadsel niet kan plaatsen. Het spreekwoord is te onbekend voor de vriendjes en vriendinne tjes en dus is het maar beter het niet op te nemen. Maar als je eens een ander hebt, ont vang ik het graag van je. Henk Kil jan. Als moeder zegt: „Naar bed," dan heb jij niet veel meer in tc brengen, Henk, en ga je natuurlijk gauw naar boven. Ik kan me ji'us begrijpen- dat je briefje zoo kort was en had niet anders verwacht. Dag, Henk. Annie v. d'. Brink. Ja, die kiekjes van Zeist vond ik mooi, Annie, en de meeste plekjes kende ik, dat was het aardige er van. Ik kan me begrijpen, dat je het heerlijk vindt in de bosschen, de kaart die ik van de week van je kreeg, vind ik ook mooi, ik ken de „wonderboom" niet, als ik nog eens in Zeist kom, ga ik hem beslist eens opzoeken. Je ziet wel, bij de goede oplossingen, dat jc raadsels goed waren. Tot een volgende week dus. IC 1 a a 9 S t a- d t m a n. Je zult wel gedacht hebben, dat ik je keclcmaal vergeten ben, Klaas, Ik ontdekte van de week je laatste briefje, waarin je me vroeg, wat het Noorder licht was, waar het te zien- is cn wanneer? Die vraag is gemakkelijker gesteld dan be antwoord!, want als ik je nu, aan de hand van een bock, een massa geleerde dingen ga zeg gen over het Poollicht, dan heb je daar toch niet9 aan. Laat ik je dus alleen vertellen dat het Noorderlicht of Poollicht een lichtver schijnsel is, waarvoor je eigenlijk naar de Poolstreken moet, om het in zijn volle pracht waar te nemen. Ook wordt het hier wel eens een enkelen keer gezien, maar dan lang zoo m-ooi niet. In Maart en October treedt het verschijnsel het meest op, meestal 's avonds tusschen 8 en io uur, dus dan lig jij -rustig te alapm Het is heel toevallig als je het waarneemt en ik denk wel dat jij het niet eerder zult zien voordat jc groot bent en op een avond, b.v. buiten de stad of op den dijk loopt tc wandelen cn het dan plotseling aan den horizon ziet. Dat hoop ik maar voor je, want het is wel een bizonderheid als je het waarneemt. Schrijf me eens hoe het met je gaat. Heb je een beetje moed op St. Nicolaas? Kindervriend. selinge angst was geweest voor de brute kracht van den man. Ze 'had Mart nooit anders gezien 'dan uiterst kalm en voor héér steeds buitengewoon» vriendelijk. Door die vechtpartij- bad ze echter „de andere" zijde van den man- leeren kennen. Een» zijde die haar onbekend was en baar daarom zoo'n- angst bad aangejaagd. Dien angst bad ze „haat" genoemd- en door het verkeerde woord te gebruiken- was dit misverstand tusschen haar en1 Mart ont staan. Ze herinnerde zich Mart's wit ge zicht na beur 'harde woorden en ze be greep dat het niet zoo gemakkelijk zou zijn om dat ongedaan te maken. Ze dacht en dacht, totdat haar hoofd er pijn van deed. Den volgenden dag had ze een be sluit genomen. Ze zou gewoon, zooals al tijd, 's avonds naar de Olmenhoeve gaan en dan verder alles aan het toeval over laten. Anders duurde de d'ag altijd zoo vréé- seMjfc lang voordat het acht uur sloeg en zij het begroeide laantje kon uitwandelen. Maar vandaag vloog hij om en op den ge wonen tijd ging ze van huis. Ze „holde" nu niet, zooals anders altijd als ze „den hoek om ging". Ze plukte wel, evenals den vorigen keer. korenbloemen en klaprozen, want* hoewel ■het er niet naar leek, kon het toch zijn dat ze dit keer hun bestemming bereikten. Daar lag de „Olmenhoeve". Ze had -een gevoel of ze iederen harte- klop in haar keel voelde. Ongemerkt sluipt ze naderbij. Daar stond ze een poosje in HOE MIEN OP JANNEMAN PASTE. Och, och, wat had Moeder het druk. Anna, het dionstmoisje was een beetje ziek en moest in bed blijven, zoodat Moe der alles alleen moest doen en boven dien nog een zieke verzorgen. Anna zei wel: „Och, mevrouw, laat- u mij maar liggen. Ik hoef heusoh niks te hebben en het zal wel weer gauw beter zijn, maar Moeder zelf wist veel te goed, hoe prettig het is een» beetjo verwond te worden, als jo ziek bent en dus bracht ze Anna tel kens eens wat lekkers. Maar nu was liet toch wel wat erg -lastig voor Moeder, want ze moest imet Frans tweemaal In de week Woensdags- en Zaterdagsmid dags naar het ziekenhuis, waar Frans behandeld werd. Mien en Janncmun mee nemen1, dót ging niet, en ze thuis laten, dat durfde Moeder niet goed. Maar Mien, alsof ze Moedors gedachte raadde, zei aan do koffietafel: „U moet straks met Frans moe, ho Moeder. Dan zal ik wel op Janneman passen en thee zetten en Anna een kopje -brengen. Mag dat Moe der?" ,JDen.k jc, dat het gaan zal?" vroeg Moeder wat weifelend. Mien was ook nog maar tien jaar. „Ja, best Moeder. Janneman speelt graag met mij en zóó lang blijft u ook nooit weg. Kijk Jan, zullen we samen een kasteel bouwen. Dan lees ik je straks een verhaal voor over de prinses, die or in woont." „Ja1, ja, bouwen-. Haal tellen!" riep de driejarige Janneman en ijverig begon Mien dé blokken te voorschijn te halen. Toen het spel in volle gang was ver dween Moeder met Frans. Na een kwartiertje stond er werkelijk een prachtig kasteel. Mien zette er een mooi klein popje in en zei: „Dit is nu de prinses en hier in „Zonneschijn" staat een verhaal over haar. Kom maar dicht bij me zitten, dan zal ik het voorlezen!" Mien las en Janneman zat mot open mondje te luisteren, doch daar hij niet veel van het vorliaal begreep, wipte hij na een poosje van zijn stoeltje af, om an dere bezigheid' te zoeken. Hij haalde (1e prinses uit het kasteel, legde haar in een auto en reed» haar rond in de speelkamer. Bij de gangdeur gekomen, zei hij: „Kom prinses, je mag uit met Janneman." De prinses glimlachte vriendelijk, doch gaf geen antwoord en Janneman reed haar over dc drempel en door de gang naar de keukendeur. De buitendeur kon hij gemakkelijk open doen en even later liep Janneman zonder jas of muts in den tuin te wandelen met de prinses in do auto. Toen hij bij do tuinpoort Jcwuim zei hij: „We gaan op straat prinses!" En haar hoekje stil om al haar moed) bij elkaar te hebben als het moeilijke oogenhlik daar was. Evenals altijd zat Mart op de bank voor het 'huis. Z'n' gezicht leek uit marmer gehouwen* Hij stopte zijn pijp cn ze zag dat zijn han den trilden. Niets had haar meer pijn kunnjen doen dan dit. Haar sterke, kern gezonde Mart met z'n levensblijde natuur zóó te zien. Nü pas besefte ze wat haar woorden voor hem geweest waren. Geruiscihloos sloop ze achter hem. „Mart1" Als door den bliksem getroffen- sprong hii op. Geen geluid kwam over z'n lippen. Toen keerde hii zich om om weg te gaan. „O, Mart.... Mart!" Het klonk izoo smeekenid, dat het hem ondanks z'n' voornemen niet naar haar te luisteren onmogelijk was heen te gaan. Zwijgend zette hij, zich weder op de bank. Waarom zei hij- niets? Waarom maakte •hij 't baar zoo moeilijk? Hij scheen te wachten, tot ze iets zou zeggen. JVIart.... ik weet nu waarom je vocht en.... enhet spijt me zoo, dat ik zulke leelijke dingen tegen je gezegd heb .enne. Wat moest zo nog meer zeggen? Was het niet genoeg? Mart's gezicht bleef pre cies hetzelfde. Ze vocht tegen haar tranen. „En Mart, ik 'haat je niet, maar1" even later stond Janneman met rijn prin ses op straat. Juist eindigde Mientje het verhaal uit Zonneschijn en met een „Mooi, toe Janneman!" stond ze op en 'miste haar broertje. „He, wat gek, ik heb er niets van gé- merkt, dat hij opstond," zei ze bij zich zelf. „Waar zou die rakker zich verstopt hebben. Piep eens Janneman!" Maar Janneman pièpte niet. Hij wan delde al verder cn verder, -terwijl Mientje het heele huis afzocht en eindelijk de open keukendeur zag en dc open tuin poort. Toen» begrwp ze onmiddellijk waar Janneman kon wezen- en doodetijk ont steld Liep ze de straat op, keek links en rechts en ontdekte in die verte een klein figuurtje. Juist vóór Janneman de drukke hoofdstraat wilde oversteken, had Mientje hem bereikt. Janneman had eerst niets geen zin om mee te gaan, maar toen Mien beloofde, dat hij straks een kopje thee kreeg en een chocolaadje er bij uit Miens verjaardagdoos nu toen liet Jantje zich overhalen, om mee terug te gaan. Toen Mien en Janneman weer tnuis waren, deed de eerste zorgvuldig de keukendeur op dc knip en zette theewater o-p. Ze speelde nog wat iniet Jan, zette thee en schonk drie kopjes in, toen die getrokken was. Ken bracht ze boven bij Anna, waarna ze er Janneman een guf met veel suiker en veel melk en een chocolaadje ér naast. Jan zat nog. te genieten van do heerlijke tractatie toen Moeder met Fransje terug kwaim. Moedor keek Mien dankbaar aan cn zei: „Knappe meid, hoor. Ik zie, dat je prachtig opgepast hebt!" Maar Mien kroeg een hevige kleur en vertelde eerlijk, wat er gebeurd was, toen zij zoo aandachtig had zitten- voorlezen, dat ze niet moer op Janneman had gelet. Moeder schrok erg, toen ze hoorde, aan welk gevaar haar kleine Jongen ont snapt was en ze was later erg blij, toen Jan alleen rnanr een klein beetjo verkou don werd door de wandeling zonder jaa of tmut*. RAADSELS. Op lossta gen der rorlge raadsels. L Na regen komt zonneschijn. Hooge hoornen vangen veel wind. II. F arm W e e s p Hond rik W i 1 h e 1 m u s Oo ste rwol do Frederiksoord Wasch kete l u Giet «oh ér Gr o o t m a Hoort» U r k d Goede oplossingen van belde raadsels ontvangen van: 11. A., B. B„ M. B„ A. v. d. B. (Zeist), M. do B., J. B., M. G. D„ M. G., N. G„ H. Kr.. K. K., H. K„ J. E. K„ P. K„ S. K„ O. v. d. L„ A. R„ D. en M. S„ D. S„ S. T„ M. T„ W. V., G. V., J. en P. W„ J. W„ B. Z. Zelfgemaakte raadsels ontvangen van: Melndert de B. en Beppy Z. Nieuwe raadsels. I. Welke vogelnamen leest ge hier? bojorsoetdr hgaleacnta kwelrleue tkiekwrejninon n. Welk spreekwoord staat hier? ..r...e rg (Ingez. door Corrie V. Do hand die moeilijk geeft, vindt ook moeilijk den weg tot het hart. Hij keek haar aan. „Maar?" vroeg hii. Een gloeiend rood overbloosde 'haar gezichtje. Ze kón toch niet zeggen: „Maar ik heb je zoo lief". In dit criticke moment bedacht ze iets, wat alleen een vrouw had kunnen be denken. Ze zocht de grootste mooiste klaproos uit dien bos diien ze nog steeds in' haar arm hield en ging vlak bij 'hem staan. Toen zei ze: „Weet je, wat deze kleur beteekent?" I Nu was het Mart's beurt om verlegen te zijn. j „Weet je het,?" drong ze aan, j „ik geloof van wel", zea hij ontwijkend. „Nou hoe dan?" „Liefde I „Ja Mart, enmeo wil je me niet be grijpen,?" Ze stampte met haar voet op den1 grond. Toen pakte 'hü haar bij de polsen en trok haar langzaam naar zich toe. „Trinetteke, bedoel je dat' je van me houdt? Bedoel je dót?" Met neergeslagen oogen sitond ze voor hem. „Ja, Mart". Het klonk heel zacht, maar Mart had het verstaan. „O, Trinetteke,jftl" Toen sloot hij haar in» z'n armen en haar gezichtje naar het zijne heffend kuste hij haar. Joh. Q.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1930 | | pagina 12