HELDERSCHE COURANT VAN DONDERDAG 4 DECEMBER 1930. Tw..d„ blo.
Iii—1^—
ZIE DE MAAN
Variatie voor groote menschen.
Zie. de maan schijnt door de boomen.
makkers staakt uw wild geraas!
Laat in China 't bloed niet stroomen.
Hitier. stop je wild gedaas.
Want. bij het kloppen van mijn hart.
strakjes krijg je nog de gard.
Zie. de maan schijnt door de boomen
en het is een móóie maan.
maar 't is nu geen tijd voor droomen
waar zoovelen werkloos staan,
koud en stug op elke hoek,
zonder marsepein en koek!
Zie. de maan schijnt door de boomen
trekt zich van censuur niets aan.
moet niet voor de heeren komen,
krijgt nooit 'es 'n streng vermaan,
zooals op ons aarde-part.
waar verdeeld wordt koek en gard.
Zie. de maan schijnt door de boomen
en ook op de Zuiderzee:
straks zal er geen water stroomen
en geen schuit ligt er meer ree.
Voor de visschers bitter hard.
geef hun enkel koek. géén gard!
Zie. de maan schijnt door de boomen
en door al het kaal getakt
Zorg. dat nooit ons wordt ontnomen
wat ons leert het Kellogg-pact,
Grift het in elk menschen hart
Spaar ons toch de oorlogs- gard
BEN St. NICOLAAS-VERRASSING
(Een stille onaanzienlijice straat in
een buitenwijk der groote stad. Een
zeer bescheiden benedenhuisje, een
even bescheiden zitkamer, netjes maar
goedkoop gemeubeld en dat waar
schijnlijk op afbetaling. De gordijnen
zijn gezellig dichtgeschoven, het thee
lichtje brandt, het potkacheltje staat
verdienstelijk rood. Aan de ronde tafel
onder het schijnsel van de lamp zit een
jonge blonde vrouw te lezen Af en toe
kijkt ze ongeduldig naar de klok op
den schoorsteenmantel. Het is pakjes
avond vóór Sinterklaas. Plotseling
klinkt buiten 'n vlugge stap. Het ge
zicht van de vrouw verheldert. In den
gang is eenig beweeg en dan gaat de
-leur open en een jonge man komt bin
nen. 'n jonge man in een colbertje, dat
betere dagen heeft gekend maar met
•en tevreden glimlach op s'n gezicht.)
'ij t(verheugd):... ben Je daar einde
lijk Frits...I
'lij ...ja liefste... op kantoor houden
ze met Sint Nicolaas geen reke
ning... wat er ook gebeurt... tot
zes uur op je kruk... en daarmee
basta... die twee ouwe dorre fir
manten zijn allebei vrijgezel... die
weten waarschijnlijk niet eens...
dat vanavond 'n andere avond is
als anders... laat staan... dat ze
ons vrijaf zouden geven... om nie..
te spreken van 'n Sinterklaas-ca
deau... (norsch)... dat zou ik
trouwens niet eens van ze willen
hebben die beroerde ouwe schra
pers...
Zij (sussend): ...kom nu jongen...
geen muizenissen... vertel liever
's... wat je daarna zoo lang hebt
gedaan... 't is bijna half acht...
Hij (geheimzinnig): ...ik heb Sinter
klaas gesproken... kwam 'm tegen
in de Prinsestraat...
Zij (verschrikt) ...wat... Frits... heb
je nu tóch... en ik heb je nog wel
zoo gezegd... dat ik niets hebben
wou... van den Sint... we kunnen
't immers niet missen., geen gul
den... geen kwartje...
Hij (luchtig): ...ach wat liefste... be
gin jij nu ook niet met muizenis
sen... (hij trekt z'n stoel naast de
hare en slaat zijn arm om haar
TOCH NOG SINT-NICOLAAS!
Piet, Karei en Jan liepen na school
tijd met z'n drieën naar huis.
Dat deden ze altijd, omdat ze denzelf
den kant uit moesten. Piet nam altijd
't eerst afscheid hij woonde 't
dichtst bij. Karei en Jan iiepen dan sa
men een paar straten verder tot aan 't
huis van Karei.
Van daar af moest jan alleen loo-
pen. maar dat gaf niet. want 't was
maar een klein eindje.
Sommige jongens wilden niet graag
met Jan loopen, omdat hij er niet zoo
netjes uitzag hij woonde op een
hofje, zijn ouders waren arm en kon
den hem niet zulke mooie kleeren ge
ven als ze wel wilden. Maar Piet en
Karei waren niet zoo vervelend en on
aardig. Ze mochten Jan wét graag, en
als een van de andere jongens hun
vriend te na kwam, kon hij op een
goed pak slaag rekenen.
Dien middag liepen Piet en Karei
druk over St. Nicolaas te praten. Jan
zweeg. Wat moest hij zeggen? Hij zou
wel niets krijgen. Hij werd zelfs een
beetje bedroefd, als hij hoorde, wat
zijn vrienden van St. Nicolaas ver
wachtten.
„Weet je wat ik vraag?" zei Piet.
„Ik wil zoo'n schip hebben als jij ver
leden jaar gekregen hebt. Maar 'k weet
niet. of ik het krijg! Moe is bang. dat
ik in 't water zal vallen, wanneer ik
het in de vliet laat varen!"
„Daar hoeft ze niet bang voor te we
zen!" lachte Karei. „Jó, weet je nog wel
hoe fijn we er eer-verleden week mee
gespeeld hebben?"
Óf Piet zich dat herinnerdel „Kreeg
ik er maar een," dacht hij.
Jan zei niets. Hij wou minstens zoo
graag een schip hebben als Piet, maar
hij wist. dat hij er niet eens om hoefde
te vraoen, 1
„Zal ik Je eens zeggen, wat ik
vraag?" zei Karei: „Zoo'n stoommachi
ne als Jij 't vorige jaar gekreaen hebt.
Dót is nog es een fijn cadeau! Rrrrl...
wat gaat die van Jou lekker als hij op
volle stoom staat! Maar daar wil m ij n
moeder weer niks van weten; ze zegt.
dat het veel te aevaarlijk is met dat
heete water. Ik m a g er wel een. zie je.
maar of ik 'em krijgen zal, dót moet ik
afwachten!"
,,'t Is al gauw Sinterklaas, hè? Over
morgen!" zei Jan, om toch ook wat te
zeggen, en om maar niet te veel aan
een stoommachine te denken.
„Nou, fijn!" zeiden zijn vrienden.
Piet was bij zijn huis gekomen, en
spoedig nam ook Karei afscheid. Jan
lien alleen naar huis. Hij was somber
gestemd. Hij vond 't prettig, dat zijn
vrienden zooveel moois konden krij-
oen. maar voor zichzelf zon hij blij zijn
als het Sinterklaasfeest maar weer goed
en wel achter den rug was!
Piet had onderweg een aardig plan
opgevat. „Wie weet, dacht hij.
krijgt Karei zijn stoommachine niet
eens en hij wil er toch zoo graag een
ebben! Ik zal eens kijker wat ik doen
al. Misschien zet ik de mijnwel stie-
t»«pr! zUn deur. bel hard aan. en
loop dadeliik weg. Wat zal hij in zijn
schik zijn. als hij de stoommachine
ziet!"
Maar Karei had óók een plan. „Op
Sinterklaasavond wilde hij op dezelfde
manier zijn schip haar Piet brengen.
Hij lachte in zichzelf als hij er aan
dacht, hoe verbaasd en blij Piet dan
zou wezen!
Om Jan dachten ze geen van beiden.
Ze waren zoo met hun plannen en ver
wachtingen vervuld, dat ze voor iets
anders geen gedachten hadden. Als
fan maar iets gezegd had. dan hadden
ze zeker wel om hem ook gedacht.
Maar het was Jan onmogelijk ge
weest. hen te vertellen d"«t hij eigenlijk
niets voor zijn St. Nicolaas verwacht
te! Hij verborg zijn verdriet zoo goed
als hij kon. en hij was 't ook niet
gewénd, met Sinterklaas wat te krij-
aenl
Karei stootte hem aan, maar te laat.
De vraag was al gedaan.
Piet schrok. Hoe had hij dat kunnen
vergeten. Jan was immers arm! Wie
weet, hoe klein zijn Sintnicolaascadeau-
tje was. Misschien vond hij 't niet eens
prettig, om het te vertellen.
Jan weifelde even. „Ik heb niets ge
kregen." zei hij. „Mijn vader is al zoo
lang ziek."
Op school kreeg Piet een briefje van
Karei. Hij kreek, of de* meester iets zag
Nee. die stond op 't bord een schrijf
voorbeeld ti?; schrijven.
Haastig firommelde hij het papiertje
open. en las:
„Vanavond schip en stoommachine
naar Jan brengen. Goed?"
Piet wer d warm om zijn hart. Dat
zelfde had hij ook al gedacht. Met zijn
Toen Piet een Karei elkaar den mor
gen nó St. Nicolaasavond voor school
ontmoetten, schudden ze e'kaar harte
lijk de hand.
„Dank je wel voor het schip!"
„Dank je wel voor de stoommachi
nel" klonk het.
„Maar moet je hooren!" zei Piet,
„nu heb ik twee schepen! Ik had er al
een gekregen, toen de jouwe kwam,
en
Maar Karei liet hem niet uitpraten.
„En ik heb twee stoommachines! Ik
had juist de mijne uitgepakt, toen jij de
jouwe bracht!"
Eerst keken de jongens elkaar ver
baasd aan. maar toen barstten ze in
lachen uit. Nee maar. die was goed!
Nu hadden ze allebei ineens dubbel,
waar ze dagen lang naar verlangd
hadden!
Daar kwam Jan aan. Dadelijk ver
telden ze hem de grappige gebeurtenis.
Ook Jan moest er om lachen. „Dan
hadden jullie elkaar even goed niets
kunnen geven!" zei hij. „Enfin, als jul
He elkaar ieder zijn cadeau weer terug
geeft. kunnen jullie samen met de sche
pen en stoommachines spelen!"
„En wat heb jij gekregen?" vroeg
Piet zonder erg.
oogen zocht hij Karei, die naar hem za'
te kijken.
„Jal" knikte hij. en wees met zijn
vinger n&.ar den rug van den niets ver-
moedend'en Jan.
De meester keerde zich plotseling
om.
„Piet Verschuren, heb Jij Sinterklaas
nog in Je hoofd? Doorwerken, hoor!"
Piet ten Karei bogen hun hoofden
diep over hun schrift, en schreven zoo
ijverig, ah ze nog nooit van hun leven
geschreven hadden!
Twee: jongens, ieder met een pak
onder d en arm. gingen dien avond naar
het hofjie, waar Jan woonde. Er was
geen bel naast de deur.
Ze v/isten niets beters te doen, dan
hun pa kjes neer te zetten, de deur op
een kinr te openen, en hard: „Janl"
naar binnen te schreeuwen. Tegelijk
liepen ze hard weg. 't Was gelukkig
tamelijk, donker op 't hofje.
„Zie zoo!" zei Piet, „nu heeft hij
ook wiat. Hij zal wel blij wezen, denk
je niet!'"
„En of!" zei Karei. „Maar weet Je.
eigenlijk hadden we al veel eerder om
Tan moeten denken!"
P. VAN RENSSEN.
heen)... weet je wat de heilige
man me vroeg?...
Zij (glimlachend): ...vertel 's...
Hij ...of 't heusch waar was... dat ik
zoo'n lief vrouwtje haddie
nooit aan zich zelf dentt... die van
den morgen tot den avond ploe
tert om rond te komen... die nooit
's 'n pretje heeft... of een van die
mooie dingen... waar ze zoo veel
van houdt...
Zij (kwasi booSV ...och malle jon
gen... houdt toch op...
Hij :e (legt zijn hand op haar mond)
en die toch altijd tevreden is...
en zoo'n lieve kameraad voor haar
man... heusch Toosje... dat vroeg
de Sint me allemaal... en ik heb
natuurlijk gezegd... dat ie niets te
veel had gehóórd... dat je dat al
lemaal was... en nog veel meer...
en toen zijn we samen 's even
rond geweest om voor dat schat
tige vrouwtje wat uit te zoeken...
iets waarnaar ze altijd erg had
verlangd...
Zij: ...maar Frits... (aarzelend)... je
...de Sint heeft toch niet iets
duurs voor me gekocht... we kun
nen toch niets missen.,.
Hij: (afwerend): ...laat dat nu maar
aan den Sint over... die man is
oud en wijs genoeg om zich niet
in schulden te steken... (hij staat
op. verdwijnt voor eenige oogen-
blikken in den gang en komt te
rug met 'n pakje)... hier liefste...
rnet heel veel liefs van Sinter
klaas...
Zij(geeft hem een zoen en begint
(dan het pakje los te maken)...
oh wat keurig verpakt... als 't nu
heusch maar niet te veel is
haar nieuwsgierigheid en haar
blijdschap krijgen de overhand)...
nog meer vloeipapier't voelt
hard aan... 't lijkt wel... ('t laat
ste papier is afgewikkeld en zij
houdt sprakeloos 't geschenk in
'naar hand: 'n antiek zilveren poe
derdoos; zij slaakt een zwakken
kreet en verbleekt).
Hij (zonder haar ontroering te be
merken):... vindt je ze niet mooi...
eindelijk is je stel nu compleet...
de borstel en de kam en de spie
gel die tante Sophie je heeft na
gelaten... en nu eindelijk de poe
(Zie vervolg 2e pagina.)
PBTERTJB'i droom,
Moeder had verteld van «Tonden*
Goeden, witgebaarden Sint
Die, elk jaar wéér, in ons land koml
En zijn rondetocht begint
Hoe die tocht dan gaat door straten
En door stegen niet alleen.
Maar ook, als de Sint eens zin heelt
Over hooge daken heen.
Petertje had goed geluisterd.
Naar 't verhaal, dat moeder deed*
Maar hij kon haast niet gelooven.
Dat Sint over daken reed.
En toen hij naar bed gebracht was.
(Veel te vroeg nog naar zijn zin!)
Begon Petertje te peinzen.
Even maar, toe&.~... sliep hij iXt
'n Luid geraas maakte hem wakker.
Petertje sprong gauw uit bed.
Wat was dat. vlug naar het raam toe.
't Was met ijsbloemen bezet
Maar geen nood. daar wist hij raad op.
En zijn kleine, warme hand.
Maakte een prachtig, mooi-rond kijkgat
Peter keek. keek nog eens. want;
't Was een vreemd, wonderlijk
sprookje,
Dat hij voor zich kreeg te zien.
Dwars door 'n dikke, witte wolk
Kwam een groote Zeppelin,
Zilvergrijs zweefde die blinkend
Door de witte winterlucht,
Kwam vol vaart op... Peter's huis al,
Met een ratelend schroefgerucht
En... wie zat daar In den i
Rustig, waardig en de bóós?
Peter keek en, Ja. het was zoo.
D'oude, grijze Sinterklaas.
Vriendelijk keek hij naar beneden
En zijn baard woei in den wind.
't Leek wel vreemd, maar t leed
geen twijfel,
Of het was de trouwe Sint
In een tweede luchtschipgondel
Stond een trouwe kameraad.
Bles, de fiere, slanke schimmel.
Die steeds mee naar Holland gaat.
En heel boven op 't gevaarte
Danste en juichte Zwarte Piet
En zong, pepernoten strooiend,
't Een of andere Spaaaache lied.
Met een reuzenvaart kwam 't
luchtschip
Naar de plaats, waar Peter stond.
Hij wil gillen, luidkeels schreeuwen.
Geen geluid kwam uit zijn mond,
'n Smak en Petertje ontwaakte.
Keek en keek; hij was gered
Van het luchtschip was niets over
En hij zelf lag... kalm in bed.
De ijsbloemen op de ramen.
Waren ook niet meer te zien,
Toch dacht Petertje nog lang aan
Sinterklaas en Zeppelin.
Later vond hij in zijn schoen een
Stevig marsepeinen beest
Met of zonder ZeppeHn, maar
Sinterklaas was toch geweest!